Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 27 juli 2017
gepubliceerd op 16 augustus 2017

Omzendbrief met betrekking tot het opmaken van de gemeentelijke begrotingen voor het dienstjaar 2018

bron
gewestelijke overheidsdienst brussel
numac
2017030922
pub.
16/08/2017
prom.
27/07/2017
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

GEWESTELIJKE OVERHEIDSDIENST BRUSSEL


27 JULI 2017. - Omzendbrief met betrekking tot het opmaken van de gemeentelijke begrotingen voor het dienstjaar 2018


Geachte dames en heren Burgemeesters, Geachte dames en heren Schepenen, 1. Algemeen Deze omzendbrief heeft betrekking op het opmaken van de gemeentelijke begrotingen voor het dienstjaar 2018. Krachtens artikel 252 van de nieuwe gemeentewet moet de begroting in evenwicht zijn, zowel op de gewone als op de buitengewone dienst.

Bovendien mag dit evenwicht in geen geval fictief zijn.

Om een zo realistisch mogelijke begroting te kunnen voorleggen is het absoluut noodzakelijk dat de laatste rekeningen goedgekeurd zijn op het ogenblik dat de begroting aangenomen wordt. Bijgevolg kunnen de begrotingen 2018 pas worden goedgekeurd indien de jaarrekening 2016 definitief aangenomen werd door de toezichthoudende overheid.

Alle gemeenten zorgen ervoor dat hun resultaat van het dienstjaar overeenkomt met het resultaat voor 2018 van het financieel plan dat werd aangenomen in toepassing van artikel 242 bis van de Nieuwe Gemeentewet.

De financiële trajecten vastgelegd in de financiële plannen 2016-2018 zullen in functie van de nieuwe verdeling van de Algemene Dotatie aan de Gemeenten en de OCMW's en herfinanciering van de Lokale Besturen aangepast moeten worden. De gemeenten die in hun financieel plan een tekort voor het eigen dienstjaar 2018 vertoonden, moeten de eventuele stijging van de middelen dankzij de herfinanciering door het Gewest gebruiken om dat tekort te verminderen, vooraleer dat ze nieuwe beleiden zouden kunnen financieren.

Voor de gewone dienst slaat het bedoelde evenwicht zowel op het resultaat van het eigen dienstjaar na functionele overboekingen als op het gecumuleerd resultaat.

Functionele overboekingen betreffen overboekingen ten laste van daadwerkelijk aangelegde voorzieningen of reserves voor specifieke doeleinden (voorbeeld: wijkcontracten, ...).

Deze overboekingen vormen een volwaardige economische groep en mogen in geen geval gelijkgeschakeld mogen worden met ontvangsten of uitgaven van overdrachten.

Ik verwijs u in dit verband naar de omzendbrieven van 1 februari 2006 en 17 mei 2013 betreffende de kwestie van de overboekingen.

Er kan evenwel getolereerd worden dat er geen evenwicht wordt bereikt voor het eigen dienstjaar stricto sensu, indien uitzonderlijke en dus niet-terugkerende uitgaven zouden plaatsvinden die gedekt worden door middel van een overboeking van de reserves. Deze overboeking mag evenwel in geen geval beschouwd worden als "functioneel". Die omstandigheden moeten verduidelijkt worden in het verslag dat bij de beslissing gevoegd is waarmee de begroting aangenomen wordt.

Voor de buitengewone dienst moet het evenwicht globaal zijn, waarbij de financiering uiteraard kan gebeuren door benutting van de reserves.

Conform de artikelen 5, 10, 15 en 16 van het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit, omvatten de begroting en de begrotingswijzigingen alle ontvangsten en uitgaven die in de loop van het dienstjaar kunnen worden gedaan. Uitgaven die voorzienbaar waren vóór het einde van het dienstjaar en die ingeschreven zouden worden in de afsluitende begrotingswijziging, kunnen verworpen worden.

Geen enkele begrotingswijziging kan na 1 juni 2018 worden aangenomen door de gemeenteraad indien de rekeningen 2017 nog niet door de gemeenteraad zijn goedgekeurd.

De laatste begrotingswijzigingen die in de loop van het dienstjaar worden goedgekeurd, dienen de toezichthoudende overheid uiterlijk op 1 november 2018 te bereiken, opdat laatstgenoemde zich zou kunnen uitspreken vóór de boekhoudkundige afsluitingsdatum, zijnde 31 december 2018. Deze wijzigingen dienen voorgesteld te worden volgens hetzelfde model als de oorspronkelijke begroting (verantwoording van de kredietaanpassingen, samenvattende tabellen, ...) en mogen niet ongebonden ingediend worden.

Kredietaanpassingen binnen de grenzen van artikel 10 van het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit vormen geen begrotingswijzigingen die aan de toezichthoudende overheid moeten worden voorgelegd. Deze aanpassingen worden enkel geregistreerd in de gemeentelijke boekhouding.

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 5 van het Koninklijk besluit van 2 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit, moeten de ontvangsten en uitgaven op precieze wijze worden geraamd. Bij gebrek aan reglementaire evaluatiegegevens of administratieve instructies, wordt verwezen naar de werkelijk gerealiseerde uitgaven en ontvangsten op de rekening van het voorlaatste dienstjaar.

Bij niet-naleving van bovenstaande voorschriften worden de begrotingen in voorkomend geval ofwel herzien, ofwel niet goedgekeurd.

Voorlopige twaalfden Conform artikel 14 van het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit worden de voorlopige kredieten vastgesteld door de gemeenteraad wanneer de begroting nog niet is aangenomen. De voorlopige kredieten hebben betrekking op alle uitgaven van de gewone dienst. Ze zijn gebaseerd op de kredieten van de functionele begroting. Ter herinnering: er wordt geen enkel onderscheid meer gemaakt tussen facultatieve en verplichte kredieten.

