Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 26 oktober 2001
gepubliceerd op 21 december 2001

Ministeriële omzendbrief PLP 13 betreffende de onderrichtingen voor het opstellen van de politiebegroting voor 2002 ten behoeve van de politiezone

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2001001170
pub.
21/12/2001
prom.
26/10/2001
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN


26 OKTOBER 2001. - Ministeriële omzendbrief PLP 13 betreffende de onderrichtingen voor het opstellen van de politiebegroting voor 2002 ten behoeve van de politiezone


De Minister van Binnenlandse Zaken, Aan mevrouw en de heren Provinciegouverneurs, Aan mevrouw de Gouverneur van het bestuurlijk arrondissement Brussel, Aan de dames en heren Burgemeesters, Ter informatie : Aan de dames en heren Arrondissementscommissarissen, Aan mevrouw de Directeur-generaal a.i. van de Algemene Rijkspolitie, Aan de heer Commissaris-generaal van de Federale Politie, Aan de heer voorzitter van de Vaste Commissie van de Gemeentepolitie, Mevrouw de Gouverneur, Mijnheer de Gouverneur, INLEIDING De lokale politie wordt per groep van politiezones ingesteld wanneer de Koning vaststelt dat de 4 noodzakelijke voorwaarden voor de oprichting zijn vervuld zoals vervat in artikel 248 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, B.S. 5 januari 1999, hierna verkort tot WGP. Voorwaarden 3 en 4 hebben betrekking op de financiering van de lokale politie.

Voorwaarde 3 betreft de federale toelage zoals bedoeld in artikel 41 van de WGP. De financiële tegemoetkoming voor het jaar 2002 van de federale staat aan de politiezones is gekend en staat vast voor elke politiezone. De federale toelage wordt bepaald in een ontwerp van koninklijk besluit (KB) houdende de toekenning voor het jaar 2002 van de federale toelage aan de politiezones en van een toelage aan sommige gemeenten. Het ontwerp KB wordt eerstdaags ter ondertekening voorgelegd. De federale toelage zal minstens worden uitbetaald in twaalfden met ingang van de maand januari 2002.

Voorwaarde 4 heeft betrekking op de gemeente of op de politiezone zelf, namelijk : - in een ééngemeentezone stemt de ingeschreven begroting voor de kosten die ten hare laste worden gelegd voor het lokale korps overeen met de minimumnormen; - in een meergemeentezone wordt de gemeentelijke toelage en de verdeling ervan onder de gemeenten bepaald overeenkomstig de minimumnormen.

Een ontwerp KB houdende de vaststelling van de minimale begrotingsnormen van de lokale politie bepaalt de minimale normen waarnaar wordt verwezen in artikel 248 en in de artikelen 39 (ééngemeentezone) en 40, eerste lid (meergemeentezone) van de WGP. Een ander ontwerp KB houdende de nadere regels inzake de berekening en de verdeling van de gemeentelijke toelagen in de schoot van een meergemeente politiezone bepaalt de minimumnormen waarnaar wordt verwezen in artikel 248 en in artikel 40, zesde lid van de WGP. Conform artikel 248 van de WGP dient elke lokale politiezone voorafgaand aan de inplaatsstelling bij KB van de lokale politie een begroting eigen aan de politiezone op te stellen conform de bepalingen van de WGP en het KB van 5 september 2001 houdende het Algemeen Reglement op de boekhouding van de lokale politie, hierna verkort tot ARPC. Ook in de ééngemeentezone vormt de begroting een afzonderlijk beleidsdocument dat duidelijk afgescheiden is van de gemeentebegroting.

Voor de toepassing van deze omzendbrief moet verstaan worden onder : - « de raad » : de gemeenteraad in de ééngemeentezones en de politieraad in de meergemeentezones; - « het college » : het college van burgemeester en schepenen in de ééngemeentezones en het politiecollege in de meergemeentezones.

Hierna volgen de onderrichtingen voor de lokale politiezone bij het opstellen van de begroting voor het jaar 2002. 1. ONDERRICHTINGEN VAN ALGEMENE AARD 1.1. Specifiek toezicht op de begroting en begrotingswijzigingen en op de financiële bijdrage van de gemeenten tot de meergemeentezone Voor een overzicht in verband met de toezichtsprocedures en de desbetreffende termijnen verwijs ik naar mijn omzendbrief PLP12 van 8 oktober 2001.

Het specifiek toezicht op de begroting en begrotingswijzigingen en op de financiële bijdrage van de gemeenten tot de meergemeentezone wordt geregeld in de artikelen 71 tot en met 76 van de WGP. 1.1.1. Goedkeuringstoezicht op de begroting en de begrotingswijzigingen Krachtens artikel 71 van de WGP dienen de besluiten van de raad betreffende de begroting en begrotingswijzigingen voor goedkeuring naar de gouverneur te worden verstuurd. Momenteel is er een ontwerptekst in voorbereiding waarbij de termijn van toezending wordt vastgesteld op 20 dagen.

Krachtens artikel 66 van de WGP kan de goedkeuring slechts worden geweigerd omwille van de schending van de bepalingen vervat in de WGP of genomen krachtens de WGP. De gouverneur als commissaris van de federale regering is in eerste aanleg de bevoegde instantie om de begroting te toetsen aan de door de federale overheid uitgevaardigde normen.

Krachtens artikel 72 van de WGP spreekt de gouverneur zich uit over de goedkeuring binnen een termijn die wordt berekend door de termijn die is vastgesteld voor het toezicht op de begroting van de gemeenten van de zone te verminderen met vijf dagen.

Indien de raad ontvangsten voorziet die krachtens de wet geheel of gedeeltelijk niet aan de zone toekomen gaat de gouverneur naargelang het geval over tot de schrapping van het bedrag of tot de ambtshalve inschrijving van het juiste bedrag.

In het geval van een meergemeentezone wijzigt de gouverneur gelijktijdig met de ambtshalve inschrijving of schrapping het bedrag van de financiële bijdrage van elk der gemeenten die deel uitmaken van de betrokken meergemeentezone.

De gouverneur brengt zijn besluit ter kennis van de gemeente of de overheid van de meergemeentezone uiterlijk de laatste dag van de voormelde goedkeuringstermijn. Wanneer die termijn is verstreken, wordt de gouverneur geacht zijn goedkeuring aan de begroting te hebben verleend.

Het besluit van de gouverneur wordt aan de raad meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.

De artikelen 73 en 74 van de WGP regelen het beroep bij de Minister van Binnenlandse Zaken tegen de niet-goedkeuring of tegen de ambtshalve aanpassing van een begrotingsbeslissing door de gouverneur.

Krachtens artikel 73 van de WGP kan de raad bij de Minister van Binnenlandse Zaken hoger beroep instellen tegen het besluit van de gouverneur houdende niet-goedkeuring of ambtshalve aanpassing van de politiebegroting binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het versturen door de gouverneur van zijn besluit naar de gemeenteoverheid of de overheid van de lokale politie.

Krachtens artikel 74 van de WGP spreekt de Minister van Binnenlandse Zaken zich uit over het ingesteld beroep binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het inkomen ervan. Hij verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van deze termijn naar de gouverneur en naar de raad. Wanneer die termijn is verstreken, is het beroep ingewilligd.

Het besluit van de Minister wordt aan de raad meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.

Krachtens artikel 75 zijn de begrotingswijzigingen eveneens onderworpen aan het goedkeuringstoezicht zoals hierboven beschreven.

De termijn wordt berekend door de termijn die vastgesteld is voor het toezicht op de begrotingswijzigingen van de gemeenten van de zone, te verminderen met vijf dagen.

Alle door de toezichthoudende overheid getroffen beslissingen in verband met de begroting en de begrotingswijzingen worden door het college aan de raad meegedeeld (artikelen 7 en 14 van het ARPC). 1.1.2. Goedkeuringstoezicht in meergemeentezones op de besluiten van de gemeenteraad houdende stemming van de financiële bijdrage tot de meergemeentezone en de erin aangebrachte wijzigingen.

Krachtens artikel 40 van de WGP komt de begroting van een meergemeentezone ten laste van de verschillende gemeenten van de zone en de federale Staat. Wanneer de meergemeentezone niet over voldoende middelen beschikt om de uitgaven te dekken die voortkomen uit de vervulling van haar opdracht, wordt het verschil gedragen door de gemeenten die er deel van uitmaken.

Elke gemeenteraad van de zone stemt de toelage die aan het lokaal politiekorps moet worden toegekend en die aan de politiezone wordt gestort. De toelage wordt in de uitgaven van elke gemeentebegroting ingeschreven.

Krachtens artikel 71 van de WGP worden de gemeenteraadsbesluiten betreffende de bijdrage aan de politiezone en de gemeenteraadsbesluiten betreffende de wijzigingen van de toelage voor goedkeuring naar de gouverneur gestuurd.

Krachtens artikel 76 van de WGP spreekt de gouverneur zich uit binnen een termijn van vijfentwintig dagen die ingaat op de dag na het inkomen van deze beslissing bij de gouverneur.

