Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 14 maart 2001
gepubliceerd op 20 maart 2001

Omzendbrief nr. 504 betreffende de invoering van een verlof voorafgaand aan de pensionering ten gunste van ambtenaren van het federaal administratief Openbaar Ambt die titularis zijn van de graden die gerangschikt zijn in niveau 3 en 4

bron
ministerie van ambtenarenzaken
numac
2001002017
pub.
20/03/2001
prom.
14/03/2001
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN AMBTENARENZAKEN


14 MAART 2001. - Omzendbrief nr. 504 betreffende de invoering van een verlof voorafgaand aan de pensionering ten gunste van ambtenaren van het federaal administratief Openbaar Ambt die titularis zijn van de graden die gerangschikt zijn in niveau 3 en 4


Aan de besturen en andere diensten van de federale administraties en de instellingen van openbaar nut onderworpen aan het gezag, de controle of het toezicht van de Staat, Mevrouw de Minister, Mijnheer de Minister, Mevrouw de Staatssecretaris, Mijnheer de Staatssecretaris, Ik zou het op prijs stellen indien U de inhoud van deze omzendbrief zou meedelen aan alle betrokken diensten, besturen en instellingen, waarover U gezag, de controle of het toezicht uitoefent.

Het koninklijk besluit van 13 maart 2001 voert een verlof in voorafgaand aan de pensionering ten gunste van ambtenaren van het federaal administratief Openbaar Ambt die titularis zijn van de graden die gerangschikt zijn in niveau 3 en 4.

De ambtenaar, die voor dit verlof voorafgaand aan de pensionering kiest, gaat de verplichting aan het vervroegde wettelijke rustpensioen op te nemen bij het bereiken van de leeftijd van 60 jaar.

WIE KOMT ER IN AANMERKING ? Ambtenaren van niveau 3 en 4 van de ministeries, instellingen van openbaar nut en wetenschappelijke instellingen kunnen hun verzoek indienen als ze : - op 31 december 2000 ten minste 55 jaar oud zijn; - en op 60-jarige leeftijd ten minste 20 in aanmerking komende dienstjaren tellen voor de opening van het recht op rustpensioen in de openbare sector.

Ambtenaren van niveau 3 en 4 die reeds kunnen genieten van andere stelsels van verlof voorafgaand aan de pensionering worden uitgesloten van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 13 maart 2001. Men bedoelt hiermee : - de regeling die geldt voor de Buitendiensten van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen; - deze voor sommige ambtenaren van de Operationele diensten van de Civiele Bescherming, Ter verduidelijking de anciënniteitsvoorwaarden die in deze stelsels vermeld zijn, zijn hoger dan diegene die in het koninklijk besluit van 13 maart 2001 opgelegd worden. In beide gevallen geldt dat de ambtenaren ten minste 25 in aanmerking komende dienstjaren moeten tellen voor de opening van het recht op pensioen. Ambtenaren die voor deze stelsels niet in aanmerking komen omwille van anciënniteitsvoorwaarden, kunnen van het door dit koninklijk besluit van 13 maart 2001 ingestelde stelsel van verlof voorafgaand aan de pensionering wel gebruik maken.

Een ambtenaar die zich in het stelsel van de halftijdse vervroegde uittreding bevindt of reeds een aanvraag ingediend heeft om in dit stelsel te stappen kan zonder onderbreking overstappen naar dit stelsel van verlof voorafgaand aan de pensionering (wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, artikel 3, § 2).

De personeelsdiensten wordt gevraagd om de overgang van eender welk bestaand verlofstelsel naar het verlof voorafgaand aan de pensionering, rekening houdend met de datum van toelating, soepel te laten verlopen.

Bijvoorbeeld, een ambtenaar die zich in het stelsel van het verlof voor loopbaanonderbreking bevindt, moet probleemloos kunnen overstappen naar dit verlof voorafgaand aan de pensionering gezien artikel 126, § 1 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen voorziet dat de ambtenaar de loopbaanonderbreking kan opzeggen met een opzegperiode van twee maanden, tenzij de overheid waarvan hij afhangt een kortere periode aanvaardt.

