Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 20 juli 2000
gepubliceerd op 27 juli 2000

Omzendbrief tot aanvulling van de omzendbrief van 25 april 2000 inzake de wet van 1 maart 2000 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende de Belgische nationaliteit

bron
ministerie van justitie
numac
2000009682
pub.
27/07/2000
prom.
20/07/2000
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN JUSTITIE


20 JULI 2000. - Omzendbrief tot aanvulling van de omzendbrief van 25 april 2000 inzake de wet van 1 maart 2000 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende de Belgische nationaliteit


Aan mevrouw en de heren Provinciegouverneurs;

Aan mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad;

Aan mevrouwen en de heren Procureurs-generaal bij de hoven van beroep;

Aan mevrouwen en de heren Burgemeesters en Ambtenaren van de burgerlijke stand van het Rijk.

Om een correcte en éénvormige toepassing van de wet te verzekeren vult deze omzendbrief de omzendbrief van 25 april 2000 inzake de wet van 1 maart 2000 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende de Belgische nationaliteit (Belgisch Staatsblad van 6 mei 2000) aan wat de volgende punten betreft : 1. Het begrip « onmogelijkheid om zich een akte van geboorte te verschaffen » (artikel 5 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, hierna : WBN) De wetgever heeft gewild dat de vreemdeling die de Belgische nationaliteit wenst te verwerven niet zou worden bestraft door de onmogelijkheid om zich zijn akte van geboorte te verschaffen. In geval van onmogelijkheid om zich een akte van geboorte te verschaffen, kan voortaan het eensluidend verklaard afschrift van deze akte vervangen worden door een gelijkwaardig document afgeleverd door de diplomatieke of consulaire overheden van het geboorteland van betrokkene.

Wat « de onmogelijkheid van het zich verschaffen van de akte van geboorte » betreft, acht ik het nuttig er aan te herinneren dat dit begrip werd overgenomen uit artikel 70 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot de onmogelijkheid voor een van de aanstaande echtgenoten om zijn akte van geboorte voor te leggen. Het is bijgevolg raadzaam de interpretatie te volgen die door de rechtsleer werd gegeven aan dit begrip. Volgens deze is het niet noodzakelijk dat de akte van geboorte niet werd opgemaakt of werd vernietigd. De afstand, moeilijke verbindingen, de staat van oorlog in het land waar de akte werd opgemaakt kunnen eveneens worden beschouwd als voldoende beletsels om zich een akte van geboorte te verschaffen. Zo kunnen ook bepaalde personen zich in de materiële onmogelijkheid (bijvoorbeeld financieel) bevinden om zich naar hun geboorteland te begeven om hun akte van geboorte te halen. Uit wat voorafgaat en rekening houdend met het beoogde doel van de wetgever, past het het begrip « onmogelijkheid » te beoordelen op een soepele manier.