Krachtens artikel 72 van de WGP wijzigt de gouverneur gelijktijdig met de ambtshalve inschrijving of schrapping in de politiebegroting het bedrag van de bijdrage van elk van de gemeenten die deel uitmaken van de betrokken meergemeentezone.

De gouverneur brengt zijn besluit ter kennis van de gemeenteoverheid uiterlijk de laatste dag van de voormelde goedkeuringstermijn. Wanneer die termijn is verstreken, wordt de gouverneur geacht zijn goedkeuring aan de beslissing te hebben verleend.

Het besluit van de gouverneur wordt aan de gemeenteraad meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.

De artikelen 73 en 74 van de WGP regelen eveneens het beroep bij de Minister van Binnenlandse Zaken tegen het besluit van de gouverneur tot aanpassing van de bijdrage of niet-goedkeuring. Krachtens artikel 73 van de WGP kan de gemeenteraad tegen het besluit van de gouverneur tot aanpassing van de bijdrage of tegen zijn besluit houdende niet-goedkeuring hoger beroep instellen bij de Minister van Binnenlandse Zaken binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het versturen van het besluit naar de gemeenteoverheid.

Krachtens artikel 74 van de WGP spreekt de Minister van Binnenlandse Zaken zich uit over het ingesteld beroep binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het inkomen ervan. Hij verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van deze termijn naar de gemeenteraad. Wanneer die termijn is verstreken, is het beroep ingewilligd. Het besluit van de minister wordt aan de gemeenteraad meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.

Krachtens artikel 75 zijn de artikelen 72 tot 74 eveneens van toepassing op de besluiten van de gemeenteraad houdende wijziging van de gemeentelijke bijdrage aan de politiezone.

De goedkeuringstermijn ingeval van wijziging is echter, conform artikel 75, tweede lid, gelijk aan de termijn die is vastgesteld voor het toezicht op de begrotingswijzigingen van de gemeenten van de zone, te verminderen met vijf dagen. 1.2. Totstandkoming van de begroting Het koninklijk besluit van 5 september 2001 houdende het Algemeen Reglement op de boekhouding van de lokale Politie (ARPC) bepaalt de begrotings-, de financiële en de boekhoudkundige voorschriften van de politiezones, evenals de nadere regels voor de uitoefening van de taken van de bijzondere rekenplichtige, dit in uitvoering van artikel 34 van de WGP waarbij ondermeer artikel 239 van de nieuwe gemeentewet van toepassing wordt verklaard op de lokale politie.

Conform artikel 11 van het ARPC maakt het college het begrotingsontwerp op na het advies te hebben ingewonnen van een commissie waarin tenminste één daartoe aangeduid lid van het college, de korpschef van de lokale politie en de bijzondere rekenplichtige zetelen. Het advies van de commissie slaat uitsluitend op de wettelijkheid en de te verwachten financiële weerslag. Het advies van de begrotingscommissie is niet noodzakelijk eenparig.

Het advies van de begrotingscommissie is een beheersinstrument dat kan leiden tot de opstelling van een betere begroting.

Het is meer dan aanbevolen dat de bijzondere rekenplichtige tijdig wordt aangesteld en dat hij actief betrokken wordt bij de voorbereiding van de begroting van de politiezone.

Krachtens artikel 5 van het ARPC omvat de begroting de precieze raming van alle ontvangsten en uitgaven die in de loop van het financieel dienstjaar kunnen worden gedaan, met uitzondering van de geldverrichtingen voor rekening van derden of die slechts de thesaurie treffen.

Binnen de begroting wordt een onderscheid gemaakt tussen de gewone en de buitengewone dienst en, binnen elk van die diensten, tussen het eigenlijk financieel dienstjaar en de vorige dienstjaren.

Het financieel dienstjaar van de politiezone komt overeen met het burgerlijk jaar krachtens artikel 34 van de WGP, waarbij artikel 238 van de NGW van toepassing werd verklaard.

Een mogelijk uitgangspunt voor de opstelling van een eerste begroting van de gewone dienst in een meergemeentezone bestaat erin een werkdocument op te stellen met dezelfde begrotingsartikels als voorzien in de gemeentebegrotingen 2001 - functie 330 - inclusief de laatste begrotingswijziging 2001, waarbij afzonderlijke kolommen worden voorzien voor elk van de gemeenten, aangevuld met de voormalige rijkswacht en een totalisatiekolom. Elk begrotingsartikel dient vervolgens te worden getoetst aan de realiteit en precies te worden geraamd krachtens artikel 5 van het ARPC. Hierbij dient te worden rekening gehouden met een mogelijke vermindering van bepaalde kosten ingevolge een ontegensprekelijk schaalvoordeel dat leidt tot een mogelijke rationelere organisatie.

In de politiebegroting 2002 worden, ingeval van een ééngemeentezone, in de kolom « Rekening 2000 - Vastleggingen » ter informatie de vastleggingen vermeld zoals deze voorkomen in de begrotingsrekening 2000 van de gemeente - functie 330. Ingeval van een meergemeentezone wordt de som vermeld van de vastleggingen, zoals deze voorkomen in de begrotingsrekeningen 2000 van de gemeenten die deel uitmaken van de zone.

In de kolom « Begroting 2001 » worden in een ééngemeentezone ter informatie de begrotingskredieten vermeld conform de gemeentebegroting 2001 - functie 330 - inclusief de laatste begrotingswijziging van het dienstjaar 2001. Ingeval van een meergemeentezone wordt de som van de voormelde kredieten vermeld zoals deze voorkomen in de gemeentebegrotingen van de gemeenten die deel uitmaken van de zone.

Ingeval van een pilootzone worden uiteraard in de kolom « Begroting 2001 » de begrotingskredieten vermeld conform de politiebegroting 2001, inclusief de laatste begrotingswijziging van het dienstjaar 2001.

De begroting 2002 dient uiteraard in euro te worden opgesteld.

Conform artikel 10 van het ARPC mogen de uitgavenkredieten slechts worden gebruikt voor het door de begroting vooropgestelde doel en zijn ze beperkt.

Voor de uitgaven van de gewone dienst geldt die beperking echter voor het geheel van de kredieten die dezelfde functionele code dragen (beperkt tot de eerste drie cijfers) én die behoren tot dezelfde economische groep.

De economische groepen van de uitgaven van de gewone dienst zijn : Personeel : . . . . . 70 Werkingskosten : . . . . . 71 Overdrachten : . . . . . 72 Schuld : . . . . . 7X Vorige dienstjaren : . . . . . 76 Overboekingen : . . . . . 78 We vestigen hierbij de aandacht op het beduidend verschil tussen enerzijds artikel 10 van het ARPC en anderzijds artikel 10 van het Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit (ARGC), dat voorziet in een strengere beperking namelijk voor het geheel van de kredieten die dezelfde functionele en economische code dragen, elk beperkt tot de eerste drie cijfers.

De ruimere uitzondering op het algemeen principe van de beperktheid van de kredieten voor de uitgaven van de gewone dienst laat toe de begrotingskredieten in de politiebegroting scherper te ramen. Er dient alleen nog een reserve te worden voorzien op niveau van de economische groep. Hetgeen ongetwijfeld zal leiden tot lagere begrotingsramingen en tot minder ongebruikte begrotingskredieten op niveau van de rekening.

We vestigen bijkomend de aandacht op het feit dat de begrippen « verplichte/niet verplichte uitgaven » en « uitgaven welke ambtshalve worden opgenomen » momenteel niet voorkomen in het ARPC. Conform artikel 34 van de WGP, waarbij onder andere artikel 241 van de NGW van toepassing wordt verklaard, vergadert de raad ieder jaar in de maand oktober om te beraadslagen en te besluiten over de politiebegroting voor het volgende dienstjaar.

Aanvullend bepaalt artikel 250bis van de WGP dat ten laatste op 1 november 2001, met betrekking tot het fiscale dienstjaar 2002, de politiebegroting, vastgesteld overeenkomstig de minimale begrotingsnormen, dient te zijn goedgekeurd door de raad en dat in een meergemeentezone elke gemeenteraad de financiële bijdrage aan de meergemeentezone dient te hebben goedgekeurd.

Indien een gemeente of een meergemeentezone hieraan niet voldoet kan de Minister van Binnenlandse Zaken of de gouverneur zelf op kosten van de gemeente of van de meergemeentezone de politiebegroting of de gemeentelijke toelage bepalen overeenkomstig de minimale begrotingsnormen.

We vestigen hierbij bijkomend de aandacht op artikel 27 van de WGP houdende de bepaling dat de artikelen 84, 86, 87, 87bis, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 95 tweede lid, 96, 97, 98, 99, 100 en 101 van de NGW van overeenkomstige toepassing zijn op de politieraad.

Conform voormeld artikel 96 van de NGW doet het college aan elk raadslid een exemplaar toekomen van het ontwerp van begroting/begrotingswijziging uiterlijk zeven vrije dagen vóór de vergadering gedurende dewelke de raad dient te beraadslagen over de begroting/begrotingswijziging. Het ontwerp wordt overgemaakt zoals het zal onderworpen worden aan de beraadslagingen van de raad, in de voorgeschreven vorm en vergezeld van de bijlagen die vereist zijn voor de definitieve vaststelling. Het ontwerp van begroting is vergezeld van een verslag.

