Etaamb.openjustice.be
Overeenkomst van 10 januari 2003
gepubliceerd op 21 februari 2003

Overeenkomst betreffende dierlijk afval in de sectoren van vlees en visserijproducten

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu,ministerie van de vlaamse gemeenschap,ministerie van het waalse gewest en ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2003022072
pub.
21/02/2003
prom.
10/01/2003
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 JANUARI 2003. - Overeenkomst betreffende dierlijk afval in de sectoren van vlees en visserijproducten


Tussen, enerzijds, de heer Jef TAVERNIER, Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, voor het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, en anderzijds, 1. de heer Didier GOSUIN, Minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, voor het Brussels Instituut voor Milieubeheer, 2.de heer Michel FORET, Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu van het Waalse Gewest, voor de « Direction Générale des Ressources naturelles et de l'Environnement du Ministère de la Région wallonne », 3. Mevr.Vera DUA, Minister van Leefmilieu en Landbouw van het Vlaams Gewest, voor de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaams Gewest en Aminal, afdeling milieu-inspectie, Overwegende dat de Gewestelijke Overheden, die Leefmilieu onder hun bevoegdheden hebben, onder meer belast zijn met het beheer van dierlijk afval, met name in de inrichtingen waar dat wordt voortgebracht, het bepalen, in samenwerking met de Provinciale en Gemeentelijke Overheden, van de exploitatievoorwaarden gekoppeld aan de milieuvergunning, en het bepalen van de erkennings- en registratieprocedure;

Overwegende dat de personeelsleden van de aan voornoemde Gewestelijke Overheden ondergeschikte Besturen inzonderheid belast zijn met het toezicht op de naleving van de wetgeving en de reglementering betreffende dierlijk afval;

Overwegende dat de personeelsleden van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen inzonderheid belast zijn met het toezicht op de toepassing van de wetten van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel en van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het gebied van de voedingsmiddelen en andere producten evenals van hun uitvoeringsbesluiten en meer bepaald door het uitvoeren van keuringen, gezondheidsonderzoeken en -controles in de inrichtingen en andere erkende, geregistreerde of vergunde plaatsen waar eetwaren van dierlijke oorsprong geproduceerd, verwerkt, opgeslagen of verhandeld worden alsook in de grensinspectieposten bedoeld bij deze wetten;

Overwegende de noodzaak de respectievelijke rol vast te stellen en te coördineren van de eerder vermelde federale en gewestelijke Besturen en van hun personeelsleden met betrekking tot het toezicht op het dierlijk afval in deze producerende inrichtingen;

Overwegende de noodzaak de verschillende risicocategorieën van dierlijk afval praktisch en concreet vast te stellen met inachtneming van de kaderdefinities bepaald in de respectievelijke Europese, federale en gewestelijke regelgevingen, de vereiste verbanden vast te leggen tussen die categorieën en de terminologie die gebruikelijk is in de federale wetgeving betreffende de veterinaire volksgezondheid en, inzonderheid ter bescherming van de volksgezondheid, de procedures van denaturatie, melding, ophaling, verzameling, gebruik, behandeling of destructie te bepalen en te harmoniseren, evenals de traceerbaarheid van dit afval tijdens deze activiteiten te organiseren;

Wordt het volgende overeengekomen : HOOFDSTUK I. - Definities van dierlijk afval

Artikel 1.Ten aanzien van de eerder vermelde wetten van 5 september 1952, 15 april 1965 en 24 januari 1977 en van hun uitvoeringsbesluiten, kunnen de producten die voortkomen uit de productie en de distributie van voedingsmiddelen en die niet bestemd mogen zijn voor menselijke consumptie als volgt ingedeeld kunnen worden : - « Krengen » : dieren die zijn gestorven zonder te zijn geslacht, die zijn geweigerd bij het gezondheidsonderzoek voor het slachten, die zijn gedood, of die zijn geslacht zonder de veterinaire keuring te hebben ondergaan in gevallen waarin die verplicht is; - « Producten die van nature niet bestemd zijn voor menselijke consumptie » : afkomstig van de slacht, de jacht of de visvangst en die, van nature, niet bestemd zijn voor rechtstreekse menselijke consumptie; - « Producten die ongeschikt zijn voor menselijke consumptie » : geweigerd voor menselijke consumptie als gevolg van een beslissing van de veterinaire keuring in een slachthuis, een vrij-wildverwerkingsinrichting, een vismijn, een andere inrichting of een grensinspectiepost; de producten worden ongeschikt bevonden als de weigering voortvloeit uit de uitoefening van de discretionaire macht van de keurder, of ongeschikt verklaard als de weigering voortvloeit uit een uitdrukkelijk in de regelgeving betreffende de veterinaire keuring vermeld geval van inbeslagname; - « Schadelijke producten » : ongeschikt voor menselijke consumptie omdat zij een reëel of een mogelijk biologisch, chemisch of fysisch risico inhouden voor de gezondheid; de producten worden schadelijk bevonden als de ongeschiktheid bij een sanitaire controle wordt vastgesteld door een controledierenarts, een inspecteur of een controleur, of schadelijk verklaard als de ongeschiktheid wordt vastgesteld op grond van een publieke verordening, zonder dat zij noodzakelijkerwijs op zichzelf schadelijk zijn; - « Gespecificeerd risicomateriaal » : weefsels of organen die als dusdanig worden omschreven in de Europese en de federale regelgeving.