Zodra de ambtenaar van de burgerlijke stand de onmogelijkheid voor een persoon om een eensluidend verklaard afschrift van de akte van geboorte voor te leggen vaststelt, dient hij het gelijkwaardig document afgeleverd door de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in België van het geboorteland van betrokkene te aanvaarden. 2. Procedure van nationaliteitsverklaring (artikel 12bis WBN) De in België geboren vreemdeling, die er sedert zijn geboorte zijn hoofdverblijf heeft, kan de Belgische nationaliteit verkrijgen door een nationaliteitsverklaring op basis van artikel 12bis, § 1, 1°, WBN. Bovendien kan de in België of in het buitenland geboren vreemdeling die sedert ten minste zeven jaar zijn hoofdverblijf in België heeft gevestigd een nationaliteitsverklaring afleggen voor zover hij op het moment van de verklaring gemachtigd is of toegelaten werd tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk of toegelaten werd om er zich te vestigen (art. 12bis, § 1, 3°, WBN). Ik vestig er bijgevolg uw aandacht op dat de geboorteplaats van de betrokkene (in België of in het buitenland) van geen belang is voor de toepassing van artikel 12bis, § 1, 3°, WBN. In het geval dat een persoon tegelijkertijd de voorwaarden van de twee hoger vermelde wettelijke bepalingen vervult, komt het aan hem toe om te kiezen voor de toepassing van de éne of de andere. De ambtenaar van de burgerlijke stand kan hem niet dwingen om zijn verklaring af te leggen op basis van artikel 12bis, § 1, 1° of artikel 12bis, § 1, 3°, WBN. 3. Ontvangstmelding door de ambtenaar van de burgerlijke stand Wanneer iemand verzoekt om de verkrijging van de Belgische nationaliteit, ongeacht de gevolgde procedure (verklaring, optie, naturalisatie), ben ik van oordeel dat een behoorlijk bestuur vereist dat aan betrokkene door de ambtenaar van de burgerlijke stand een ontvangstmelding waarin het indienen van de aanvraag wordt bevestigd, wordt afgeleverd.De afgifte van dit document zal de opvolging van het dossier vergemakkelijken voor de betrokkenen. Het is evenwel vanzelfsprekend dat de termijn waarover de verschillende overheden (parket, Dienst Vreemdelingenzaken en Veiligheid van de Staat) beschikken om een advies te verlenen in de verschillende procedures van verwerving van de Belgische nationaliteit pas begint te lopen op de dag dat deze overheden zelf ontvangstmelding hebben gegeven van de aan hen overgemaakte dossiers.

In dit verband moet ik eraan herinneren dat deze overheden onverwijld ontvangstmelding dienen te geven van alle aanvragen tot verkrijging van de Belgische nationaliteit. 4. Bij te voegen stavingsstukken Het koninklijk besluit van 13 december 1995, gewijzigd door het koninklijk besluit van 16 april 2000 (Belgisch Staatsblad van 16 december 1995 en van 27 april 2000) stelt de volledige lijst vast van de bij de naturalisatieaanvraag (art.19 WBN) en bij de nationaliteitsverklaring (art. 12bis WBN) te voegen stavingsstukken.

Geen enkel bijkomend document (zoals bijvoorbeeld een nationaliteitsbewijs) kan worden gevraagd.

Wat de door het hoger vermelde koninklijk besluit van 13 december 1995 vereiste uittreksels uit het bevolkings- of vreemdelingenregister betreft, ligt het voor de hand dat de gemeentelijke overheden van de woonplaats van de aanvrager aan hem een uittreksel uit het register afleveren, dewelke een volledig historiek van adressen bevat.

Ook hier lijkt het mij nuttig te herinneren aan de duidelijke wens van de wetgever om de te vervullen administratieve formaliteiten door de vreemdeling die de Belgische nationaliteit wenst te verkrijgen, te vereenvoudigen.

De bewijskracht van de bijgevoegde stukken dient te worden beoordeeld, naargelang de procedure, door de procureur des Konings en/of de Kamer van volksvertegenwoordigers. 5. Controle van de grondvoorwaarden en het bestaan van gewichtige feiten eigen aan de persoon Ik herinner er aan dat het aan de procureur des Konings toekomt om na te gaan of de voor de procedure vereiste grondvoorwaarden zijn vervuld.Hetzelfde geldt voor het eventuele bestaan van een beletsel wegens gewichtige feiten eigen aan de persoon. 6. Begrip « beletsel wegens gewichtige feiten eigen aan de persoon » (artikelen 12bis, 13-14, 16, 21 en 24 WBN) In alle procedures van verkrijging van de Belgische nationaliteit (met uitzondering van deze gebaseerd op het bezit van de staat van Belg (art.17 WBN)) kan het beletsel wegens gewichtige feiten eigen aan de persoon aanleiding geven tot een negatief advies van de procureur des Konings.

Het begrip « beletsel wegens gewichtige feiten eigen aan de persoon » werd reeds eerder uitgelegd in twee ministeriële omzendbrieven (Circulaire van 6 augustus 1984 betreffende het Wetboek van de Belgische nationaliteit, Belgisch Staatsblad van 14 augustus 1984 en Circulaire van 8 november 1991 betreffende de wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, Belgisch Staatsblad van 7 december 1991).

