Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 15 juli 2002
gepubliceerd op 21 augustus 2002

Omzendbrief SPV-01 inzake de uitoefening van de bewakingsactiviteit "beheer van volgsystemen"

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2002000601
pub.
21/08/2002
prom.
15/07/2002
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN


15 JULI 2002. - Omzendbrief SPV-01 inzake de uitoefening van de bewakingsactiviteit "beheer van volgsystemen"


Mevrouw, Mijnheer, U vindt in bijlage het koninklijk besluit van 17 mei 2002 tot regeling van de methodes van bewakingscentrales die volgsystemen gebruiken. Het treedt in werking op 28 juni 2002. 1. Toepassingsgebied Dit koninklijk besluit regelt de wijze waarmee volgsystemen worden beheerd.Hiermee bedoelen we het technische middel bestemd om één of meerdere van volgende functies te realiseren : - een goed van op afstand lokaliseren; - de verplaatsing van een goed te volgen; - te interveniëren op het functioneren van dit goed.

Het koninklijk besluit viseert alleen de volgsystemen die tot doel hebben de vermissing, de beschadiging of de vernieling van een goed te voorkomen of vast te stellen. Indien een volgsysteem enkel wordt gebruikt om veiligheidsredenen in de zin van safety, zoals bijvoorbeeld om ongevallen of pannes aan voertuigen te detecteren of om de exploitatie van vervoersactiviteiten te verzekeren, zoals dit het geval kan zijn met taxi- of goederenvervoer, is de bewakingswet niet van toepassing. Gemengde formules vallen voor wat betreft het crimineel preventief gedeelte van de activiteiten wel onder de wet.

Het is dus de doelstelling van het volgsysteem die bepalend is om uit te maken of de exploitant ervan al dan niet onderworpen is aan de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten. 2. Welke goederen ? Het toepassingsgebied van het koninklijk besluit is niet beperkt tot het gebruik van volgsystemen voor de beveiliging van wagens.Het is van toepassing bij het gebruik van volgsystemen voor alle mogelijke goederen. De volgsystemen die op dit ogenblik op de markt zijn, werden in eerste instantie geconcipieerd om te worden toegepast voor voertuigen. Maar ze kunnen ook preventief worden gehanteerd bij andere goederen zoals vaartuigen, caravans, containers, enz... Ook goederen van kleinere omvang bv. schilderijen, kunstvoorwerpen,... zullen, naarmate de technologische vooruitgang miniaturisering van de systeemcomponenten mogelijk zal maken, via deze weg kunnen worden beschermd. Vermits nochtans het gebruik op voertuigen aparte mogelijkheden en complicaties inhoudt, zijn er in het Koninklijk Besluit enkele afzonderlijke bepalingen voorzien voor dit specifiek gebruik. 3. Waarom een regelgeving ? Iedere nieuwe technologische bijdrage tot de criminaliteitsbestrijding is welkom.Het is echter de taak van de overheid erover te waken dat de techniek gebruikt wordt op een wijze die verenigbaar is met de democratische normen vervat in het strafrecht en de strafvordering.

Ook inzake volgsystemen is gezocht naar een juist evenwicht tussen efficiëntie en legitimiteit. Dit gebeurde in nauw overleg met de politiediensten en de gerechtelijke instanties. Een eigen regelgeving moet ertoe bijdragen dat dit evenwicht bewaakt wordt. 4. Voorwaarden waaraan de bewakingscentrale moet voldoen Iedere bewakingscentrale moet als bewakingsonderneming vergund zijn voor het beheer van alarmcentrales'.Daarnaast wens ik dat ondernemingen die volgsystemen willen beheren, een bijkomende vergunningsaanvraag indienen. Het is belangrijk dat zowel de overheden als de consument weten op wie ze voor deze activiteiten precies kunnen rekenen. De voorziene procedure is kort en simpel.