De voorstelling en inhoud van de gewone begroting dienen in overeenstemming te zijn met de besluiten van 20 en 25 oktober 2005.

Ik herinner u aan de bepalingen van artikel 112 van de Nieuwe Gemeentewet dat voorschrijft dat vanaf hun goedkeuring door de gemeenteraad, volgende documenten worden bekendgemaakt op de website van de gemeente: de gemeentelijke ontwikkelingsplannen, de gemeentelijke bestemmingsplannen, de jaarlijkse begroting en de rekeningen. 2. Respect van het rekeningenstelsel Het belang van een goede naleving van het rekeningenstelsel werd meermaals benadrukt, opdat de databank van de gemeentelijke financiën goed zou functioneren.Ik verzoek u daarom rekening te houden met de opmerkingen die u werden bezorgd over het gebruik van foutieve functionele of economische codes en de nodige verbeteringen aan te brengen. Gelieve daar rekening mee te houden. 3. Begroting 3.1. Functionele begroting De begrotingskredieten worden verdeeld volgens functie en beperkt tot de 3 eerste cijfers van de economische code. 3.2 Economische begroting De begrotingskredieten worden eveneens voorgesteld per economische groep en gesorteerd per economische code van 5 cijfers. 3.3 Samenvattende tabel Het betreft de samenvattende tabel per economische groep en per functie.

Er wordt nog steeds een onderscheid gemaakt tussen functionele overboekingen en algemene overboekingen van functie 060. 3.4 Personeelstabellen De tabellen in bijlage 1 dienen ingevuld te worden in elektronische vorm met de gegevens per 30 juni 2017. Voortaan dient geteld te worden in voltijdse equivalenten EN in aantal personen. Op deze wijze wordt vermeden dat er nog enige verwarring kan bestaan over de wijze waarop de kolommen moeten worden ingevuld. Ik verzoek u de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht te nemen bij het opstellen van deze tabellen.

In disponibiliteit gestelde personen, hetzij op vrijwillige basis voorafgaand aan het pensioen, hetzij wegens langdurige ziekte, dienen meegeteld te worden. Hun totaal aantal moet evenwel in de tabellen meegedeeld worden, als aanvullende informatie. 3.5 Wettelijke en andere bijlagen Volgende documenten maken integraal deel uit van de begroting en dienen bijgevolg verplicht bezorgd te worden: o het verslag bedoeld in artikel 96 van de nieuwe gemeentewet; in dit verslag worden de jaarlijkse doelstellingen toegelicht inzake: - evolutie van de bezoldigingsregeling; - statutarisering; - toekenning van premies; - opleiding; - interne mobiliteit van het personeel; - diversiteit, in het licht van de bepalingen van de ordonnantie ertoe strekkende een diversiteitsbeleid te bewerkstelligen.

Daarnaast moet het verslag gedetailleerde informatie verschaffen wat betreft gemeentepersoneel dat is ingedeeld bij verenigingen zonder winstoogmerk. o het verslag bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 van het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit; o de notulen van de vergadering van het overlegcomité gemeente/OCMW waarin de gemeentelijke tegemoetkoming vastgesteld wordt en waarin het bedrag van de bijdrage in het tekort van het OCMW vermeld wordt zonder de geristorneerde gewestelijke bijdrage in de weddenverhoging van het OCMW; o de beschrijving van het buitengewoon programma en de financieringswijze ervan; o het verloop van de gemeentelijke investeringsschuld, per financiële instelling; o het verloop van de (gewone of buitengewone) reservefondsen; dit verloop moet geba-seerd zijn op de resultaten van de rekening 2016, aangepast volgens de begrote resultaten voor 2017 en 2018. Er moet voor gezorgd worden dat het gecumuleerde resultaat na overboekingen en de omvang van de reservefondsen onderling afgestemd zijn. Het is mogelijk dat bepaalde overboekingen van 2017 niet plaatsvonden; deze dragen evenwel bij tot het resultaat van het dienstjaar 2017, vermeld als resultaat van vroegere dienstjaren in de begroting 2018. Met het oog op de samenhang tussen het gecumuleerd resultaat en het bedrag van de reservefondsen is het dus van primordiaal belang om de reservefondsen te berekenen met inachtneming van alle geplande overboekingen. o de bestemming van de eventuele voorzieningen voor risico's en kosten; de raming hiervan moet op dezelfde wijze gebeuren als voor de reservefondsen; o het verloop van de pensioenfondsen aangelegd bij private voorzorgsinstellingen (zie bijlage 2 van deze omzendbrief); o De nota waarin het OCMW op nauwkeurige wijze aangeeft welke begrotingsmiddelen bestemd zijn voor werkingsuitgaven, begeleiding en uitvoering in het kader van de maatregelen "artikel 60". Tevens dient u de hierbijgevoegde tabel (bijlage 7) waarvoor we u vragen te onderhandelen tijdens het overlegcomité, door uw OCMW te laten invullen en samen met uw begroting aan de toezichthoudende overheid over te maken Ik wil nogmaals de noodzaak benadrukken van een perfecte overeenstemming tussen de gegevens vervat in alle documenten.

Indien deze documenten geheel of gedeeltelijk ontbreken, wordt de begroting ipso facto geweigerd door de toezichthoudende overheid conform artikel 4 van de ordonnantie van 14 mei 1998 houdende regeling van het administratief toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 4. Budgettaire richtlijnen en parameters 4.1 Gewone dienst A. Ontvangsten a. Ontvangsten uit prestaties In de huidige context is het meer dan ooit nodig de tarieven regelmatig aan te passen.Voor administratieve prestaties naar aanleiding van een individuele aanvraag moet de gevraagde prijs ten minste de kostprijs van de door de gemeentelijke diensten geleverde prestaties dekken. Evenzo moeten huurgelden geïndexeerd worden en moet alles in het werk gesteld worden om ze te innen.