Ik acht het evenwel nuttig eraan te herinneren dat niet iedere strafrechterlijke veroordeling een beletsel wegens gewichtige feiten eigen aan de persoon vormt. Zo kunnen de anciënniteit van de veroordeling, de mindere ernst of de eventueel verschoonbare aard van de gepleegde inbreuk -naar gelang de omstandigheden- inhouden dat een veroordeling niet constitutief is voor gewichtige feiten eigen aan de persoon. Omgekeerd, kan dit beletsel bestaan zonder enige strafrechterlijke veroordeling, bijvoorbeeld de omstandigheid dat tegen belanghebbende een besluit van uitzetting of een maatregel tot terugwijzing uit het Belgisch grondgebied is genomen. Het kan bijvoorbeeld ook gaan om feiten van zware delinkwentie die al dan niet worden gestraft, om inbreuken op de veiligheid van de Staat, terroristische activiteiten, spionage of uitgesproken weigering om de Belgische wetten na te leven. Zo kan ook een in het buitenland uitgesproken veroordeling in aanmerking worden genomen.

Het behoort toe aan de procureur des Konings om de gewichtige feiten eigen aan de persoon die een beletsel vormen voor de verkrijging van de Belgische nationaliteit in zijn negatief advies te preciseren. 7. Kennisgeving van het negatief advies door de procureur des Konings Elk door de procureur des Konings uitgebracht negatief advies in het kader van een procedure van nationaliteitsverklaring of van nationaliteitskeuze, dient door zijn toedoen tegelijkertijd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand en, bij een ter post aangetekende brief met ontvangstmelding aan de belanghebbende te worden betekend. Deze laatste beschikt over vijftien dagen, te rekenen vanaf de datum van de ontvangst van het negatief advies, om aan de ambtenaar van de burgerlijke stand te vragen om zijn dossier over te zenden aan de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied.

Wanneer de belanghebbende geen aanhangigmaking bij de rechtbank vraagt, wordt zijn verklaring omgevormd tot een verzoek om naturalisatie en overgemaakt aan de Kamer van volksvertegenwoordigers voor zover de grondvoorwaarden van artikel 19 WBN zijn vervuld.

Het is bijgevolg van fundamenteel belang dat de ambtenaar van de burgerlijke stand precies weet vanaf wanneer de termijn van vijftien dagen begint te lopen.

Om die reden dient de procureur des Konings zijn negatief advies aan de betrokkene te betekenen bij een ter post aangetekende brief met ontvangstmelding.

De procureur des Konings kan op die manier de ambtenaar van de burgerlijke stand in kennis stellen van de datum van ontvangst van het negatief advies door betrokkene. 8. Mogelijkheid om een nieuwe aanvraag in te dienen na een negatieve beslissing Wanneer de rechtbank het negatief advies van de procureur des Konings in het kader van de nationaliteitsverklaring of de verklaring van nationaliteitskeuze gegrond verklaart, staat het de betrokkene steeds vrij om een nieuwe verklaring af te leggen. Wanneer een naturalisatieaanvraag wordt geweigerd, kan de betrokkene steeds een een nieuwe aanvraag indienen. 9. Hangende aanvragen Volgens artikel 26, §§ 8 en 9, WBN moeten alle aanvragen tot verwerving van de Belgische nationaliteit die vóór de inwerkingtreding van de wet van 1 maart 2000, met name vóór 1 mei 2000, worden behandeld overeenkomstig de vroeger toepasselijke bepalingen. Rekening houdend met het stadium waarin het oorspronkelijke dossier zich bevindt, dient de ambtenaar van de burgerlijke stand te oordelen of er aan de persoon die aan de dienst inlichtingen vraagt, kan worden aangeraden om al dan niet een nieuwe aanvraag in te dienen.

Brussel, 20 juli 2000.

De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^