Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 24 januari 2002
gepubliceerd op 31 januari 2002

Omzendbrief GPI 15 betreffende de toepassing van de mobiliteitsregeling in de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, ten behoeve van de lokale verantwoordelijke overheden in de politiezones

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2002000070
pub.
31/01/2002
prom.
24/01/2002
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN


24 JANUARI 2001. - Omzendbrief GPI 15 betreffende de toepassing van de mobiliteitsregeling in de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, ten behoeve van de lokale verantwoordelijke overheden in de politiezones


Aan Mevrouw en Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, Aan de Dames en Heren Burgemeesters.

Ter informatie : Aan de Commissaris-generaal van de federale politie, Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie van de lokale politie, Aan de Directeur-generaal van de Algemene Rijkspolitie, Aan de Dames en Heren Arrondissementscommissarissen, Aan de provinciale ondersteuningsteams, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, 1. Met het oog op een doeltreffende inzet van het personeel is een performant en geïntegreerd beleid inzake mobiliteit, rekrutering, selectie en opleiding noodzakelijk.Met de publicatie van het koninklijk besluit van 20 november 2001 tot vaststelling van de nadere regels inzake de mobiliteit van het personeel van de politiediensten (afgekort als KB Mobiliteit) kan aan het stelsel van de mobiliteit uitvoering worden gegeven. Deze omzendbrief heeft tot doel de nadere procedurele aspecten toe te lichten. Hierbij is de ondersteunende rol van de federale politie van essentieel belang. Aanvullend aan de toelichting betreffende de mobiliteit wordt kort ingegaan op de houding die de lokale overheden kunnen aannemen om het verlies aan capaciteit via vervangingen op te vangen. 2. Algemeen concept 2.1 Planning van de behoeften 2.1.1 Het betreft een raming van de behoeften op middellange en lange termijn aan de hand van een geheel van parameters waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheid van een toekomstig vertrek van personeelsleden, evenals mogelijke wijzigingen in de personeelsformatie van het politiekorps (in min of plus). 2.1.2 Gelet op de op te starten procedures (met betrekking tot de rekrutering, selectie, opleiding en mobiliteit) dient een bepaald aantal inlichtingen te worden ingewonnen zoals : - toekomstig vertrek van personeelsleden wegens pensionering; - toekomstige aanpassingen van de personeelsformatie; - het gemiddeld aantal personeelsleden dat per jaar vertrekt voor andere redenen dan pensionering (bvb. vrijwillig ontslag, ontslag om tuchtredenen); - wat het operationeel kader betreft, het gemiddeld aantal personeelsleden dat is toegetreden tot een stelsel van loopbaanonderbreking, vrijwillige vierdagenweek en halftijdse vervroegde uittreding en waarvoor een vervanging gewenst is; - ...

Om een optimale planning te kunnen verwezenlijken, dienen deze gegevens in de loop van het jaar X-2 ter beschikking te worden gesteld met bevestiging van het eventueel indienen van een pensioendossier in de loop van het jaar X-1.

Deze gegevens kunnen worden bezorgd aan de directie van het beleid, het beheer en de ontwikkeling (afgekort als DPG) van de algemene directie personeel van de federale politie, samen met de noodzakelijke gegevens om de jaarlijkse naamlijst op te stellen (Art II.I.9 RPPol). 2.1.3 Er dient aangestipt dat het overzenden van gegevens door de politiekorpsen in het raam van de mededeling van hun behoeften op middellange en lange termijn niet automatisch leidt tot een vacantverklaring van de desbetreffende bediening(en). Het politiekorps dient formeel een aanvraag tot vacantverklaring in te dienen volgens de procedureregels toegelicht in de paragraaf omtrent de mobiliteitscyclus (punt 3.1 infra). 2.1.4 Deze werkwijze laat een soepele toepassing van de mobiliteit toe en integreert het best de mogelijkheden die de mobiliteit verschaft aan de benoemde personeelsleden en aan de aspiranten die hun basisopleiding beëindigen (ieder trimester voor het basiskader, sommige trimesters voor het middenkader - afhankelijk van het aantal verstrekte opleidingen in de scholen - en éénmaal per jaar voor de officieren). 2.2 Mobiliteit 2.2.1 Ambten De te begeven ambten worden gekenmerkt door hun vermelding in de personeelsformatie met aanwijzing van de directie of dienst, met eventueel sectie of bureau, het voorziene kader of niveau en de gewone plaats van het werk. 2.2.2 Binnen een lokaal politiekorps en binnen een directie van de federale politie en binnen hetzelfde kader (officiers-, midden-, basis- en hulpkader) of niveau (niveau A, B, C en D), voor zover het geen wijziging van de aard van het contract betreft, kunnen de ambten in een eerste tijd door interne verschuivingen worden ingevuld. De korpschef, wat de lokale politie betreft, en de commissaris-generaal, wat de federale politie betreft, bepalen de nadere regels van deze interne verschuivingen.