Bij gelijke diensten, moeten de ontvangsten uit prestaties minstens stijgen ten belope van de inflatie. b. Ontvangsten uit overdrachten Gewestelijke en federale dotaties: de diensten van Brussel Plaatselijke Besturen staan ter beschikking om het bedrag dat de gemeenten zouden bekomen als gevolg van de nieuwe Ordonnantie tot vaststelling van de regels voor de verdeling van de algemene dotatie aan de gemeenten in te schatten.Dit bedrag zal kunnen gebruikt worden als basis bij de opmaak van de begroting, en zal bevestigd worden aan de gemeentelijke overheden naar aanleiding van een beslissing van de gewestelijke regering ten laatste op 30 september 2017.

Gemeentelijke belastingen: de resultaten van de rekening van het dienstjaar 2016 worden overgenomen, eventueel aangepast aan de besliste of voorziene wijzigingen van de aanslagvoeten.

Bij het vervallen van de belastingverordeningen moet nagedacht moet worden over een verhoging van de tarieven, zoals die voor administratieve prestaties of inname van het openbaar domein.

Uit voorzichtigheidsoverwegingen is het overigens aangewezen rekening te houden met het aanleggen van voorzieningen voor risico's en kosten inzake gemeentelijke belastingen, meer bepaald voor nieuwe of herziene belastingen waarvan het inningsniveau kan tegenvallen. Door te anticiperen op het aanleggen van voorzieningen kan vermeden worden dat laatstgenoemde leiden tot een gecumuleerd tekort op de gewone dienst.

Voor de subsidie in het kader van de ordonnantie van 19 juli 2007 ertoe strekkende de gemeenten te betrekken bij de economische ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dient u de bedragen die in de overeenkomsten van december 2016 tussen elke gemeente en het Gewest zijn vermeld te hernemen.

Verder dienen de gemeenten er in het bijzonder op toe te zien de kohieren betreffende de specifieke gemeentebelastingen zo vroeg mogelijk uitvoerbaar te verklaren gedurende het begrotingsjaar. Het gebeurt immers maar al te vaak dat er kohieren niet uitvoerbaar verklaard worden tijdens het begrotingsjaar, wat negatieve gevolgen heeft voor het reeds kwetsbare financiële evenwicht van de gemeenten.

Opcentiemen op de onroerende voorheffing: Berekeningsformule voor de raming van het belastbaar kadastraal inkomen Hetzij belastbaar kadastraal inkomen per 1 januari 2017 buiten materieel en outillage x 0.0125 x opcentiemen/100 x (100-Z)/100 x 1,791 Z: wegingscoëfficiënt, gelijk aan het rekenkundig gemiddelde van de afwijkingspercentages tussen de begrotingsramingen en het vastgestelde recht over de voorbije 5 jaar.

Opcentiemen op de personenbelasting: de raming dient als volgt berekend te worden: Raming van de FOD Financiën x (100-Z)/100 Z: wegingscoëfficiënt, gelijk aan het rekenkundig gemiddelde van de afwijkingspercentages tussen de ramingen van de FOD Financiën en het vastgestelde recht over de voorbije 5 jaar.

De raming van de Federale Overheidsdienst Financiën wordt in principe in de loop van de maand oktober 2017 aan de gemeenten meegedeeld.

Indien nodig kan een regularisatie van voornoemde raming toegestaan worden bij de eerstvolgende begrotingswijziging voor 2018, op basis van de laatste provisionele staat overgemaakt door de Federale Overheidsdienst Financiën in de loop van het tweede kwartaal van het dienstjaar 2018.

Opcentiemen op de verkeersbelasting: raming overeenkomstig die van de Federale Overheidsdienst Financiën.

Europese, federale, communautaire en gewestelijke subsidies: de kredieten worden bepaald op basis van de ondertekende overeenkomsten en de toezeggingen bevestigd door de subsidiërende overheid. c. Schuldontvangsten dienen geboekt te worden conform de bedragen meegedeeld door de schuldenaars van de inkomens voor zover deze bedragen verenigbaar zijn met de werkelijk geïnde bedragen in de loop van de vorige dienstjaren.De creditintresten worden geraamd op basis van een thesauriekalender.

B. Uitgaven a. Personeel De vooruitzichten voor de diverse economische codes dienen als volgt berekend te worden: code 111: wedde van juli 2017 x 12,42 (jaarwedde + sociale programmering) x 1,013 (weerslag van de weddenschaalverhogingen) x Y zonder indexatie In mei 2017 werd de spilindex voor de overheidswedden en sociale uitkeringen laatst overschreden.Als gevolg daarvan zullen de sociale uitkeringen in juni 2017 en de wedden van het overheidspersoneel in juli 2017 met 2% aangepast worden aan de gestegen levensduurte.

Overeenkomstig de maandvooruitzichten voor de gezondheidsindex zou de volgende overschrijding van de spilindex niet plaatsvinden in 2017 of in 2018 (Federaal Planbureau op datum van 5 juli 2017).

Ik nodig u tevens uit om regelmatig de website van het Federaal Planbureau te consulteren (www.plan.be) en uw voorzieningen aan te passen indien een overschrijding van de spilindex in 2018 zou plaatsvinden.

Ik wil hier wijzen op het grote aandeel van de personeelsuitgaven in de gemeentelijke begrotingen. Gelet op de moeilijkheid om tot een sluitende begroting te komen, bestaat de ideale oplossing erin binnen de grenzen van de kredieten voor 2017 te blijven voor de wedden van het niet-gesubsidieerde personeel. Bijkomend worden bijgevolg enkel uitgaven aanvaard die ten belope van 100% gesubsidieerd worden.

