Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 15 maart 2006
gepubliceerd op 18 mei 2006

Omzendbrief betreffende de voorlopige inschrijving in de bevolkingsregisters. - Algemene Onderrichtingen betreffende het houden van de bevolkingsregisters, nr. 94

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2006000250
pub.
18/05/2006
prom.
15/03/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN


15 MAART 2006. - Omzendbrief betreffende de voorlopige inschrijving in de bevolkingsregisters. - Algemene Onderrichtingen betreffende het houden van de bevolkingsregisters, nr. 94


Aan de dames en heren Burgemeesters Aan de dames en heren Provinciegouverneurs Aan de dames en heren Arrondissements-commissarissen Geachte Mevrouw, Geachte Heer, Het gebeurt frequent dat personen zich vestigen in een gebouw of caravan waar bewoning of permanente bewoning niet is toegelaten om redenen van veiligheid, gezondheid of ruimtelijke ordening. In het bijzonder kan worden verwezen naar het toenemend fenomeen van de permanente bewoning van weekendverblijven. Hiervoor werd een oplossing gevonden door middel van de voorlopige inschrijving, zoals geregeld in artikel 16, § 2, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister.

Ik dien echter vast te stellen dat door de gemeenten nog steeds te weinig toepassing wordt gemaakt van deze procedure van voorlopige inschrijving. Ofschoon deze problematiek reeds duidelijk wordt geregeld in de Algemene Onderrichtingen betreffende het houden van de bevolkingsregisters (nummer 94), lijkt het mij toch noodzakelijk om voormelde reglementering en haar 'ratio legis', alsook de concrete gevolgen en verplichtingen die deze met zich meebrengt voor de gemeentebesturen, nogmaals in herinnering te brengen.

Krachtens artikel 1 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten moeten de Belgen en de vreemdelingen die toegelaten of gemachtigd zijn om zich in het Rijk te vestigen of er te verblijven, worden ingeschreven in de bevolkingsregisters van de gemeente waar zij hun hoofdverblijfplaats gevestigd hebben.

Ingevolge artikel 16, § 1, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister is de bepaling van de hoofdverblijfplaats gebaseerd op een feitelijke situatie, dat wil zeggen de vaststelling van een effectief verblijf in een gemeente gedurende het grootste deel van het jaar.

Artikel 16, § 2, van voormeld koninklijk besluit bepaalt dat er geen enkele inschrijving als hoofdverblijfplaats mag geweigerd worden omwille van de veiligheid, de gezondheid, het urbanisme of de ruimtelijke ordening. Voor deze gevallen is voorzien in de procedure van de voorlopige inschrijving, waarbij onder bepaalde voorwaarden de verblijfstoestand opnieuw in vraag kan worden gesteld, zonder de betrokken personen te schaden in de rechten verbonden aan de inschrijving in de registers gedurende de periode die voorafgaat aan een administratieve of gerechtelijke beslissing.

Het principe van de voorlopige inschrijving bestaat erin dat ieder gezin, dat om zijn inschrijving verzoekt in een gebouw waar permanente bewoning niet is toegelaten om reden van de veiligheid, de gezondheid, het urbanisme of de ruimtelijke ordening, voorlopig wordt ingeschreven voor een periode van maximum drie jaar. De inschrijving in de registers wordt definitief als de gemeentelijke overheid binnen de drie maanden na de aanvraag geen administratieve of gerechtelijke procedure, waarin door of krachtens de wet is voorzien, heeft ingezet om een einde te maken aan de onregelmatige toestand. De inschrijving wordt eveneens definitief indien de gerechtelijke of administratieve overheid, nadat de gemeente deze procedure heeft ingezet, nagelaten heeft binnen de drie jaar na de inschrijving de beslissingen en maatregelen te nemen om aan de betwiste toestand een einde te stellen.

De definitieve inschrijving betekent echter geenszins een legalisering van de situatie. Ook na de definitieve inschrijving kunnen voornoemde gerechtelijke en administratieve procedures steeds worden ingezet of voortgezet. Evenmin ontslaan de voorlopige of definitieve inschrijving de betrokkenen van hun strafrechtelijke aansprakelijkheid.

Indien het een geval betreft van bewoning van een onveilig of ongezond gebouw, komt het hierbij aan de gemeentebesturen toe om de door hen genomen maatregel van onbewoonbaarverklaring te doen uitvoeren. Indien het gemeentebestuur daarentegen de toestand blijft tolereren, moet de inschrijving gebeuren op basis van de feitelijke toestand.