Het verslag bevat een synthese van het ontwerp van begroting.

Bovendien geeft het verslag het algemeen en financieel beleid van de politiezone aan en een overzicht van de toestand van het bestuur en de politiezaken, alsook alle nuttige informatiegegevens.

De vergadering van de raad is openbaar.

Vooraleer de raad beraadslaagt, geeft het college een toelichting bij de inhoud van het verslag.

In een meergemeentezone wordt de begroting goedgekeurd door de politieraad. Van de regel dat elk lid van de politieraad over één stem beschikt (artikel 25 WGP) wordt afgeweken bij de stemmingen over de vaststelling van de begroting, de begrotingswijzigingen en de jaarrekeningen (artikel 26 WGP). In die gevallen bekomt elke groep van vertegenwoordigers van één gemeente uit de politiezone evenveel stemmen als waarover de burgemeester van diezelfde gemeente beschikt in het politiecollege, zoals bepaald in artikel 24 van de WGP. Conform artikel 24 van de WGP beschikt elke burgemeester in het politiecollege over een aantal stemmen naar evenredigheid van de minimum politietoelage die zijn gemeente in de meergemeentezone inbrengt. In afwijking hiervan wordt gedurende de eerste twee jaren volgend op het jaar waarin de lokale politie is opgericht, het aantal stemmen toegekend naar evenredigheid van de nettolast voor de functie Justitie en Politie onder de statistische code 399 van de laatst vastgestelde en goedgekeurde jaarrekeningen van elke gemeente.

In het KB van 20 december 2000, B.S. 29 december 2000, wordt meer informatie verstrekt over de precieze berekeningswijze van het aantal stemmen waarover een burgemeester beschikt in het politiecollege, verder verduidelijkt door de ministeriële omzendbrief PLP 6 van 19 maart 2001, B.S. 13 april 2001. Het aantal stemmen waarover de burgemeester in het politiecollege beschikt wordt bij de stemming over de vaststelling van de begroting/ begrotingswijzigingen gelijk verdeeld over de groep vertegenwoordigers van een gemeente.

In uitvoering van artikel 34 van de WGP, waarbij onder andere artikel 242 van de NGW van toepassing wordt verklaard, wordt de politiebegroting neergelegd op de zetel van de politiezone waar eenieder er altijd ter plaatse kennis van kan nemen.

Op die mogelijkheid van inzage wordt gewezen door middel van aanplakbiljetten die door de zorg van het college worden aangebracht binnen een maand nadat de politiebegroting door de raad is aangenomen.

Het bericht blijft tenminste tien dagen aangeplakt. 1.3. Doorzending van de begroting en de bijlagen In een ontwerp KB ter uitvoering van de artikelen 71, derde lid, en 77, tweede lid, van de WGP wordt bepaald dat de begroting van de lokale politie, evenals alle documenten die vereist zijn voor de controle van haar overeenstemming met de WGP, binnen een termijn van twintig dagen ingaande de dag volgend op de vaststelling van de begroting naar de gouverneur worden gestuurd.

De politiebegroting wordt in ieder geval in één papieren exemplaar verstuurd. Ingeval het informaticasysteem van de politiezones en van de toezichthoudende overheid het toelaten, worden deze stukken in de formaten bepaald door het toegepaste transferprotocol verstuurd.

Bij gebreke hieraan zullen deze stukken op diskette verstuurd worden.

Wanneer de begroting krachtens de wet in twee talen moet worden opgesteld, wordt ze in de twee talen overgelegd. Hetzelfde geldt voor de stukken die aan de begroting zijn gevoegd en die in twee talen zijn opgesteld.

Artikel 71, tweede lid, van de WGP bepaalt dat bij de begroting alle bijlagen worden gevoegd die vereist zijn voor de definitieve vaststelling van de begroting. De documenten die bij de begroting en rekeningen van de politiezone moeten worden gevoegd zullen conform artikel 34, 2° van de WGP worden voorgeschreven door de Koning.

Bij de politiebegroting 2002 worden, in afwachting van een verdere invulling via een koninklijk besluit, alvast volgende documenten gevoegd die worden opgelegd in de WGP, krachtens de WGP of ingevolge huidige omzendbrief : (1) het verslag bedoeld bij artikel 96 van de Nieuwe Gemeentewet, van toepassing verklaard bij artikel 27 van de WGP;(2) het advies van de begrotingscommissie waarvan sprake in artikel 11 van het ARPC;(3) tabel van het personeel van de politiezone (4) tabel van de leningen en de evolutie van de schuld (5) het bewijs van aanplakking in uitvoering van artikel 34 van de WGP (mag afzonderlijk worden verzonden, maar in elk geval vóór het verstrijken van de toezichtstermijn). De opstelling van een meerjarenplanning wordt voor 2002 nog niet opgelegd, maar wordt gelet op de weerslag van de politiebegroting op de gemeentebegrotingen aanbevolen.

In de opstartfase dient de politiebegroting voor het dienstjaar 2002, samen met de hoger vermelde bijlagen 1 tot en met 4, naast de verzending naar de gouverneur, eveneens in twee exemplaren te worden verzonden naar : De Heer Minister van Binnenlandse Zaken Directie van de Relaties met de Lokale Politie - CGL Koningsstraat 47 1000 Brussel Dit om de Koning in staat te stellen na te gaan of voldaan is aan de 4° voorwaarde noodzakelijk voor de oprichting van een lokale politie zoals vermeld in artikel 248 van de WGP. Teneinde de koninklijk besluiten, houdende de instelling van de politiezones per groep, tijdig te kunnen treffen, is het aan te bevelen dat de politiebegrotingen onmiddellijk na de goedkeuring door de raad worden verzonden naar bovenvermeld adres. 1.4. Model van de begroting Het model van de politiebegroting is deze van de gemeentebegroting.

Wat het titelblad en de eerste bladzijde van de politiebegroting betreft verzoeken wij u de modellen aan te wenden die ter beschikking staan op de website van de Directie van de Relaties met de Lokale Politie.

Krachtens artikel 41 van het ARPC zijn de functionele en de economische classificatie welke van toepassing zijn op de politiebegroting deze die vastgelegd zijn in de bijlage van het ministerieel besluit van 30 oktober 1990 tot uitvoering van het artikel 44 van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit (ARGC), zoals gewijzigd door het ministerieel besluit van 25 maart 1994.

De uitgaven en de ontvangsten van de lokale politie worden bij voorkeur ingeschreven onder de functionele code 330xx te lezen als « Lokale Politie ».

De inhoud/betekenis van de economische codes dient strikt te worden gerespecteerd, de omschrijving mag vervangen worden door een duidelijkere omschrijving aangepast aan de lokale politiezone. 1.5. Begrotingswijzigingen Het verdient aanbeveling om de begrotingswijzigingen tijdig op te maken zodat een regelmatige vastlegging van de uitgaven niet in het gedrang komt.

Het specifiek toezicht van toepassing op de begrotingen van de politiezone is onverkort van toepassing op de wijzigingen die de politiezone aan de politiebegroting aanbrengt. Het specifiek toezicht kwam reeds aan bod in punt 1.1.1. van huidige omzendbrief.

Volgens artikel 14 van het ARPC zijn de begrotingswijzingen bovendien onderworpen aan dezelfde procedures als deze die toepasbaar zijn op de begroting.

Dit betekent onder meer dat voor begrotingswijzigingen ook het advies van de begrotingscommissie moet worden gevraagd.

Conform artikel 15 van het ARPC moeten op de begrotingswijzigingen zonder verwijl de begrotingskredieten worden uitgetrokken die nodig zijn om de uitgaven die door dwingende en onvoorziene omstandigheden worden vereist te dekken, alsmede de begrotingskredieten die betrekking hebben op niet-geraamde ontvangsten.

In toepassing van artikel 86, 2° van de WGP dient een voor eensluidend verklaard afschrift van de besluiten van de raad, alsook van het college, betreffende de uitgaven die door dringende en onvoorziene omstandigheden worden vereist naar de gouverneur te worden gestuurd, onverminderd de bepalingen van artikel 85 van de WGP, houdende de verzending aan de gouverneur van een lijst van de beslissingen van de raad met een beknopte omschrijving van de geregelde aangelegenheden.

De politiezones hebben er alle belang bij de laatste begrotingswijziging zeer nauwkeurig te ramen zodat de laatste begrotingscijfers zo dicht mogelijk de begrotingsrekening benaderen.

Dit laat toe de volgende begroting realistischer op te stellen. Immers conform artikel 9, eerste lid, van het ARPC, wordt het resultaat van de begroting van het voorgaande dienstjaar, aangepast door de begrotingswijzigingen, als geraamd overschot of tekort van de vorige dienstjaren op de volgende begroting gebracht.

Conform artikel 9, tweede lid, van het ARPC is er geen begrotingswijziging vereist om het vermoedelijk resultaat van het voorgaand dienstjaar dat in de volgende begroting werd gebracht te vervangen door het werkelijk resultaat van de afgesloten begrotingsrekening.

