Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 29 augustus 2000
gepubliceerd op 20 september 2000

Ministeriële omzendbrief ZPZ 6 betreffende de voortgangsrapportering van de pilootpolitiezones

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2000000735
pub.
20/09/2000
prom.
29/08/2000
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN


29 AUGUSTUS 2000. - Ministeriële omzendbrief ZPZ 6 betreffende de voortgangsrapportering van de pilootpolitiezones


Mevrouw de Gouverneur, Mijnheer de Gouverneur, I. Algemeen.

In de ministeriële omzendbrief PZ 1 « Opstart van lokale politie - Verdere uitwerking geïntegreerde politie gestructureerd op twee niveaus » werd aangekondigd dat het federale opvolgings- en ondersteuningsteam zal voorzien in gedegen opvolgingsinstrumentaria zodat te allen tijde een voortgangsrapportering of een evaluatie kan worden opgemaakt.

II. Doelstellingen waaraan de voortgangsrapportering moet voldoen.

Het rapport moet : - De geboekte vooruitgang beschrijven. - De problemen of nog te verwachten problemen aangeven (in het rapport knelpunten genoemd). - Een overzicht geven van goede en slechte ervaringen en van lessen (in het rapport leerpunten genoemd) die kunnen worden getrokken naarmate de projecten vorderen. Dit zal achteraf in een vademecum aan de betrokken actoren ter beschikking worden gesteld.

III. Werkwijze. 1. Soorten voortgangsrapportering. Er werden 2 soorten voortgangsrapportering ontwikkeld; a) Een « provinciale » voortgangsrapportering in te vullen door de POTeams. Deze voortgangsrapportering gaat uit van het POTeam en wordt door de Voorzitter of iemand die hiervoor werd gemandateerd, ingevuld.

De provinciale voortgangsrapportering. - Waken over de werking van de nieuw gevormde interpolitiezones en tevens ondersteuning verlenen aan de gefaseerde afbouw van de vorige engagementen vastgelegd in veiligheidscharters. - Algemene bemerkingen formuleren in verband met de vooruitgang in de politiezones. - De vooruitgang beschrijven in andere, niet-pilootpolitiezones, die projecten opstarten met het oog op een geïntegreerde werking. b) Een voortgangsrapportering pilootpolitiezones in te vullen door de pilootpolitiezones. Deze rapportering gaat uit van het directiecomité en wordt opgesteld door de verantwoordelijke van de pilootpolitiezone of iemand die hiervoor gemandateerd wordt. 2. Model. Er werd een raammodel ontwikkeld waarbij de vaste gegevens beveiligd zijn en enkel de invulvelden zonder beperking kunnen ingevuld worden op de wijze die men zelf verkiest.

De bedoeling van het rapport is een éénmalige invoer van gegevens.

Verdere ontwikkelingen of veranderingen worden maandelijks aangevuld en overgemaakt via het POTeam, dat het vervolgens overmaakt aan het steunteam. Door de éénmalige invoer van gegevens wordt een rapport verkregen dat steeds groeit en een duidelijk beeld geeft van de evolutie en de mate van geïntegreerde werking binnen de pilootzone.

De kloof die er is tussen de ideale gewenste toestand en de huidige situatie, zal men op deze wijze zien verkleinen. 3. Overmakingswijze. De pilootpolitiezones kunnen de rapporten overmaken via pendeldiskette, fax of per e-mail aan de voorzitter van het POTeam. De rapporten moeten de laatste maandag van iedere maand in het bezit zijn van de voorzitter van het POTeam.

De voorzitter van het POTeam centraliseert de voortgangsrapporteringen van de binnen de provincie actieve pilootpolitiezones en voegt er de provinciale voortgangsrapportering aan toe.

Deze rapporteringen worden iedere laatste werkdag van elke maand door de voorzitter van het POTeam overgemaakt aan het Steunteam, via een pendeldiskette, fax of e-mail.

De Minister van Binnenlandse Zaken, A. Duquesne,

Bijlage Begeleidende nota bij de voortgangsrapportering van de pilootpolitiezones.

De voortgangsrapportering is het instrument dat zowel aan de minister, als aan het FOOTeam in het algemeen en het steunteam in het bijzonder, een zicht moet geven op de manier hoe de pilootzone de evolutie naar de geïntegreerde werking tussen de gemeentelijke politie en de lokale rijkswachtbrigades aanpakt, en op de resultaten die werden bereikt.

