Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 31 januari 2014
gepubliceerd op 17 februari 2014

Ministeriële omzendbrief GPI 78L betreffende de informatieverwerking ten voordele van een geïntegreerde aanpak van terrorisme en gewelddadige radicalisering door de politie

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2014000091
pub.
17/02/2014
prom.
31/01/2014
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN


31 JANUARI 2014. - Ministeriële omzendbrief GPI 78L betreffende de informatieverwerking ten voordele van een geïntegreerde aanpak van terrorisme en gewelddadige radicalisering door de politie


Aan de Dames en Heren Provinciegouverneurs, Aan de Heer Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofstad, Aan de Dames en Heren Burgemeesters, Aan de Dames en Heren Voorzitters van de Politiecolleges, Aan de Dames en Heren Korpschefs van de lokale politie, Aan Mevrouw de Commissaris-generaal van de federale politie, Ter informatie : Aan de Heer Directeur-generaal van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie, Aan de Heer Voorzitter van de Vaste Commissie van de lokale politie, Aan het College van Procureurs-generaal, Aan de Administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat, Aan de Chef van de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Voorzitter, Mevrouw, Mijnheer de Korpschef, Mevrouw de Commissaris-generaal, Dames en Heren, 1. Definities Gewelddadige radicalisering is een proces waardoor een individu of een groep dusdanig beïnvloed wordt dat het individu of de groep in kwestie mentaal bereid is om extremistische daden te plegen, gaande tot gewelddadige of zelfs terroristische handelingen.Het adjectief "gewelddadig" wordt hierbij gebruikt om een duidelijk onderscheid te maken tussen enerzijds niet strafbare denkbeelden en de uiting hiervan en anderzijds de misdrijven of handelingen die een gevaar zijn voor de openbare veiligheid die gepleegd worden om deze denkbeelden te realiseren of de intentie tot het plegen van deze misdrijven of handelingen.

Onder extremistisch geweld verstaan we geweld tegen personen of goederen dat wordt gepleegd vanuit een ideologische, politieke of religieuze motivatie zonder dat dit echter voldoet aan de strafrechtelijke definitie van terrorisme.

Voor het begrip terrorisme verwijs ik naar artikel 137, § 1, van het strafwetboek.

Het programma 'Terrorisme en extremistisch geweld' is een samenhangend geheel van mogelijke acties voor de bestrijding of de opvolging van deze specifieke fenomenen waarvoor een geïntegreerde gerechtelijke en bestuurlijke aanpak vereist is. Dit programma werd conform artikel 95 van de wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten op de geïntegreerde politie (WGP) uitgewerkt door de federale gerechtelijke politie, maar moet voor de volledige geïntegreerde politie een leidraad vormen in de strijd tegen het terrorisme.

De `Local Task Force' (LTF) is een overlegplatform, ingericht op een gedeconcentreerd niveau, waarbinnen de politie- en inlichtingendiensten informatie en inlichtingen over gewelddadige radicalisering uitwisselen en coördinatieafspraken maken over het inwinnen van deze informatie.

De termen informatie en inlichtingen worden gebruikt in hun klassieke betekenis. Informatie zijn de ruwe gegevens die de politie verneemt tijdens de uitvoering van haar taken. Inlichtingen zijn verwerkte, geduide en geanalyseerde gegevens na een gedefinieerd verwerkingsproces. 2. Context De dreiging van terrorisme en extremistisch geweld is al meer dan een decennium een belangrijk aandachtspunt voor de veiligheidsdiensten en blijft ook nu nog brandend actueel. De verschijningsvormen van het fenomeen zijn sinds het begin van deze eeuw dan wel enigszins gewijzigd. Waar een tiental jaar geleden vooral aandacht uitging naar de dreiging van gestructureerde organisaties buiten België, is sinds een aantal jaren de gewelddadige radicalisering van inwoners van België meer en meer op de voorgrond getreden. Terrorisme is echter nog niet verdwenen en diverse studies wijzen uit dat dit op korte termijn ook niet te verwachten is.

De politie moet dus blijvend aandacht hebben voor de strijd tegen het terrorisme en haar aanpak laten mee evolueren met de wijzigende omstandigheden.