Wanneer echter het inbrengen van het werkelijk resultaat van de afgesloten begrotingsrekening een tekort veroorzaakt of vergroot, neemt de raad de passende maatregelen om het begrotingsevenwicht te herstellen. In de meergemeentezones kan dit slechts gebeuren na overleg met en akkoord van de afzonderlijke gemeenteraden. Zie terzake artikel 9, derde en vierde lid, van het ARGC. Indien de politiebegroting 2002 reeds is goedgekeurd door de raad op het ogenblik van het verschijnen van huidige omzendbrief dient de politiebegroting 2002 bij een eerstvolgende begrotingswijziging te worden aangepast aan de vormvereisten vervat in huidige omzendbrief. 2. Onderrichtingen betreffende de begroting van de gewone dienst 2.1. De gewone uitgaven - personeel (70) Artikel 38 van de WGP stelt dat de Koning voor elke politiezone het minimaal effectief van het operationeel en van het administratief en logistiek personeel bepaalt, rekening houdend met de specifieke kenmerken van die zone. Het KB van 5 september 2001 houdende het minimaal effectief van het operationeel en van het administratief en logistiek personeel van de lokale politie geeft uitvoering aan de artikelen 38 en 47 van de WGP. De vastgelegde minimumnormen met betrekking tot het minimaal effectief zullen conform artikel 3 van voormeld KB voor 31 december 2002 voor iedere zone worden geëvalueerd en eventueel worden herberekend. De Koning kan op gemotiveerde aanvraag, zoals bepaald in artikel 4, afwijkingen toestaan.

Conform artikel 39, eerste lid, en 40, eerste lid, van de WGP wordt de politiebegroting vastgesteld overeenkomstig de door de Koning vastgestelde minimale begrotingsnormen. De voorgestelde minimale begrotingsnorm met betrekking tot de personeelsuitgaven is gebaseerd op het minimaal effectief van het operationeel en van het administratief en logistiek personeel van de lokale politie bepaald in betreffend koninklijk beslit van 5 september 2001.

Het ontwerp KB tot vaststelling van de minimale begrotingsnormen van de lokale politie, in uitvoering van artikel 39, eerste lid, en 40, eerste lid, van de WGP, bepaalt in verband met de personeelskosten : - de politiebegroting bevat tenminste de nodige personeelskredieten om alle personeelsleden van het lokaal politiekorps te betalen (artikel 1, 1°); - de personeelskosten worden met de volgende factoren bepaald (artikel 2) : 1° de minimale normen bedoeld in het koninklijk besluit van 5 september 2001 houdende het minimaal effectief van het operationeel en van het administratief en logistiek personeel van de lokale politie;2° de loongegevens van alle personeelsleden verhoogd, in voorkomend geval, met de geraamde kosten verbonden aan de vergoedingen en toelagen. De raad kan van de minimale begrotingsnormen afwijken indien uitzonderlijke omstandigheden dit rechtvaardigen.

De personeelskosten dienen realistisch te worden geraamd rekening houdend met volgende factoren : - inachtneming van het KB van 5 september 2001; - de « Mededelingen van de R.S.Z.P.P.O. betreffende de politiehervorming », waarin de onderwerping van de verschillende bezoldigingselementen aan sociale zekerheids- en pensioenbijdragen wordt behandeld; deze mededelingen kunnen worden geraadpleegd op de website van R.S.Z.P.P.O. : http :// Erreur! Signet non défini.; - ingeval van een eventuele overschrijding van de spilindex in 2002 zal in de loop van 2002 de loonkost stijgen; voor de meest actuele informatie hierover kan u terecht op de website van het Federaal Planbureau : - toekenning van periodieke verhogingen en het tijdstip ervan; - de reële of de waarschijnlijke stijging of daling van het aantal personeelsleden.

De subfuncties 33001 tot en met 33090 worden voorbehouden voor de budgettering van de personeelsuitgaven van het operationeel kader. De marge laat toe om in functie van de noden een analytische uitsplitsing te maken volgens de behoeften van de zone.

De mandaattoelage voor de korpschef, zoals bedoeld in artikel XI.II.17 en in de bijlage 3 van het KB van 30 maart 2001, is onderworpen aan sociale zekerheidsbijdragen én aan pensioenbijdrage, dit ingevolge artikel 7, 2°, b) van de wet van 30 maart 2001, B.S. 18 april 2001.

De subfuncties 33091 tot en met 33098 worden voorbehouden voor het administratief en logistiek personeel (CALOG).

In verband met de gesubsidieerde contractuele personeelsleden (Gesco's) wordt er gewerkt aan de nodige wetgevende maatregelen om het overgaan van deze personeelsleden naar de lokale politie mogelijk te maken. De wettelijke basis van het statuut van de Gesco's wordt geregeld door het genummerde KB 474 van 28 oktober 1986. In het artikel 1 is de lokale politie als werkgever niet voorzien.Bovendien behoort deze materie inmiddels tot de bevoegdheden van de Gewesten.

Een overleg tussen de Gewesten, de Gemeenschappen en het Ministerie van Binnenlandse Zaken vindt thans plaats. Alles zal in het werk gesteld worden om de regelgeving in gezamenlijk overleg aan te passen zodat ze van kracht zal zijn op het ogenblik van of kort na de in plaatsstelling.

De voorgestelde oplossing bestaat in een opsplitsing van het huidige contingent over de betreffende gemeente(n) en de lokale politiezone.

De personeelskosten in verband met de Gesco's mogen in de politiebegrotingen dienstjaar 2002 worden gebudgetteerd. De eraan verbonden premie zal in de huidige stand van zaken nog worden gestort aan de gemeente(n) van oorsprong. De ontvangen premie kan door de gemeente(n) als « Bijdrage in de kosten voor de Gesco's gedragen door de politiezone », economische code 435-01, worden overgedragen naar de politiezone, dit bovenop de gemeentelijke toelage vermeld onder 2.7.2.. In de politiebegroting wordt de overdracht in ontvangst geboekt onder de economische code 330/ 485-02 - « Bijdrage gesubsidieerd personeel ».

In de meergemeentezones wordt aanbevolen om aan elke gemeente die er deel van uitmaakt een vaste numerische code xx toe te wijzen, en de voormelde overdracht te boeken onder het begrotingsartikel 330xx/485-02, waarbij de extensie xx verwijst naar de betreffende gemeente.

De subfunctie 33099 wordt voorbehouden voor de budgettering van de toelage aan de bijzondere rekenplichtige. Het betreft hier het geval waarbij een gemeenteontvanger of een ontvanger van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, conform artikel 30 van de WGP, optreedt als bijzondere rekenplichtige. Zie punt 2.3. van huidige omzendbrief indien een gewestelijke ontvanger optreedt als bijzondere rekenplichtige.

Conform artikel 32, tweede lid, van de WGP stelt de raad de vergoeding van de bijzondere rekenplichtige vast, binnen de voorwaarden door de Koning bepaald. Het ontwerp KB tot vaststelling van de toelage van de bijzondere rekenplichtige van de politiezone, dat uitwerking heeft met ingang van 1 april 2001, bepaalt dat aan de bijzondere rekenplichtige een toelage wordt toegekend die niet hoger mag zijn dan : 1° 100 % van de mandaattoelage voor de korpschef indien effectief < 150 voltijds tewerkgestelde personeelsleden;2° 97,5 % van de mandaattoelage voor de korpschef indien 150 |LZ effectief < 300 voltijds tewerkgestelde personeelsleden 3° 95 % van de mandaattoelage voor de korpschef indien 300 |LZ effectief < 600 voltijds tewerkgestelde personeelsleden;4° 90 % van de mandaattoelage voor de korpschef indien effectief G 600 voltijds tewerkgestelde personeelsleden. De vergoeding wordt conform artikel 32 van de WGP vastgesteld door de raad. De vergoeding wordt gebudgetteerd onder de economische code 111-01 en is thans alleen onderworpen aan de sociale zekerheidsbijdragen, dus niet aan een pensioenbijdrage.

Bij de vaststelling van de toelage aan de bijzondere rekenplichtige is het aan te bevelen rekening te houden met de bijkomende werklast die in sterke mate varieert naargelang het geval (bijvoorbeeld : ééngemeentezone versus meergemeentezone, bijzondere rekenplichtige afkomstig uit de kleinste of uit een grote gemeente, aanwezigheid van voldoende omkadering...).

Volgende economische codes worden aanbevolen bij de budgettering van de personeelsuitgaven : - 111-01 : bezoldiging (111-02 ingeval van Gesco's) omvat : jaarwedde, haard- en standplaatsvergoeding, eindejaarstoelage, maandelijkse vergoedingen voor bijkomende opdrachten van bestendige aard; - 111-08 : prestaties die niet permanent geleverd worden (111-09 ingeval van Gesco's) omvat : toelagen voor dienstprestaties uitgevoerd op een zaterdag, een zondag, een feestdag of tijdens de nacht, uurtoelage voor bijkomende dienstprestaties,... - 112-01 : vakantiegeld (112-02 ingeval van Gesco's) - 112-21 : vergoeding voor laatste ziekte- en begrafeniskosten - 115-01 : vergoeding voor verplaatsingskosten van en naar het werk (115-02 ingeval van Gesco's) - 115-41 : andere geldelijke toelagen of vergoedingen (115-42 ingeval van Gesco's) die voordelen in natura vervangen zoals maaltijd- en geschenkcheques...

