Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 25 mei 1999
gepubliceerd op 03 juni 1999

Omzendbrief betreffende de inschrijving van de niet-Belgische burgers van de Europese Unie als kiezers voor de gewone vernieuwing van de gemeenteraden

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1999000207
pub.
03/06/1999
prom.
25/05/1999
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN


25 MEI 1999. - Omzendbrief betreffende de inschrijving van de niet-Belgische burgers van de Europese Unie als kiezers voor de gewone vernieuwing van de gemeenteraden


Aan mevrouwen en de heren Burgemeesters en Schepenen, Ter informatie : Aan mevrouw en de heren Provinciegouverneurs;

Aan mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad;

Aan mevrouwen en de heren Arrondissementscommissarissen, Geachte mevrouwen, geachte heren, Het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, zoals het gewijzigd werd door het Verdrag betreffende de Europese Unie, het zogenaamde « Verdrag van Maastricht », erkent in zijn artikel 8 B, § 1, voor elke burger van de Unie die in een Lid-Staat verblijft waarvan hij geen onderdaan is, het actief en passief stemrecht voor de gemeenteraadsverkiezingen in de Lid-Staat waar hij verblijft, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die Staat. Hetzelfde artikel bepaalt dat dit recht uitgeoefend zal worden onder voorbehoud van de modaliteiten die de Raad vóór 31 december 1994 moet bepalen, waarbij hij unaniem uitspraak doet op voordracht van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement.

Krachtens deze bepaling heeft de Ministerraad van de Europese Unie op 19 december 1994 een richtlijn genomen tot bepaling van die modaliteiten (richtlijn nr. 94/80/EG, bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen nr. L 368/38 van 31 december 1994).

De voormelde richtlijn werd in de Belgische wetgeving omgezet bij de wet van 27 januari 1999 « tot wijziging van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, van de nieuwe gemeentewet en van de gemeentekieswet, en tot uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Unie nr. 94/80/EG van 19 december 1994 » (Belgisch Staatsblad van 30 januari 1999).

Deze omzendbrief strekt ertoe de basisprincipes die aangehaald worden door de richtlijn van 19 december 1994 te herhalen, en aan de gemeenten alle nodige aanwijzingen te geven over de procedure die gevolgd moet worden om de aanvragen te behandelen die de niet-Belgische burgers van de Europese Unie die op hun grondgebied verblijven, tot hen richten om erkend te worden als kiezer voor de gewone vernieuwing van de gemeenteraden.

Ik verwijs u derhalve in dat verband naar het Belgisch Staatsblad van 3 juni 1999 waarin de volgende teksten bekendgemaakt zijn : - het ministerieel besluit van 25 mei 1999 tot vaststelling van het model van de aanvraag die de niet-Belgische burgers van de Europese Unie die in België gevestigd zijn, moeten indienen bij de gemeente van hun hoofdverblijfplaats als zij wensen ingeschreven te worden op de kiezerslijst die opgesteld wordt voor de gemeenteraadsverkiezingen, evenals de modellen van beslissing waarbij het college van burgemeester en schepenen deze aanvraag ofwel erkent, ofwel verwerpt; - het koninklijk besluit van 25 mei 1999 tot bepaling van de wijze waarop de erkenning van de aanvraag die de niet-Belgische burgers van de Europese Unie ingediend hebben bij de gemeente van hun hoofdverblijfplaats om ingeschreven te worden op de kiezerslijst die opgesteld wordt voor de verkiezing van het Europees Parlement of voor de gemeenteraadsverkiezingen, ingeschreven wordt in de bevolkingsregisters.

Principes van de richtlijn van 19 december 1994.