Art. 2.Volgens de gewestelijke wetgeving op het leefmilieu, wordt « dierlijk afval » omschreven als krengen, karkassen, delen van dieren of producten van dierlijke oorsprong die niet voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemd zijn, met uitzondering van uitwerpselen, keukenafval en etensresten; gebruikt frituurvet van dierlijke oorsprong wordt evenmin als dierlijk afval beschouwd.

Het dierlijk afval wordt, naargelang van het risico dat het inhoudt, ingedeeld in de volgende categorieën, in stijgende orde van het risico dat daarmee overeenstemt : - « laag-risicomateriaal » : dierlijk afval dat geen ernstig gevaar oplevert voor de verspreiding van op mens of dier overdraagbare ziekten; - « hoog-risicomateriaal » : dierlijk afval dat een ernstig gevaar inhoudt of waarvan men vermoedt dat het een ernstig gevaar inhoudt voor de gezondheid van mens of dier; - « gespecificeerd risicomateriaal » : hoog-risicomateriaal dat van die aard is dat het, zelfs na een warmtebehandeling, een ernstig gevaar betekent voor de gezondheid van mens en dier en dat als dusdanig wordt omschreven in de Europese of de federale regelgeving.

Art. 3.Tussen de niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten vermeld in de federale wetgeving inzake veterinaire volksgezondheid en deze vermeld in de gewestelijke wetgevingen inzake leefmilieu bestaat het volgende verband : - « laag-risicomateriaal » : van nature niet voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde producten die voortkomen van gekeurde en voor menselijke consumptie geschikt verklaarde dieren; de lijst van dit materiaal komt voor in bijlage I, hoofdstuk I, bij deze Overeenkomst; - « hoog-risicomateriaal » : alle dierlijk afval dat geen laag-risicomateriaal of gespecificeerd risicomateriaal is; de lijst van dit materiaal komt voor in bijlage I, hoofdstuk III, bij deze Overeenkomst; - « gespecificeerd risicomateriaal » : als dusdanig in de Europese, federale of gewestelijke regelgevingen dienaangaande omschreven weefsels of organen wegens het specifieke gevaar dat ze betekenen voor de overdracht van overdraagbare spongiforme encefalopathieën; de producten die dergelijk materiaal bevatten of ermee bezoedeld zijn moeten eveneens als gespecificeerd risicomateriaal behandeld worden; de lijst van het gespecificeerd risicomateriaal komt voor in bijlage I, hoofdstuk II, bij deze Overeenkomst.

Dit verband wordt in de volgende tabel schematisch weergegeven : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (*) afval te verwerken als gespecificeerd risicomateriaal.

Elk mengsel van dierlijk afval van verschillende risicocategorieën wordt automatisch gelijkgesteld met de hoogste risicocategorie van het daarin aanwezige afval.

Art. 4.De bepalingen van dit hoofdstuk worden, voorzover dit nog niet gebeurd en relevant is, opgenomen in de bestaande reglementeringen van het federale Ministerie van Volksgezondheid en van de Gewestelijke Ministeries bevoegd voor leefmilieu. HOOFDSTUK II. - Productie van dierlijk afval

Art. 5.Voor de toepassing van deze Overeenkomst verstaat men onder « productie van dierlijk afval » de bewerking of de omstandigheid die bepalend is voor de overgang van een dier, van een deel van een dier, van vlees, van visserijproducten of van andere voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong bedoeld in de eerder vermelde wetten van 5 september 1952 en van 15 april 1965 en in de uitvoeringsbesluiten daarvan tot één van de in hoofdstuk I omschreven soorten van dierlijk afval alsook de denaturatie, de hantering, de behandeling, de opslag, het wegen, het bezit en de overdracht aan een erkend ophaler van dierlijk afval.

Art. 6.De producent van dierlijk afval is de exploitant van de inrichting of van de grensinspectiepost waar het dierlijk afval wordt voortgebracht. Deze persoon draagt de volle verantwoordelijkheid voor de naleving zowel van de gewestelijke wettelijke en reglementaire voorschriften inzake dierlijk afval als van de federale of Europese wettelijke en reglementaire voorschriften inzake inrichtings- en exploitatievoorwaarden van de inrichtingen en van de grensinspectieposten met betrekking tot schadelijke of voor menselijke consumptie ongeschikte producten.

Als de voornoemde bewerking of omstandigheid een gevolg is van de beslissing van een dierenarts, een inspecteur of een controleur om de producten schadelijk of voor de menselijke consumptie ongeschikt te bevinden of verklaren, wordt deze in geen geval beschouwd als de producent van dierlijk afval.

De dierenarts, de inspecteur of de controleur die voornoemd besluit neemt, brengt de producent op de hoogte door hem het document « bewijs van inbeslagneming » te bezorgen waarvan het model voorkomt in bijlage III bij deze Overeenkomst. In voorkomend geval wordt één enkel document bezorgd voor alle besluiten die in de loop van een werkdag werden genomen.

Art. 7.Hoog-risicomateriaal dat gebruikt wordt voor de rechtstreekse vervoedering aan bepaalde dieren en aangeboden als karkassen, halve karkassen, kwartieren of andere deelstukken moet voorzien zijn van het keurmerk waaruit blijkt dat het vlees ongeschikt is verklaard voor menselijke consumptie en van een etiket dat tenminste het SANITEL-nummer, het slachthuis van herkomst en de slachtdatum vermeldt. Deze merking moet onuitwisbaar zijn en definitief alle verwarring met geschikte producten voor menselijke consumptie vermijden.