Gewelddadige radicalisering is een min of meer langdurig proces. Een dergelijk proces kan zeer divers van aard zijn, verloopt eerder onregelmatig, met een variabele snelheid en leidt niet altijd, of zelfs meestal niet, tot feiten van terrorisme of extremistisch geweld.

Het is dan ook niet eenvoudig om een dergelijk proces te herkennen of te bepalen op welk moment dit een gevaarlijke richting uitgaat en het aangewezen is om tegenmaatregelen te nemen. Het hebben van radicale ideeën of visies op zich is immers niet fout - dit wordt zelfs grondwettelijk gewaarborgd - maar deze ideeën of visies op een onwettelijke of gewelddadige wijze verspreiden of in de praktijk brengen, is niet toelaatbaar in een harmonieuze samenleving en democratische rechtstaat.

De samenleving heeft er alle belang bij om dergelijke processen van gewelddadige radicalisering zo snel mogelijk te herkennen. Een vroege ontdekking laat immers toe om preventief, ontradend of kanaliserend op te treden terwijl er bij een (te) late herkenning dikwijls al een nadeel is ontstaan, zodat enkel nog de - minder verkieslijke - optie van een repressief optreden overblijft.

De politie moet dan ook investeren in een snelle herkenning van deze radicaliseringsprocessen.

Maar als belangrijke partner in de veiligheidsketen mag de geïntegreerde politie geen genoegen nemen met een louter reactieve, gerechtelijke benadering van gewelddadige radicalisering als mogelijke voorbode van terrorisme. Evenveel aandacht moet uitgaan naar een actieve participatie in een preventieve benadering onder leiding van de (bestuurlijke) overheden en in samenwerking met partners uit onder meer het middenveld die wordt ontwikkeld in de geest van het preventieprogramma van gewelddadige radicalisering van 16-04-2013 dat door de FOD Binnenlandse Zaken werd uitgewerkt. (1) Deze taken zijn in de eerste plaats gericht op het voorkomen van misdrijven en passen dus volledig binnen de bevoegdheden en opdrachten van bestuurlijke politie toevertrouwd aan de politie door artikel 14 van de Wet op het Politieambt. 3. Politionele informatie en de aanwending ervan in het raam van een geïntegreerde aanpak Steunend op het principe van de `informatiegestuurde politiezorg' zal de politie ook in de materies van gewelddadige radicalisering en extremistische en terroristische criminaliteit haar beleid bepalen en acties uitwerken op basis van het beeld en de informatie waarover zij beschikt.Dit geldt niet alleen voor strafonderzoeken. Ook alle andere acties die de politie onderneemt, worden gestuurd door de beschikbare informatie die zelf wordt verwerkt conform de wettelijke en reglementaire bepalingen of ter beschikking gesteld door binnen- en buitenlandse partners.

De politie heeft immers niet alleen een gerechtelijke finaliteit. In het raam van de geïntegreerde aanpak van terrorisme zal zij ook acties moeten ontwikkelen die vallen onder de noemer van bestuurlijke politie en die het voorkomen van misdrijven en het beschermen van de bevolking beogen. Met betrekking tot terroristische, extremistische criminaliteit en gewelddadige radicalisering zijn de grenzen tussen beide domeinen immers moeilijk te onderscheiden en is de opdeling in informatie van bestuurlijke en gerechtelijke aard eerder theoretisch.

Deze acties worden beschreven in het programma `Terrorisme en extremistisch geweld'. Dit programma clustert een aantal acties in vier pijlers in functie van hun doelstellingen en is ondermeer een vertaling van de EU strategie en het Europese actieplan ter bestrijding van terrorisme. - De pijler `voorkomen' bevat een aantal acties die erop gericht zijn te voorkomen dat personen te ver doorschieten in hun radicaliseringsproces waardoor zij openstaan voor het plegen van daden die een gevaar betekenen voor de openbare rust en veiligheid; hij omvat ook acties die tot doel hebben dergelijke personen te deradicaliseren. - De acties onder de pijler `verstoren' beogen het verhinderen van structuren, groeperingen en individuele personen om zich materieel voor te bereiden op het uitvoeren van terroristische misdrijven en andere inbreuken op de openbare orde en uiteraard ook van het uitvoeren zelf van het misdrijf. Het voeren van strafonderzoeken en het vervolgen van verdachten is een belangrijk aspect binnen deze pijler. - De pijler `beveiligen' bundelt dan weer acties die tot doel hebben de mogelijke doelwitten en slachtoffers van potentiële terroristische daden te bewaken en te beschermen. - De pijler `reageren' tenslotte bevat acties die de politie in samenwerking met andere diensten, moet voorbereiden om naar aanleiding van een terroristisch incident adequaat te kunnen tussenkomen om de gevolgen voor de gemeenschap te beperken en het normale leven zo vlug mogelijk te herstellen.