I. De principes die vermeld worden door de voormelde richtlijn inzake de kiesbevoegdheidsvoorwaarden, zijn de volgende : 1) Een ieder die op de referentiedag(en) (dat wil zeggen op de dagen waarop volgens de wetgeving van de Lid-Staat van verblijf moet voldaan zijn aan de voorwaarden om kiezer te zijn), burger is van de Unie in de zin van artikel 8, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, zoals gewijzigd door het Verdrag betreffende de Europese Unie, het zogenaamde « Verdrag van Maastricht » (« Burger van de Unie is een ieder die de nationaliteit van een Lid-Staat bezit.») (1) en, zonder de nationaliteit daarvan te bezitten, voor het overige voldoet aan de voorwaarden waaraan de wetgeving van deze Staat (dat wil zeggen de Belgische wetgeving) het actieve kiesrecht van zijn onderdanen onderwerpt, heeft in die Lid-Staat (dat wil zeggen in België) het actief kiesrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen overeenkomstig deze richtlijn (artikel 3 daarvan). 2) De bepalingen van de richtlijn laten de bepalingen van elke Lid-Staat betreffende het actieve kiesrecht van zijn onderdanen die buiten zijn grondgebied verblijven of van onderdanen van derde landen die in deze Staat verblijven, onverlet (artikel 1, § 2, van de richtlijn) : dit betekent dat de niet-Belgische burgers van de Europese Unie die op ons grondgebied gevestigd zijn, toegelaten moeten worden om deel te nemen aan de gemeenteraadsverkiezingen in de Belgische gemeente van hun verblijfplaats indien zij blijk hebben gegeven van de wil daartoe overeenkomstig de richtlijn, ook al zouden zij, krachtens de wetgeving van hun Staat van herkomst, over de mogelijkheid beschikken om bij de gemeenteraadsverkiezingen te stemmen voor kandidaten die voorgedragen worden in een gemeente van die Staat.3) Om ingeschreven te worden op de kiezerslijst die opgesteld wordt voor de gewone vernieuwing van de gemeenteraden, moet de niet-Belgische burger van de Europese Unie blijk hebben gegeven van de wil daartoe (artikel 7, § 1, van de richtlijn). Indien in de Lid-Staat van verblijf stemplicht bestaat (2), wat het geval is in België, geldt deze ook voor de niet-Belgische burgers van de Europese Unie, voor zover hun aanvraag tot inschrijving op de kiezerslijst erkend is (artikel 7, § 2, van de richtlijn).

De wilsuiting waarvan hierboven sprake, kan op elk moment uitgedrukt worden, behalve tijdens de periode die verloopt tussen de dag van de opstelling van die lijst (1 augustus van het jaar waarin de gewone vernieuwing van de gemeenteraden plaatsvindt) en de dag van de verkiezing waarvoor die lijst opgesteld wordt. Vanaf de dag na de verkiezing kan de niet-Belgische burger van de Europese Unie opnieuw zijn inschrijving als kiezer vragen door zich tot de gemeente van zijn verblijfplaats te wenden.

Op dezelfde manier kan elke burger van de Europese Unie die als kiezer erkend is, op elk moment behalve tijdens de in het vorige lid bedoelde periode, schriftelijk bij de gemeente waar hij zijn hoofdverblijfplaats gevestigd heeft, verklaren dat hij afziet van die hoedanigheid (artikel 8, § 3, tweede lid, van de richtlijn).

De erkenning als kiezer blijft geldig zolang de burger van de Unie blijft voldoen aan de kiesbevoegdheidsvoorwaarden en niet afgezien heeft van zijn hoedanigheid van kiezer, ongeacht de gemeente van zijn verblijfplaats in België. Met andere woorden, als de erkenning eenmaal toegekend is, moet die niet opnieuw aangevraagd worden bij elke verkiezing die volgt op de verkiezing waarbij de burger van de Unie voor de eerste keer een stem uitgebracht zal hebben voor kandidaten die voorgedragen worden in de gemeente van de Staat waar hij verblijft (artikel 8, § 3, eerste en derde lid, van de richtlijn).

Als de niet-Belgische burger van de Unie daarentegen, nadat hij erkend is als kiezer, schriftelijk bij de gemeente van zijn verblijfplaats verklaart dat hij van die hoedanigheid afziet, kan hij pas vanaf de dag na de dag van de verkiezing die onmiddellijk volgt op de verkiezing die georganiseerd is nadat hij zijn erkenning in die hoedanigheid verkregen heeft, een nieuwe aanvraag tot erkenning als kiezer indienen. 4) De Lid-Staat van verblijfplaats deelt de burger van de Unie zijn beslissing betreffende zijn verzoek om inschrijving als kiezer mee.In geval van afwijzing van het verzoek om inschrijving op de kiezerslijst, beschikt de betrokkene over dezelfde beroepsprocedures als die waarin voorzien wordt door de wetgeving van de Lid-Staat van verblijf voor de nationale kiezers (artikel 10 van de richtlijn). 5) De Lid-Staat van verblijf stelt de burgers van de Unie die op de kiezerslijst opgenomen zijn, tijdig en op passende wijze in kennis van de voorwaarden en nadere bepalingen die gelden voor de uitoefening van hun stemrecht in die Staat (artikel 11 van de richtlijn). Onderrichtingen in verband met de procedure van inschrijving door de gemeenten.