Als het ander hoog-risicomateriaal of laag-risicomateriaal betreft, moet dit verpakt zijn en geïdentificeerd door een door de keurder verzegeld etiket aangebracht dat hetzelfde keurmerk weergeeft en ten minste de aard van het afval, het slachthuis van herkomst en de slachtdata vermeld.

Art. 8.De bepalingen van dit hoofdstuk worden, voorzover dit nog niet gebeurd en relevant is, opgenomen in de bestaande reglementeringen van het federale Ministerie van Volksgezondheid en van de Gewestelijke Ministeries bevoegd voor leefmilieu. HOOFDSTUK III. - Inrichtingen waar dierlijk afval wordt geproduceerd

Art. 9.De inrichtingen en andere plaatsen waar de in de wetten van 5 september 1952 of 15 april 1965 en de uitvoeringsbesluiten daarvan bedoelde voedingsmiddelen worden voortgebracht, bewerkt, verwerkt, opslagen of verhandeld, moeten voldoen aan een aantal inrichtings- en exploitatievoorwaarden die betrekking hebben op de voor menselijke consumptie ongeschikte producten.

Deze voorwaarden hebben tot doel te vermijden dat voor menselijke consumptie bestemde producten worden gecontamineerd door dierlijk afval, dat dergelijk afval terechtkomt in of terugkeert naar het circuit van voor menselijke consumptie geschikte producten, dat dierlijk afval wordt gecontamineerd door dierlijk afval van een hogere risicocategorie alsook het illegale gebruik van dierlijk afval te voorkomen. Zij moeten mede de traceerbaarheid van dierlijk afval van bij de productie tot de vernietiging of het eindgebruik ervan helpen garanderen.

Art. 10.Sommige van die voorschriften zijn vastgelegd in de federale wetgeving betreffende de veterinaire volksgezondheid. Zij worden vastgesteld rekening houdend met de aard en de omvang van de activiteiten van de inrichtingen.

Art. 11.Volgende inrichtingen en plaatsen zijn beoogd : a) de inrichtingen erkend overeenkomstig de bepalingen van de koninklijke besluiten van 30 april 1976 betreffende de viskeuring en de vishandel of, van 30 december 1992 betreffende de erkenning en de inrichtingsvoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen;b) de erkende verzendingscentra, evenals de afslagen, de groothandelsmarkten, de vissersvaartuigen, de viskwekerijen alsmede de groothandelaars-verdelers geregistreerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 30 april 1976 betreffende de viskeuring en de vishandel;van het koninklijk besluit van 30 april 1976 betreffende de viskeuring en de vishandel; c) de grensinspectieposten erkend door de Europese Commissie overeenkomstig de bepalingen van richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht en van de Beschikking van de Commissie 2001/812/EG tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van grensinspectieposten belast met veterinaire controles van producten uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht);d) de detailhandelszaken die bij de koninklijke besluiten van 12 december 1955 betreffende de vleeswinkels en de daarbij behorende bereidingsplaatsen, van 30 april 1976 betreffende de viskeuring en de vishandel zijn beoogd, voldoen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 februari 1997 betreffende de algemene levensmiddelenhygiëne evenals deze die beschikken over een vergunning overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 4 december 1995 tot onderwerping aan vergunning van plaatsen waar voedingsmiddelen gefabriceerd of in de handel gebracht worden of met het oog op de uitvoer behandeld worden. De lijsten met de betrokken inrichtingen en andere plaatsen worden regelmatig bijgewerkt en worden ter informatie door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen aan de bevoegde gewestelijke diensten medegedeeld. In de mate van het mogelijke worden zij op de website van het Agentschap ter beschikking van de operatoren gesteld.

Art. 12.Bijkomende en specifieke voorschriften zijn vastgelegd in de gewestelijke milieureglementeringen. Ze worden opgesteld in functie van de categorie van het in de inrichtingen voortgebrachte dierlijke afval. Ze worden opgelegd middels de exploitatievoorwaarden vermeld in de Milieuvergunning.

Art. 13.Voor de toepassing van deze Overeenkomst zijn de belangrijkste voorschriften waaraan de voormelde producerende inrichtingen moeten voldoen, opgenomen in bijlage II bij deze Overeenkomst.

Art. 14.De bepalingen van dit hoofdstuk worden, voor zover dit nog niet gebeurd en relevant is, opgenomen in de bestaande reglementeringen van het federale ministerie van Volksgezondheid en van de Gewestelijke Ministeries bevoegd voor leefmilieu. HOOFDSTUK IV. - Denaturatie van dierlijk afval

Art. 15.In afwachting van een lijst van stoffen die kunnen gebruikt worden voor de denaturatie van laag-risicomateriaal bestemd voor de verschillende verwerkingscircuits, moet enkel het hoog-risicomateriaal, met uitzondering van dit bestemd om rechtstreeks aan bepaalde dieren te worden gevoederd, en het gespecificeerd risicomateriaal zo snel mogelijk na de productie worden gedenatureerd.