De diensten binnen de directie van de politie van de verbindingswegen (afgekort als DAC) (de verkeerspolitie, de zeevaartpolitie, de spoorwegpolitie en de luchtvaartpolitie) en van de beveiligingsopdrachten en internationale opdrachten (afgekort als DAP) van de federale politie worden in dit opzicht met een directie gelijkgesteld. Niettemin zijn voor deze diensten interne verschuivingen enkel mogelijk binnen dezelfde provincie of binnen het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. 2.2.3 Ambten vatbaar voor het stelsel van de mobiliteit De ambten, vatbaar voor mobiliteit, zijn : 1) de ambten in een korps van de lokale politie, in een directie of in een dienst, die afhangt van de commissaris-generaal of van een directeur-generaal van de federale politie, die niet door middel van interne verschuivingen worden toegekend;2) de ambten die een wijziging van kader (officiers-, midden-, basis- en hulpkader) of van niveau (niveau A, B, C en D) inhouden; Het komt de gemeenteraad of de politieraad, op advies van de korpschef wat de lokale politie betreft, of de commissaris-generaal of de door deze aangewezen directeur-generaal wat de federale politie betreft, toe deze ambten bij mobiliteit in competitie te stellen. 2.3 De aanwerving en de selectie van de kandidaten voor de politie Behoudens de selecties die specifiek worden georganiseerd in het raam van de mobiliteit is het geheel van activiteiten van aanwerving en selectie van personeel voor de lokale en de federale politie toevertrouwd aan de directie van de rekrutering en de selectie (afgekort als DPR) van de algemene directie personeel van de federale politie. Deze activiteiten betreffen zowel het personeel van het operationeel kader als dat van het administratief en logistiek kader en dat zowel voor wat betreft selectieprocedures voor externe kandidaten als selectieprocedures die worden georganiseerd in het raam van bevordering door overgang naar een hoger kader of niveau. 3. Geïntegreerde werkwijze 3.1 De mobiliteitscyclus 3.1.1 Overeenkomstig artikel 3 van het KB Mobiliteit wordt de algemene directie personeel van de federale politie en meer bepaald haar directie van de mobiliteit en het loopbaanbeheer (afgekort als DPM) aangewezen als de dienst die belast is met de regeling van de mobiliteit tussen de korpsen van de lokale politie, tussen de korpsen van de lokale politie en de federale politie en binnen de federale politie. 3.1.2 DPM is meer in het bijzonder belast met de volgende opdrachten : - inzamelen van de gegevens omtrent de personeelsbehoeften van de verschillende politiekorpsen; - inlichten van alle personeelsleden van de lokale en de federale politie omtrent de vacant verklaarde betrekkingen; - inzamelen van de kandidaatstellingen en in voorkomend geval samenvoegen van de stukken van het mobiliteitsdossier die op verschillende wijze werden toegezonden en overzenden van de mobiliteitsdossiers aan de overheden bevoegd voor de selectie van de kandidaten; - bekendmaken aan alle politiediensten en aan de kandidaten van de selectieresultaten.

