Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 18 januari 1999
gepubliceerd op 22 januari 1999

Omzendbrief betreffende de inschrijving van de onderdanen van Lid-Staten van de Europese Unie als kiezers voor de verkiezing van het Europese Parlement

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1999000018
pub.
22/01/1999
prom.
18/01/1999
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN


18 JANUARI 1999. - Omzendbrief betreffende de inschrijving van de onderdanen van Lid-Staten van de Europese Unie als kiezers voor de verkiezing van het Europese Parlement


Aan de Dames en Heren Burgemeesters en Schepenen Ter informatie : Aan de Dames en Heren Provinciegouverneurs;

Aan de Dames en Heren Arrondissementscommissarissen.

Geachte Mevrouwen, Heren, Het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, zoals het werd gewijzigd bij titel II, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (Verdrag van Maastricht), garandeert de burgers van de Unie, in artikel 8B, paragraaf 2, het actief en passief kiesrecht in de Lid-Staat waar zij verblijven, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die Staat en bepaalt dat de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement, de nadere regelingen van uitoefening van dit recht vaststelt vóór 31 december 1993.

In uitvoering van deze bepaling heeft de Ministerraad van de Europese Unie op 6 december 1993 een richtlijn aangenomen tot vaststelling van deze nadere regelingen (Richtlijn EG/109/93 van 6 december 1993 bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen van 30 december 1993).

Voormelde richtlijn van 6 december 1993 werd omgezet in de Belgische kieswetgeving bij de wet van 11 april 1994 tot wijziging van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement en tot uitvoering van de richtlijn EG/93/109 d.d. 6 december 1993 van de Raad van de Europese Gemeenschappen (Belgisch Staatsblad van 16 april 1994 - hierna afgekort W.V.E.P. - zie de artikelen 1 tot 3bis W.V.E.P.).

Principes van de richtlijn van 6 december 1993 De principes van de voormelde richtlijn van 6 december 1993 zijn, wat de kiesbevoegdheidsvoorwaarden betreft, de volgende : 1) Eenieder die op de referentiedag (te weten op 1 april 1999 - opmaak kiezerslijst) burger is van de Europese Unie en die zonder er de nationaliteit van te bezitten, aan de voorwaarden voldoet waaraan de wetgeving van de Lid-Staat van verblijf het actief kiesrecht van zijn eigen onderdanen onderwerpt, heeft in de Lid-Staat van verblijf actief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement, tenzij hij dit recht verloren heeft (Richtlijn, art.3). Onder referentiedag verstaat de richtlijn « de dag/de dagen waarop de burgers van de Unie volgens het recht van de Lid-Staat van verblijf moeten voldoen aan de voorwaarden om aldaar kiesgerechtigd te zijn ». 2) De communautaire kiezer oefent zijn actief kiesrecht hetzij in de Lid-Staat van verblijf, hetzij in de Lid-Staat van herkomst uit. Niemand mag meer dan eenmaal zijn stem uitbrengen bij eenzelfde verkiezing (Richtlijn, art. 4, eerste lid). 3) De communautaire kiezer wordt in de Staat waar hij verblijft, van het kiesrecht uitgesloten indien hij dit recht in zijn Staat van herkomst verloren heeft of indien hij onder de toepassing valt van de vervallenverklaring bepaald in de kieswetgeving van de Staat van verblijf.De Lid-Staat van verblijf kan zich ervan vergewissen dat de burger die blijk heeft gegeven van zijn wil zijn actief kiesrecht aldaar uit te oefenen, dat recht in de Lid-Staat van herkomst niet heeft verloren. De Lid-Staat van herkomst kan op passende wijze en binnen een passende termijn alle gegevens die in dat verband nuttig zijn, verstrekken aan de Lid-Staat van verblijf (Richtlijn, art. 7). 4) De communautaire kiezer moet uitdrukkelijk blijk geven van zijn wil om zijn actief kiesrecht uit te oefenen in de Lid-Staat van verblijf. Indien daar stemplicht bestaat, geldt deze voor de communautaire kiezer.

Het blijk geven van de wil bedoeld in het vorige lid gebeurt tijdig voor de stemming en impliceert een formele verklaring waarin de communautaire kiezer zijn nationaliteit en adres moet vermelden alsook op welke kiezerslijst hij de laatste maal was ingeschreven in zijn Staat van herkomst. Hij moet er eveneens in vermelden dat hij zijn stemrecht niet in zijn Staat van herkomst zal uitoefenen.