A. Indiening van de aanvraag.

Elke burger van de Unie kan een aanvraag tot inschrijving op de kiezerslijst indienen bij de gemeente van zijn verblijfplaats door middel van het formulier waarvan het model als bijlage 1 van het voormelde ministerieel besluit van 25 mei 1999 opgenomen is. Dit formulier moet gratis ter beschikking gesteld worden door de gemeente.

Er wordt ontvangst bericht van de aanvraag aan de betrokkene door middel van het ontvangstbewijs dat onderaan het aanvraagformulier staat. Het ontvangstbewijs wordt voorafgaandelijk naar behoren gedagtekend en ondertekend door de beambte van het gemeentebestuur en afgestempeld met het zegel van de gemeente.

B. Kiesbevoegdheidsvoorwaarden. - Om erkend te worden als kiezer, moet de aanvrager in de eerste plaats aantonen dat hij de nationaliteit van een Lid-Staat van de Europese Unie bezit (cf. eindnoot 1 van het onder A bedoelde model).

In geval van dubbele gemeenschapsnationaliteit waaronder de Belgische nationaliteit, zal de betrokkene beschouwd worden als Belg en daarom ambtshalve opgenomen worden op de kiezerslijst, voor zover hij uiteraard voldoet aan de andere kiesbevoegdheidsvoorwaarden. - De burger van de Unie moet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de gemeente waarbij hij zijn aanvraag ingediend heeft, en in het Rijksregister van de natuurlijke personen.

Als de aanvraag erkend wordt door het college van burgemeester en schepenen vóór de datum van opstelling van de kiezerslijst (dus vóór 1 augustus van het jaar waarin de gewone vernieuwing van de gemeenteraden plaatsvindt) en als de aanvrager inmiddels zijn verblijfplaats naar een andere gemeente heeft overgebracht, zal de beslissing van erkenning bezorgd worden aan de gemeente van zijn nieuwe verblijfplaats waar hij ingeschreven zal zijn als kiezer. Een kopie van de beslissing van erkenning zal in dat geval, bij de verandering van verblijfplaats, bezorgd worden aan de gemeente van daaropvolgende verblijfplaats.

De vermelding in de bevolkingsregisters voor de Europese ambtenaren en hun gezin, wordt, ingeval zij hun hoofdverblijfplaats in de gemeente hebben, gelijkgesteld met een inschrijving in de bevolkingsregisters. . De burger van de Unie zal de volle leeftijd van achttien jaar bereikt moeten hebben ten laatste op de dag van de eerste gemeenteraadsverkiezingen die georganiseerd worden na de indiening van zijn aanvraag. . De burger van de Unie mag in België niet het voorwerp geweest zijn van een veroordeling of een beslissing die, krachtens de artikelen 6 tot 9bis van het Kieswetboek, voor hem zou leiden tot de definitieve uitsluiting van de kiesrechten, of tot de schorsing, op de dag van de verkiezing, van diezelfde rechten (die voorwaarde moet immers ten laatste op de dag van de verkiezingen vervuld zijn).

C. Controle van de niet-uitsluiting of de niet-schorsing van de kiesrechten.

Onder de toepassing van de artikelen 6 tot 9bis van het Kieswetboek vallen de burgers van de Unie die : a) ofwel veroordeeld zijn tot een criminele straf (Kieswetboek, artikel 6);b) ofwel zich in een toestand van kiesonbekwaamheid bevinden op grond van een gerechtelijke onbekwaamverklaring, een statuut van verlengde minderjarigheid, een internering of een terbeschikkingstelling van de Regering met toepassing van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij, vervangen bij artikel 1 van de wet van 1 juli 1964 en zulks tijdens de duur van de onbekwaamheid of de terbeschikkingstelling van de Regering (Kieswetboek, artikel 7, eerste lid, 1° en 3°);c) ofwel, voor zover de periode van schorsing van de kiesrechten die daaruit voortvloeit, niet afgelopen is op de dag van de verkiezing, veroordeeld werden tot een correctionele gevangenisstraf van meer dan vier maanden, met uitzondering van de veroordelingen die uitgesproken zijn op basis van de artikelen 419 en 420 van het Strafwetboek (dat wil zeggen moord of onvrijwillige slagen en verwondingen) (Kieswetboek, artikel 7, 2°, zoals gewijzigd bij de wet van 21 december 1994. Bij de indiening van de aanvraag tot inschrijving, gaat de gemeenteoverheid, op basis van de informatie waarover zij beschikt en met name van het gemeentelijk strafregister, na of de aanvrager zich niet in één van de hierboven opgesomde gevallen bevindt. Als dat het geval is, vraagt de gemeente onverwijld aan het parket dat afhangt van de rechtbank die de veroordeling heeft uitgesproken of indien nodig aan de griffie van de rechtbank die één van de maatregelen bedoeld in b) hierboven heeft voorgeschreven, bevestiging dat de betrokkene definitief uitgesloten is van zijn kiesrechten, of geschorst is in die rechten.Als, in dat laatste geval, blijkt dat de periode van schorsing van de kiesrechten van de betrokkene nog steeds zal lopen op de datum van de gemeenteraadsverkiezingen die zullen volgen op de indiening van de aanvraag, moet het college van burgemeester en schepenen die aanvraag verwerpen.