De stoffen voor de denaturatie van hoog- en gespecificeerd risicomateriaal die verenigbaar zijn met de technologie voor de behandeling van afval en de milieueisen hieromtrent, en die gebruikt mogen worden in de producerende inrichtingen, worden vermeld in bijlage II, punt C, bij deze Overeenkomst.

In de producerende inrichting, dient de exploitant of zijn gemachtigde in te staan voor de denaturatie en er alle kosten van te dragen.

Art. 16.Naargelang de plaats en de omstandigheden, wordt de officiële controle op de denaturatie uitgevoerd door de bevoegde personen hetzij van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen hetzij van het betreffende Gewestelijke Ministerie van Leefmilieu.

In uitzonderlijke omstandigheden, die verband houden met de hoeveelheid of de toestand van het dierlijk afval of met de aard van het omhulsel, kan de dierenarts, inspecteur of controleur afwijking toestaan op de verplichting tot denaturatie voorzover het afval wordt opgehaald in een door hem verzegelde container of vervoermiddel en het nummer van het zegel wordt vermeld op het « borderel voor de traceerbaarheid van dierlijk afval », waarvan het model voorkomt in bijlage IV, V of VI bij deze Overeenkomst.

Art. 17.Het is een producent verboden aan een geregistreerd vervoerder of erkend ophaler niet-gedenatureerd dierlijk afval over te dragen tenzij het hoog-risicomateriaal bestemd voor de rechtstreekse voedering van sommige dieren of laag-risicomateriaal betreft. Zo ook is het een geregistreerd vervoerder of erkend ophaler verboden om dergelijk dierlijk afval mee te nemen indien het niet gedenatureerd is.

Art. 18.De bepalingen van dit hoofdstuk worden, voor zover dit nog niet gebeurd en relevant is, opgenomen in de bestaande reglementeringen van het federale Ministerie van Volksgezondheid en van de Gewestelijke Ministeries bevoegd voor leefmilieu. HOOFDSTUK V. - Meldingsplicht

Art. 19.Zodra dierlijk afval wordt voortgebracht, moet het, binnen de vierentwintig uur, door de exploitant worden gemeld aan een erkend ophaler.

De melding gebeurt door het toezenden per fax van het « borderel voor de traceerbaarheid van dierlijk afval » waarvan het model voorkomt in bijlage IV, V of VI bij deze Overeenkomst en waarvan de rubrieken 1 tot 4 behoorlijk worden ingevuld.

De producent van het dierlijk afval mag de ophaler vrij kiezen uit de lijsten van erkende ophalers die overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VI van deze Overeenkomst zijn vastgelegd.

Art. 20.Van de bepalingen van artikel 19 mag worden afgeweken voor dierlijk afval waarvan de productie voorspelbaar is en de ophaling vooraf is geregeld op grond van contractuele akkoorden tussen de producent en de erkende ophaler. In dat geval moet de ophaalfrequentie voldoende zijn om het behoud van de hygiënische werkingsvoorwaarden in de producerende inrichting te verzekeren; ze moet worden vastgesteld rekening houdend met de aard en het volume van de activiteiten.

Art. 21.De bepalingen van dit hoofdstuk worden, voor zover dit nog niet gebeurd en relevant is, opgenomen in de bestaande reglementeringen van de Gewestelijke Ministeries bevoegd voor leefmilieu. HOOFDSTUK VI. - Ophaling en vervoer van dierlijk afval

Art. 22.Dierlijk afval mag alleen worden opgehaald en vervoerd door de daartoe door de bevoegde Gewestelijke Overheden geregistreerde of erkende operatoren.

De registraties en erkenningen, afgeleverd door de bevoegde Gewestelijke Overheden, vermelden de categorie van het dierlijk afval die kan opgehaald of vervoerd worden. Sommige van deze erkenningen en registraties zijn slechts geldig in tijd van nood.

De lijsten van de geregistreerde vervoerders en erkende ophalers worden regelmatig bijgewerkt en zullen ter informatie medegedeeld worden door de bevoegde gewestelijke diensten aan de betrokken administraties. Zij zullen ter beschikking worden gesteld op de websites van de bevoegde gewestelijke diensten.

Art. 23.Wanneer de productie van dierlijk afval hen op de gepaste manier werd gemeld, dienen de ophalers te handelen in een termijn zoals overeengekomen met de producent en die zodanig is vastgesteld dat de hygiënische werking van de producerende inrichting niet in het gedrang komt.

Dierlijk afval mag slechts worden opgehaald en vervoerd onder de vastgestelde voorwaarden voor de risicocategorie waartoe het behoort.

Indien het gaat om een mengsel van afval van verschillende risicocategorieën, wordt het geheel beschouwd als dierlijk afval van de hoogste risicocategorie van deze waaruit het mengsel bestaat.

Dierlijk afval van een bepaalde risicocategorie mag ook worden opgehaald en vervoerd volgens de voorwaarden die zijn vastgelegd voor het ophalen en vervoeren van afval van een hogere risicocategorie tot dewelke ze dan ook zullen behoren.

Dierlijk afval bestaande uit verschillende risicocategorieën kan door een zelfde voertuig opgehaald worden indien het dezelfde technologische eindbestemming krijgt overeenkomstig de reglementaire vereisten die op het afval van de hoogst aanwezige risicocategorie van toepassing zijn.

