Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 12 maart 2002
gepubliceerd op 16 april 2002

Omzendbrief OOP 35 betreffende het vervolgingsbeleid inzake voetbalaangelegenheden

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2002000279
pub.
16/04/2002
prom.
12/03/2002
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN


12 MAART 2002. - Omzendbrief OOP 35 betreffende het vervolgingsbeleid inzake voetbalaangelegenheden


Aan de Dames en Heren Provinciegouverneurs, Ter kennisgeving aan de Dames en Heren Burgemeesters en Arrondissementscommissarissen.

Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Inleiding Het voetbalbeleid dat reeds enige tijd wordt gevoerd heeft als doel opnieuw een gezellige sfeer, zonder agressiviteit, te bekomen in de stadions. De wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden hierna genoemd voetbalwet vormt één van de grondprincipes van dit beleid.

Drie jaar toepassing van de voetbalwet en de administratieve procedure die wordt ingesteld jegens zowel de supporters als de organisatoren van voetbalwedstrijden, heeft toegelaten een reeks gebreken onder de aandacht te brengen met betrekking tot de manier waarop die wet door de verschillende betrokkenen wordt toegepast.

Deze omzendbrief wil de betrokken diensten op deze gebreken wijzen, teneinde de administratieve vervolgingen, die voortvloeien uit bepaalde feiten die werden gepleegd in de voetbalstadions, doeltreffender te maken.

Deze omzendbrief zal eveneens de nadruk leggen op het vervolgingsbeleid dat moet worden gevolgd in geval van vaststelling van feiten omschreven in de voetbalwet.

I. Vervolgingsbeleid Naast hun opdrachten van openbare ordehandhaving is het uiterst belangrijk dat de politiediensten, wanneer dat opportuun lijkt in het kader van de openbare orde, zich toeleggen op het opsporen en vaststellen van administratieve inbreuken. Met het oog op eventuele vervolgingen is het de taak van de politiediensten om op een actieve en doeltreffende manier de inbreuken die werden gepleegd op te sporen en vast te stellen, door de bewijzen te verzamelen, de daders aan te houden en hen voor de administratieve overheden te brengen.

Hier dient te worden opgemerkt dat in bepaalde gevallen de aanhouding van de daders een te groot risico inhoudt ten opzichte van de handhaving van de openbare orde. De bevoegde politiedienst kan dan een proces-verbaal opmaken zonder daarom over te gaan tot de aanhouding van de betrokkene. Deze laatste kan later door de lokale politie worden opgeroepen om te worden verhoord.

Momenteel blijkt dat talrijke inbreuken die gepleegd werden in de stadions, niet - of niet voldoende - door de bevoegde politiediensten werden vastgesteld waardoor de supporter een straffeloosheidgevoel krijgt. Bij afwezigheid van een proces-verbaal kunnen de administratieve overheden vervolgingen inzetten.

II. Politie-aanpak Het is uiterst belangrijk, niet alleen voor de supporters, maar ook met het oog op het verzekeren van een doeltreffend ordehandhavingsbeleid over het gehele grondgebied, dat de politieoverheden voor een coherente aanpak van de voetbalproblematiek opteren.

De tussenkomsten van de ordediensten moeten bijgevolg op alle plaatsen hetzelfde zijn en de supporters, tot welke club zij ook behoren, moeten op vergelijkbare manier worden behandeld.

De diensten die verantwoordelijk zijn voor de ordehandhaving tijdens voetbalwedstrijden worden dan ook aangeraden een proces-verbaal op te maken van zodra er een feit wordt vastgesteld dat onder de voetbalwet valt, en dit zowel voor feiten gepleegd door een supporter van de thuisploeg als voor feiten gepleegd door een supporter van de bezoekende ploeg.

Ter herinnering, de administratiefrechtelijke sanctioneerbare feiten zijn de volgende : - het zonder gerechtvaardigde reden één of meer voorwerpen gooien of schieten van of naar het speelveld of de zone die het speelveld omringt, daaronder begrepen de tribunes (art. 20); - het stadion onrechtmatig betreden (art. 21); - zich zonder gerechtvaardigde reden in een zone van het stadion bevinden zonder in het bezit te zijn van een geldig toegangsbewijs (art. 22); - alleen of in groep, door zijn gedrag het verloop van een voetbalwedstrijd verstoren door het aanzetten tot slagen en verwondingen, haat of woede ten opzichte van een of meer personen die zich in het stadion bevinden (art. 23).