DPM is eveneens belast met de inwerkingstelling, op vraag van de gemachtigde lokale overheden, van de nationale selectiecommissie voor officieren van de lokale politie en van de nationale selectiecommissie voor de personeelsleden van niveau A van de lokale politie (zie artikel 22 van het ministerieel besluit van 7 september 2001 betreffende het overdragen van sommige bevoegdheden van de Minister van Binnenlandse Zaken aan bepaalde overheden van de federale politie (Belgisch Staatsblad van 27 september 2001), art. VI.II.46, eerste lid, RPPol en art. VI.II.52, eerste lid, RPPol). 3.1.3 Het vacant verklaren van betrekkingen (vacatures) Om te kunnen besluiten tot een overzichtelijke aanbieding van vacante betrekkingen, gevoegd als bijlage bij een inleidend document, dient de gemeenteraad of de politieraad, op advies van de korpschef de betrekkingen, die de lokale overheden wensen te laten publiceren, mee te delen aan DPM aan de hand van het formulier bedoeld in bijlage 1 van het KB Mobiliteit. In principe zullen er in 2002 drie mobiliteitscycli plaatsvinden. Wat de eerste mobiliteitscyclus betreft, vraag ik aan deze lokale overheden om de betrekkingen te willen meedelen binnen de dertig dagen te rekenen vanaf de publicatie van deze omzendbrief. Nadien kunnen de vacante betrekkingen in functie van de behoeften aan DPM worden toegezonden. De precieze datum voor het afsluiten van het meedelen van de vacante betrekkingen voor de volgende mobiliteitscyclus zal later worden bekendgemaakt.

Hierbij vestig ik ook uw aandacht op de data vermeld in punt 8 en 9 van de bedoelde bijlage en verzoek ik de bevoegde overheden nogmaals geen al te korte vervaltermijnen te hanteren en bij voorkeur de vaststelling van de uiterste data waarop de kandidaatstelling voor de vacatures dient te gebeuren, over te laten aan DPM. Op die manier wordt een veelvoud van verschillende data in het raam van éénzelfde publicatie van vacatures vermeden.

Om te vermijden dat de mobiliteitsbehoeften van het geheel van de politiekorpsen beduidend de rekruterings-, selectie- en opleidingscapaciteit zou overtreffen en om het harmonisch functioneren en de continuïteit van elk korps niet in gevaar te brengen, wordt in dit stadium tijdelijk het aantal open te stellen ambten per mobiliteitscyclus beperkt tot maximum 5 % van de personeelsformatie van elk korp van de lokale politie of van de federale politie.

Afwijkingen nopens de toegestane quotiteit kunnen mij op voorstel van de algemene directie personeel van de federale politie voor beslissing worden voorgelegd.

Elk politiekorps ontvangt minstens één exemplaar van de oproep tot kandidaatstelling. De functionele meerderen zullen er op toezien dat al hun personeel over het bestaan van dit document wordt ingelicht. De vacatures zullen tevens worden aangekondigd op de internetsite www.poldoc.be Elke korpschef of directeur wordt gevraagd van de oproep tot kandidaatstelling ontvangst te melden aan DPM (Fax : + 32 (0) 2 642 60 96). 3.1.4 Kandidaatstellingen voor mobiliteit (art.VI.II.19 RPPol) Ieder personeelslid dat zich kandidaat stelt, is er wettelijk toe gehouden per gevraagde betrekking een formulier van kandidaatstelling en een bijgevoegde mobiliteitsfiche over te zenden aan DPM. Iedere korpschef zal de dienst aanwijzen die instaat voor het verstrekken van het typeformulier voor kandidaatstelling bedoeld in bijlage 2 van het KB Mobiliteit en van de mobiliteitsfiche bedoeld in bijlage 3 van dit besluit.

Indien het betrokken personeelslid zich kandidaat wenst te stellen voor meerdere vacante bedieningen, zal een evenredig aantal originele exemplaren of voor eensluidend verklaarde kopieën van de mobiliteitsfiche worden verstrekt.