Art. 24.Krachtens de hierboven gestelde bepalingen moet het dierlijk afval behorende tot de volgende risicocategorieën afzonderlijk worden opgehaald en vervoerd : - hoog-risicomateriaal en gespecificeerd risicomateriaal bestemd voor vernietiging door verbranding of medeverbranding, na een eventuele voorbehandeling; - laag-risicomateriaal voor hetzelfde gebruik of bestemd om een zelfde technologische behandeling te ondergaan; - dierlijk afval (hoog- of laag-risicomateriaal) bestemd voor rechtstreekse voedering aan bepaalde dieren.

Art. 25.Met elk van deze drie categorieën stemt een model van « borderel voor de traceerbaarheid van dierlijk afval » overeen.

De modellen van deze borderellen zijn toegevoegd in bijlagen IV, V en VI van deze Overeenkomst.

Bij de ophaling en het vervoer van dierlijk afval moet een « borderel voor de traceerbaarheid van dierlijk afval » aanwezig zijn waarvan het model overeenstemt met de risicocategorie.

Art. 26.De bepalingen van dit hoofdstuk worden, voorzover dit nog niet gebeurd en relevant is, opgenomen in de bestaande reglementeringen van de Gewestelijke Ministeries bevoegd voor leefmilieu. HOOFDSTUK VII. - Traceerbaarheid van dierlijk afval

Art. 27.De traceerbaarheid van de verwijdering van afval wordt verzekerd door het gebruik van het « borderel voor de traceerbaarheid van dierlijk afval » waarvan het model, naargelang de bestemming van het dierlijk afval, voorkomt in bijlage IV, V of VI bij deze Overeenkomst.

Deze documenten bevatten informatie omtrent de herkomst, de aard, de hoeveelheid, de bestemming, de verzameling, het gebruik of de verwerking van het afval.

Voor elke verwijdering wordt een apart borderel opgemaakt.

Elk borderel bestaat uit één enkele vel. Het wordt opgesteld overeenkomstig de wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken.

De verschillende modellen van borderellen zijn voorgedrukt op doorschrijf papier en bestaan uit drie exemplaren : - het origineel exemplaar dat het afval op zijn weg naar de eerste verwerkende inrichting vergezelt; - een kopie voor de ophaler; - een kopie voor de producerende inrichting.

Elke verantwoordelijke persoon, vult de voor hem bestemde rubriek in en bewaart daarvan een kopie gedurende ten minste drie jaar om ze op elk verzoek van een bevoegde Overheid te kunnen voorleggen.

Ter identificatie van de producerende inrichting en het te verwijderen dierlijk afval, vult de producent de rubrieken 1 en 3 van het borderel in.

De hoeveelheid afval van elke aard waaruit het op te halen lot bestaat, dient op de overeenstemmende lijn van rubriek 3 van het borderel te worden aangegeven in kg na een daadwerkelijke weging.

Bovendien moet eveneens telkens het afval geïndividualiseerd kan worden, het aantal samenstellende eenheden van het op te halen lot worden vermeld.

Een afzonderlijk borderel wordt opgemaakt voor elk dier, karkas, levensmiddel of partij daarvan dat in beslag is genomen en waarvoor een proces-verbaal is opgesteld.

Als het gaat om hoog of laag-risicomateriaal dat bestemd is om rechtstreeks aan bepaalde dieren te worden gevoederd, vult de dierenarts van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen op het daartoe bestemde borderel rubriek 3bis in dat betrekking heeft op de veterinaire certificering.

Indien de productie aan een erkend ophaler dient gemeld te worden, vult de producent rubriek 4 in. Hij verstuurt per fax een kopie van het aldus ingevulde document naar de erkende ophaler.

Bij de ophaling van het afval, vult de gemachtigde van de ophaler rubriek 5 van het document in.

Het origineel evenals de kopie bestemd voor de ophaler vergezellen het vervoer van het afval tot aan de inrichting waar het afval wordt verzameld, verwerkt of gebruikt, terwijl een kopie bij de producent blijft die deze gedurende ten minste drie jaar ter beschikking houdt van de dierenarts, de inspecteur of de controleur.

Art. 28.Voor het dierlijk afval waarvan de traceerbaarheid wordt verzekerd door middel van de borderellen waarvan de modellen als bijlagen IV en V hierbij zijn gevoegd, bewaart de verantwoordelijke van de verzamel-, verwerkings- of gebruiksinrichting gedurende ten minste drie jaar het origineel exemplaar van het document.

Op de factuur van de ophaling, gericht aan de producent van het afval, vermeldt hij formeel en eenduidig het kenmerk van de desbetreffende traceerbaarheidsborderellen evenals de categorie, de aard en de hoeveelheid van het betreffende afval.

Bovendien moet de factuur in extenso de volgende tekst bevatten : « De verantwoordelijke van de inrichting die een erkenning heeft voor de ophaling van het op deze factuur beoogd dierlijk afval bevestigt dat dit in zijn geheel overhandigd werd aan een inrichting erkend voor het verzamelen, verwerken of gebruiken ervan. » De producent van dierlijk afval die de factuur ontvangt waarmee wordt geattesteerd dat het dierlijk afval wel degelijk de bestemming heeft verkregen die het was toegewezen, voegt een kopie ervan bij deze van het traceerbaarheidsborderel die hij bewaart; hij bewaart beide documenten gedurende ten minste drie jaar zodat hij ze op elk verzoek van een bevoegde Overheid kan voorleggen.