Dezelfde informatie moet verder ook het Orgaan voor de coördinatie van de dreigingsanalyse (OCAD) in staat stellen om volledige en kwalitatieve dreigingsanalyses op te stellen waarop het beleid van de overheden kan afgestemd worden en die moeten toelaten adequate maatregelen te treffen.

Het is ondertussen duidelijk dat het inzamelen en verwerken van informatie in dit domein niet alleen een taak is en kan zijn van gespecialiseerde antiterrorismediensten van de (federale) recherche, maar ook van elke operationele eerstelijnsentiteit van de geïntegreerde politie - lokale interventie, wijkwerking, spoorwegpolitie,... - telkens binnen de lijnen van zijn normale opdrachten en taken. Om redenen van effectiviteit en efficiëntie moet de informatie-inspanning van alle entiteiten gecoördineerd en afgestemd worden, in de eerste plaats op het niveau van het arrondissement. Alleen zo kan met de beperkte middelen die voorhanden zijn, een maximum aan informatie bekomen worden en een zo volledig mogelijk beeld samengesteld worden van de fenomenen en de uitdagingen die ze vormen.

In elk arrondissement zal de directeur-coördinator in samenspraak met alle betrokken diensten instaan voor het uitwerken van een algemeen en één of meerdere bijzondere opsporingsprogramma's met een omschrijving van de doelstellingen en een taakverdeling. Daarbij wordt er niet alleen aandacht besteed aan groeperingen, aan personen die betrokken zouden kunnen zijn bij activiteiten in de geviseerde domeinen en aan de plaatsen waar deze personen of groeperingen actief zijn (de `dader' kant). Er moet ook aandacht uitgaan naar informatieverzameling over potentiële doelwitten om eventuele verdachte situaties en dreigingen te kunnen ontdekken (de `slachtoffer' kant).

De medewerkers van zowel het lokale als het federale niveau krijgen hiermee een moeilijke taak voorgeschoteld. Radicaliseringsprocessen of verdachte gedragingen met betrekking tot terrorisme zijn immers niet altijd eenvoudig te interpreteren.

De verantwoordelijken van de politiediensten moeten er dan ook voor zorgen dat de eerstelijnsmedewerkers de nodige steun krijgen om deze taak uit te voeren door te investeren in kennis en expertise.

In de eerste plaats moet een goede opleiding verstrekt worden om de nodige kennis bij te brengen en een aangepaste attitude te vormen. De federale politie en de erkende scholen zullen ervoor instaan dat deze opleidingen in voldoende mate worden verstrekt, zowel tijdens de basisopleiding als nadien als voortgezette opleiding. De resultaten van het Europese project COPPRA kunnen als een eerste inspiratiebron dienen om deze opleidingen vorm te geven.

Nadien moeten de medewerkers van de eerstelijnsdiensten tijdens hun dagelijkse activiteiten kunnen terugvallen op advies en ondersteuning in de tweede lijn door deskundigen in het domein van terrorisme en gewelddadige radicalisering. De korpschefs en dienstoversten moeten deze ondersteuning organiseren binnen de dienst, of beter nog, deze ondersteuning organiseren samen met gespecialiseerde diensten binnen de geïntegreerde politie (AIK, FGP,...) of daarbuiten (inlichtingendiensten, OCAD). De 'Lokale Taskforces' zijn de aangewezen platformen om deze tweedelijnsondersteuning te organiseren.