De Lid-Staat van verblijf kan bovendien eisen dat de kiezer in deze verklaring aangeeft dat hij het actief kiesrecht in zijn Staat van herkomst niet verloren heeft en dat hij een nog geldig identiteitsbewijs voorlegt.

De inschrijving als kiezer geldt voor de volgende verkiezingen voor het Europese Parlement, op voorwaarde dat de betrokkene steeds aan de kiesbevoegdheidsvoorwaarden voldoet (Richtlijn, art. 8 en 9). 5) De Lid-Staat van verblijf betekent aan de betrokkene zijn beslissing in verband met zijn inschrijving op de kiezerslijst.In geval van weigering beschikt de aanvrager over dezelfde mogelijkheden tot beroep als de eigen onderdanen (Richtlijn, art. 11). 6) De Lid-Staat van verblijf stelt de communautaire kiezers tijdig en op passende wijze in kennis van de voorwaarden en nadere bepalingen die gelden voor de uitoefening van het actief kiesrecht (Richtlijn, art.12). 7) De Lid-Staat van verblijf zendt binnen een redelijke termijn voor de stemming aan de Lid-Staat van herkomt de gegevens toe betreffende de onderdanen van deze laatste Lid-Staat die op de kiezerslijst zijn ingeschreven (Richtlijn, art.13).

Onderrichtingen in verband met de procedure van inschrijving door de gemeenten A. Indienen van de aanvraag.

Iedere vreemde onderdaan van een Lid-Staat van de Europese Unie kan een aanvraag om inschrijving op de kiezerslijst voor de verkiezing van het Europese Parlement indienen via het formulier C/2 dat hierbij als bijlage is gevoegd en dat hem door de gemeente ter beschikking wordt gesteld. Er mag echter geen enkele aanvraag worden ingediend tussen 1 april 1999, de datum waarop de kiezerslijst wordt opgemaakt, en 13 juni 1999, de datum van de verkiezing. Na 13 juni 1999 mogen er opnieuw aanvragen worden ingediend.

De vreemde onderdanen die reeds kiezer waren bij de verkiezing van het Europese Parlement op 12 juni 1994 komen automatisch terug op de kiezerslijst van 1 april 1999 alsook de vreemde onderdanen die na 12 juni 1994 een desbetreffende aanvraag hebben ingediend en dit voor beide categorieën in zoverre zij de kiesbevoegdheidsvoorwaarden blijven vervullen. Deze vreemde onderdanen dienen dus geen nieuwe aanvraag in te dienen. De controle van deze kiesbevoegdheidsvoorwaarden geschiedt op dezelfde wijze als bij de nieuwe aanvragen (zie verder - punt C hieronder en Mededeling van informatie aan de Lid-Staten van herkomst).

B. Kiesbevoegdheidsvoorwaarden.

Om als kiezer te worden erkend, moet de aanvrager in de eerste plaats de nationaliteit kunnen bewijzen van een Lid-Staat van de Europese Unie die niet België is. In geval van dubbele nationaliteit, waaronder de Belgische nationaliteit, moet de betrokkene, indien hij aan de andere kiesbevoegdheidsvoorwaarden voldoet, als Belgisch kiezer worden beschouwd.

Hij moet zijn ingeschreven in de bevolkingsregisters van de gemeente (*) waar hij zijn aanvraag indient alsook in het Rijksregister van de natuurlijke personen.

Indien de aanvraag door het college van burgemeester en schepenen wordt erkend vóór de datum van opmaak van de kiezerslijst (1 april 1999) en de aanvrager intussen van verblijfplaats verandert, wordt de beslissing tot erkenning toegezonden aan de nieuwe gemeente van verblijf waar hij als kiezer zal worden ingeschreven. Algemeen wordt hierbij opgemerkt dat het aanvraagformulier C/2, alsmede de formulieren C/3 (bevestiging aanvraag) of C/4 (weigering aanvraag) behoren tot het persoonlijk dossier van betrokkene bij een inschrijving in de bevolkingsregisters. Bijgevolg dienen deze formulieren steeds te worden meegestuurd bij verblijfsverandering door betrokkene naar de Belgische gemeente van zijn nieuwe hoofdverblijfplaats.