De tabel in bijlage 1 met betrekking tot het personeelsbestand op 30 juni 2017, moet verplicht bij de begroting gevoegd worden. Ik vraag u erop te letten dat de telling van het aantal personeelsleden overeenstemt met de tellingen naar geslacht en naar woonplaats. code 112 : raming volgens 111 en personeelsstatuut code 113: Sinds 2014 heeft de RSZ de procedure aangaande de vermindering van de werkgeversbijdragen toegepast ten aanzien van Gesco's gewijzigd. Het betreft geen vrijstelling meer, maar een vermindering die trimestrieel van toepassing is. Hieruit volgt dat de maandelijkse voorschotten geen rekening meer houden met de vermindering, omdat een regularisatie plaatsvindt op het ogenblik van de trimestriële aangifte. In dit kader wordt eraan herinnerd dat de bedragen vastgelegd als werkgeversbijdragen Gesco in de loop van het jaar moeten worden geregulariseerd - door middel van negatieve vastleggingen - om de verminderingen in rekening te brengen. Evenzo dienen de begrotingskredieten ingeschreven tijdens de opmaak van de begroting 2018 rekening te houden met de van toepassing zijnde verminderingen.

De gemeenten die aangesloten zijn bij de vroegere pools 1 en 2 moeten de RSZ-bijdragen vermelden onder de economische code 113-21.

De basisvoet voor de berekening van de pensioenbijdrage (waarvan 7,5% bestaat uit de bijdragen van het personeel in actieve dienst) is voor het dienstjaar 2018 als volgt vastgelegd:

2018

Admin. ex-Pool 1

Admin. ex-Pool 2

2018

Bestuur vroegere Pool 1

Bestuur vroegere Pool 2

Taux de cotisation de pension de base réduit

41,5%

41,5%

Verminderde basisvoet voor de pensioenbijdrage

41,5%

41,5%


De gemeenten moeten onder artikel 000/113-21 de verwachte verschuldigde responsabiliseringsbijdrage voor het dienstjaar 2017 vermelden, te betalen in 2018, die hen meegedeeld zal worden door de Federale Pensioenendienst.

De gemeenten Sint-Agatha-Berchem, Elsene en Sint-Jans-Molenbeek die zelf de niet-gesolidariseerde pensioenen uitbetalen via hun rekening "voorzieningen voor uitbetaling van niet-gesolidariseerde pensioenen", moeten de desbetreffende budgettaire raming bijvoegen, zoals aangegeven in punt 2.3 van de ministeriële richtlijn van 9 december 2011 (bijlage 2A).

De gemeenten die hun niet-gesolidariseerde pensioenen beheren via de gemeentekas, moeten de economische code 113-22 gebruiken.

De gemeenten die het beheer van hun pensioenen toevertrouwd hebben aan een voorzorg instelling of die aangesloten zijn bij de RSZ in pool 2 ter, moeten de economische code 113-48 gebruiken. Het is in dat geval van belang dat de vooruitzichten voor de dienstjaren 2018 en volgende bijgevoegd worden (enkel bijlage 2B voor gemeenten die niet bij de RSZ aangesloten zijn en enkel bijlage 2C voor aangesloten gemeenten).

Wat de responsabiliseringsbijdrage betreft, vermelden de gemeenten de vooruitzichten meegedeeld door de Federale Pensioenendienst of bij gebrek daaraan de bedragen verschuldigd in 2017.

De gemeenten aangesloten bij de RSZ dienen een kopie van de ontvangen ramingen bij te voegen. 116-01: dit betreft de pensioenen van gemeentelijke mandatarissen ten laste van de gemeente 116-02: dit betreft de renten rechtstreeks ten laste van de gemeente b. Werking Voor de werkingsuitgaven, afgezien van te rechtvaardigen nieuwe initiatieven of inrichtingen (bijvoorbeeld, nieuwe crèche of school), verkiezingsuitgaven en wijzigingen opgelegd door de Europese, federale, communautaire of gewestelijke overheden, geldt het principe van een groeibeperking van 3,2% ten opzichte van de uitgaven vastgelegd in de rekening 2016.Het Federaal Planbureau verwacht immers een inflatie van 2,0% in 2017 en van 1,2% in 2018.

Bij eventuele begrotingswijzigingen moet elke toename van een post noodzakelijkerwijze gecompenseerd worden met een overeenstemmende vermindering van een of meer andere posten of door een verhoging van de corresponderende ontvangsten (subsidies, ...). c. Overdrachten o Dekking van het OCMW-tekort: de vooruitzichten dienen in overeenstemming te zijn met het bedrag vastgesteld door het overlegcomité Gemeente/OCMW.De notulen van voornoemde vergadering dienen bij de begroting 2018 gevoegd te worden. o De vertegenwoordigers van de gemeente zullen er binnen het overlegcomité op toezien dat de uitgaven van het OCMW die geen verband houden met opdrachten die wettelijk aan de OCMW's zijn toegewezen, maar die leiden tot een hogere gemeentelijke tegemoetkoming, beheerst worden. De gemeenten dienen tevens de gepaste maatregelen te nemen om overlappingen uit te sluiten op het vlak van de sociale prestaties die geleverd worden door de gemeentelijke diensten en de OCMW's. Ingeval het OCMW een batig saldo vertoont voor het vorig dienstjaar, dient het bedrag van de gemeentelijke bijdrage overeenkomstig verminderd te worden (en mag men geen ontvangst inschrijven). De gemeenten moeten de OCMW's verzoeken hun rekeningen zo spoedig mogelijk aan te nemen. o Dotatie aan de politiezone: deze dient in overeenstemming te zijn met de beslissing van de Politieraad en de normen bepaald door de bevoegde overheid. Indien de begroting van de politiezone vastgesteld zou worden na die van de gemeente en indien er een verschil tussen beide begrotingen bestaat wat de gemeentelijke tegemoetkoming betreft, dient de gemeente zo spoedig mogelijk een begrotingsaanpassing te verrichten om beide bedragen te laten overeenstemmen.

Evenals voor de OCMW's is het zo dat indien de politiezone een batig saldo laat optekenen, de jaarlijkse bijdrage overeenkomstig verminderd dient te worden.