De kandidaatstellingen kunnen aan DPM worden bezorgd op één van de volgende wijzen : - ofwel per aangetekend schrijven; - ofwel door overhandiging van het schrijven tegen ontvangstbewijs aan de hiërarchische chef; - ofwel door overhandiging van het document tegen ontvangstbewijs aan DPM zelf. 3.1.5 Het mobiliteitsdossier - De eindverantwoordelijke voor de evaluatie, in casu, wat de officieren en de personeelsleden van niveau A betreft, de korpschef en, wat de andere personeelsleden betreft, de korpschef of de officier die hij aanwijst, dient ten laatste binnen de 15 dagen na de uiterste datum van het indienen van de aanvragen, per aangevraagde betrekking en per personeelslid, een mobiliteitsdossier zoals bepaald in artikel VI.II.13 RPPol, aan DPM over te zenden. - Indien de kandidaat zijn aanvraag per aangetekend schrijven heeft verzonden of rechtstreeks tegen ontvangstbewijs aan DPM zelf heeft overhandigd, verstrekt de kandidaat eveneens een kopie van deze aanvraag aan de eindverantwoordelijke voor de evaluatie, die het mobiliteitsdossier samenstelt en overzendt aan DPM. In dit geval zendt de eindverantwoordelijke voor de evaluatie uiterlijk op de laatste dag van het afsluiten van de plaatsaanbieding een afschrift van het formulier van kandidaatstelling per fax aan DPM of aan de directie van de mobiliteit en het loopbaanbeheer-CALogdienst (afgekort als DPMC) (+ 32 (0) 2 642 61 89) voor het CALogpersoneel. - DPM zal vervolgens alle mobiliteitsdossiers bundelen en overzenden aan de overheden bevoegd voor de selectie van de kandidaten. 3.1.6 De selectiemodaliteiten voor de kandidaten voor mobiliteit De overheden bevoegd om een betrekking vacant te verklaren, vermelden bij de vacature welke selectiemodaliteiten zullen worden gehanteerd.

Eens vastgesteld kan daar niet meer worden van afgeweken.

De mogelijke selectiemodaliteiten zijn de volgende : 1) met uitzondering van de bij mobiliteit te begeven betrekkingen voor officier en voor de personeelsleden van het administratief en logistiek kader van niveau A, het toekennen door de gemeente- of de politieraad voor de door hen bepaalde categorieën van betrekkingen in volgorde van de anciënniteit van de kandidaten die voldoen aan de algemene voorwaarden van de mobiliteit bedoeld in artikel VI.II.10 RPPol. Dit is ontegensprekelijk de eenvoudigste en snelste procedure; 2) het in aanmerking nemen voor alle kandidaten van het gemotiveerd advies van de korpschef (of van de officier of het personeelslid van niveau A dat werd aangewezen) onder wiens bevoegdheid de vacante bediening valt;3) het houden van een interview met de verschillende kandidaten door de korpschef (of door de daartoe aangewezen officier of het daartoe aangewezen personeelslid van niveau A) onder wiens bevoegdheid de vacante bediening valt;4) het in aanmerking nemen van het advies van de korpschef van de kandidaat (of van de daartoe aangewezen officier of het daartoe aangewezen personeelslid van niveau A);5) het in aanmerking nemen van het advies van een selectiecommissie ad hoc. Indien het een vacante betrekking voor een officier of een personeelslid CALogvan niveau A betreft, is het inwinnen van het advies van een commissie ad hoc een verplichting; 6) het organiseren van één of meer tests of geschiktheidsproeven. Voor de officieren beschikken de bevoegde overheden over de mogelijkheid om, naast de mogelijkheid een lokale selectiecommissie voor officieren (zoals bedoeld in de artikelen VI.II.41 tot 43 RPPol) samen te stellen, een beroep te doen op de nationale selectiecommissie voor officieren van de lokale politie (zoals bedoeld in de artikelen VI.II.46 tot 50 RPPol). Ook voor de selectie van de personeelsleden van niveau A kan, naast de mogelijkheid te voorzien in een lokale selectiecommissie voor personeelsleden van niveau A (zoals bedoeld in de artikelen VI.II.44 en 45 RPPol), een beroep worden gedaan op de nationale selectiecommissie voor personeelsleden niveau A (zoals is bepaald in de artikelen VI.II.52 tot 54 RPPol). Ik heb DPM aangewezen als dienst die instaat voor het instellen van deze nationale commissies (zie artikel 22 van het ministerieel besluit van 7 september 2001 betreffende het overdragen van sommige bevoegdheden van de Minister van Binnenlandse Zaken aan bepaalde overheden van de federale politie (Belgisch Staatsblad van 27 september 2001)).