Er moet hier bijzondere aandacht worden besteed aan het bengaals vuur.

Dit soort vuur kan vanuit de tribunes naar het speelveld worden geworpen. Gelet op het gevaarlijke karakter van dergelijke praktijken is het wenselijk dat alle politiediensten een ondubbelzinnige houding aannemen en zonder uitzondering een proces-verbaal opmaken voor het gebruik van dergelijk vuur.

Het proces-verbaal kan worden opgemaakt hetzij op basis van het artikel 20 als het vuur wordt geworpen, hetzij op basis van het artikel 23 als het aansteken van die vuren kan worden beschouwd als het aanzetten tot slagen en verwondingen, haat of woede ten opzichte van een of meerdere personen die zich in het stadion bevinden. De voetbalclub kan eveneens het voorwerp uitmaken van een proces-verbaal als in het reglement van inwendige orde is voorzien dat er geen Bengaals vuur of vuurwerk in het stadion mag worden gebracht (zie artikel 10, 3° van de wet van 21 december 1998).

III. Procedureproblemen A. Het proces-verbaal tot vaststelling Het proces-verbaal is een determinerend element op basis waarvan de administratieve procedures worden ingeleid. Er moet dus bijzondere aandacht aan worden besteed. a. Snelheid bij het overmaken De administratieve procedure jegens zowel de organisatoren als de supporters verjaart, krachtens het artikel 32 van de bovengenoemde wet van 21 december 1998, na het verstrijken van een termijn van 6 maanden, te rekenen van de dag waarop de feiten werden gepleegd. Deze termijn van 6 maanden is dikwijls nodig om een volledig dossier samen te stellen op basis van het welke een gemotiveerde beslissing kan worden genomen.

Het is niet uitzonderlijk dat gedurende die termijn volgende stappen moeten worden uitgevoerd : - vraag om bijkomende inlichtingen aan de vaststellende politiedienst; - het opsturen van die bijkomende inlichtingen aan de betrokkene waarbij deze laatste de mogelijkheid wordt geboden om binnen een bepaald aantal dagen te reageren om zijn opmerkingen te doen gelden.

Deze stap is noodzakelijk gelet op het feit dat de rechten van de verdediging moeten worden gerespecteerd; - vraag om de videocassette over te maken waarop de feiten geregistreerd zijn, de verzending en het bekijken ervan door de bevoegde ambtenaar; - verhoor van de geverbaliseerde, als hij dit wenst, overeenkomstig het artikel 26 van de bovengenoemde wet van 21 december 1998;...

De processen-verbaal moeten bijgevolg zo spoedig mogelijk aan de Algemene Rijkspolitie worden overgemaakt, en dit zelfs al moeten de bijkomende taken, zoals het verhoor van de betrokkene, nog worden uitgevoerd. Dit kan ons na de uitvoering ervan worden overgemaakt. b. Inhoud 1.Lokalisering van het feit 1.1. Het proces-verbaal dat aan de Algemene Rijkspolitie en aan de procureur des Konings werd overgemaakt moet eerst en vooral op een duidelijke en nauwkeurige wijze de plaats vermelden waar de feiten werden gepleegd en meer bepaald of die binnen of buiten het stadion werden gepleegd. Deze precisering is uiterst belangrijk aangezien alleen de feiten die binnen het stadion worden gepleegd het voorwerp kunnen uitmaken van administratieve sancties. Ter herinnering, het stadion wordt afgebakend door een buitenomheining die de perimeter ervan definieert.

De feiten bedoeld in de artikelen 20 tot 22 van de wet zijn slechts sanctioneerbaar als zij binnen het stadion worden gepleegd. De feiten bedoeld in artikel 23 zijn sanctioneerbaar wanneer er aanzetting plaatsvond tot slagen en verwondingen, haat of woede ten opzichte van een of meer personen die zich in het stadion bevonden. 1.2. Eens vastgesteld dat de feiten onder de toepassing vallen van de wet van 21 december 1998 ratione loci (cfr. punt 1.1.), moet het proces-verbaal duidelijk de plaats vermelden waar de feiten in het stadion werden gepleegd.