De vergoeding voor telefoon, onderhoud van uniform, maaltijd- en verblijfskost, dienstverplaatsingen... zijn onderdelen van de werkingskosten, zie verder punt 2.2..

In een meergemeentezone is in uitvoering van artikel 22 van de WGP onder meer artikel 12 van de NGW van toepassing op de leden van de politieraad. Betreffend artikel 12 bepaalt dat aan de leden van de politieraad van de meergemeentezone een presentiegeld KAN worden verleend. De eventuele presentiegelden worden gebudgetteerd onder de economische code 111-22.

Aan de leden van het politiecollege worden geen presentiegelden toegekend.

Ter verantwoording van de gebudgetteerde personeelsuitgaven dient een gedetailleerde tabel van het personeel van de politiezone, aangevuld met de geraamde personeelskosten van de geplande aanwervingen, ter inzage te liggen van de raadsleden. Betreffende gedetailleerde tabel wordt als bijlage bij de begroting gevoegd, zie terzake punt 1.3..

Overeenkomstig artikel 140ter van de WGP is de Centrale Dienst voor Vaste Uitgaven (CDVU) belast met de berekening van de vaste uitgaven met betrekking tot de personeelsleden van de lokale politie van de gemeente of van de meergemeentezone.

Onder vaste uitgaven moet worden verstaan : 1° de geldelijke verplichtingen van de politiezones die ontstaan uit hoofde van hun hoedanigheid van werkgever;2° de pensioenen, renten en pensioencomplementen. Deze opdracht omvat overeenkomstig artikel 140ter, derde lid, van de WGP wat de lokale politie betreft : 1° de berekening van de wedden, van de aanverwante rechten en van de pensioenen;2° het vervullen van de sociale en fiscale aangifteverplichtingen;3° het berekenen van de wettelijke en reglementaire inhoudingen en bijdragen;4° de betaling van de pensioenen, renten en pensioencomplementen; 5°.... 6° voor wat de lokale politie betreft, het uitvoeren van de betaling voor rekening van de zone of het aanleveren van de vereiste betalingselementen aan het sociaal secretariaat GPI, bedoeld in artikel 140quater van de WGP; 7° de afhandeling van de geschillendossiers ( o.a. loonbeslagen...) 8° het opmaken van de boekhoudkundige stukken, van de betalingsstukken en van de nodige verantwoordingsstukken. Teneinde het de CDVU mogelijk te maken om zijn opdracht te vervullen, dienen de personeelsdiensten van de lokale politie of de personen aan wie zij hiertoe delegatie hebben verleend, in uitvoering van artikel 140quater, de nodige gegevens, evenals de beslissingen, mee te delen aan het sociaal secretariaat van de geïntegreerde politie GPI. Het sociaal secretariaat GPI staat in voor de verdere verwerking van de door de personeelsdiensten verstrekte gegevens en beslissingen en voor het overmaken ervan aan de CDVU. Het sociaal secretariaat GPI heeft conform artikel 140quater onder meer de volgende opdrachten : 1° instaan voor de correcte toepassing van het statuut op alle personeelsleden;2° het meedelen van de berekende gegevens en de berekeningen nodig om de wedden, de rechten en de sociale en fiscale inhoudingen aan de rechthebbenden tijdig te kunnen betalen;3° de terugvordering van onverschuldigde betalingen of de mededeling van de daartoe vereiste basisgegevens aan de verantwoordelijke van de zone;4° het bijhouden van een weddedossier betreffende elk verloond personeelslid;5° een algemene informatieopdracht. In uitvoering van artikel 140quater en artikel 257quater van de WGP werden de personeelsdiensten van de gemeenten bij brief van 7 augustus 2001 formeel verzocht om de gegevens betreffende de personeelsleden, die opgeslagen zijn in eigen informatiesystemen of in informatiesystemen van rekencentra, tegen 15 september 2001 over te maken aan het sociaal secretariaat GPI. Het tijdig aanleveren van de informatie is absoluut noodzakelijk teneinde het sociaal secretariaat GPI en de CDVU in staat te stellen om tijdig de berekeningen van de wedden vanaf de maand januari 2002 te kunnen doen en om tijdig de detailgegevens en de vereiste betalingselementen voor uitvoering aan de bijzondere rekenplichtige te kunnen overmaken. Het tijdig aanleveren van de informatie is en blijft de verantwoordelijkheid van de personeelsdiensten van de gemeenten ook al doen zij hiertoe beroep op rekencentra.

Het sociaal secretariaat GPI mocht vaststellen dat tot op heden de gegevens van tal van politiekorpsen nog niet werden overgemaakt.

Hoewel het sociaal secretariaat GPI ingeval van het laattijdig overmaken van de nodige gegevens al het mogelijke zal doen om deze gegevens alsnog te verwerken, kan evenwel niet gegarandeerd worden dat de loonverwerking van de betreffende personeelsleden vanaf 1 januari 2002 zal kunnen gebeuren.

Bovendien leidt het laattijdig overnemen van de verloning van het politiepersoneel tot bijkomende moeilijkheden in verband met aangifte inzake fiscaliteit en sociale zekerheid.

In het belang van het politiepersoneel wordt bijgevolg aangedrongen om in voorkomend geval per kerende de gevraagde informatie welke vóór 15 september aan het sociaal secretariaat GPI diende te worden overgemaakt alsnog te bezorgen.

Wat de pensioenen, renten en pensioencomplementen betreft voert de CDVU de beslissingen genomen door de Administratie der Pensioenen uit.

De personeelskosten met betrekking tot het burgerpersoneel werkzaam in het kader van de samenlevings- en veiligheidscontracten (Svcontract) worden niet gebudgetteerd in de politiebegroting maar in de desbetreffende gemeentebegroting. De specifieke toelage 2002 waarmede de overheid haar engagement tegenover de gemeenten met een Svcontract nakomt, wordt toegekend aan de gemeente en niet aan de zone. Niets belet echter dat dit burgerpersoneel kan werken ten behoeve van de zone. In dit geval kan dit verrekend worden in de intrazonale verdeling 2.2. De gewone uitgaven - werkingskosten (71) 2.2.1. Vergoedingen In verband met de vergoeding voor telefoon, onderhoud van uniform, maaltijd- en verblijfskost, dienstverplaatsingen... wordt een economische code uit de reeks « 121-xx » aangewend.

De keuze voor een economische code uit de reeks « 121-xx » berust op volgende criteria : - terugbetaling van kosten gemaakt door het personeelslid - en het zijn kosten eigen aan de werkgever - en de terugbetaling is gereglementeerd - en er is een (pre-) financiering door het personeelslid.

Volgende subnaturen zijn mogelijk : - 121-01 : maaltijd- en verblijfsvergoeding - 121-03 : vergoeding voor onderhoud van uniform - 121-48 : andere forfaitaire vergoedingen ter compensatie van kosten die het personeel zelf (pre-) financiert zoals vergoeding voor telefoon, onderhoud van een politiehond, fietsvergoeding...

De gedetailleerde berekening van de gebudgetteerde bedragen ingeschreven onder de economische codes 121-XX wordt bijkomend, per soort vergoeding, vermeld in de tabel van het personeel van de politiezone. 2.2.2. Aankopen individuele basis- en functieuitrusting (voorheen kledijvergoeding) De aankopen in verband met de individuele basis- en functieuitrusting dienen te worden begroot onder de economische code 124/05 - « Aankoop individuele basis- en functieuitrusting ».

Sedert 1 april 2001 is het « Mammoet KB » van 30 maart 2001 tot regeling van het nieuwe statuut van het personeel van de geïntegreerde politie op twee niveaus van kracht. Ten gevolge van de richtlijnen vervat in de ZPZ 10 en de ZPZ 17 moet de werkgever (politiekorps) de individuele kledij en uitrusting gratis ter beschikking stellen van de politieambtenaren en de hulpagenten. In uitvoering van deze richtlijnen werd een ontwerp KB tot regeling van de basisuitrusting en de functieuitrusting van de politieambtenaren en de hulpagenten van politie opgesteld die de samenstelling, de dracht en de bevoorrading van de basisuitrusting regelt. Aan elke politieambtenaar en hulpagent van de lokale politie zal jaarlijks een dotatie aan punten (trekkingsrecht) toegekend worden. Dit puntensysteem vervangt alle bestaande systemen van kledijvergoeding, kledijfonds,...

In de bevoorrading van de individuele uitrusting onderscheidt men twee entiteiten, enerzijds de beheersentiteiten en anderzijds de verkoopcentra.

In elke politiezone wordt er een beheersentiteit aangeduid door het college. De beheersentiteit van de politiezone is verantwoordelijk voor het beheer van de punten en bepaalt de regels inzake bevoorrading en financiële afwikkeling.

De verkoopcentra zijn verantwoordelijk voor de bevoorrading van de eigen leden of andere leden en de financiële afwikkeling ervan.