Een ambtenaar die zich in het stelsel van de vrijwillige vierdagenweek bevindt, moet eveneens zonder problemen kunnen overstappen naar dit verlof voorafgaand aan de pensionering gezien artikel 7, § 2 van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector voorziet dat de ambtenaar een einde kan maken aan de arbeidsregeling met een opzegging van drie maanden, tenzij de overheid waaronder hij ressorteert een kortere termijn aanvaardt.

HOE DE AANVRAAG INDIENEN ? Ik vraag de hoofden van de besturen of de leidinggevende ambtenaren om het aanvraagformulier in bijlage I te verspreiden onder alle ambtenaren die in aanmerking komen voor het verlof voorafgaand aan de pensionering.

Zij worden ook gevraagd mijn diensten vóór 15 mei 2001 op de hoogte te brengen van het aantal aanvragen dat op 30 april 2001 bij hen ingediend werd. Er wordt gevraagd om het formulier te gebruiken dat als bijlage II aan deze omzendbrief is toegevoegd. Dit formulier moet worden gestuurd naar de Dienst van Algemeen Bestuur, op het volgende adres : Rijksadministratief Centrum, Pachecolaan 19, bus 2, 1010 Brussel, of per e-mail naar kristien.hemeryckx@mazfp.fgov.be De aanvraag voor het verlof voorafgaand aan de pensionering moet gebeuren tussen 1 maart 2001 en 30 april 2001.

De betrokkenen dienen hun aanvraag te richten aan hun hoofd van het bestuur per aangetekende brief. Zij maken daarbij gebruik van het aanvraagformulier dat als bijlage I aan deze omzendbrief werd toegevoegd. Bij de instellingen van openbaar nut dienen zij hun aanvraag te richten tot hun leidinggevende ambtenaar.

Het hoofd van het bestuur of de leidinggevende ambtenaar beslist op welke datum het verlof aanvangt.

Vóór 15 mei 2001 moet de ambtenaar op de hoogte gebracht worden van de aanvangsdatum van het verlof door het hoofd van het bestuur.

Op de aanvraag tot voorafgaandelijke inverlofstelling en de datum van pensionering, kan na het indienen van de aanvraag niet meer teruggekomen worden.

DE BEREKENING VAN HET INKOMEN Deze verlofperiode wordt met dienstactiviteit gelijkgesteld. De ambtenaar behoudt zijn rechten op bevordering in de weddenschaal die hij vóór de aanvang van het verlof had m.a.w. de baremieke verhogingen krijgt hij nog. Hij kan echter geen aanspraak meer maken op bevordering wanneer er als voorwaarde voor de bevordering vereist is dat er een betrekking vacant is.

De ambtenaar, met verlof voorafgaand aan de pensionering, ontvangt een wachtgeld gelijk aan zeventig percent van zijn laatste activiteitswedde. Onder laatste activiteitswedde dient te worden verstaan de laatst toegekende bruto-jaarwedde, voorafgaand aan de aanvang van het verlof, die aan de ambtenaar zou worden uitgekeerd wanneer hij volledige prestaties zou volbrengen, eventueel verhoogd met de baremieke verhogingen zoals bepaald in voorgaande alinea.

Eveneens wordt deze bruto-jaarwedde verhoogd met de haard- en standplaatstoelage en de weddenbijslagen die in aanmerking worden genomen voor de berekening van het rustpensioen. De betrokken weddenbijslagen staan vermeld in artikel 8, § 2 van de wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen, zoals gewijzigd bij de wet van 25 januari 1999.

Daarbij spreekt het vanzelf dat het wachtgeld aan dezelfde regels onderworpen is als de bezoldiging inzake de koppeling aan de index van de consumptieprijzen.

De ambtenaren ontvangen eveneens 70 % van het vakantiegeld en de eindejaarstoelage die zij zouden genieten zo zij volledige prestaties volbrengen.

Het wachtgeld wordt fiscaal aangegeven als vervangingsinkomen (rubriek G) en wordt aldus ook door de fiscus belast. Voor de bedrijfsvoorheffing worden de tabellen van de pensioenen gehanteerd waardoor de netto-bezoldiging hoger ligt dan 80 % van de bezoldiging voor voltijdse prestaties.