Indien de rekeningen van het dienstjaar 2016 van de zone niet vastgesteld zijn, wordt de dotatie voor 2018 beperkt tot het bedrag dat was ingeschreven op de begroting 2017. Voor de politiezones met een grotere achterstand, dient de begroting van de zone vastgesteld te worden op basis van de laatst vastgestelde rekeningen, met indexering voor het gedeelte met betrekking tot het personeel. o Subsidies aan verenigingen en gezinnen: de gemeenten dienen erop toe te zien dat door hogere overheden toegekende subsidies herverdeeld worden onder begunstigde verenigingen met strikte naleving van de bestemmingen bepaald door voornoemde overheden.

De gemeenten moeten ervoor zorgen dat ze de bepalingen toepassen die zijn vervat in de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwending van sommige toelagen. Zij dienen overigens de subsidie aan te passen volgens de resultatenrekening en de thesaurietoestand van de vereniging, om te vermijden dat deze een batig saldo zou boeken of een reserve aanleggen dankzij de gemeentelijke toelage. o Subsidies aan het autonome gemeentebedrijf: ingeval de gemeente het tekort van het gemeentebedrijf financiert, moet de laatste rekening van het gemeentebedrijf bij de begroting gevoegd worden, evenals een toelichting wat betreft de reden van die financiële tegemoetkoming. o Overeenkomstig de bepalingen die vervat zijn in de artikelen 40 en 41 van de ordonnantie van 22 januari 2009 houdende de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap moeten de gemeenten, wanneer zij zelf instaan voor de inning van de parkeerinkomsten en de controle op de parkeerregels, 15% van de winst doorstorten aan het Agentschap (na aftrek van de kosten). De gemeenten moeten deze overdracht integreren in de opmaak van de begroting 2018.

Voortaan wordt er tevens aan de gemeenten die bij het Parkeeragentschap zijn, gevraagd om de hiernavolgende berekeningsmethode te hanteren voor de raming van de parkeerontvangsten : Methode voor de raming - Netto vastgestelde rechten (zie opvolgtabel van het Agentschap)* 0.80 De wegingscoëfficient is bedoeld om een voorzichtige raming van de inkomsten te maken, rekening houdende met eventuele afwijkingen en onwaarden.

Gebruik van de codes U dient gebruik te maken van de functionele code 424 (Parkeren) en de economische code is 161.01. o Onwaarden: met het oog op de overeenstemming van het thesaurieresultaat met het boekhoudkundig resultaat is het absoluut noodzakelijk om regelmatig de vorderingen die niet meer geïnd kunnen worden, over te boeken naar de oninvorderbare posten. Er dienen bijgevolg realistische bedragen te worden begroot. d. Schuld Debiteurintresten: volgens de raming van de vermoedelijke vervaldagen van de gemeentethesaurie. Kosten van de leningen: deze dienen te beantwoorden aan de vervaldagen bepaald door de leningverschaffende instellingen en aan de bepalingen van de financiële opdracht gegund door de gemeente.

Ik vraag u met aandrang om contact op te nemen met het Brussels Gewestelijk Her-financieringsfonds van de Gemeentelijke Thesaurieën waarvan één van hun opdrachten er in bestaat om de gemeenten te adviseren inzake hun thesaurie- en schuldbeheer.

Globaal beschouwd dienen de gemeenten in 2018 hun uitstaande schulden te handhaven op het niveau dat blijkt uit hun balans 2016. e. Overboekingen In de omzendbrief van 17 mei 2013 vroeg ik u voorzieningen voor risico's en kosten aan te leggen voor niet-aangezuiverde schuldvorderingen, in het bijzonder met betrekking tot bepaalde belastingen.Om uw begroting niet uit evenwicht te brengen, raad ik u aan deze voorzieningen geleidelijk aan te leggen. 4.2 ESR 2010-normen Binnen de rijkscomptabiliteit en het Europees Systeem van Rekeningen - ESR 2010 worden de plaatselijke besturen ondergebracht in de sector van de Lagere overheid (sectoren 1313).

In het kader van de in 2009 ondertekende samenwerkingsakkoorden over de begrotingstrajecten hebben de gewesten, als respectieve toezichthoudende overheden van de plaatselijke besturen, zich ertoe verbonden om toe te zien op een strikte naleving van de ESR-normen voor de rekeningen van de plaatselijke besturen.

De integratie van de gemeenten in het ESR 2010-systeem vergt geen enkele aanpassing van de gemeentelijke boekhouding, die een krachtige tool is waarmee de boekhoudkundige en begrotingsgegevens vlot omgerekend kunnen worden naar een ESR 2010-saldo.

Ter herinnering: de ESR-boekhouding (Europees Stelsel van Rekeningen) registreert stromen op basis van de netto vastgestelde rechten van het jaar aan de ontvangstenzijde en op basis van de aanrekeningen voor de uitgaven, ongeacht het dienstjaar waarin de uitgaven tot stand kwamen en zonder onderscheid tussen gewone of buitengewone dienst.

Financiering via leningen en de kapitaalaflossingen van die leningen worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van het ESR-saldo. Hetzelfde geldt voor overboekingsverrichtingen.

Als ramingsinstrument moet de begroting ook het ESR 2010-saldo kunnen ramen dat de rekening te zien zal geven. Gelet op het grote belang van deze integratie voor het gewest en de gemeenten mogen we immers het overleggen van de jaarrekeningen niet afwachten om het financieringssaldo van de 19 gemeenten te beoordelen. Het Gewest moet beschikken over een raming van dit saldo in het begin van het begrotingsjaar.

Daarom wordt u gevraagd een omzetting van uw begroting 2018 volgens de ESR-boekhouding in te dienen. Deze omzetting dient te worden voorgesteld volgens het in bijlage 5 bijgevoegd model dat een aanpassing is van de omzettingstabel van het Instituut voor de Nationale Rekeningen.