Indien de ophaling van het dierlijk afval zoals bedoeld in dit artikel niet gepaard gaat met een facturatie door de ophaler, bezorgt deze laatste aan de producent een document waarin de vermeldingen omschreven in het tweede tot vijfde lid 5 van dit artikel zijn opgenomen..

Art. 29.Voor het dierlijk afval waarvan de traceerbaarheid wordt verzekerd door middel van de borderellen waarvan de modellen als bijlagen VI en VII hierbij zijn gevoegd, stuurt de verantwoordelijke van de gebruiksinrichting het origineel exemplaar van het traceerbaarheidsborderel, waarvan rubriek 6 naar behoren is ingevuld, naar de producent van het afval waarmee hij hem ervan op de hoogte brengt dat het afval reglementair werd gebruikt. Zelf bewaart hij gedurende ten minste drie jaar een kopie ervan.

Bij ontvangst van dit document, vult de verantwoordelijke van de producerende inrichting rubriek 7 in waarmee hij bewijst aldus kennis genomen te hebben van het feit dat het dierlijk afval wel degelijk de bestemming heeft gekregen die het was toegewezen. Hij bewaart dit document gedurende ten minste drie jaar zodat hij het op elk verzoek van een bevoegde Overheid kan voorleggen.

Art. 30.De producent is er toe gehouden, systematisch en schriftelijk, zowel de bevoegde dierenarts, inspecteur of controleur van het Federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen als de Gewestelijke Overheid op de hoogte te brengen hetzij ingeval van borderellen waarvan de modellen als bijlagen IV en V hierbij zijn gevoegd, van de afwezigheid van vermeldingen op de factuur die het afval beschrijven en bewijzen dat het verzameld, verwerkt of gebruikt werd, hetzij ingeval van borderellen waarvan de modellen als bijlagen VI en VII hierbij zijn gevoegd, van het niet terugkrijgen van het origineel exemplaar van het traceerbaarheidsborderel.

De bevoegde Overheden oefenen geregeld een controle uit op de toepassing van deze voorschriften overeenkomstig de bepalingen van hoofdstukken IX en X van deze Overeenkomst.

Art. 31.De bepalingen van dit hoofdstuk worden, voor zover dit nog niet gebeurd en relevant is, opgenomen in de bestaande reglementeringen van het federale Ministerie van Volksgezondheid en van de Gewestelijke Ministeries bevoegd voor leefmilieu. HOOFDSTUK VIII. - Verwerking en gebruik van dierlijk afval

Art. 32.Dierlijk afval mag alleen worden gebruikt, verzameld of verwerkt door operatoren die daartoe werden vergund, geregistreerd of erkend door de bevoegde Gewestelijke Overheden, overeenkomstig de reglementaire bepalingen vastgesteld door de Federale en Gewestelijke Overheden.

Dierlijk afval van een bepaalde risicocategorie dient te worden gebruikt, verzameld of verwerkt volgens de voorwaarden die zijn vastgelegd voor het gebruiken, het verzamelen of het verwerken van afval van dezelfde risicocategorie of van een hogere risicocategorie.

De vergunningen, registraties en erkenningen afgeleverd door de Gewestelijke Overheden aan gebruikers, verzamelcentra en verwerkingsbedrijven vermelden de aard en de risicocategorie van het dierlijk afval dat er mag gebruikt, verzameld of verwerkt worden.

Sommige van deze vergunningen, registraties en erkenningen zijn slechts geldig in tijd van nood.

De lijsten van deze vergunde, geregistreerde of erkende bedrijven worden regelmatig bijgewerkt en zullen ter informatie meegedeeld worden door de bevoegde gewestelijke diensten aan de betrokken administraties. Zij zullen ter beschikking gesteld worden op de websites van de bevoegde gewestelijke diensten.

Art. 33.De voorbehandelingen en behandelingen die mogen of moeten worden toegepast op het dierlijk afval evenals het toegestane gebruik van dit afval zijn de volgende : - a. « Gespecificeerd risicomateriaal » : alle gebruik van dit afval is verboden. Het dient vernietigd te worden hetzij door verbranding zonder voorbehandeling, hetzij door verbranding of medeverbranding na voorbehandeling, voor zover de stof waarmee de denaturatie is uitgevoerd zichtbaar blijft na de voorbehandeling of het voorbehandelde materiaal opnieuw gekleurd wordt wanneer de denaturerende stof niet meer zichtbaar of waarneembaar is.

In geval van verbranding of medeverbranding na voorbehandeling moet deze laatste tenminste voldoen aan de volgende parameters : minimale temperatuur van 133° C, minimale druk van 3 bar gedurende ten minste 20 minuten na de verkleining van de deeltjesgrootte van het te verwerken materiaal tot maximaal 5 cm.