CUMUL MET ANDERE INKOMSTEN De statutaire personeelsleden die genieten van het bedoeld verlof mogen, mits voorafgaande toelating van de werkgever, andere beroepsactiviteiten uitoefenen. Indien de inkomsten uit die beroepsactiviteiten de grenzen inzake cumulatie bepaald bij de artikelen 4 en 9 van de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen overschrijden, wordt het wachtgeld verminderd of geschorst op dezelfde wijze als een rustpensioen.

Deze grenzen verschillen naargelang de aard van de uitgeoefende activiteit.

Indien het een beroepsactiviteit als werknemer betreft wordt het wachtgeld integraal uitbetaald indien de bruto-inkomsten lager zijn dan 293 515 BEF (7 276,05 EUR). Liggen deze inkomsten tussen 293 516 BEF (7 276,06 EUR) en 337 542 BEF (8 367,46 EUR) dan wordt het wachtgeld verminderd met 1 tot 15 t.h., afhankelijk van de procentuele overschrijding van het grensbedrag van 293 516 BEF (7 276,06 EUR).

Indien dit grensbedrag met meer dan 15 % (dit wil zeggen vanaf een bedrag van 337 543 BEF (8 367,47 EUR) wordt overschreden, wordt het wachtgeld geschorst.

Indien het een beroepsactiviteit als zelfstandige betreft worden de netto-inkomsten (d.w.z. bruto-inkomsten verminderd met beroepsuitgaven en -lasten) in aanmerking genomen en worden voormelde grensbedragen respectievelijk vervangen door 234 812 BEF (5 820,84 EUR), 270 033 BEF (6 693,96 EUR) en 270 034 BEF (6 693,97 EUR).

Indien de ambtenaar of zijn echtgenote kinderen ten laste heeft, worden de grensbedragen voor de werknemers verhoogd met 146 758 BEF (3 638,04 EUR) en voor zelfstandigen met 117 406 BEF (2 910,42 EUR).

Bovendien wordt erop gewezen dat het wachtgeld een invloed kan hebben op het overlevingspensioen dat betrokkene geniet. In dit verband wordt eraan herinnerd dat de betrokkene verplicht is het genot van dit wachtgeld aan te geven aan de instelling die het overlevingspensioen beheert.

Voor meer informatie met betrekking tot het rustpensioen kan men terecht bij de heer C. Van den Abbeele (N), Administratie der Pensioenen op het nummer 02-210 67 80.

VERVANGING Het hoofd van bestuur kan deze ambtenaren ten belope van de vrijgekomen personeelskredieten vervangen, mits voorafgaand akkoord van de Minister van Begroting : - ofwel gedurende de verlofperiode door de indienstneming van personeelsleden van niveau 3 of 4 in het kader van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van maximaal twee jaar; - ofwel door de werving van vastbenoemde ambtenaren van niveau 1 of 2+.

In afwijking van het voorgaande kan het hoofd van bestuur rekening houdend met de behoeften van de dienst, vastbenoemde ambtenaren van niveau 3 of 4 werven mits voorafgaand akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken en de Minister van Begroting.

Voor wat betreft de vervanging wil ik er ook op wijzen dat dit geregeld moet worden met respect voor de modaliteiten vastgelegd in omzendbrief nr. 456 van 17 februari 1998 (Belgisch Staatsblad van 4 maart 1998). - Vervanging van tijdelijk uit de dienst afwezige personeelsleden.

Indien de ambtenaar, met verlof voorafgaand aan de pensionering, titularis is van een weddenschaal waarvan de toekenning afhankelijk is van een vacante betrekking kan bij zijn definitief vertrek de procedure van bevordering door verhoging in weddenschaal worden toegepast op voorwaarde dat zijn betrekking niet afgeschaft is.

De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE

BIJLAGE I - AANVRAAGFORMULIER Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld BIJLAGE II VERLOF VOORAFGAAND AAN DE PENSIONERING Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^