Continuïteit binnen deze diensten en dit platform zijn cruciaal voor het ontwikkelen van de noodzakelijke deskundigheid. 4. Lokale samenwerking van de veiligheidsdiensten - 'Lokale Task force' De politie staat natuurlijk niet alleen voor de moeilijke uitdaging om zich een correct beeld te vormen over het fenomeen van gewelddadige radicalisering. De opvolging van radicalisering en de strijd tegen het terrorisme is ook - impliciet of expliciet - een opdracht voor inlichtingendiensten (Veiligheid van de Staat en Algemene Dienst voor Inlichtingen en Veiligheid). Het spreekt dan ook voor zich dat zij op alle niveaus belangrijke partners zijn voor de politie waarmee informatie en inlichtingen uitgewisseld moeten worden en afspraken moeten worden gemaakt over het verzamelen van deze informatie. Deze uitwisseling (2) vindt best plaats in de schoot van de `Lokale Taskforces' die in het hele land moeten worden ingericht, per arrondissement (3) of, in functie van de operationele noden, op een lager niveau.

Ook het OCAD kan een constructieve bijdrage leveren aan dit lokale overleg en punctueel kunnen andere overheidsdiensten betrokken worden, in functie van de lokale eigenheid. Zo kan bijvoorbeeld de douane een nuttige bijdrage leveren in regio's die een buitengrens omvatten.

Het staat het lokale parket vrij om al dan niet deel te nemen, maar het is zeker aanbevolen.

In onderling overleg en met inachtneming van de wet en ieders eigenheid, organiseren de betrokken diensten hun samenwerking en vertalen dit naar concrete interne werkingsregels.

Alle entiteiten van de politie moeten betrokken worden bij de werking van de LTF van haar omschrijving. De vorm en de intensiteit van de deelname moet lokaal worden ingevuld in functie van de noden en de coördinatie ervan kan afhangen van lokale gewoonten. Uiteraard zullen de verschillende AIK's, gezien hun centrale functie in de informatieverwerking, op een intensieve wijze betrokken worden. Een stimulerende rol is weggelegd voor de directeurs-coördinatoren.

De 'lokale Taskforces' zullen worden ondersteund en bijgestaan door de centrale antiterrorismedienst van DGJ en door DAO. Beide diensten worden ondermeer geacht concrete indicaties te geven met betrekking tot de entiteiten waarvoor in het raam van het plan radicalisme een bijzondere informatie-inspanning moet geleverd worden. Zij zullen in onderlinge samenspraak ook de nodige richtlijnen en aanbevelingen formuleren en deze verspreiden naar alle betrokken diensten binnen de geïntegreerde politie. In de geest van de MFO3 moet een maximale uitwisseling van informatie in beide richtingen verder gestimuleerd worden; informatie ingewonnen op het lokale niveau stroomt na verwerking, verrijking en analyse op het federale niveau terug om nieuwe acties te stimuleren en te sturen. 5. Gevraagd Het is nog steeds van het grootste belang om een bijzondere aandacht te hebben voor terrorisme en extremistisch geweld met inbegrip van gewelddadige radicalisering als mogelijke voorbode ervan en deze op een omvattende, geïntegreerde manier te blijven aanpakken. Ik verwacht dan ook van alle diensten van de geïntegreerde politie om : - een professionele omgeving te creëren waarin de medewerkers aandacht kunnen hebben voor gewelddadige radicalisering en daarin worden ondersteund wanneer nodig; - gericht en gecoördineerd - onderling en met de inlichtingendiensten - informatie in te winnen en te verwerken over gewelddadige radicalisering in uitvoering van de opsporingsprogramma's; - actief en volwaardig te participeren aan de werking van de lokale `Taskforce'; - op basis van deze informatie vorm te geven aan de acties die voorzien zijn in het programma terrorisme en relevant zijn voor uw omschrijving.

Ik vraag zowel de lokale politie als de diensten van de federale politie om de doelstellingen en activiteiten die zij beogen te ontwikkelen, op te nemen in het zonale veiligheidsplan of in één of meerdere actieplannen. 6. Opheffing Deze omzendbrief heft de PLP 37 van 20 december 2004 op. De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota's (1) Een exemplaar van dit programma kan opgevraagd worden bij de FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Veiligheid en Preventie.(2) De informatie-uitwisseling tussen de politie en de inlichtingendiensten wordt toegestaan op basis van artikel 44/1 van de wet op het politieambt (WPA) en artikel 19 van de wet op de inlichtingendiensten (WID). (3) Hiermee worden de gerechtelijke arrondissementen na de hervorming van de gerechtelijke organisatie bedoeld.

^