Hiervoor nodig ik u uit om in eerste instantie bijlage 3 in te vullen, die u zal toelaten de realisatiegraad te kennen voor de 3 laatste beschikbare dienstjaren (2014-2015-2016).

De kolom met de begrotingskredieten moet deze van de laatste begrotingswijziging hernemen. Daarenboven registreert de ESR-boekhouding stromen en dienen alle aanrekeningen van het dienstjaar in aanmerking worden genomen ongeacht het dienstjaar waarin de uitgaven tot stand kwamen. Wat de ontvangsten betreft, dienen enkel de vastgestelde rechten van het dienstjaar in aanmerking te worden genomen.

Vervolgens nodig ik u uit om bijlage 4 in te vullen die u zal toelaten om de aanrekeningen inzake de investeringsuitgaven te ramen, aanrekeningen met betrekking tot enerzijds overgedragen vastleggingen van de vorige dienstjaren en anderzijds nieuwe uitgaven voorzien in 2018.

De bijlagen 3 en 4 zullen u toelaten om bijlage 5 in te vullen die de omgezette begroting 2018 weergeeft.

De omzetting van het geheel van de gewone ontvangsten, de gewone uitgaven zonder de aflossingen van de schuld en de buitengewone overdrachtsuitgaven moet worden gerealiseerd op basis van het gemiddelde van de realisatiegraad van de begrotingskredieten voor de laatst gekende rekeningen. Telkens een realisatiegraad in aanmerking wordt genomen die verschilt van de gemiddelde graad, hoort dit verantwoord te worden.

Voor wat de omzetting van de buitengewone investeringsontvangsten, de buitengewone ontvangsten en de aflossingen van de leningen betreft, is het aangewezen om de begrotingskredieten 2018 te hernemen.

Tenslotte dient de omzetting van de investeringsuitgaven te worden gerealiseerd op basis van het resultaat van de ramingstabel van de investeringen in bijlage 4 en wordt dit geïntegreerd onder totaalpost 91 van de omgezette begroting.

Het saldo van de gewone dienst in ESR-vorm zou normaal gezien niet substantieel moeten verschillen van het begrotingssaldo. Voor het saldo van de buitengewone dienst liggen de zaken anders en wij vragen u daarom hier bijzondere aandacht aan te besteden.

Deze oefening zal aantonen dat het nodig is om een realistisch investeringsprogramma op de stellen en er de weerslag van na te gaan voor de toekomstige begrotingsjaren.

Er wordt aan herinnerd dat de medewerking van alle gemeentelijke diensten vereist is voor het opstellen van dit document en dat dit vereffeningsplan een gemeentelijke beheerstool moet worden. 4.3 Gender budgeting Genderbudgeting of gendergevoelige begroting ligt in het verlengde van wat "gendermainstreaming" genoemd wordt. Het concept "gendermainstreaming" is gebaseerd op het begrip "gender", dat de maatschappelijk geconstrueerde verschillen tussen mannen en vrouwen aanduidt, in tegenstelling tot de biologische verschillen die bestaan tussen beide geslachten. Wat als mannelijk of vrouwelijk beschouwd wordt, is immers bepaald door de maatschappij waarin we leven.

Genderstudies focussen dus op deze maatschappelijk geconstrueerde verschillen, maar bevestigen ook dat de maatschappelijke verhoudingen waarvan ze de basis vormen niet egalitair zijn. De impliciete norm is meestal mannelijk, wat in de praktijk vrouwen kan benadelen. Het is dus om die genderongelijkheid weg te werken dat het concept "gendermainstreaming" tot stand kwam. "Gendermainstreaming" of de geïntegreerde benadering van het genderaspect is een benadering die tijdens het volledige beleidsvoeringsproces (analyse van de situatie, definiëring van het beleid, uitvoering, evaluatie) rekening houdt met de genderdimensie en dus de gelijkheid van mannen en vrouwen en die toegepast moet worden door alle actoren die betrokken zijn bij de definiëring, de uitvoering en de evaluatie van het beleid, ... Het komt erop neer voor elke beoogde beleidsmaatregel na te gaan of er mogelijk een verschillende impact op vrouwen en mannen kan ontstaan. Gendermainstreaming zou een reflex, een vanzelfsprekendheid moeten worden voor alle betrokkenen in de verschillende fasen van de beleidsvoeringscyclus.

Het betreft een transversale benadering, want ze moet in alle beleidsdomeinen (bv. tewerkstelling, volksgezondheid, mobiliteit, ...) worden toegepast. Het is ook een preventieve benadering, want ze heeft tot doel te vermijden dat overheden een beleid voeren dat ongelijkheden tussen mannen en vrouwen doet ontstaan of in de hand werkt.

Rekening houden met de genderdimensie in het beleid impliceert dat men ze ook in acht moet nemen in de begroting. Dat heet "genderbudgeting" of "gendergevoelige begroting".

Het Gewest is van mening dat er een genderbudgeting-initiatief tot stand gebracht moet worden: - om een overzicht te krijgen van de economische middelen die vanuit genderstandpunt op al dan niet evenredige wijze toegekend worden; - om de uitvoering van het gendermainstreamingsbeleid te vergemakkelijken, dat met name berust op een genderanalyse van de begroting; - om de financiële transparantie van de gemeentebegroting te vergroten; - voor een efficiëntere verdeling van de middelen in vergelijking tot de nagestreefde beleidsdoelstellingen.

In dat verband nodigen wij uit om, op vrijwillige basis, een gendergevoelige begroting in te dienen (zie voorbeeld: bijlage 6A).

Daartoe kan u zich in een eerste fase toespitsen op de uitgaven en de begroting van één enkele dienst of één enkele functie. Als bijlage 6B vindt u algemene richtlijnen om gendergevoelig te begroten. 4.4 Buitengewone dienst Ter herinnering: de functionele en economische voorstelling is beperkt tot de gewone dienst omdat het begrip kredietbeperking als bedoeld in artikel 10 van het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit (ARGC) uitsluitend betrekking heeft op de gewone dienst.