Het na deze voorbehandeling bekomen materiaal kan, na akkoord van de bevoegde gewestelijke overheden, onderworpen worden aan een bijkomende fysico-chemische behandeling, met als doel het in overeenstemming te brengen met de technische vereisten van de industriële installaties, specifiek vergund door de bevoegde Gewestelijke Overheid, waarin het vernietigd wordt door gebruik als vervangingsbrandstof. b. « Hoog-risicomateriaal » : 1° Alvorens te worden verwijderd of gebruikt, moet het hoog-risicomateriaal overeenkomstig de volgende bepalingen verwerkt worden : - hoog-risicomateriaal afkomstig van zoogdieren moet ten minste onder de voorwaarden die beantwoorden aan de volgende parameters verwerkt worden : minimale temperatuur van 133° C, minimale druk van 3 bar gedurende tenminste 20 minuten na verkleining van de deeltjesgrootte van het te verwerken tot maximaal 5 cm;het eindproduct dient te voldoen aan daartoe bepaalde bacteriologische criteria. - voor hoog-risicomateriaal afkomstig van andere dieren dan zoogdieren, mag de verwerking gebeuren volgens andere parameters die specifiek moeten worden vastgelegd.

De verwerkte producten kunnen vernietigd worden door verbranding of medeverbranding, onder andere in het kader van een thermische valorisatie als vervangingsbrandstof in door de bevoegde Gewestelijke Overheden aangewezen industriële installaties.

De verwerkte producten kunnen ook als basisgrondstof gebruikt worden voor bepaalde industriële doeleinden op voorwaarde dat ze uitgesloten zijn van enig gebruik voor de menselijke of dierlijke voeding, voor de productie van cosmetische of farmaceutische producten of van organische meststof. 2° Bij gebrek aan één van de in het vorig lid bedoelde bestemmingen, moet de vernietiging gebeuren door directe verbranding of, in uitzonderlijke gevallen en mits afgifte van een specifieke toelating door de bevoegde overheid, door begraving. In afwijking van de voorgaande bepalingen, mag hoog-risicomateriaal afkomstig van in een slachthuis geslachte dieren die niet werden geslacht wegens de aanwezigheid of het vermoeden van een aan de meldingsplicht onderworpen ziekte ook worden gebruikt voor rechtstreekse voedering aan dieren uit dierentuinen of circussen, pelsdieren, honden voor de drijfjacht die deel uitmaken van een erkende jachthondenmeute en voor madenkwekerijen, of nog, voor zover het om kleine hoeveelheden gaat, voor rechtstreekse voedering aan andere dieren waarvan het vlees niet bestemd is voor menselijke consumptie. Om in deze categorie te kunnen worden gerangschikt, moet het betrokken afval vrij zijn van gespecificeerd risicomateriaal. Dit afval moet geïdentificeerd worden overeenkomstig de pertinente bepalingen van hoofdstuk II van deze Overeenkomst. - c. « Laag-risicomateriaal » : laag-risicomateriaal mag, na behandeling, gebruikt worden in de productie van verwerkte dierlijke eiwitten, met name vleesbeendermeel, vleesmeel, beendermeel, bloedmeel, gedroogd plasma en andere bloedproducten, gehydrolyseerde eiwitten, hoefmeel, horenmeel, pluimveeslachtafvalmeel, pluimenmeel, gedroogde kanen, vismeel, dicalciumfosfaat, gelatine en alle andere vergelijkbare producten daarin begrepen mengsels, voedermiddelen, voederadditieven en voormengsels, die dergelijke producten bevatten.

De verwerking van het laag-risicomateriaal : - als het afkomstig is van zoogdieren, moet ten minste voldoen aan de volgende criteria : temperatuur van tenminste 133° C, druk van tenminste 3 bar, minimumduur van 20 minuten en een deeltjesgrootte van ten hoogste 5 cm. - als het afkomstig is van andere dieren dan zoogdieren, moet tenminste de hiervoor vastgestelde bacteriologische parameters respecteren.

Onverminderd de bijzondere regels die eventueel voor de betrokken producten van toepassing zijn, zijn de in het vorige lid voor de verwerking van laag-risicomateriaal vastgestelde voorwaarden niet van toepassing wanneer ze worden gebruikt : - voor de productie van voeders voor gezelschapsdieren (« pet food »); - voor rechtstreekse vervoedering aan dieren uit dierentuinen of circussen, pelsdieren, honden voor de drijfjacht die deel uitmaken van een erkende jachthondenmeute en voor madenkwekerijen, of nog, voor zover het om kleine hoeveelheden gaat, voor rechtstreekse voedering aan dieren waarvan het vlees niet bestemd is voor menselijke consumptie; deze laag-risicomaterialen moeten geïdentificeerd worden overeenkomstig de pertinente bepalingen van hoofdstuk II; of, wanneer het gaat om : - ontvette beenderen voor de productie van gelatine; - huiden en vellen voor de productie van gelatine, collageen en gehydrolyseerde eiwitten, hoeven, hoornen en haar; - klieren, weefsels en organen voor farmaceutisch gebruik; - bloed en bloedproducten; - melk- en melkproducten; - dierlijk afval van niet-herkauwers voor de vervaardiging van gesmolten vet, met uitzondering van bij de vervaardiging verkregen kanen.

Het vervoederen van eiwitten van dierlijke oorsprong aan herkauwers is verboden.

De verwerkte dierlijke eiwitten mogen niet vervoederd worden aan landbouwhuisdieren die worden gehouden, vetgemest of gefokt voor de productie van voedingsmiddelen.

Onverminderd op de betrokken producten toepasbare bijzondere regels is het in het vorig lid bepaalde verbod niet van toepassing op het gebruik van : - vismeel in het voer van andere dieren dan herkauwers; - gelatine afkomstig van andere dieren dan herkauwers als omhulsel voor toevoegingsmiddelen in de zin van richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding; - dicalciumfosfaat en gehydrolyseerde eiwitten verkregen onder de voorwaarden bepaald bij de Europese reglementering; - melk, melkproducten, eieren en eiproducten.