De aanvraag kan gebeuren bij eenvoudige aangetekende brief aan de administratie. Bij de aanvraag moeten volgende gegevens worden gevoegd : - een gedetailleerde functionele beschrijving van het systeem; hiermee worden de nuttige functies voor de gebruiker bedoeld; - een gedetailleerde functionele beschrijving van de beheersmogelijkheden van het systeem; hiermee worden de nuttige functies voor de alarmcentrale bedoeld; - een voorbeeld van een overeenkomst tussen de bewakingscentrale en de gebruikers van deze systemen; - het adres (of de adressen) van de exploitatiezetel(s) van waaruit deze volgsystemen beheerd worden, met inbegrip van telefoon- en faxnummer; - de naam van de persoon die voor deze activiteit binnen de onderneming als aanspreekpunt geldt, met inbegrip van het telefoon- en faxnummer waarop hij nuttig kan bereikt worden; - de tijdspanne waarbinnen de alarmcentrale een permanentie verzekert.

Ik wens vooral na te gaan in hoeverre de functies van het door de aanvrager beheerde volgsysteem verenigbaar zijn met de bedoelingen van de regelgever. De vergunning van de ondernemingen, waarvan ik oordeel dat ze voor deze activiteit in aanmerking komen, zal worden uitgebreid met de woorden "met inbegrip van het beheer van volgsystemen" en aldus worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad . Vanaf dat moment kan de bewakingsonderneming de aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken gemelde volgsystemen beheren en zich bewakingscentrale noemen. Deze term is uitsluitend voorbehouden voor de ondernemingen die voor het beheren van volgsystemen vergund zijn. 5. Het afsluiten van het contract (artikel 2) De bewakingscentrale vormt de essentiële schakel tussen de gebruiker van het systeem en de overheid bij wie een vermist goed dient gemeld te worden.In het belang van de rechtszekerheid is dan ook voorzien dat de overeenkomst met de gebruiker schriftelijk is. Dit contract moet de naam vermelden van de contactpersoon van de gebruiker. Dit kan de eigenaar zijn van het bewaakte goed, de gebruiker ervan of iemand die door hem is aangesteld. De contactpersoon is het enige aanspreekpunt van de bewakingscentrale. Bij vermissing, vernieling of beschadiging, verder in deze omzendbrief "incident" genoemd, zal de centrale met haar of hem contact opnemen.