Binnen de lokale politie bestaan volgende mogelijkheden : ofwel kan iedere zone een eigen verkoopcentrum oprichten, ofwel kunnen meerdere zones een gezamenlijk verkoopcentrum beheren.

De lokale verkoopcentra kunnen zichzelf bevoorraden door ofwel zelf aankopen te realiseren overeenkomstig de wetgeving inzake overheidsopdrachten ofwel door bestellingen te plaatsen bij andere lokale verkoopcentra of bij de federale verkoopcentra - DGMPE. Het zijn deze aankopen die worden vastgelegd op de economische code 124-05.

De basisuitrusting van de geïntegreerde politie gestructureerd op twee niveaus zal het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke omzendbrief, waarin uitleg zal worden versterkt bij het KB en waarin de uitvoeringsdetails en overgangsmaatregelen worden geregeld en verduidelijkt. 2.2.3. Herinschrijving voertuigen De herinschrijving van de voertuigen welke worden overgedragen naar de lokale politie gebeurt gratis. Er dienen bijgevolg geen kosten te worden gebudgetteerd. Zie in dit verband artikel 39 van het KB van 20 juli 2001, B.S. 8 augustus 2001, betreffende de inschrijving van voertuigen. 2.2.4. Gebouwen De omzendbrief PLP 9 houdende de richtlijnen voor het opstellen van de beginbalans van de politiezones voorziet onder punt 1.1.2.a. dat bij niet overdracht van onroerend patrimonium van de gemeente naar de politiezone, de gemeenten een jaarlijkse huurprijs aan de politiezone kunnen aanrekenen. In verband met de berekening van de jaarlijkse huurprijs conform de omzendbrief PLP 9 kan een tabel geraadpleegd worden op de website van de Minister van Binnenlandse Zaken, Directie van de Relaties met de Lokale Politie met URL : Erreur! Signet non défini.. Eventuele gemotiveerde afwijkingen in min zijn toegestaan.

Op dezelfde website kan eveneens de te volgen werkwijze worden geraadpleegd ingeval van mogelijke overdracht of verkoop van gebouwen door een gemeente aan de lokale politiezone via het aankoopcomité.

Ingeval van overdracht of verkoop van gebouwen via het aankoopcomité blijven de aankoopkosten in de politiebegroting onder de economische code 123-06 tot een absoluut minimum beperkt. 2.3. De gewone uitgaven - overdrachten (72) Indien een gewestelijke ontvanger werd aangeduid door de politieraad dient onder de economische code 415-01 een tussenkomst in de wedde en werkingsuitgaven van de gewestelijke ontvanger (gedragen door de gewesten vanaf 1 januari 2002) te worden voorzien.

Bij de budgettering van de betreffende tussenkomst dient te worden rekening gehouden met volgende waardering van de taak van gewestelijke ontvanger in een politiezone : - de politiezone wordt in aanmerking genomen voor 1/10 punt per inwoner; - met een minimum evenwel van 3000 punten en een maximum van 13.000 punten.

Naast een bijdrage in de personeelskost dient eveneens rekening te worden gehouden met een bijdrage in de kantoor- en reiskosten van de gewestelijke ontvanger.

De tussenkomst in vakbondspremies wordt gebudgetteerd onder de economische code 415-02.

Andere gebudgetteerde toelagen dienen te worden gemotiveerd. 2.4. De gewone uitgaven - schuld (7X) De intrest- en aflossingslasten, zowel van de opgenomen als van de op te nemen leningen, worden globaal voorzien op de functie 330.

Alle leningen of leasings waarmee roerende of onroerende goederen werden gefinancierd en die door de gemeente(n) worden overgedragen aan de politiezone, dienen te worden opgenomen op de beginbalans en de lasten dienen te worden begroot in de begroting 2002. De schulden volgen dus de overgedragen goederen. Zie terzake eveneens de omzendbrief PLP9 houdende de richtlijnen voor het opstellen van de beginbalans van de politiezones.

De tranches 2001 die per 31 december 2001 nog niet zijn betaald, zullen nog gedragen worden door de gemeente(n).

De intresten en aflossingen 2002 met betrekking tot overgedragen leningen dienen realistisch te worden gebudgetteerd op basis van lijsten die door de betreffende financiële instellingen ter beschikking worden gesteld. Betreffende lijsten worden als bijlage bij de politiebegroting gevoegd.

De rentevoeten van de nieuw op te nemen leningen worden realistisch geraamd in functie van de geldende marktvoorwaarden.Voor de nieuwe leningen voorziet men in de begroting 2002 een intrestlast van zes maanden. Een kapitaalsaflossing wordt al dan niet voorzien in functie van het type van financiering dat wordt gepland, waarbij steeds de meest gunstige financiering dient te worden beoogd.

Het verdient aanbeveling via samenwerkingsverbanden ( met gemeente(n), met andere politiezones...) gezamenlijk te onderhandelen over leningsvoorwaarden met het oog op het bedingen van voordeligere voorwaarden.

De tabel betreffende de evolutie van de schuld van de politiezone, aangevuld met de nieuw op te nemen leningen, dient eveneens te worden bijgevoegd. 2.5. De gewone uitgaven - vorige dienstjaren (76) De aanloopkosten voor de inrichting van de politiezone en de oprichting van het korps die in 2001 in eerste instantie werden geprefinancierd door gemeenten of federale overheid, terwijl ze door deze overheid in principe niet verschuldigd waren, kunnen in de politiebegroting 2002 begroot worden onder de economische groep « vorige dienstjaren ».

Mogelijke aanloopkosten zijn : - personeelskosten korpschef 2001; - personeelskosten bijzondere rekenplichtige 2001; - e.a.

De mogelijke terugbetaling van de aanloopkosten wordt gebudgetteerd onder de volgende artikelnummers, afhankelijk van de overheid aan wie dient te worden terugbetaald : - 330/415-01/01 - « Tussenkomst in de aanloopkosten gedragen door de federale overheid tijdens het dienstjaar 2001 »; - 330xx/435-01/01 - « Tussenkomst in de aanloopkosten gedragen door gemeente xx tijdens het dienstjaar 2001 », ingeval van terugbetaling aan meerdere gemeenten wordt aanbevolen om een uitgaveartikel per gemeente te voorzien via uitsplitsing op niveau van de subfunctie van de functionele code.

Indien de toelage verschuldigd aan de zonechef en/of de vergoeding aan de bijzondere rekenplichtige met betrekking tot het dienstjaar 2001 nog niet werden betaald aan betrokkenen in 2001, dienen de nog verschuldigde bedragen te worden gebudgetteerd in de politiebegroting onder het voorgaande dienstjaar 2001.

In de politiebegroting dienen hiertoe de functionele en economische codes te worden gebruikt zoals vermeld in punt 2.1. van huidige omzendbrief, aangevuld met de extensie 2001.

Voor 2001 werd door de federale overheid een federale toelage 2001 voorzien ter financiering van de geschatte meerkost voor de leden van de gemeentepolitie ingevolge de in werking treding van het nieuwe politiestatuut met ingang van 1 april 2001. In 2001 werd een voorschot van 80% van de federale toelage 2001 aan de gemeenten betaald. Het saldo van de voormelde toelage 2001 zal eveneens aan de gemeenten en niet aan de politiezone worden gestort. De meerkost 2001 voor de leden van de voormalige gemeentepolitie dient bijgevolg volledig in de gemeentebegrotingen en niet in de politiebegroting 2002 te worden gebudgetteerd.

Het voormelde geldt uiteraard niet voor de pilootzones die in 2001 reeds een aparte politieboekhouding voerden. 2.6. De gewone uitgaven - overboekingen (78) Artikel 8 van het ARPC bepaalt ondermeer dat wanneer de begrotingsmiddelen toereikend zijn, de raad op de politiebegroting kredieten kan uittrekken om die middelen te bestemmen voor het dekken van buitengewone uitgaven.

Buitengewone uitgaven van geringe waarde kunnen gefinancierd worden via een overboeking van middelen van de gewone naar de buitengewone dienst. Dit op voorwaarde uiteraard dat de betreffende financiering is opgenomen in de politiebegroting en dat de gemeente(n) hierin voorzie(t)(n) via de gemeentelijke toelage(n) van de gewone dienst.

Een andere mogelijke financiering van buitengewone uitgaven van geringe waarde is een rechtstreekse tussenkomst door de gemeente(n) in de buitengewone dienst van de politiebegroting via een buitengewone gemeentelijke toelage. Zie punt 3.2. van huidige omzendbrief.

De eventuele voorziene overboekingen van de gewone naar de buitengewone dienst dienen voor het einde van het dienstjaar te worden geboekt in functie van de werkelijke vastgelegde uitgaven buitengewone dienst waarvoor conform de politiebegroting voorzien werd in een financiering via overboekingen. Immers met betrekking tot de overboekingen van de gewone naar de buitengewone dienst is geen mogelijke overdracht van uitgavekredieten naar een volgend dienstjaar mogelijk. 2.7. De gewone ontvangsten - prestaties (60) Volgens artikel 90 van de WGP kan de raad een reglement vaststellen betreffende de inning van een vergoeding voor opdrachten van bestuurlijke politie van de lokale politie. De Koning regelt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de voorwaarden en de nadere regels van deze inning.