Ontwerp.

Het rapport werd zo opgevat dat het per werkgroep van de politiehervorming toelaat, de elementen te selecteren die aan een van de tien werkgroepen overgemaakt moeten worden. De geselecteerde items kunnen zijn : vragen, bemerkingen, signaleren van moeilijkheden of suggesties om tot een oplossing voor een probleem te komen naar de betreffende werkgroep.

Deze opwaartse informatiestroom van goede en slechte ervaringen, of van lesseen die getrokken kunnen worden of van problemen die niet lokaal opgelost kunnen worden, heeft als voordeel dat dit een belangrijke inbreng kan vormen voor de technische werkgroepen die van de laboratoriumfunctie van de pilootzones gebruik maken om oplossingen aan te brengen en voorstellen uit te testen.

Verduidelijkingen bij de invulvelden.

I. Identificatie van de zone.

Het eerste deel van de voortgangsrapportering, is de identificatie van de zone en van de contactpersoon van de zone. Er wordt geopteerd voor één contactpersoon omdat de communicatie, vooral in meergemeentenzones anders te stroef zou verlopen. 2. Start van de pilootzone. 2.1.1. Directiecomité (indien van toepassing). - Opdrachten en doelstellingen : wat wil men bereiken, waar wil men naartoe, het mission statement, de gemeenschappelijke waarden, of de externe doelstellingen vermeld in het raam- en werkingskader, ... - Werkwijze/rapportering : Op welke wijze komen beslissingen tot stand, hoe rapporteert men aan de bestuurlijke overheden. - Leerpunten : ervaringen die men opdeed tijdens het proces. - Genomen beslissingen sedert de laatste samenkomst van het directiecomité : evolutie sedert de laatste rapportering, welke nieuwe initiatieven werden ontwikkeld die een effectieve stap zijn naar integratie. 2.1.2. Overlegforum bestuurlijke en gerechtelijke overheden.

Dit forum kan het vijfhoeksoverleg zijn of een voorlopig politiecollege, ...

Invulvelden : zie directiecomité (evenwel aangepast). 2.1.3. Ad hoc basisoverlegcomité.

De opvolging van de projecten via een overlegstructuur door de syndicale organisaties. Aan dit comité worden de aangelegenheden voorgelegd die krachtens de wet van 19 december 1974 zijn bepaald.

Invulvelden : zie directiecomité (evenwel aangepast). 3. Materies waarin geïntegreerd gewerkt kan worden, onderverdeeld per technische werkgroep politiehervorming. 3.1. Organisatie en structuur van de geïntegreerde politie en de functionele band tussen de twee niveaus. 1. Werd er reeds een organogram uitgetekend gebaseerd op de toekomstige korpsstructuur ? 2.Werd, daaraan gekoppeld, de personeelsformatie berekend ? Functionaliteiten.

De invulvelden die hier voorzien zijn, komen steeds terug en worden als volgt opgevat : Inhoud : Wat is de visie achter deze functionaliteit voor de zone, hoe werd ze in het verleden ingevuld en door wie, en hoe wordt ze nu ingevuld of hoe zal ze in de toekomst worden ingevuld ? Organisatie.

Hoe wordt deze functionaliteit concreet ingevuld of hoe wil men ze in de toekomst invullen ? Functionele leiding.

Is er op basis van art. 8 van de wet op het politieambt een dienstchef aangeduid ? Protocol van samenwerking.

Is de aanduiding van deze dienstchef schriftelijk in een protocol van samenwerking bevestigd, waarbij alle bevoegdheden en werkafspraken duidelijk zijn ? Bij een aantal functionaliteiten werd een raster ontworpen om de wijze van geïntegreerd werken weer te geven.

Dit raster vindt men enkel terug bij die functionaliteiten waar dit van toepassing is. In dit raster kan men aanduiden of er : - Gecoördineerd naar taakafspraken wordt gewerkt (zoals voorheen, op basis van OOP 13 of zoals bepaald in het veiligheidscharter waar de pilootfunctie aan ofwel politie ofwel rijkswacht werd toebedeeld).

Deze werking kan per functionaliteit permanent of projectmatig gebeuren.