Indien op de datum waarop de kiezerslijst wordt opgemaakt, geen enkele bevestiging werd verkregen, wordt de aanvrager voorlopig ingeschreven op de kiezerslijst. Hij zal daar later van geschrapt worden, indien de gemeente er bevestiging van krijgt dat hij onder de toepassing van de artikelen 6 tot 9bis van het Kieswetboek valt.

Als blijkt dat de aanvrager onder een vervallenverklaring of een schorsing van zijn kiesrechten valt zoals hierboven beschreven, zal hij bovendien ingeschreven worden in het alfabetische bestand dat bedoeld wordt in artikel 7bis van het Kieswetboek.

De gemeente mag uiteraard geen bijzondere stappen zetten indien zij over geen informatie beschikt die tot de vervallenverklaring of de schorsing van zijn kiesrechten zou kunnen leiden.

D. Beslissing van het college van burgemeester en schepenen Op basis van de inlichtingen die vermeld worden op het aanvraagformulier en de informatie die het gemeentebestuur in zijn bezit heeft of ingewonnen heeft, doet het college van burgemeester en schepenen uitspraak over de aanvraag tot inschrijving die ingediend is door de burger van de Unie : . De erkenning wordt onverwijld aan de betrokkene betekend, per bij de post aangetekende brief, door middel van het model dat als bijlage 2 bij het voormelde ministerieel besluit van 25 mei 1999 gevoegd is.

De beslissing tot erkenning wordt bovendien in de bevolkingsregisters aangebracht op de wijze die bepaald is bij het voormelde koninklijk besluit van 25 mei 1999.

Deze informatie kan bovendien worden vastgelegd in het Rijksregister van de natuurlijke personen krachtens artikel 3, derde lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van dat register (via het informatietype 131). . De weigering tot inschrijving wordt eveneens aan de betrokkene betekend, per bij de post aangetekende brief, door middel van het model dat als bijlage 3 bij het voormelde ministerieel besluit van 25 mei 1999 gevoegd is.

Een dergelijke weigering leidt uiteraard niet tot een vermelding in de bevolkingsregisters, maar, zoals reeds eerder aangegeven, tot een inschrijving in het alfabetische bestand dat bedoeld wordt in artikel 7 bis van het Kieswetboek, voor zover de weigering tot inschrijving op de kiezerslijst gerechtvaardigd is door een veroordeling of een beslissing die in België uitgesproken is en die voor de aanvrager, krachtens de artikelen 6 tot 9bis van het Kieswetboek, leidt tot de vervallenverklaring van zijn kiesrechten of tot de schorsing van diezelfde rechten.

De burger van de Unie die een weigering tot inschrijving op de kiezerslijst krijgt, beschikt over : - na de opstelling van de kiezerslijst, de beroepsprocedures waarin voorzien wordt in de artikelen 18 tot 39 van het Kieswetboek, ingeval hij zou vinden dat hij onterecht van die lijst weggelaten werd (die lijst wordt opgesteld op 1 augustus van het jaar waarin de gewone vernieuwing van de gemeenteraden plaatsvindt); - een specifieke procedure inzake bezwaarschrift en beroep die hij onmiddellijk kan instellen, en die weergegeven wordt in eindnoot 3 van het model als bijlage 1 en in eindnoot 3 van het model als bijlage 3 bij het voormelde ministerieel besluit van 25 mei 1999.

Als de burger van de Unie na de opstelling van de kiezerslijst niet meer voldoet aan één van de kiesbevoegdheidsvoorwaarden, hetzij omdat hij de nationaliteit van een Lid-Staat van de Europese Unie verloren heeft, hetzij omdat hij geschrapt is van de bevolkingsregisters doordat hij zijn verandering van verblijfplaats niet aangegeven heeft of doordat hij naar het buitenland vertrokken is, hetzij omdat hij het voorwerp geweest is van een veroordeling of een beslissing die in België uitgesproken is, en die voor hem, krachtens de artikelen 6 tot 9bis van het Kieswetboek, leidt tot de definitieve uitsluiting of de schorsing van de kiesrechten, wordt hij geschrapt van de kiezerslijst en wordt de vermelding van de erkenning die aangebracht was in de bevolkingsregisters, doorgehaald.