Deze precisering is bijzonder belangrijk in het kader van het artikel 22. Dit artikel sanctioneert enerzijds het feit om zich in bepaalde zones van het stadion te bevinden zonder in het bezit te zijn van een geldig toegangsbewijs voor deze zone en anderzijds het feit om zich in plaatsen te bevinden die niet toegankelijk zijn voor het publiek. Wanneer iemand zich bijvoorbeeld in een zone van het stadion bevindt zonder in het bezit te zijn van een geldig toegangsbewijs voor deze zone, moet het proces-verbaal niet alleen de zone van het stadion vermelden waarin men de betrokkene heeft aangetroffen (bijvoorbeeld, een bar bestemd voor die supporters of het blok X) maar eveneens de redenen waarom hij er zich niet mocht bevinden (het ging bijvoorbeeld over een supporter van de bezoekende ploeg terwijl de bar slechts toegankelijk was voor de supporters van de thuisploeg of het stadion was reeds geëvacueerd en de supporter had dus geen enkele reden meer om daar te blijven). 2. Specificatie van de feiten Wanneer de door de Koning aangewezen ambtenaar de administratieve procedure opstart krachtens het artikel 26 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, beschikt de ambtenaar slechts over het proces-verbaal dat door de vaststellende politiedienst werd overgemaakt. Een afschrift van dat proces-verbaal wordt door de Algemene Rijkspolitie overgemaakt aan de geverbaliseerde zodat deze laatste zijn verweermiddelen met betrekking tot de inhoud kan doen gelden.

De vaststellende agent moet dus bijzondere aandacht schenken aan de opmaak van dat document, een opmaak die immers bepalend is voor het vervolg van de procedure.

Als het proces-verbaal te onvolledig is wat de opmaak betreft is de ambtenaar, belast met het voeren van de administratieve procedure, verplicht om talrijke bijkomende stappen uit te voeren teneinde de inlichtingen te bekomen die hij nodig acht om een gemotiveerde beslissing te kunnen nemen. Die stappen vormen zowel voor de vaststellende dienst als voor de betrokken ambtenaar een aanzienlijke investering in tijd en energie die zoveel mogelijk moet worden vermeden.

Denken wij hier aan het punt 3.3 van de omzendbrief OOP 28 van 4 mei 1999 aangaande de uitvoering van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, waarin de punten worden vermeld die een proces-verbaal moet bevatten.