Verder is de bewakingscentrale, bij het afsluiten van het contract, verplicht de cliënt in te lichten omtrent alle wettelijke regels die moeten gevolgd worden. Het is aangewezen dat de bewakingscentrale deze informatieverstrekking schriftelijk uitvoert. Het is immers belangrijk dat de gebruiker precies weet wat hem te wachten staat bij een eventuele vermissing, beschadiging of vernieling van zijn goed. 6. De kennisname van een alarm De bewakingscentrale kan op verschillende wijzen kennis krijgen van een incident.Ofwel kan dit gebeuren door een signaal dat automatisch gegenereerd wordt vanuit het bewaakte goed. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer iemand nagelaten heeft een code in te brengen alvorens het goed te verplaatsen of in gebruik te nemen. Het kan ook de contactpersoon of een getuige zijn die de bewakingscentrale van het incident op de hoogte brengt. In beide gevallen zal de bezorgdheid van de operator in de bewakingscentrale uitgaan naar het feit of iemand zich in een gevaarssituatie bevindt. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit het verhaal van de getuige of de contactpersoon. Een gevaarssituatie kan ook op een technische wijze worden vastgesteld doordat de centrale een signaal binnenkrijgt afkomstig van een alarmknop die bijvoorbeeld verborgen is in een voertuig of een vaartuig. In dit geval is er kans op gijzeling en zijn er bijzondere regels van toepassing. 7. Verificatieprocedure In alle omstandigheden moet de operator van de bewakingscentrale verifiëren of het al dan niet om een abnormale vermissing gaat.Het goed kan immers verplaatst of verdwenen zijn, zonder dat de vermissing abnormaal is. Een wagen kan weggesleept zijn omdat hij het verkeer hinderde, hij kan onverwachts gebruikt zijn door een familielid of door een andere dan de gebruikelijke werknemer. 7.1. Gewone verificatieprocedure (artikel 5) Indien er geen aanwijzingen zijn van gevaarssituaties voor personen, geldt de gewone verificatieprocedure. 7.1.1. Contact met de contactpersoon Deze houdt in dat de bewakingscentrale contact opneemt met de contactpersoon en hem vraagt na te gaan of het al dan niet om een abnormale vermissing gaat. Nadat de contactpersoon de nodige verificaties heeft verricht, verwittigt hij hiervan de centrale. In geval van abnormale vermissing licht de bewakingscentrale de contactpersoon in dat het politieel meldingspunt op de hoogte zal gebracht worden van het incident. De bewakingscentrale doet eveneens navraag of er reeds een aangifte van de feiten gebeurd is bij een politiedienst en, zo ja, in welke lokale politiezone en, zo neen, bij welke lokale politiezone het slachtoffer van plan is om aangifte te doen. 7.1.2. Geen contact met de contactpersoon Indien de bewakingscentrale de contactpersoon niet kan bereiken, staakt ze elke verdere procedure. Ze mag in ieder geval geen alarmmelding doen aan de politiediensten. Deze regel is belangrijk en moet vermijden dat politiediensten op een al te lichtzinnig worden gemobiliseerd. De centrale riskeert in elk geval een boete op te lopen voor iedere alarmmelding aan het politieel meldingspunt die achteraf vals blijkt te zijn. 7.2. Bijzondere verificatieprocedure (artikel 6) Op deze regel bestaat één uitzondering : de bewakingscentrale beschikt over aanwijzingen dat iemand zich in een gevaarssituatie bevindt in het bewaakte goed. In dit geval geldt niet de gewone, maar een bijzondere verificatieprocedure. Deze houdt in dat de operator van de bewakingscentrale poogt contact op te nemen met de contactpersoon.

Lukt dit niet dan verwittigt ze in ieder geval, en wel zo snel mogelijk, de het politieel meldingspunt. 8. Plaatsbepaling (artikel 4) Eenmaal het vaststaat dat het om een abnormale vermissing gaat, kan de bewakingscentrale uitzoeken op welke plaats het vermiste goed zich bevindt.De centrale mag de lokalisatiegegevens in geen geval bekend maken aan andere instanties dan de politie of de gerechtelijke overheden. Dus niet aan de contactpersoon, de gebruiker of bijvoorbeeld een privé-detective, een vertegenwoordiger van een verzekeringsmaatschappij of een car-tracer. Sommige volgsystemen laten toe om ook derden, bijvoorbeeld door middel van software die via internet ter beschikking wordt gesteld, zelf te laten zoeken naar vermiste goederen. Ook hier geldt dezelfde regel. De bewakingscentrale mag deze faciliteiten uitsluitend ter beschikking stellen van de politie.

Deze bepaling heeft tot doel te vermijden dat de gebruikers zelf zouden op zoek gaan naar hun gestolen goederen en hierdoor op hun beurt een gevaar lopen. Er dient ook te worden vermeden dat er situaties van eigenrecht zouden ontstaan. Omdat het vrijgeven van gestolen goederen enkel en alleen kan geschieden mits toestemming van de bevoegde gerechtelijke overheid zal de gebruiker voor de teruggave zich altijd moeten wenden tot de bevoegde politiedienst.