Als het verlies van één van de kiesbevoegdheidsvoorwaarden optreedt voordat de kiezerslijst opgesteld is, wordt de beslissing tot erkenning ingetrokken, en deze behoorlijk gemotiveerde intrekking wordt aan de betrokkene betekend, per bij de post aangetekende brief, onverminderd zijn inschrijving in het alfabetische register dat bedoeld wordt in artikel 7bis van het Kieswetboek ingeval de intrekking van de erkenning voortvloeit uit een veroordeling of een beslissing die in België uitgesproken is, en die voor de betrokkene, krachtens de artikelen 6 tot 9bis van het Kieswetboek, leidt tot de definitieve uitsluiting of de schorsing van de kiesrechten.

In geval van ambtshalve schrapping van de bevolkingsregisters wegens niet-aangifte van verandering van verblijfplaats, kan de intrekking van de erkenning uiteraard niet betekend worden aan de betrokkene. In dat geval zal er eenvoudigweg overgegaan worden tot de schrapping in de bevolkingsregisters van de vermelding van de erkenning die daarin aangebracht was.

II. De principes die vermeld worden door de voormelde richtlijn inzake de verkiesbaarheidsvoorwaarden, zijn de volgende : 1) Een ieder die op de referentiedag(en) (dat wil zeggen op de dagen waarop volgens de wetgeving van de Lid-Staat van verblijf moet voldaan zijn aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden), burger is van de Unie in de zin van artikel 8, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, zoals gewijzigd door het Verdrag betreffende de Europese Unie, het zogenaamde « Verdrag van Maastricht » en, zonder de nationaliteit daarvan te bezitten, voor het overige voldoet aan de voorwaarden waaraan deze Staat het passieve kiesrecht van zijn onderdanen onderwerpt, heeft in die Lid-Staat het passief kiesrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen overeenkomstig deze richtlijn (artikel 3 daarvan). Artikel 65 van de gemeentekieswet zoals het gewijzigd is bij de voormelde wet van 27 januari 1999 die de richtlijn in ons intern recht omgezet heeft, bepaalt dat men, om tot gemeenteraadslid verkozen te kunnen worden en om gemeenteraadslid te kunnen blijven, kiezer moet zijn en de in artikel 1 of artikel 1bis bedoelde kiesbevoegdheidsvoorwaarden moet behouden.

Dat betekent dat de in België verblijvende burger van de Unie, om zich kandidaat te kunnen stellen voor de gemeenteraadsverkiezingen in de gemeente van zijn verblijfplaats, noodzakelijkerwijze erkend moet zijn als kiezer voor die verkiezingen.