Naast de elementen die in dit punt worden opgenoemd, wijst de praktijk uit dat het belangrijk is om ook andere inlichtingen in het proces-verbaal, of in een navolgend proces-verbaal indien er enige tijd nodig is om die informatie te verzamelen, te vermelden zoals : - de precieze plaats waar de persoon zich in het stadion bevond op het moment dat de feiten werden gepleegd (cfr. punt 1); - de nauwkeurige opeenvolging van de ten laste gelegde feiten; - het juiste moment waarop de feiten werden gepleegd; - de verschillende personen die bij de feiten betrokken waren en de rol die elk van hen heeft gespeeld; - het feit of de betrokkene al dan niet een gewone voetbalsupporter is of deel uitmaakt van een harde kern; - de manier waarop de betrokkene geïdentificeerd kon worden. Het proces-verbaal moet hier vermelden of de betrokkene geïdentificeerd kon worden door een politieman die in het stadion aanwezig was voor een interventie of dat hij geïdentificeerd werd door middel van een camera. Die informatie blijkt bijzonder nuttig te zijn wanneer de betrokkene niet kon worden geïntercepteerd. Als de betrokkene geïdentificeerd werd door een in het stadion aanwezige agent, is het nuttig te vermelden of het gaat om de vaststellende agent of dat deze laatste indirect op de hoogte werd gebracht van de feiten; - als de betrokkene niet kon worden geïntercepteerd, de redenen waarom de voor de ordehandhaving verantwoordelijke dienst hier niet is toe overgegaan; - de aanwezigheid van een video-opname van de feiten. Het proces-verbaal moet het bestaan vermelden van de videocassette alsook het juiste moment van de scène waarin de feiten worden weergegeven (cfr. infra wat de problematiek betreft van de videocassette). Dit punt is essentieel want het bewijs van de gepleegde inbreuken wordt heel dikwijls door de videobeelden geleverd. c. Bewijskracht Overeenkomstig de principes betreffende de bewijskracht van de door de politiediensten opgestelde processen-verbaal, hebben de in de processen-verbaal opgenomen vaststellingen, opgesteld op basis van de bovengenoemde wet van 21 december 1998, slechts de waarde van loutere inlichtingen, aangezien de wet van 21 december 1998 geen bijzondere bewijskracht toekent aan die processen-verbaal.d. Eenheid van het proces-verbaal De aandacht van de politiediensten dient te worden gevestigd op de praktijk die bestaat uit het opmaken, voor dezelfde feiten, van twee verschillende originele processen-verbaal, één voor de procureur des Konings en de andere voor de Algemene Rijkspolitie, waarvan de feiten in het eerste geval strafrechtelijk en in het tweede geval administratiefrechtelijk worden uitgedrukt. Deze praktijk loopt het risico dat er strafrechtelijke en administratieve sancties worden opgelegd voor dezelfde feiten, wat niet alleen in strijd is met de artikelen 35 en 36 van de wet maar eveneens met het algemene principe « non bis in idem ».

Om te vermijden dat er twee sancties worden genomen voor dezelfde feiten is het aangewezen dat, van zodra de in het stadion gepleegde feiten van strafrechtelijke en administratieve aard zijn en er toch twee processen-verbaal worden opgemaakt, een administratief en een gerechtelijk, elk van deze processen-verbaal duidelijk verwijst naar het andere, zodat zowel de procureur des Konings als de bevoegde ambtenaar van de Algemene Rijkspolitie, weet dat er twee processen-verbaal werden opgemaakt.

B. Het proces-verbaal van verhoor a. Het verhoor van de betrokkene vormt voor de dienst die verantwoordelijk is voor de toepassing van de administratieve procedure een onmisbaar instrument om die procedure tot een goed eind te brengen.Er werd evenwel vastgesteld dat dat verhoor dikwijls niet wordt uitgevoerd.

Wanneer de betrokkene geen gebruik maakt van de mogelijkheid die hem wordt geboden door het artikel 26 van de bovengenoemde wet van 21 december 1998 om in het kader van de administratieve procedure gehoord te worden, is dit element bijzonder belangrijk aangezien het in het proces-verbaal opgenomen verhoor, de enige versie is van de feiten die door de betrokkene werd gegeven.

Door dit verhoor, dat door de politiedienst wordt uitgevoerd, kan de bevoegde ambtenaar te weten komen of de betrokkene de feiten die hem worden ten laste gelegd, bekent, daarentegen alles ontkent of dat hij bepaalde inbreuken bekent en andere ontkent.

Ik kan er dientengevolge alleen maar op aandringen dat dit verhoor, indien mogelijk, wordt uitgevoerd. b. Er werd eveneens vastgesteld dat, wanneer het verhoor verschillende dagen na de feiten wordt uitgevoerd in het kader van aanvullende taken opgelegd door de procureur des Konings, het afschrift van dit verhoor niet aan de Algemene Rijkspolitie wordt overgemaakt.Als de procureur des Konings beslist om geen gerechtelijk gevolg te geven aan het dossier beschikt hij over informatie waarover de Algemene Rijkspolitie, die er nochtans toe wordt gebracht de administratieve procedure op te starten, niet beschikt.

In dit geval is het dus raadzaam dat een kopie van deze verhoren ook aan de Algemene Rijkspolitie wordt overgemaakt. Zo beschikt de bevoegde ambtenaar over een volledig dossier voor het vervolg van de procedure.