Als voorbeeld van bestuurlijke politieopdracht waarvoor een retributie zou kunnen worden gevraagd gelden de politietussenkomsten in geval van valse alarmen.

Het KB van 14 september 1997, B.S. 15 oktober 1997, destijds getroffen in uitvoering van het artikel 223bis van de NGW, thans opgeheven door de WGP en hernomen in artikel 90 van de WGP, blijft juridisch van kracht.

Met betrekking tot de retributies welke thans door de gemeente(n) worden geïnd in verband met administratieve kosten gemaakt door de politiedienst(en) dient, geval per geval, te worden nagegaan of de retributies in de politiebegroting mogen worden opgenomen.

De volgende vragen dienen hierbij te worden gesteld : 1) Betreft het een taak voor de politiediensten, of daarentegen een administratieve taak die door hen niet mag worden uitgevoerd? 2) Voorziet de regelgeving betaling aan het gemeentebestuur? Indien ja dient de retributie te worden geboekt in de gemeenteboekhouding.De retributie welke eventueel door de politiezone wordt geïnd (voor rekening van derden) dient te worden doorgestort aan de gemeente. 3) Indien er niet uitdrukkelijk wordt voorzien aan wie er moet worden betaald, dan kan de politiezone de retributie in haar begroting voorzien. Zo dient bijvoorbeeld in verband met het afleveren van de wapenvergunningen te worden gesteld dat de thans nog steeds geldende wetgeving voorziet in een aflevering van de vergunning door de gemeentepolitie van de woonplaats van de aanvrager (of bij gebrek aan gemeentepolitie, door de rijkswachtbrigade van de woonplaats van de aanvrager) en in een betaling van een retributie van 1.000,- bef aan het gemeentebestuur van de woonplaats van de verzoeker. In afwachting van een wijziging van het betreffend KB van 16 september 1997, welke zeker kan worden overwogen eens de lokale politie is opgericht, dienen de retributies voor het afleveren van een wapenvergunning te worden geboekt in de gemeentelijke boekhouding. 2.8. De gewone ontvangsten - overdrachten (61) Er dient te worden opgemerkt dat de politiezone zelf geen belastingen mag heffen. 2.8.1. De federale toelage De federale toelage 2002 aan de politiezones is samengesteld uit twee onderdelen : 1° de federale basistoelage 2° de federale sociale toelage De toelage 2002 aan de 29 gemeenten met een samenlevings- en veiligheidscontract dient zoals reeds vermeld onder punt 2.1. te worden gebudgetteerd in de gemeentebegroting en niet in de politiebegroting. De betreffende toelage komt overeen met de kost voor het burgerpersoneel van het politieluik. Voormelde kost wordt uiteraard eveneens gebudgetteerd in de gemeentebegroting. Niets belet echter dat deze mensen kunnen werken ten behoeve van de zone.

De aan de 29 gemeenten toegekende federale toelage wordt vermeld in bijlage II bij het ontwerp KB houdende de toekenning voor het jaar 2002 van de federale toelage aan de politiezones en van een toelage aan sommige gemeenten.

Bijkomend verleent de federale overheid steun aan de lokale politiezones door bepaalde kosten tenlaste te nemen waardoor deze op lokaal niveau wegvallen.

Het betreft hier onder andere de bezoldiging van de aspirant-politieambtenaar in opleiding, de eerste uitrusting van deze aspiranten, de toelagen aan de politiescholen, de dienstverlening door het sociaal secretariaat, de CDVU en de medische dienst, belangrijke informatica-uitgaven en andere. 2.8.1.1. De federale basistoelage Via het Belgisch Staatsblad van 16 juni 2001 werd reeds medegedeeld hoe de federale basistoelage werd geconcipieerd.

De vaststelling van de federale basistoelage en de verdeling ervan over de politiezones voldoet aan een aantal basiscriteria en is voldoende wetenschappelijk onderbouwd. De financiële tegemoetkoming van de federale staat aan de politiezones is gekend en staat vast voor elke politiezone.

Het bedrag in euro dat voor het jaar 2002 wordt toegekend aan elke politiezone wordt vermeld in de bijlage I bij het ontwerp KB houdende de toekenning voor het jaar 2002 van de federale toelage aan de politiezones en van een toelage aan sommige gemeenten.

Als bijlage voegen wij de betreffende bijlage I teneinde u toe te laten de federale basistoelage 2002 te ramen in de politiebegroting 2002.

Hierbij dient echter rekening te worden gehouden met een correctie daar, om praktische redenen en om tegemoet te komen aan de vraag van sommige gemeenten, de betaling van de lonen, wedden en toelagen van de overgedragen personeelsleden van de federale politie (d.i. overgedragen rijkswachters en Calog-personeel) met betrekking tot december 2001 en betaalbaar in januari 2002, alsnog zullen worden uitgevoerd door de federale politie. Betreffende uitgaven dienen, aangezien zij vervat zitten in de oorspronkelijk geraamde federale basistoelage 2002 aan de politiezones, in mindering te worden gebracht van de voormelde toelage 2002. De uitgaven met betrekking tot de voormelde lonen, wedden en toelagen van december 2001 kunnen (in afwachting van de exacte berekening waarvan het resultaat in het voorjaar zal bekend zijn) bij benadering worden geraamd als volgt : 33.465.626 euro x aantal naar de zone overgehevelde rijkswachters 7539 (totaal aantal over te hevelen) De aandacht wordt erop gevestigd dat er in principe voor de betaling van de lonen, wedden en toelagen van de maand december 2002 voor wat betreft de overgedragen rijkswachters en Calog-personeel geen uitgavenkredieten dienen te worden gebudgetteerd in de politiebegroting 2002, aangezien deze betaald worden begin 2003. De eindejaarstoelage 2002 dient wel te worden gebudgetteerd.

Samengevat kan dus worden gesteld dat voor de voormelde categorie van personeelsleden enerzijds de federale basistoelage 2002 slechts betrekking zal hebben op 11 maanden, maar dat anderzijds aan de uitgavenzijde van de politiebegroting 2002 slechts een periode van 11 maanden dient te worden gebudgetteerd met betrekking tot de lonen, wedden en toelagen.

De bedragen vermeld in bijlage I bij voormeld ontwerp KB zijn uitgedrukt overeenkomstig de federale begroting 2001. Voor het budget 2002 zijn de bedragen, conform artikel 3 van het ontwerp KB, gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex voor het jaar 2002, geschat op 1,5% op het ogenblik van de opmaak van het ontwerp KB. Gelet op de recente economische en financiële gebeurtenissen, lijkt een voorzichtige schatting van 1,3 % meer aangewezen.

De te budgetteren federale basistoelage 2002 is bijgevolg gelijk aan de federale toelage vermeld in bijlage I waarbij rekening dient te worden gehouden met de correctie ingevolge de betaling door de federale politie van de lonen, wedden en toelagen van de maand december 2001, plus 1,3%.

De federale basistoelage wordt minstens uitbetaald in twaalfden met ingang van de maand januari 2002.

De geraamde federale basistoelage wordt gebudgetteerd onder het artikel 330/465-48 - « Federale (basis)toelage ». 2.8.1.2. De federale sociale toelage Naast de federale basistoelage omvat de federale toelage 2002 nog een sociale toelage. Deze wordt toegekend ter compensatie van de sociale bijdragen die vanaf 1 april 2001 ten laste vallen van de politiezones voor de 7.539 over te hevelen leden van de territoriale brigades van de federale politie. De totale som aan sociale toelage bedraagt 2,868 miljard Bef, waarvan 18 miljoen rechtstreeks wordt betaald aan de sociale dienst en waarvan 2,850 miljard Bef (70,5 miljoen euro) wordt verdeeld onder de politiezones..

De concrete verdeling van deze sociale toelage zal het voorwerp uitmaken van een afzonderlijk koninklijk besluit. Er zal hierbij gebruik gemaakt worden van een formule die vertrekt van de loonmassa van de rijkswachters die effectief naar een bepaalde zone worden overgedragen. De loonmassa geeft immers perfect de realiteit op het terrein weer vermits rekening wordt gehouden met graad, anciënniteit, en andere in te calculeren gegevens.

De toelage aan elke zone wordt als volgt berekend : 70,5 miljoen euro (2,850 miljard Bef) vermenigvuldigd met de loonmassa van de naar de zone overgedragen ex-rijkswachters gedeeld door de totale loonmassa van de 7.539 over te hevelen leden van de territoriale brigades.

In afwachting van de concrete verdeling van de sociale toelage 2002 wordt toegelaten dat de sociale toelage in de politiebegroting 2002 als volgt wordt geraamd : 95% van ( 70,5 miljoen euro gedeeld door 7.539 over te hevelen leden vermenigvuldigd met het aantal leden die effectief naar de zone worden overgeheveld).

Naar analogie met de federale basistoelage is de sociale toelage voor het budget 2002 gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex voor het jaar 2002. Gelet op de recente economische en financiële gebeurtenissen, lijkt een voorzichtige schatting van 1,3 % aangewezen.