Onder voorbehoud van wat hieronder in punt 3 aangegeven wordt, wordt er dus verwezen naar wat hiervoor in punt B vermeld werd onder de rubriek « Onderrichtingen in verband met de procedure van inschrijving door de gemeenten » : de voorwaarden voor verkiesbaarheid in het mandaat van gemeenteraadslid vallen samen met de voorwaarden die vereist zijn om kiezer te zijn bij de gemeenteraadsverkiezingen. Van die voorwaarden moeten : - die betreffende de nationaliteit (de burger van de Unie die kandidaat is voor de gemeenteraadsverkiezingen in de gemeente van zijn verblijfplaats, moet de nationaliteit van een Lid-Staat van de Europese Unie bezitten) en de inschrijving in de bevolkingsregisters vervuld zijn op de dag van de opstelling van de kiezerslijst (dat wil zeggen op 1 augustus van het jaar waarin de gewone vernieuwing van de gemeenteraden plaatsvindt); . terwijl die betreffende de leeftijd (de volle leeftijd van achttien jaar bereikt hebben) en de niet-uitsluiting of niet-schorsing van de kiesrechten, ten laatste op de dag van de verkiezing vervuld moeten zijn. 2) De bepalingen van de richtlijn laten de bepalingen van elke Lid-Staat betreffende het passieve kiesrecht van zijn onderdanen die buiten zijn grondgebied verblijven of van onderdanen van derde landen die in deze Staat verblijven, onverlet (artikel 1, § 2, van de richtlijn) : dit betekent dat de niet-Belgische burgers van de Europese Unie die op ons grondgebied gevestigd zijn, die erkend werden als kiezer voor de gemeenteraadsverkiezingen in de gemeente van hun verblijfplaats, kandidaat kunnen zijn en verkozen kunnen worden voor het mandaat van gemeenteraadslid in die gemeente, ook al zouden zij, krachtens de wetgeving van de Staat waarvan zij de nationaliteit bezitten, over de mogelijkheid beschikken om zich kandidaat te stellen en verkozen te worden voor dat mandaat in een gemeente van die Staat. Zie echter de punten 6 en 7 hieronder, wat de onverenigbaarheden betreft. 3) De Lid-Staat van verblijf kan vaststellen dat een burger van de Unie die ingevolge een strafrechtelijke of individuele civielrechtelijke beslissing overeenkomstig het recht van zijn Lid-Staat van herkomst het passieve kiesrecht heeft verloren, is uitgesloten van de uitoefening van dat recht bij de gemeenteraadsverkiezingen in de Staat waar hij verblijft (artikel 5, § 1, van de richtlijn). Een dergelijke bepaling is opgenomen in artikel 65, tweede lid, 2°, van de gemeentekieswet, zoals het gewijzigd is bij de voormelde wet van 27 januari 1999 die de richtlijn in ons intern recht omgezet heeft. 4) De kandidaatstelling van een burger van de Unie bij de gemeenteraadsverkiezingen in de Lid-Staat waar hij verblijft, kan niet-ontvankelijk worden verklaard indien de burger de in artikel 9, tweede lid, onder a) (3) van de richtlijn bedoelde verklaring of het krachtens artikel 9, tweede lid, onder b) (4) verlangde bewijs niet kan overleggen (artikel 5, § 2, van de richtlijn). Artikel 23, § 1, van de gemeentekieswet, zoals het gewijzigd is bij de voormelde omzettingswet van 27 januari 1999, vereist dat de burgers van de Unie die kandidaat zijn voor de gemeenteraadsverkiezingen in de gemeente van hun verblijfplaats, bij de akte van bewilliging van hun kandidaatstelling de formele verklaring voegen (die door hen geschreven en ondertekend moet zijn) die bedoeld wordt in artikel 9, § 2, punt a) van de richtlijn.

Het voormelde artikel maakt het bovendien voor de voorzitter van het gemeentelijk hoofdbureau die de ontvankelijkheid van de kandidaatstellingen moet onderzoeken, ingeval er twijfel bestaat over de verkiesbaarheid van de burger van de Unie die kandidaat is, met name na inzage van zijn formele verklaring waarvan hierboven sprake, mogelijk om te eisen dat hij het getuigschrift bedoeld in artikel 9, § 2, punt b) van de richtlijn, voorlegt.

Ten slotte verplicht artikel 26, § 2, tweede lid, van de gemeentekieswet, zoals het vervangen is bij de omzettingswet van 27 januari 1999, het gemeentelijk hoofdbureau ertoe de burgers van de Unie die kandidaat zijn en die bij de akte van bewilliging van hun kandidaatstelling niet de verklaring en, in voorkomend geval, het bewijs waarvan hierboven sprake, gevoegd hebben, af te wijzen. 5) De Lid-Staten kunnen bepalen dat alleen hun eigen onderdanen verkiesbaar zijn voor de functies van hoofd, plaatsvervanger, adjunct of lid van het bestuur van een primair lokaal lichaam, met inbegrip van de tijdelijke en plaatsvervangende vervulling van die functies (artikel 5, § 3, eerste en tweede lid, van de richtlijn). In overeenstemming met artikel 5, § 3, derde lid, van de richtlijn, behoudt de Belgische omzettingswet van 27 januari 1999 de functie van burgemeester voor aan de eigen onderdanen, dat wil zeggen aan de Belgische burgers. Behalve, als overgang, alleen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2000, laat zij echter aan de burgers van de Unie die als gemeenteraadslid verkozen zullen zijn in de gemeente van hun verblijfplaats, toe om verkozen te worden voor het mandaat van schepen in die gemeente. Vanaf de gemeenteraadsverkiezingen van het jaar 2006, zullen zij derhalve dat mandaat daadwerkelijk kunnen uitoefenen. 6) De Lid-Staat van verblijf kan bepalen dat de burgers van de Unie die kandidaat zijn voor de gemeenteraadsverkiezingen in die Staat, onderworpen worden aan dezelfde voorwaarden inzake onverenigbaarheid welke overeenkomstig de wetgeving van die Staat van toepassing zijn op de onderdanen van die Staat (artikel 6, § 1, van de richtlijn). Artikel 71 van de nieuwe gemeentewet, dat de onverenigbaarheden met het mandaat van gemeenteraadslid opsomt, zal eveneens van toepassing zijn op de burgers van de Unie die verkozen zullen zijn voor dat mandaat in de gemeente van hun verblijfplaats.