Zoals voorheen krijgen de gemeenten de aanbeveling om bijzonder waakzaam te zijn bij het opstellen van de budgettaire vooruitzichten met het oog op maximale geloofwaardigheid en verwezenlijking. De gemeenten dienen er bovendien op toe te zien dat de kosten verbonden aan leningen ter volledige of gedeeltelijke financiering van het investeringsprogramma geen begrotingstekort veroorzaken of leiden tot een toename van het tekort.

De kosten van nieuwe leningen moeten beperkt blijven tot het volume van de kapitaalaflossingen tijdens het dienstjaar, teneinde het totale gewicht van de uitstaande gemeenteschuld te stabiliseren.

Ik vestig uw aandacht op dat het saldo berekend volgens de ESR 2010-normen geen rekening houdt met ontvangsten uit leningen. Om een ESR 2010-evenwicht na te streven, dienen de voorziene investeringen derhalve realistisch te zijn door zich te beperken tot diegene die in de loop van het jaar kunnen worden gerealiseerd.

De gemeenten dienen eveneens de leningen te vermelden die niet werden aangegaan tijdens de vorige dienstjaren maar die nodig zullen zijn om de investeringen te financieren die werden vastgelegd tijdens die vorige dienstjaren.

In dat verband wordt verwezen naar de omzendbrief van 4 mei 1999Relevante gevonden documenten type omzendbrief prom. 04/05/1999 pub. 08/07/1999 numac 1999000511 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministeriële omzendbrief OOP 28 aangaande de uitvoering van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden type omzendbrief prom. 04/05/1999 pub. 25/01/2000 numac 1999000877 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministeriële omzendbrief OOP 28 aangaande de uitvoering van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden. - Duitse vertaling sluiten met betrekking tot de budgettering en boeking in de buitengewone dienst.

Artikel 252 van de nieuwe gemeentewet bepaalt: "De begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de gemeenten mag, ten laatste te rekenen vanaf het begrotingsjaar 1988, in geen enkel geval, een deficitair saldo op de gewone of de buitengewone dienst, noch een fictief evenwicht of een fictief batig saldo, vertonen".

Met de inachtneming van dat principe moet de buitengewone begroting elk jaar in evenwicht zijn aangezien de gemeenten verplicht zijn elk jaar op de begroting, alle inkomsten in te schrijven die bestemd zijn voor het financieren van de jaarlijkse investeringen opgenomen in de begroting.

Bij de afsluiting van het dienstjaar gebeurt het echter vaak dat uitgaven vastgelegd zijn, maar dat de leningen bestemd om deze te bekostigen nog niet aangevraagd zijn en dat bijgevolg geen recht vastgesteld werd.

Deze leningen worden opnieuw ingeschreven door middel van een begrotingswijziging bij de overname van het resultaat van de rekening, en dit conform de bepalingen van artikel 9 van het ARGC. Het opnieuw inschrijven van deze leningen beantwoordt aldus aan de bepalingen van artikel 5 van het ARGC dat voorschrijft dat de begroting alle ontvangsten en uitgaven omvat die in de loop van het financieel dienstjaar kunnen worden gedaan.

Elke investeringstoelage moet het voorwerp uitmaken van een vastgesteld recht in de buitengewone dienst vanaf de kennisgeving van de toezegging (en niet de betaling van deze toelage door de subsidiërende overheid). 5. Overzending en informatiedrager De overzending van de begroting en haar bijlagen in "papieren" vorm, in twee tweetalige exemplaren en ondertekend door de bevoegde gemeentelijke overheden, blijft altijd verplicht zelfs in geval van verzending via het elektronische platform "TXchange". De bijlagen 1 tot 7 dienen elektronisch én in Excel-formaat, via het generiek emailadres financeslocales@gob.brussels. te worden overgezonden en dit voorafgaand aan de indiening van de papieren en/of "TXchange"-versie.

Elektronische overzending Het besluit van 20 maart 2008 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot bepaling van het informaticaformaat van de begrotingen en rekeningen van de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is van toepassing op de begrotingen 2018.

Daarom verwijs ik u naar de omzendbrief van 4 december 2008 met betrekking tot de Gegevensbank van de gemeentelijke financiën - Gegevensoverdracht. De informaticus van het CIBG, Koen De Pauw (02/204.27.47) of Antoine Marc (02/204.28.45), zal een antwoord kunnen geven op uw technische vragen.

Deze overdracht van gegevens, via « combud », dient absoluut vooraf te gaan aan de indiening van de papieren versie van de begroting en de eventuele verzending ervan via het elektronische platform « TXchange, zo niet zal de begroting geweigerd worden.

Tenslotte herinner ik u nog aan de bepalingen van artikel 112 van de Nieuwe Gemeentewet dat voorschrijft dat vanaf hun goedkeuring door de gemeenteraad, volgende documenten worden bekendgemaakt op de website van de gemeente: de gemeentelijke ontwikkelingsplannen, de gemeentelijke bestemmingsplannen, de jaarlijkse begroting en de rekeningen.