Met een inschrijving in de bevolkingsregisters wordt gelijkgesteld, de vermelding voor de Europese ambtenaren en hun gezin die hun hoofdverblijfplaats in de gemeente hebben.

De aanvrager moet op de dag van de verkiezing de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben.

De aanvrager mag zijn actief en passief kiesrecht niet verloren hebben in zijn Staat van herkomst. De verklaring die hij over de aanvraag om inschrijving aflegt, geldt tot bewijs van het tegendeel. Hij mag ook niet onder de toepassing vallen van de artikelen 6 tot 9bis van het Kieswetboek (zie verder, controleprocedure).

De Staat van verblijf, in dit geval België, moet niet nagaan of de kiezer als kiezer is ingeschreven in zijn Staat van herkomst. Door uitdrukkelijk blijk te geven van zijn wil om te stemmen voor lijsten die volgens de Belgische kieswetgeving zijn opgemaakt of voor kandidaten die op deze lijsten staan, wordt de aanvrager geacht aan zijn kiesrecht te verzaken in zijn Staat van herkomst. Deze Staat zal hem in voorkomend geval als kiezer moeten schrappen op basis van gegevens die door de Belgische overheid worden medegedeeld. * Door de bevolkingsregisters moet worden verstaan de bevolkingsregisters zoals aangeduid in artikel 1, § 1, 1°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, zoals vervangen door de wet van 24 mei 1994.

C. Controle op het niet verloren hebben van het actief kiesrecht.

Niet verloren hebben van het actief kiesrecht in het land van herkomst.

Zodra de kiezerslijst is opgemaakt, dat wil zeggen vanaf 1 april 1999, stuurt het Ministerie van Binnenlandse Zaken aan de betrokken buitenlandse overheden (Staten van herkomst) de lijst van hun onderdanen die op een Belgische kiezerslijst werden ingeschreven. Dit maakt het mogelijk in de Staat van herkomst te controleren of deze kiezers hun actief kiesrecht niet verloren hebben. Het land van herkomst kan een eventuele vervallenverklaring mededelen aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken, dat ze doorstuurt aan het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeente, die de kiezer van de lijst schrapt. Deze schrapping wordt aan de betrokkene medegedeeld met de aangepaste motivering (zie verder Mededeling van informatie aan de Lid-Staten van herkomst).

Afwezigheid van ontzegging van het actief kiesrecht in België.

De artikelen 6 tot 9bis van het Kieswetboek zijn van toepassing op de vreemde onderdanen van een Lid-Staat van de Europese Unie die vragen hun actief kiesrecht te mogen uitoefenen voor lijsten die zijn opgemaakt overeenkomstig de Belgische kieswetgeving of voor kandidaten die op deze lijsten staan.

Het gaat hoofdzakelijk om personen die overeenkomstig de voormelde artikelen van het Kieswetboek : a) hetzij tot een criminele straf werden veroordeeld (KWB., art. 6); b) hetzij zich in een toestand van kiesonbekwaamheid bevinden op grond van een gerechtelijke onbekwaamverklaring, een statuut van verlengde minderjarigheid, een internering of een terbeschikkingstelling van de Regering met toepassing van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij, vervangen bij artikel 1 van de wet van 1 juli 1964 en zulks tijdens de duur van de onbekwaamheid of de terbeschikkingstelling van de Regering (KWB., art. 7, eerste lid, 1° en 3°); c) daarbij komen, voor zover de periode van schorsing niet afgelopen is op de dag van de verkiezing, de personen die veroordeeld werden tot een correctionele gevangenisstraf van meer dan vier maanden, met uitzondering van degenen die uit hoofde van de artikelen 419 en 420 van het Strafwetboek veroordeeld werden (KWB., art. 7, 2°, zoals gewijzigd door de wet van 21 december 1994).