Bovendien kunnen de Lid-Staten van verblijf vaststellen dat de hoedanigheid van gemeentelijk verkozene in die Staat tevens onverenigbaar is met de in andere Lid-Staten uitgeoefende functies welke gelijkwaardig zijn aan die welke in de Lid-Staat van verblijf een onverenigbaarheid tot gevolg hebben (artikel 6, § 2, van de richtlijn).

Het voormelde artikel 71 van de nieuwe gemeentewet, zoals het gewijzigd is bij de omzettingswet van 27 januari 1999 (cf. het nieuwe tweede lid van dat artikel), bepaalt in die zin dat de onverenigbaarheden die opgesomd worden in 1° tot 8° van het eerste lid eveneens van toepassing zijn op de niet-Belgische burgers van de Unie die in België verblijven, wanneer zij in een andere Lid-Staat van de Europese Unie functies uitoefenen die gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in deze bepalingen.

Het eerste lid van dat artikel 71 werd trouwens aangevuld met een punt 9° dat bepaalt dat elke persoon die een ambt of mandaat uitoefent dat gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, schepen of burgermeester in een primair lokaal lichaam van een andere Lid-Staat van de Europese Unie, geen deel mag uitmaken van een gemeenteraad. Zoals blijkt uit de voorbereidende werkzaamheden van de omzettingswet van 27 januari 1999, heeft deze bepaling zowel betrekking op de Belgische burgers die een dergelijk ambt of mandaat zouden uitoefenen in een andere Lid-Staat van de Europese Unie als op de burgers van de Unie die in België verblijven die een dergelijk ambt of mandaat zouden krijgen in hun Staat van herkomst of in een derde Lid-Staat. 7) De Lid-Staat van verblijf kan eisen van de burgers van de Unie die kandidaat zijn voor de gemeenteraadsverkiezingen in die Staat, dat zij bij de voordrachtsakte van hun kandidaatstelling een formele verklaring voegen waarin hun nationaliteit en hun adres in die Staat vermeld worden en waarin bovendien gepreciseerd wordt dat zij geen van de onverenigbare functies die bedoeld worden in artikel 6, § 2, van de richtlijn, uitoefenen (cf.artikel 71, nieuw tweede lid, van de nieuwe gemeentewet, en de bespreking die hierboven in punt 6 opgenomen is) (artikel 9, § 1 en § 2, punt d) van de richtlijn).

Artikel 23, § 1, van de gemeentekieswet, zoals het gewijzigd is bij de omzettingswet van 27 januari 1999, vereist in die zin dat de niet-Belgische burgers van de Unie die kandidaat zijn voor de gemeenteraadsverkiezingen, bij de akte van bewilliging van hun kandidaatstelling een formele, door hen geschreven en ondertekende verklaring voegen - het gaat om dezelfde verklaring als die welke hierboven in punt 4 besproken is - waarin hun nationaliteit en het adres van hun verblijfplaats vermeld worden en waarin zij aantonen : - dat zij geen ambt of mandaat uitoefenen dat gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, schepen of burgemeester in een primair lokaal lichaam van een andere Lid-Staat van de Europese Unie; - dat zij in een andere Lid-Staat van de Europese Unie geen functies uitoefenen die gelijkwaardig zijn aan die welke in artikel 71, eerste lid, 1° tot 8°, van de nieuwe gemeentewet bedoeld worden. 8) De Lid-Staat van verblijf deelt de burger van de Unie die kandidaat is voor de gemeenteraadsverkiezingen in die Staat tijdig mee welk besluit inzake de ontvankelijkheid van zijn kandidaatstelling is genomen (artikel 10, § 1, van de richtlijn). In geval van afwijzing van zijn kandidaatstelling, kan de betrokkene de beroepsprocedures instellen die volgens de wetgeving van de Lid-Staat van verblijf in vergelijkbare gevallen voor de nationale kandidaten openstaan (artikel 10, § 2, van de richtlijn).

De Belgische kieswetgeving stemt op dit punt overeen met wat voorgeschreven wordt in de richtlijn. De artikelen 120 tot 125quater van het Kieswetboek zijn immers van toepassing op de gemeenteraadsverkiezingen, met inachtneming van de wijzigingen die daarin aangebracht zijn door artikel 26, § 3, van de gemeentekieswet.