Er dient ook te worden voorkomen dat door het simuleren van een verdachte verdwijning het systeem oneigenlijk wordt gebruikt. Zo zou de klant een bewakingscentrale kunnen inschakelen om via de lokalisatiefaciliteit kennis te krijgen van de verplaatsingen en de tijdsbesteding van bepaalde gebruikers van goederen. 9. De alarmmelding aan het politieel meldingspunt (artikel 7) Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de alarmmelding aan het politieel meldingspunt en de aangifte van feiten die een misdrijf uitmaken.De aangifte van een misdrijf gebeurt door de persoon die het slachtoffer is van de diefstal, de beschadiging of de vernieling van zijn goederen. De alarmmelding daarentegen moet altijd gebeuren door de bewakingscentrale, en dit enkel en alleen aan het politieel meldingspunt. De klanten van de centrales beschikken immers slechts over partiële informatie en kennen de te volgen procedures voor alarmmelding niet. 9.1. Aan wie moet worden gemeld ? Teneinde chaotische situaties te voorkomen is het aangewezen dat na "diefstal signalen" aan de politiediensten zoveel mogelijk op een gecentraliseerde wijze worden gemeld. Dit gebeurt aan één of aan meerdere politiële meldingspunt(en). De coördinaten van het door mij aangeduid politieel meldingspunt of punten worden per aangetekend schrijven aan de vergunde bewakingscentrales medegedeeld. 9.2. Op welk moment moet een alarm gemeld worden ? - bij de gewone verificatieprocedure : uitsluitend nadat de contactpersoon is bereikt en deze met zekerheid bevestigd heeft dat het gaat om een abnormale vermissing; - bij de bijzondere verificatieprocedure : onmiddellijk nadat de bewakingscentrale de contactpersoon heeft pogen te bereiken. 9.3. Welke inlichtingen moeten worden gemeld ? - de identificatie van het goed; - de coördinaten van de contactpersoon; - de omstandigheden van de vermissing; - het ogenblik (datum en uur) van de vermissing; - de plaatsbepaling en de opvolging van het verdwenen goed in reële tijd; - de manier waarop de bewakingscentrale van de vermissing op de hoogte is gesteld; - bij welke politiedienst een aangifte is gebeurd of zal gebeuren; - alle andere door de bevoegde overheid gewenste inlichtingen, ter opheldering van de vermissing. 9.4. Hoe moeten ze worden overgemaakt ? Ik heb de wijze van bekendmaken bepaald en het politieel meldingspunt ermede gelast hiervoor de nodige informatie te verstrekken aan de vergunde bewakingscentrales. 10. Technische interventies op voertuigen (artikelen 10-12) De toepassingen van de na diefstal systemen op voertuigen lenen er zich toe om niet enkel het betrokken voertuig te lokaliseren, maar tevens om te interveniëren op het functioneren ervan.Ik ben van mening dat iedere interventie het juiste midden moet houden tussen het voorkomen van gevaarssituaties op de openbare weg en de efficiëntie van het systeem. Het onbenut laten van elke interventiemogelijkheid zou misdadigers al te gemakkelijk de mogelijkheid geven om met het gestolen voertuig naar een land te rijden waar de kans op politie-interventie onbestaand of minimaal is. Anderzijds mag een afstandsinterventie op het functioneren van het voertuig niet tot gevolg hebben dat een situatie ontstaat die een gevaar zou kunnen opleveren voor andere weggebruikers. Daarom mogen interventies uitsluitend worden uitgevoerd door bewakingscentrales (nooit door de gebruikers) en overeenkomstig volgende regels. 10.1. Interventie na abnormale vermissing van een voertuig 10.1.1. Op initiatief van de bewakingscentrale (artikel 10, § 1) De bewakingscentrale kan enkel en alleen op eigen initiatief overgaan tot een interventie indien volgende twee voorwaarden vervuld zijn : de bewakingscentrale heeft, na verificatie vastgesteld dat het gaat om een abnormale vermissing en ze beschikt over geen aanwijzingen dat er zich in het voertuig iemand in een gevaarssituatie bevindt.

De enige toegelaten interventie bestaat in het versturen van een signaal tot het stopzetten van de motor van het voertuig. De uitvoering van het bevel tot stopzetten van de motor geschiedt slechts op één wijze, namelijk doordat de startmogelijkheid van het voertuig wordt uitgeschakeld, vanaf het ogenblik dat, nadat het signaal ontvangen is door het voertuig, de motor gedurende minimum 30 seconden is afgezet. Het stopzetten geschiedt dus nooit met draaiende motor en a fortiori niet al rijdend. Ook de beslissing tot het reduceren van de snelheid van de wagen kan nooit op initiatief van de bewakingscentrale worden genomen.