Bij de overlegging van de aanvraag om inschrijving op de kiezerslijst kijkt de gemeenteoverheid, op basis van de informatie waarover zij beschikt en met name van het gemeentelijk strafregister en de bevolkingsregisters, na of de persoon zich niet in één van de hierboven opgesomde gevallen bevindt. Als dat het geval is, vraagt de gemeente onverwijld aan het parket dat afhangt van de rechtbank die de veroordeling heeft uitgesproken of indien nodig aan de griffie van de rechtbank die één van de maatregelen bedoeld in b) hierboven heeft voorgeschreven, bevestiging dat de betrokkene vervallen moet verklaard worden van zijn actief kiesrecht voor de Europese verkiezing. Indien op de datum waarop de kiezerslijst wordt opgemaakt, geen enkele bevestiging werd verkregen, wordt de betrokkene voorlopig ingeschreven op de kiezerslijst. Hij zal er later van geschrapt worden, indien de gemeente er bevestiging van krijgt dat de betrokkene onder de toepassing van de artikelen 6 tot 9bis van het Kieswetboek valt.

De gemeente mag uiteraard geen bijzondere stappen zetten indien zij over geen informatie beschikt die tot de vervallenverklaring van het actief kiesrecht zou kunnen leiden.

D. Beslissing van het college van burgemeester en schepenen.

Op basis van de aanvraag van de betrokkene, de inlichtingen die het gemeentebestuur in zijn bezit heeft of ingewonnen heeft en, in voorkomend geval, van de gegevens die het door de Staat van herkomst via de Minister van Binnenlandse Zaken werden toegezonden, erkent of weigert het college van burgemeester en schepenen de inschrijving op de kiezerslijst.

De erkenning wordt onverwijld aan de betrokkene betekend via het formulier C/3 dat hierbij als bijlage is gevoegd en wordt vermeld in de bevolkingsregisters waarbij de datum van de beslissing wordt aangegeven en, in voorkomend geval, de lokale of territoriale collectiviteit waarin de betrokkene voor de laatste maal werd ingeschreven in zijn Staat van herkomst.

Deze informatie kan worden vastgelegd in het Rijksregister van de natuurlijke personen met toepassing van artikel 3, derde lid, van de wet van 8 augustus 1983 (via het informatietype 131).

De weigering van inschrijving wordt bij een ter post aangetekende brief eveneens aan de betrokkene betekend via het formulier C/4 dat hierbij als bijlage is gevoegd. Deze weigering geeft geen aanleiding tot inschrijving in de bevolkingsregisters, maar wordt genoteerd op een steekkaart die moet worden ingevoegd in het bestand bedoeld bij artikel 7bis van het Kieswetboek.

De persoon wiens inschrijving op de kiezerslijst werd geweigerd, beschikt over de mogelijkheden tot beroep waarin is voorzien in de artikelen 18 tot 39 van het Kieswetboek.

Indien de vreemde onderdaan van een Lid-Staat van de Europese Unie, nadat de kiezerslijst is opgemaakt, niet meer aan de kiesbevoegdheidsvoorwaarden voldoet, hetzij dat hij de nationaliteit van een Lid-Staat van de Europese Unie verloren heeft, hetzij dat hij van de bevolkingsregisters geschrapt werd naar aanleiding van een schrapping van ambtswege of voor het buitenland, hetzij dat hij zijn actief en passief kiesrecht heeft verloren ten opzichte van de Belgische wetgeving of die van zijn land van herkomst,wordt hij van de kiezerslijst geschrapt en wordt de vermelding in de bevolkingsregisters verwijderd.

Mededeling van informatie aan de Lid-Staten van herkomst (vreemdelingen) of van verblijf (Belgen) A. Mededeling van informatie aan de Lid-Staten van herkomst wat de vreemde onderdaan betreft.

Op basis van de vermeldingen in de bevolkingsregisters en in het bestand bedoeld bij artikel 7bis van het Kieswetboek delen de gemeenten, zodra de kiezerslijst is opgemaakt, aan de Minister van Binnenlandse Zaken onverwijld de lijst mede van de vreemde onderdanen van een Lid-Staat van de Europese Unie die op de kiezerslijst van de gemeente werden ingeschreven.

Hierbij dient er te worden verwezen naar het koninklijk besluit van 18 april 1994 tot uitvoering van artikel 3bis, tweede lid, van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement (Belgisch Staatsblad van 23 april 1994) dat bepaalt welke gegevens van de aanvrager verplicht via het netwerk van het Rijksregister moeten worden medegedeeld.