Krachtens die bepalingen kunnen de kandidaten beroep instellen bij het Hof van Beroep tegen de beslissing van het gemeentelijk hoofdbureau dat hun kandidaatstelling verworpen heeft wegens onverkiesbaarheid. De burgers van de Unie die kandidaat zijn voor de gemeenteraadsverkiezingen zullen op dezelfde wijze als de Belgische kandidaten van deze mogelijkheid gebruik kunnen maken ingeval hun kandidaatstelling afgewezen zou worden door het bureau om die reden. 9) De Lid-Staat van verblijf stelt de burgers van de Unie die zich wensen kandidaat te stellen voor de gemeenteraadsverkiezingen in die Staat, tijdig en op passende wijze in kennis van de bepalingen die gelden voor de uitoefening van hun passieve kiesrecht in die Staat (artikel 11 van de richtlijn). Publiciteit Het Ministerie van Binnenlandse Zaken zal te gelegener tijd, via de postkantoren en de gemeenten, een folder verspreiden die bedoeld is om de burgers van de Europese Unie die op ons grondgebied verblijven, te sensibiliseren voor de mogelijkheid waarover zij beschikken om hun inschrijving op de kiezerslijst te vragen, om als kiezers en als verkiesbaren deel te nemen aan de verkiezingen die om de zes jaar georganiseerd worden voor de gewone vernieuwing van de gemeenteraden.

Een tekst waarin deze omzendbrief samengevat wordt, zal geraadpleegd kunnen worden op de Internetsite van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, op het volgende adres : http ://www.mibz.fgov.be.

De folder waarvan hierboven sprake, wordt thans voorbereid, en zal het voorwerp uitmaken van een promotiecampagne in de geschreven pers en in de audiovisuele media.

Ik nodig de gemeenten van nu af aan uit om, door aanplakking of op een andere wijze, de publiciteit en verspreiding ervan te verzekeren ter attentie van de burgers van de Unie die op hun grondgebied verblijven.

De burgers die dat wensen, moeten op het secretariaat van de gemeente één of meerdere exemplaren van die folder kunnen krijgen, evenals een afschrift van deze omzendbrief waarin de procedure die gevolgd moet worden om als kiezer erkend te worden, in detail uiteengezet wordt.

De gemeenten zullen bovendien, als zij dat nuttig achten, een beroep kunnen doen op de plaatselijke media.

Aanvraag van informatie Elke bijkomende informatie over deze omzendbrief kan verkregen worden bij de Juridische Dienst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (Tel : 02/500.22.12 (N) of 500.22.11 (F)) of bij de Directie van de Verkiezingen en de Bevolking (Tel : 02/210.21.85 (N) of 210.21.83 (F)).

Ik verzoek mevrouw en de heren Provinciegouverneurs in een volgende uitgave van het Bestuursmemoriaal naar deze omzendbrief te verwijzen, en er de datum in te vermelden waarop deze omzendbrief in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt zal zijn.

Brussel, 25 mei 1999.

De Minister, L. Van Den Bossche. _______ Nota's (1) De nationaliteiten van de andere Lid-Staten van de Europese Unie worden opgesomd in eindnoot (1) van het model dat als bijlage 1 bij het voormelde ministerieel besluit van 25 mei 1999 (model van de aanvraag tot inschrijving op de kiezerslijst die opgesteld wordt voor de gemeenteraadsverkiezingen) gevoegd is.(2) Artikelen 207 tot 210 van het Kieswetboek betreffende de sanctie van de stemplicht, die van toepassing zijn voor de gemeenteraadsverkiezingen krachtens artikel 62 van de gemeentekieswet.(3) Het gaat om de formele verklaring die, als de Lid-Staat van verblijf dat vereist, opgenomen moet zijn in de voordrachtsakte van de kandidaatstelling, en waarbij de burger van de Unie die kandidaat is voor de gemeenteraadsverkiezingen in de Staat plechtig verklaart dat hij het verkiesbaarheidsrecht niet verloren heeft in zijn Staat van herkomst. (4) Het gaat om het getuigschrift dat, als de Lid-Staat van verblijf dat vereist wanneer er twijfel bestaat over de inhoud van de in voetnoot (3) bedoelde verklaring, uitgaat van de bevoegde overheid van de Staat van herkomst van de burger van de Unie die kandidaat is voor de gemeenteraadsverkiezingen in de Lid-Staat waar hij verblijft, en dat bevestigt dat hij in zijn Staat van herkomst zijn verkiesbaarheidsrecht niet verloren heeft, of dat de overheid van die Staat geen kennis heeft van een dergelijke vervallenverklaring.

^