Dit komt overeen met het type 3 van de nota gemengde dispositieven, die terug te vinden is, als bijlage bij het ontwerp van omzendbrief inzake het algemeen raam- en werkingskader. - Geïntegreerd in een gemengd dispositief van het type 2 wordt gewerkt (vb. Interventiedienst onder de leiding van iemand van één korps en waarbij het geheel zo is samengesteld dat het gevormd wordt door « homogene » ploegen (een patrouille gevormd door rijkswachters en een patrouille gevormd door gemeentelijke politieagenten met de voertuigen en ander materiaal van hun eigen dienst.) Deze werking kan per functionaliteit projectmatig of permanent gebeuren. - Geïntegreerd in een gemengd dispositief van het type I wordt gewerkt (vb. Interventiedienst onder de leiding van iemand van één korps en waarbij de ploegen zo zijn samengesteld dat zij gevormd worden door leden van beide politiediensten zonder onderscheid van korps of gebruikt materiaal (werken als één korps volgens het principe « eenheid van terrein, eenheid van commando) ».

Deze werking kan per functionaliteit projectmatig of permanent gebeuren.

Knelpunten en leerpunten.

Wat zijn de goede en slechte ervaringen die men ontmoette tijdens het integratieproces en hoe werd er mee omgegaan ? Vb. Indien men tijdens de gesprekken in een patstelling komt waarbij twee of meerdere visies botsen ? Oplossingen.

Welke oplossing werd gevonden voor het probleem ? Kan deze oplossing nuttig zijn voor de andere pilootzones of voor een van de technische werkgroepen ? Voorstel om tot oplossing te komen.

Wanneer men geconfronteerd wordt met een probleem dat lokaal niet op te lossen is, kan men een voorstel formuleren. Dit voorstel zal dan via het steunteam worden overgemaakt aan de betrokken technische werkgroep. Die kan nagaan hoe het voorstel past in het algemene kader dat door die werkgroep wordt uitgewerkt.

Suggestie/vragen aan een hoger echelon in deze materie.

Suggesties, andere dan de voorstellen hierboven vermeld, vragen die leven in de politiezone en die men ter kennis wenst te brengen. 3.2. Veiligheidsplannen.

Is er reeds een veiligheidscharter binnen de politiezone ? Wordt dit charter herwerkt ? Reden : nieuwe zone ? Door samenwerking met andere pilootzones ? Op basis van het (binnenkort te verschijnen) vademecum lokale veiligheidsplannen ?, ... 3.3. Infrastructuur en uitrusting. 3.3.1. Gebouwen.

Knelpunten en leerpunten (goede en slechte ervaringen) die ontmoet worden bij het in plaatsstellen van gemeenschappelijke infrastructuur.

Oplossing/beslissing : wat is de gevonden oplossing, hoe kwam deze tot stand, is ze nuttig voor andere zones ? Suggestie/vraag om beslissing van overheden of diensten : vb. Hoe gebeurt een overname van een gebouw dat van de regie der gebouwen is, hoe gebeurt de huur ervan, wat is de inbreng van het federale niveau indien alle diensten in een gebouw dat eigendom is van een gemeente komen, ...

Wijze van aankoop of huur : Wat is de getroffen overeenkomst, is deze toepasbaar in andere zones ? Beheer : Wie staat in voor het beheer van de gebouwen ? 3.3.2. Apparatuur en uitrusting. (vb. Informaticamateriaal, voertuigen, etc...) Invulvelden : zie infrastructuur (weliswaar aangepast aan appartuur). 3.4. Telematica.

Zonder commentaar - zie invulvelden. 3.5. Vorming.

Worden er specifieke opleidingen voorzien ten voordele van de integratie ? Specifiek gericht naar leden van de gemeentepolitie.

Vb. Cursus basisrecherche.

Specifiek gericht naar leden van de rijkswacht.

Vb. Cursus wijkagent.

Gemeenschappelijke vorming.

Vb. De opleiding voorzien in de nota betreffende de gemengde dispositieven.

Voortgezette vorming.

Vb. Eénzelfde voortgezette vorming inzake milieuwetgeving, inzake slachtofferbejegening, etc... 3.6. Overgangsmaatregelen.

Zonder commentaar - zie invulvelden. 4. Suggesties om het rapport te verbeteren. (Zijn er onduidelijkheden, overlappingen, onvolledigheden, ...) Alle suggesties of opmerkingen kunnen worden overgemaakt aan : Algemene Politiedienst.

Steunteam pilootpolitiezones.

Koningsstraat 47, 1000 Brussel.

Tel. : 02/500.25.58.

Fax : 02/500.27.96.

E-mail : zpzteam.ap@mibz.fgov.be Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^