De bevoegde overheden die een betrekking vacant hebben verklaard en die verplicht zijn het advies van een selectiecommissie in te winnen of die wensen dat advies in te winnen, dienen bij het vatten van de commissie rekening te houden met de termijn van 15 dagen na afsluiting van de periode van indiening van de kandidaatstellingen waarover de verantwoordelijke lokale overheden van de kandidaten beschikken om de mobiliteitsdossiers over te zenden aan DPM. Bij gebreke aan kandidaten die aan alle voorwaarden beantwoorden verbonden aan een vacant verklaarde gespecialiseerde betrekking, kan, voor zover de gemeente- of politieraad dit bij het besluit tot vacantverklaring heeft gemeld, deze overheid beslissen dat onder de kandidaten die niet het vereiste brevet hebben, de kandidaat wordt aangewezen die de beste resultaten heeft behaald in de toelatingsproeven tot de opleiding, die het behalen van het vereiste brevet toelaat. In dat geval wordt de benoeming of definitieve aanwijzing, naar gelang van het geval, uitgesteld tot op de dag van het behalen van het vereiste brevet. 3.1.7 Het meedelen van de selectieresultaten - Om het DPM mogelijk te maken een personeelsbulletin te publiceren met de resultaten van alle toekenningsprocedures van betrekkingen in het raam van de mobiliteit, zullen de overheden die instaan voor de selectie van de kandidaten aan voormelde directie de naam en de identificatie (graad, identificatienummer, korps van oorsprong) verstrekken van de in aanmerking genomen kandidaat voor elke vacant verklaarde betrekking. - DPM zal een exemplaar van het personeelsbulletin richten aan elk politiekorps. De korpschef is verantwoordelijk voor de kennisgeving ervan aan alle betrokken personeelsleden die het uittreksel van het personeelsbulletin waarop hun naam vermeld is, zullen ondertekenen voor kennisname. Nadien zal één ondertekend exemplaar in het persoonlijk dossier van elke betrokken kandidaat worden geklasseerd en één ondertekend exemplaar aan het sociaal secretariaat GPI worden bezorgd. 3.1.8 De klassering van de mobiliteitsdossiers in de persoonlijke dossiers - Na afloop van een mobiliteitsprocedure dienen de mobiliteitsdossiers in het persoonlijk dossier van de kandidaten geklasseerd te worden. - Hiertoe zullen de verantwoordelijke overheden van de selectie deze mobiliteitsdossiers terugzenden naar DPM die op haar beurt zal instaan voor de doorzending van de dossiers aan de beheerders van de persoonlijke dossiers van de betrokken personeelsleden. 3.2 De band tussen externe werving en mobiliteit De aanwerving en de selectie van externe kandidaten voor het operationeel en het administratief en logistiek kader. 1) Met uitzondering van de selectieproeven voor het hulp- en basiskader, die zonder onderbreking worden georganiseerd, worden de andere selectieproeven (middenkader en gespecialiseerd middenkader, officierskader en CALog) aangekondigd in het Belgisch Staatsblad en op de internetsite van DPR (www.jobpol.be). 2) Om aan de selectieproeven deel te nemen, richt de kandidaat zijn inschrijving aan DPR die de kandidaat zal uitnodigen tot deelname aan de verschillende selectieproeven nadat de aanvraag tot deelname ontvankelijk wordt geacht.3) Onder voorbehoud van de getroffen maatregelen in het raam van de aanwervings-, selectie- en benoemingsprocedures die werden aangevangen vóór 1 april 2001, is het voortaan niet meer mogelijk dat een politiezone nog zelf overgaat tot de aanwerving en selectie van externe kandidaten. 4) Wat het operationeel kader betreft, legt de minister jaarlijks het aantal kandidaten vast dat wordt toegelaten (artikel IV.I.3. RPPol).

De aspiranten inspecteur, hoofdinspecteur en commissaris van politie worden aangeworven en geselecteerd door DPR en maken deel uit van de federale politie voor de duur van hun basisopleiding. Hetzelfde geldt voor de aspiranten die reeds behoorden tot het operationeel kader van een bepaalde politiedienst en die via de externe werving hun kandidatuur hebben gesteld.