Dit betreft de volgende gegevens van de aanvrager : 1° de naam en de voornamen;2° de geboortedatum en -plaats;3° het geslacht;4° de nationaliteit;5° het adres van de hoofdverblijfplaats;6° de datum waarop het college van burgemeester en schepenen de aanvraag om inschrijving op de kiezerslijst heeft erkend;7° in voorkomend geval de gemeente, de kieskring of de diplomatieke of consulaire post van de Lid-Staat van herkomst op de kiezerslijst waarvan de persoon voor het laatst was ingeschreven. De gemeenten die het informatietype 131 bijwerken in het Rijksregister (art. 3, derde lid, van de wet van 8 augustus 1983 op het Rijksregister), hebben voldaan aan bovenvermelde verplichting. De gemeenten die zich beperken tot de bijwerking van de negen wettelijke informaties in het Rijksregister (art. 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 op het Rijksregister), dienen bovenvermelde gegevens van de aanvrager via het netwerk voor elektronische post PUBEXI bij het Rijksregister mede te delen. In dit laatste geval zal de mededeling per nationaliteit en in tweede instantie in alfabetische volgorde geschieden. Hiervoor is het als bijlage gevoegde standaardformulier ontworpen.

De Minister van Binnenlandse Zaken zal nadien ervoor zorgen dat aan de Lid-Staat van herkomst onverwijld de lijst van de communautaire kiezers wordt toegezonden die op die Staat betrekking heeft via geautomatiseerde wijze (diskettes). Tussen de Lid-Staten zijn hieromtrent de nodige afspraken gemaakt.

B. Mededeling van informatie aan de Lid-Staten van verblijf wat de Belgen betreft die er verblijven.

De Belgische onderdanen die in een Lid-Staat van de Europese Unie verblijven kunnen in die Staat om hun inschrijving als kiezer voor de verkiezing van het Europese Parlement vragen.

Deze Staten van verblijf delen aan de Belgische Minister van Binnenlandse Zaken op geautomatiseerde wijze (diskettes) de lijst mede van de Belgen die daarvoor gekozen hebben. Op deze lijst zal ook de Belgische gemeente vermeld staan waar zij voor de laatste maal als kiezer waren ingeschreven. De Minister van Binnenlandse Zaken zal op dat ogenblik de gemeenten verzoeken na te gaan of die personen hun actief kiesrecht niet verloren hebben.

Aan de betrokken gemeenten wordt eveneens de lijst toegezonden van de Belgische onderdanen die gevraagd hebben hun passief kiesrecht te mogen uitoefenen in een Lid-Staat van de Europese Unie.

Aanvraag van een vreemde onderdaan van een Lid-staat van de Europese Unie om zijn passief kiesrecht in belgie te mogen uitoefenen Een dergelijke aanvraag betreft in het bijzonder de voorzitters van de collegehoofdbureaus voor de verkiezing van het Europese Parlement te Mechelen, Namen en Eupen.

Publiciteit Door het Ministerie van Binnenlandse Zaken wordt een folder ten behoeve van de vreemde onderdanen van de Europese Unie verspreid via de postkantoren en de gemeenten. De gemeenten ontvangen met deze omzendbrief een aantal folders naar rata van hun aantal ingeschreven onderdanen uit de Europese Unie (zie bijlage). Deze folder wordt ook aangekondigd in de pers.

Ik nodig de gemeenten uit door aanplakking of op een andere wijze, ter attentie van de onderdanen van de Europese Unie, voor publiciteit te zorgen, waarin beknopt de voormelde bepalingen en de beschikbaarheid van die folder worden medegedeeld en waarin wordt voorzien in de mogelijkheid voor de onderdanen die dat wensen, een afschrift van deze omzendbrief te krijgen, samen met de desbetreffende folder.

Tevens is het aangewezen dat de gemeenten beroep doen op de lokale media.

Aanvragen om informatie Alle bijkomende informatie in verband met deze omzendbrief kan worden verkregen bij de Juridische Dienst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (Tel. 02/500.22.12.(N) of 500.22.11 (F) of bij de Directie Verkiezingen-Bevolking (Tel. 02/210.21.43 (N) of 210.21.83 (F).

Ik verzoek de Dames en Heren Provinciegouverneurs een verwijzing naar deze omzendbrief en naar de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, in het memoriaal van de provincie op te nemen.

De omzendbrief van 27 januari 1994 wordt opgeheven.

Brussel, 18 januari 1999.

De Minister, L. Van Den Bossche.

Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^