Ik dank u voor uw aandacht, de Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen R. VERVOORT _______ Nota Uw contactpersonen op het nummer 02.800.: Q. de Launois 32.98 - M. Léonard 32.78 - W. Marcoen 32.82 - A. Biarent 33.52 - P. Collee 32.73 - A. Willems 33.01 Secretariaat 02.800.: L. Léonard 33.80

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage 6B Bijlage bij de omzendbrief betreffende de gemeentelijke begroting 2018 Gendergevoelig begroten verloopt in twee fasen: eerst worden de uitgavenkredieten ingedeeld per categorie en vervolgens wordt er gendertoelichting verschaft per gemeentedienst. 1. Uitsplitsing van de kredieten per uitgavecategorie De beherende dienst analyseert elk begrotingsartikel in detail (rekening houdend met de functionele dienstcode) in overleg met de bevoegde schepen, om de uitgaven ten laste van het begrotingsartikel in 3 categorieën uit te splitsen: - Categorie 1: Neutrale kredieten die de interne werking betreffen of geen genderdimensie bevatten. - Categorie 2: Genderspecifieke kredieten, m.a.w. kredieten met betrekking tot acties die tot doel hebben de gelijkheid van mannen en vrouwen te verwezenlijken. - Categorie 3: De naar gender opsplitsbare kredieten (uit te splitsen naar gender of niet specifiek) die betrekking hebben op een overheidsmaatregel en die een genderdimensie omvatten: het betreft uitgaven die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op personen. Deze categorie omvat alle kredieten waarvan de classificatie niet vaststaat. Het zijn dit soort posten die in een strategie voor gendermainstreaming bijzondere aandacht vergen.

Voorbeeld van categorisering:

Code service

Libellé

BI 2016

BSG : Cat 1

BSG : Cat 2

BSG : Cat 3

Motivation Genre

Dienstcode

Omschrijving

BI 2016

GGB: Cat. 1

GGB: Cat. 2

GGB: Cat. 3

Gendermotivering

000/21101#0215.2016

EMPRUNT REGION : CHARGES FINANCIERES DESEMPRUNTS A CHARGE DE LA COMMUNE

333 487

333 487

Les dépenses de dette sont neutres car ellesrésultent d'obligations contractuelles

000/21101#0215.2016

LENING GEWEST: FINANCIELE LASTEN VAN DE LENINGEN TEN LASTE VAN DE GEMEENTE

333 487

333 487

De schulduitgaven zijn neutraal omdat ze voortvloeien uit contractuele verbintenissen


Standaardindeling: Om de categorisering van de uitgaven te vergemakkelijken en zoveel mogelijk te harmoniseren tussen de verschillende gemeenten, geven wij u alvast enkele richtlijnen mee. De onderstaande uitgaven worden systematisch als volgt gecategoriseerd: - Personeelsuitgaven: Bijdragen aan beroepsordes, premies en toelagen, sociale voorschotten aan personeel, terugbetaling van openbaar vervoer, arbeidsongevallenrente, verzekering tegen werkongevallen, bijdragen aan de sociale dienst: in categorie 1 (neutraal).

Terugbetalingen van kosten en vergoedingen, administratieve werking, uitgaven verbonden aan gebouwen (water, gas, stookolie, elektriciteit), huur, voertuigen (onderhoud en verbruik), financiële beheerskosten: in categorie 1 (neutraal). - Schulduitgaven: Alle artikels die verband houden met de terugbetaling van de schuld worden ondergebracht in categorie 1 (neutraal), omdat deze uitgaven voortvloeien uit contractuele verplichtingen. - Buitengewone uitgaven: Alle buitengewone uitgaven worden automatisch beschouwd als behorend tot categorie 3 (uitsplitsbaar naar gender) omdat ze per definitie ingegeven zijn door bewuste keuze. Het is dus van belang dat keuzes die gemaakt worden inzake buitengewone uitgaven passen in het streven naar gendergelijkheid. 2. Opstellen van toelichting per gemeentelijke dienst Elke gemeentelijke dienst stelt een gendertoelichting op, in overleg met de bevoegde schepen.Die toelichting omvat een analyse van een gekozen overheidsbeleid uit de begroting, bepaalt doelstellingen inzake gelijkheid van vrouwen en mannen en stelt acties voorop om ze te bereiken. Er worden genderindicatoren gekozen om de mate van gelijkheid tussen vrouwen en mannen te meten. Deze indicatoren zouden in de mate van het mogelijke rechtstreekse bewijzen moeten leveren wat betreft de situatie die of het resultaat dat gemeten wordt; Ze hebben tot doel de voortgang van de resultaten te evalueren en te controleren. Hieronder volgt meer uitleg over de gendertoelichting en de genderindicatoren.

Hoe een gendertoelichting opstellen? Bij het uitwerken van een gendertoelichting is het belangrijk onderstaande fasen te volgen: 1. Vertrekken vanuit een vaststelling (gemeentelijke realiteit, gendergerelateerde gegevens, studies, vragenlijst, enquête, enz.); 2. Zich vragen stellen (houdt het dossier rekening met het genderaspect, met name de weerslag van de activiteit op de situatie van respectievelijk meisjes, jongens, vrouwen en mannen? (Zo ja, preciseren op welke wijze.) Zijn de nodige elementen om rekening te houden met het genderaspect beschikbaar of niet? Houdt de wijze waarop de middelen besteed worden in het betrokken dossier genderongelijkheden in volgens de uitgevoerde analyse? 3. Doelstellingen bepalen (bijvoorbeeld de participatiegraad van meisjes voor een bepaalde actie verhogen, stereotiepe gendervertegenwoordiging in de visuele communicatie van de gemeente vermijden). 4. Een strategie vooropstellen om die doelstellingen te bereiken (een communicatiecampagne voeren, een nieuw activiteitenprogramma organiseren, een enquête houden, enz.). 5. Opvolgingsindicatoren bepalen: De indicatoren zijn bestemd voor het evalueren en controleren van de voortgang van de resultaten.Ze moeten realistisch zijn (beschikbare gegevens, redelijke termijnen, enz.), alsook realiseerbaar, relevant, gemakkelijk in gebruik en indien mogelijk termijngebonden. De indicatoren kunnen van kwantitatieve aard zijn (cijfers, verhoudingen, percentagens) of van kwalitatieve aard (meningen, perceptie van verandering, aard van de participatie van vrouwen en mannen ...). Er bestaan geen universele indicatoren. Elke indicator moet uitgewerkt worden door de personen die belast zijn met de uitvoering van het project.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^