De regeling van de voorlopige inschrijving beoogt te vermijden dat personen geen adres meer zouden hebben, waardoor ze onbereikbaar zouden worden voor de diensten die sociale prestaties leveren, van de kinderbijslag tot de pensioenen of de O.C.M.W.'s.

Ik ben van oordeel dat men niets oplost door de inschrijving van de betrokken bewoners te weigeren, maar ze daarna verder te laten wonen.

Het probleem kan integendeel slechts worden opgelost als de bevoegde instanties met toepassing van de geëigende procedures een einde maken aan de onaanvaardbare onwettige toestanden, bijvoorbeeld door de woning onbewoonbaar te verklaren of door de decreten op de ruimtelijke ordening te doen toepassen. Het beleid inzake ruimtelijke ordening, het woonbeleid of een sanitair beleid kan echter niet gevoerd worden via de wetgeving inzake de bevolkingsregisters.

In de eerste plaats herinner ik de gemeenten er aan dat bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de controle van de hoofdverblijfplaats in het geval personen om hun inschrijving verzoeken in gebouwen waar (permanente) bewoning niet is toegelaten om reden van veiligheid, gezondheid, urbanisme of ruimtelijke ordening.

In sommige gevallen hebben betrokkenen hun werkelijke hoofdverblijfplaats in een andere gemeente.

Indien wordt vastgesteld dat betrokkenen effectief hun hoofdverblijf hebben in een gebouw waar (permanente) bewoning niet is toegelaten, moet artikel 16, § 2, tweede, derde en vierde lid, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister toegepast worden.

In voormelde gevallen waarbij tot de voorlopige inschrijving wordt overgegaan, dienen de gemeentebesturen echter op alle mogelijke wettelijke manieren de permanente bewoning in gebouwen waar dit niet is toegelaten tegen te gaan. De gemeenten beschikken hiertoe ondermeer over de volgende middelen : - de verwittiging aan betrokkenen dat de inschrijving in de bevolkingsregisters voorlopig is; - de betrokkenen een verklaring doen ondertekenen waarbij zij bevestigen dat zij (als eigenaar of als huurder) hun hoofdverblijfplaats hebben gevestigd in een gebouw waar (permanente) bewoning niet is toegelaten wegens één van de bovenvermelde redenen; - het (laten) opmaken van een proces-verbaal met het oog op overmaking aan de procureur des Konings; - desnoods een klacht met burgerlijke partijstelling neerleggen bij de onderzoeksrechter; - met betrekking tot onveilige of ongezonde gebouwen: het nemen van een beslissing tot onbewoonbaarverklaring - wat een verbod van bewoning en een bevel tot ontruiming inhoudt - en het doen uitvoeren van deze beslissing.

Ook mijn administratie zal in dergelijke gevallen systematisch gebruik maken van de voorlopige inschrijving wanneer haar tussenkomst wordt gevraagd bij moeilijkheden of betwistingen in verband met het hoofdverblijf zoals bedoeld in artikel 8 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten. In het vervolg zullen dergelijke beslissingen van mijn administratie uitdrukkelijk vermelden dat, volgens de inlichtingen verstrekt door het gemeentebestuur, permanente bewoning van het desbetreffende gebouw niet is toegelaten, dit omwille van de veiligheid, de gezondheid, het urbanisme of de ruimtelijke ordening. Eveneens zal door mijn administratie een kopie van voormelde beslissingen worden toegestuurd aan het parket van de procureur des Konings. Van deze overmaking aan het parket zal eveneens melding worden gemaakt in de beslissingen.

Ook reeds tijdens het onderzoek ter plaatse zal de bevolkingsinspecteur van mijn administratie de betrokken bewoners erop wijzen dat de beslissing tot voorlopige inschrijving zal worden overgemaakt aan het parket.

Op dergelijke wijze dient het voor betrokkenen duidelijk te zijn dat de voorlopige inschrijving geen regularisatie met zich meebrengt van de door hen veroorzaakte onwettige situatie.

Ik ben de mening toegedaan dat de reglementering inzake de voorlopige inschrijving aldus voldoende duidelijk is en ik reken er op dat deze voortaan door de gemeentebesturen op een strikte en correcte manier zal worden toegepast.

De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^