De beslissing tot het stopzetten van de motor mag door de bewakingscentrale worden uitgevoerd vooraleer ze de alarmmelding verricht aan het politieel meldingspunt. 10.1.2. Op initiatief van het politieel meldingspunt (artikel 10, § 2 en artikel 11) In andere gevallen en voor enige interventie is de bewakingscentrale uitsluitend aangewezen op de instructies van het politieel meldingspunt. Dit kan op eigen initiatief de opdracht geven de snelheid te reduceren tot 90 km/uur. Het kan verder, in overeenstemming met de instructies van de bevoegde overheden, ook vragen andere interventies uit te voeren. 10.2. Bijzondere interventie (artikel 12) In twee bijzondere gevallen kan het voorkomen dat, het politieel meldingspunt de bewakingscentrale rechtstreeks verzoekt om een interventie uit te voeren. Het betreft vooreerst het geval waarbij het geviseerde voertuig als vluchtwagen wordt gebuikt na het plegen van een bijzonder ernstig misdrijf : een misdaad of een wanbedrijf die strafbaar is met een gevangenisstraf van vijf jaar of een zwaardere straf. Verder is de situatie mogelijk waarbij de bestuurder door zijn rijgedrag op een verregaande wijze een gevaar uitmaakt voor de andere weggebruikers. Dit is bijvoorbeeld het geval voor spookrijders. In beide gevallen zal de bewakingscentrale zonder verdere plichtplegingen het politieel verzoek uitvoeren. De beoordeling of aan een van beide voorwaarden voldaan is, zodat deze bijzondere interventie mag worden uitgevoerd, komt niet toe aan de bewakingscentrale. Ze dient de gevraagde interventie(s) dan ook terstond uit te voeren.

Om de bewakingscentrale de opdracht te kunnen geven om tussen te komen, moeten de politiediensten beschikken over een lijst van voertuigen en de centrale waarbij ze zijn aangesloten. Daarom worden de centrales verplicht deze gegevens aan het politieel meldingspunt over te maken en geregeld te actualiseren. De vorm, frequentie en de wijze van overmaken van deze gegevens zal aan de centrales worden bekendgemaakt door het politieel meldingspunt. 11. Archiveringsplicht (artikel 9) Op de bewakingcentrales rust een archiveringsplicht van vijf jaar voor alle gegevens die ze naar aanleiding van een incident ter beschikking hielden van het politieel meldingspunt (zie 9.3). De bedoeling is de gerechtelijke overheden in de mogelijkheid te stellen deze gegevens te benutten in het kader van hun onderzoeken. In voorkomend geval kan een politiedienst gemandateerd worden om deze gegevens bij de bewakingscentrale op te vragen. 12. Verwachtingen Ik verwacht dat de na diefstal systemen op langere termijn een algemeen preventieve invloed zullen hebben op de categorie van goederen die ermee bewaakt worden.Deze systemen vergroten aanzienlijk de kans dat gestolen goederen ook worden teruggevonden en aan hun rechtmatige eigenaar kunnen worden terugbezorgd. Dit gegeven is ook aan de daders bekend. In het verleden hebben de verkopers van deze systemen bij de gebruikers soms overdreven verwachtingen verwekt in het effect van hun product. Dit komt onder meer omdat de wettelijke bakens waarbinnen centrales voor de bewaking kunnen instaan, hen ook niet bekend waren. In dit kader wens ik erop te wijzen dat het feit dat een vermist goed lokaliseerbaar is, niet automatisch als gevolg zal hebben dat de politiediensten in staat zijn om onmiddellijk te reageren op elke abnormale vermissing ervan. De politiecapaciteit is immers beperkt en wordt door de verantwoordelijken ingezet in functie van de door de overheden bepaalde prioriteiten. Eenieder zal begrijpen dat deze in eerste instantie uitgaat naar deze situaties waarbij burgers in een gevaarssituatie verkeren.

Met hoogachting, De Minister, A. DUQUESNE .

^