De geraamde sociale toelage wordt gebudgetteerd onder het artikel 330/465-02 - « Sociale toelage ». 2.8.2. De gemeentelijke toelage Krachtens artikel 34 van de WGP waarbij onder meer artikel 252 van de nieuwe gemeentewet wordt van toepassing verklaard op het budgettair en financieel beheer van de lokale politie mag de begroting in geen enkel geval een deficitair saldo, noch een fictief evenwicht of een fictief batig saldo vertonen op de gewone dienst.

Het evenwicht in de gewone dienst komt tot stand door een toelage van de gemeente(n) aan de politiebegroting die gelijk is aan het verschil tussen de gewone uitgaven en gewone ontvangsten van de politiebegroting, de gemeentelijke toelage vormt bijgevolg het sluitstuk van de politiebegroting.

Conform artikel 208 van de WGP, houdende wijziging van artikel 255 van de NGW, is de gemeenteraad verplicht om elk jaar de kosten op de gemeentebegroting te brengen die ten laste worden gelegd van de gemeente door of krachtens de WGP met inbegrip van, in de meergemeentezones, de toelage van de gemeente aan de politiezone.

De geraamde gemeentelijke toelage - gewone dienst - wordt in de politiebegroting gebudgetteerd onder artikel 330/485-48.

In de meergemeentezones wordt aanbevolen om per gemeente die deel uitmaakt van de zone een afzonderlijk begrotingsartikel 330xx/485-48 te voorzien.

In uitvoering van artikel 40, zesde lid, van de WGP worden de nadere regels inzake de berekening en de verdeling van de gemeentelijke toelagen in de schoot van een meergemeentepolitiezone vastgelegd in een ontwerp KB. Naar analogie met de federale basistoelage wordt aanbevolen om de gemeentelijke toelagen eveneens uit te betalen in twaalfden.

De gemeenten worden verzocht om tijdig de financiële rekening van de politiezone te provisioneren, bij voorkeur eind december 2001 via een overlopende rekening, teneinde de bijzondere rekenplichtige van de politiezone toe te laten tijdig de wedden van januari 2002 aan de vastbenoemde leden van het vroegere gemeentelijk politiekorps te betalen. Immers conform artikel XII.XI.59. van het KB van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten behoudt een personeelslid van het vroegere korps van de gemeentepolitie, bij overgangsbepaling, het recht op voorafgaande betaling van zijn wedde indien dit recht op hem van toepassing was vóór 1 april 2001. De vroegere personeelsleden van de federale politie worden conform artikel XI.II.13.§1. betaald volgens hetzelfde tijdschema dan datgene dat van toepassing is op de ambtenaren van de federale ministeries, dit is op het einde van elke maand (met uitzondering van de maand december, in dit geval vindt de betaling plaats begin januari van het daarop volgend jaar). 2.9. De gewone ontvangsten - schuld (62) Omvatten onder meer de bruto-intresten op de financiële rekeningen en op de eventuele termijnrekeningen van de politiezone. De roerende voorheffing wordt geboekt onder de economische groep 71 - gewone uitgaven - werkingskosten. 2.10. De gewone ontvangsten - vorige dienstjaren (66) Zoals reeds gesteld onder punt 2.5. van huidige omzendbrief werd voor 2001 door de federale overheid voorzien in een federale toelage 2001 ter financiering van de geschatte meerkost 2001 voor de leden van de gemeentepolitie ingevolge de in werking treding van het nieuwe politiestatuut met ingang van 1 april 2001. In 2001 werd een voorschot van 80% van de federale toelage 2001 aan de gemeenten betaald. Het saldo van de federale toelage zal eind 2001 worden gestort aan de gemeenten en maakt dus niet het voorwerp uit van een budgettering in de politiebegroting 2002. 3. ONDERRICHTINGEN BETREFFENDE DE BUITENGEWONE DIENST 3.1. Buitengewone uitgaven Een essentieel onderdeel van de politiehervorming is het verwezenlijken van een adequaat doorstromen van informatie, dit zowel op niveau van de gerechtelijke als van de bestuurlijke politie. Ik verwijs terzake naar de Omzendbrieven ZPZ 17 punt 2.6.1. van 6 april 2001 en PLP 1 van 14 oktober 2000.

Om dit te realiseren is een performant en éénvormig telematicabeheer onontbeerlijk.

Om deze reden werd binnen de begroting van de federale overheid onder de begrotingsrubriek « federale steun en geïntegreerde werking » een budget voorzien om de investering in het telematicaplatform optimaal uit te voeren.

De federale overheid zal voor alle politiezones instaan voor de financiering van de aankoop van servers of van de upgrade van bestaande servers, waarbij het onderhoud en de waarborg zijn ingecalculeerd. Het volstaat dat de politiezones, voorzover zij nog niet aan de beurt kwamen, hiertoe de normale administratieve procedure volgen welke vastgelegd werd in het raamcontract.

Thans worden bijkomende federale budgetten vrij gemaakt die de federale overheid toelaten om PC's aan te kopen teneinde maximaal te komen tot de verhouding 1 PC per 3 politiemensen.

Voormelde aankopen via/ door de federale overheid dienen niet te worden gebudgetteerd in de politiebegroting 2002 van de lokale politiekorpsen.

Alleen de lokale WAN-connecties die niet gedekt worden door het HILDE-netwerk blijven ten laste van de politiebegroting 2002, voor zover ze nog niet werden gebudgetteerd en vastgelegd in het dienstjaar 2001, evenals, voor zover de maximale inspanning van de federale overheid alsnog ontoereikend mocht blijken te zijn, de eventuele aankoop van bijkomende PC's in het kader van de verhouding van 1 PC per 3 politiemensen.

In verband met toekomstige investeringen door de lokale politiezones belet niets de lokale politiezones om de mogelijkheid te overwegen de investeringen eventueel te doen via het aankoopbureau van de federale politie of via samenwerkingsakkoorden tussen meerdere politiezones houdende organisatie van gezamenlijke openbare aanbestedingen, dit in het kader van een optimaal financieel beleid. 3.2. Buitengewone ontvangsten De geraamde gemeentelijke toelage - buitengewone dienst - wordt in de politiebegroting gebudgetteerd onder artikel 330/685-51.

In de meergemeentezones wordt aanbevolen om per gemeente die er deel van uitmaakt een afzonderlijk begrotingsartikel 330xx/685-51 te voorzien.

In uitvoering van artikel 40, zesde lid, van de WGP worden de nadere regels inzake de berekening en de verdeling van de gemeentelijke toelagen in de schoot van een meergemeentepolitiezone vastgelegd in een ontwerp KB. In verband met de eventuele verkoop door de lokale politiekorpsen van gebouwen van de territoriale brigades van de federale politie, welke in volle eigendom werden overgedragen naar het lokale politiekorps, dient te worden opgemerkt dat de opbrengst uit deze verkopen dient te worden aangewend ter financiering van de investeringen 2002 en volgende van het lokale politiekorps.

De aandacht wordt gevestigd op het feit dat de schatting van de goederen, welke aan de zones zullen worden medegedeeld, alleen de gebouwen dus niet de gronden, omvat. De gratis overgedragen gebouwen vertegenwoordigen bijgevolg een hogere waarde dan de opgegeven schatting.

SLOT Het is de taak van de lokale besturen om voor hun zone de nodige bestuurlijke maatregelen voor te bereiden en te nemen opdat aan de voorwaarden zou voldaan zijn om het lokale politiekorps op te richten.

In de wetenschap dat de opstelling van deze eerste politiebegroting geen gemakkelijke opgave is en dat het niet onwaarschijnlijk is dat in de loop van volgend jaar nog tot correcties dient te worden overgegaan, zou ik aan alle betrokken actoren met aandrang willen vragen dit met de grootste zorg en nauwkeurigheid uit te voeren.

Het is mijn absolute doelstelling de lokale politie in alle zones ten laatste op 1 januari 2002 in te stellen. Het is derhalve noodzakelijk dat de zones een timing in acht nemen om deze instelling mogelijk te maken.

De huidige (voorlopige) regeling maakt zoals bekend het voorwerp uit van een evaluatie in 2002. Huidige omzendbrief en aanvullende actuele informatie kan worden geraadpleegd op de website van de Minister van Binnenlandse Zaken, Directie van de Relaties met de Lokale Politie : Mijn administratie staat steeds ter beschikking voor verdere toelichtingen in verband met deze omzendbrief.

Helpdesk - tel : (02) 500 27 24 fax : (02) 500 27 96 e-mail : Ik zou u dankbaar zijn indien u alle burgemeesters van uw provincie op de hoogte brengt van het voorgaande.

Gelieve, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, de datum waarop deze omzendbrief in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd, in het bestuursmemoriaal te willen vermelden.

De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

Bijlage I LIJST VAN DE BEDRAGEN VAN DE FEDERALE TOELAGE VOOR HET JAAR 2002 PER POLITIEZONE Exclusief indexatie & exclusief correctie betaling lonen,wedden en toelagen december 2001 door de federale politie Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^