De aspiranten hulpagent van politie daarentegen maken reeds gedurende hun opleiding deel uit van de politiedienst waarvoor ze werden aangeworven (artikel IV.II.47 RPPol). Concreet houdt dit in dat DPR instaat voor de aanwerving, de selectie en de samenstelling van een wervingsreserve waaruit de politiezones kunnen putten om vervolgens de aspiranten hulpagent naar de basisopleiding te sturen. 5) Wat het administratief en logistiek kader betreft, kan een vacant verklaarde betrekking, die niet kon worden toegekend overeenkomstig de regeling inzake mobiliteit, worden ingevuld door een externe rekrutering overeenkomstig artikel IV.I.37 RPPol. DPR gaat over tot de rekrutering en selectie van kandidaten en stelt een wervingsreserve samen waarvan de samenstelling wordt meegedeeld aan de burgemeester of het politiecollege indien het gaat om een betrekking bij de lokale politie of aan DPMC indien het gaat om een betrekking bij de federale politie (artikel IV.I.39 RPPol). Het komt vervolgens deze overheid of dienst toe, naargelang de behoefte en de beschikbaarheden van de kandidaten, overeenkomstig de wervingsreserve, tot werving over te gaan. 3.3 De band tussen selectie van interne kandidaten voor het operationeel en het administratief en logistiek kader in het raam van de procedures tot bevordering door overgang naar een hoger kader en mobiliteit De selectie van kandidaten in het raam van de bevorderingsprocedures door overgang naar een hoger kader vindt altijd plaats onder de vorm van een vergelijkend examen. Die selectie wordt georganiseerd door DPR zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheid van en de opdrachten toevertrouwd aan het selectiebureau van de federale overheid (SELOR). De inplaatsstelling van de laureaten zal eveneens geschieden volgens het stelsel van de mobiliteit. 4. Vervangingen wegens capaciteitsverlies 4.1 De vervanging van personeelsleden van het operationeel kader De vervangingen van de personeelsleden van het operationeel kader die o.a. het verlof voor loopbaanonderbreking genieten of die zijn toegetreden tot het stelsel van de vrijwillige vierdagenweek, geschieden, in voorkomend geval, door bijkomende rekruteringen, per equivalent van een voltijds tewerkgesteld personeelslid en per rechtspersoon (art. VIII.XVII.1 RPPol). 4.2 De vervanging van personeelsleden van het administratief en logistiek kader De betrekkingen die tijdelijk openvallen ingevolge de intrede van personeelsleden van het administratief en logistiek kader in een stelsel van loopbaanonderbreking of vrijwillige vierdagenweek kunnen op dit ogenblik, overeenkomstig de vigerende wetgeving, worden ingevuld door vervangers. Ik wijs erop dat de lokale overheden, indien geen wervingsreserve bestaat waaruit kandidaten in aanmerking komen voor de vervanging, voor de invulling van deze betrekkingen een beroep zullen moeten doen op DPR om wervingsreserves samen te stellen. DPR gaat over tot de rekrutering en selectie van kandidaten en stelt een wervingsreserve samen waarvan de samenstelling wordt meegedeeld aan de burgemeester of het politiecollege. Het behoort vervolgens aan de lokale overheid om, naargelang de behoefte, overeenkomstig de wervingsreserve, tot de vervanging over te gaan.

Dezelfde werkwijze kan eveneens worden toegepast voor de invulling van betrekkingen die tijdelijk openvallen gelet op de afwezigheid van de titularis wegens bvb. langdurige ziekte of moederschapsrust.

Deze werkwijze belet niet dat de op 1 april 2001 bestaande wervingsreserven voor het administratief en logistiek kader gelden tot 1 april 2002 en tot die datum kunnen worden uitgeput. 4.3 Wat de vervanging van personeelsleden, ongeacht het kader of niveau, die structureel zijn afgedeeld, betreft, voorziet een ontwerp van koninklijk besluit op dit ogenblik dat de betrokken overheid beslist of de gedetacheerde wordt vervangen. 5. Ik ben ervan overtuigd dat de toepassing van de in deze omzendbrief beschreven procedures de gewenste synergie tussen DPM, DPR en de lokale politiekorpsen zal bewerkstelligen en ertoe zal leiden dat de mobiliteit fungeert als een harmonieus integratiemiddel tussen de verschillende politiekorpsen. De minister, A. DUQUESNE

^