C. Anonimiteit van de stewards Uit de praktijk blijkt dat bepaalde stewards, uit angst voor represailles vanwege de supporters, niet durven getuigen in het kader van de procedures die werden opgestart op basis van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden. In die gevallen wordt de bevoegde politiedienst aangeraden om die getuigenis anoniem af te nemen. Deze getuigenis zal in aanmerking worden genomen indien zij aangevuld wordt door andere objectieve elementen die het mogelijk maken om het bestaan van de inbreuk aan te tonen.

D. Registratie van de feiten Zoals reeds eerder gezegd, hebben de vaststellingen die zijn opgenomen in de processen-verbaal die zijn opgemaakt in het kader van de voetbalwet, slechts de waarde van loutere inlichtingen.

De politiediensten moeten zich bijgevolg toeleggen op het leveren van zoveel mogelijk bewijzen om de inhoud ervan kracht bij te zetten. De opname op videocassette van de ten laste gelegde feiten vormt in dit opzicht een element dat determinerend kan zijn voor het vervolg van de procedure.

Telkens als er feiten worden gefilmd die het voorwerp uitmaken van een proces-verbaal moet er een kopie van de videocassette of van de foto's die hieruit werden gehaald overgemaakt worden aan de Algemene Rijkspolitie. Het spreekt voor zich dat voor bepaalde feiten, zoals het beklimmen van de omheining of het bestormen van het speelveld, foto's volstaan die uit de videocassette werden gehaald. Voor andere feiten, zoals de aanzetting tot haat of woede, provocatie of nog het feit om voorwerpen naar het speelveld te gooien, moet de voorrang worden gegeven aan de videocassette, die overtuigender is.

Wanneer de videocassette tenslotte aan de Algemene Rijkspolitie wordt overgemaakt, is het aan te bevelen om het juiste moment aan te duiden van de scène waarin de feiten worden weergegeven, alsook de elementen (zoals de kleding van de geverbaliseerde) waardoor de ambtenaar van de Algemene Rijkspolitie de betrokken supporters op de cassette kan herkennen.

E. Stadionverbod als beveiligingsmaatregel Door het artikel 44 van de wet van 21 december 1998 kan de vaststellende politieambtenaar, bij vaststelling van een feit bedoeld in de artikelen 20 tot 23 van de wet, een stadionverbod opleggen als beveiligingsmaatregel. Deze beslissing vervalt indien zij niet binnen 14 dagen wordt bevestigd door de bevoegde ambtenaar.

Het komt gepast voor de aandacht van de politiediensten te vestigen op twee punten die betrekking hebben op die problematiek van het stadionverbod als beveiligingsmaatregel.

Eerst en vooral werd er al te vaak vastgesteld dat, in geval een dergelijke maatregel werd opgelegd, de betrokkene niet werd gehoord.

Het artikel 44 stelt evenwel dat « ... de officier van politie..., na de overtreder gehoord te hebben, kan beslissen onmiddellijk een stadionverbod als beveiligingsmaatregel op te leggen... ». Dit artikel gaat als volgt verder « de politieambtenaar vermeldt bovendien in zijn proces-verbaal tot vaststelling van de feiten... het feit dat de betrokkene gehoord werd, of niet gehoord kon worden, met opgave van de redenen waarom;... ».

Bijgevolg moet het verhoor in een dergelijk bijzonder geval de regel zijn, het feit om hem niet te horen, de uitzondering.

Vervolgens moet de nadruk worden gelegd op het belang van de motivering van dergelijke beslissingen. Wanneer de ambtenaar zijn beslissing neemt betreffende het al of niet bevestigen van een dergelijke maatregel, beschikt hij om hem bij deze beslissing te helpen, slechts over het proces-verbaal en het verhoor van de betrokkene, als dit laatste dan al werd uitgevoerd. Door de opgelegde termijn van 14 dagen waarin hij zich moet uitspreken krijgt hij niet de tijd om bijkomende inlichtingen te vragen of om een onderzoek in te stellen.

Het is bijgevolg belangrijk dat het proces-verbaal niet alleen zeer duidelijk de feiten vermeldt die aan de betrokkene worden ten laste gelegd, maar ook de motivering van de sanctie.

Gelieve, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, deze omzendbrief te willen overmaken aan de Dames en Heren Burgemeesters en Arrondissementscommissarissen van uw provincie.

De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^