Art. 34.De bepalingen van dit hoofdstuk worden, voor zover dit nog niet gebeurd en relevant is, opgenomen in de bestaande reglementeringen van het federale Ministerie van Volksgezondheid en van de Gewestelijke Ministeries bevoegd voor leefmilieu. HOOFDSTUK IX. - Rol van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Art. 35.De personen, leden van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, aangewezen in toepassing van de wetten van 5 september 1952, van 15 april 1965 en van 24 januari 1977, controleren de toepassing van deze wetten die in het bijzonder bepalen dat de voor menselijke consumptie ongeschikte producten worden bezorgd aan een daartoe erkende inrichting,

Art. 36.Bij de uitvoering van hun prestaties in de producerende inrichtingen die onder hun controle zijn geplaatst, zijn de in artikel 35 beoogde personen ermee belast : - in voorkomend geval hun technische bijstand te verlenen bij het sorteren van het afval in de verschillende risicocategorieën conform de als bijlage I bij deze Overeenkomst gevoegde lijsten : - te controleren of het dierlijk afval de voor menselijke consumptie geschikte producten niet contamineert, het niet terechtkomt in of terugkeert naar het circuit voor producten die geschikt zijn voor menselijke consumptie en geen dierlijk afval van een lagere risicocategorie contamineert; - aan de exploitant van de producerende inrichting telkens wanneer nodig het document te bezorgen waarvan het model « Bewijs van inbeslagneming » voorkomt in bijlage III bij deze Overeenkomst om hem aldus op de hoogte te brengen van de productie van hoog-risicomateriaal of van gespecificeerd risicomateriaal als gevolg van een beslissing bij de keuring of bij de gezondheidscontrole; - voor wat betreft de dierenartsen, rubriek 3bis in te vullen van het « borderel » waarvan het model voorkomt in bijlage VI bij deze Overeenkomst; - geregeld controle uit te oefenen op het gebruik en het bewaren van de traceerbaarheidsborderellen die bevestigen dat het dierlijk afval daadwerkelijk werd opgehaald en verzameld of verwerkt door daartoe vergunde, geregistreerde of erkende bedrijven en daarbij geregeld de overeenstemming na te gaan van de gegevens vermeld op de borderellen en op de facturen van de ophalers. - elke vastgestelde tekortkoming of vermoede inbreuk in verband met de in deze Overeenkomst uiteengezette procedures die voortvloeien uit de gewestelijke regelgeving te melden aan de bevoegde Gewestelijke Overheden.

Art. 37.In bijzondere gevallen kunnen de dierenartsen van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, via een dienstinstructie, ook worden belast met de certificering van bepaalde bijzondere sanitaire voorwaarden met betrekking tot de dieren waarvan het afval afkomstig is, inzonderheid de overeenstemming ervan met bepaalde Europese reglementaire voorschriften.

Art. 38.De personen vernoemd in artikel 35 bevestigen de door hen met toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk uitgevoerde controles door het aanbrengen van de datum en hun stempel en handtekening op de betreffende documenten.

Overeenkomstig hun eigen dienstinstructies, brengen deze personen verslag uit over de inlichtingen die zij in toepassing van dit hoofdstuk aan de Gewestelijke Overheden toezenden. Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen stelt een jaarrapport op van de toegezonden inlichtingen. De permanente evaluatie Commissie, bedoeld in hoofdstuk XIII van deze Overeenkomst, evalueert dit jaarrapport.

Art. 39.De bepalingen van dit hoofdstuk worden, voor zover dit nog niet gebeurd en relevant is, opgenomen in de bestaande reglementeringen van het federale Ministerie van Volksgezondheid. HOOFDSTUK X. - Rol van de Gewestelijke Administraties van Leefmilieu

Art. 40.De bevoegde Gewestelijke Overheden vergunnen, registreren of erkennen, overeenkomstig de Gewestelijke regelgeving ter zake, de ophalers, vervoerders en inrichtingen voor het verzamelen, het gebruiken, het verwerken en het vernietigen van het dierlijk afval.

Zij controleren regelmatig hun activiteiten. Deze controles omvatten in het bijzonder de inrichtings- en exploitatievoorwaarden van de inrichtingen, de voorwaarden van de opslag, het verzamelen, het gebruik en de verwerking van het dierlijk afval en de traceerbaarheid ervan. De periodieke, verplichte aanmeldingen van het opgehaalde afval door de erkende ophalers zullen systematisch worden gecontroleerd. Het vervoer van het dierlijk afval wordt steekproefsgewijs opgevolgd.

Wanneer bij deze controles tekortkomingen worden vastgesteld of inbreuken vermoed in verband met de federale regelgeving op het gebied van volksgezondheid of dierengezondheid, meer bepaald deze regelgevingen die het op de markt brengen, de behandeling, de opslag, het gebruik, de denaturatie of de vernietiging van dierlijk afval of van hun verwerkingsproducten betreft, zullen de bevoegde diensten hiervan worden verwittigd.

Art. 41.Onafhankelijk van het uitgevoerde toezicht in toepassing van de bepalingen van artikel 40, zullen de bevoegde Gewestelijke Overheden een systematische toezicht opzetten over de naleving van de gewestelijke reglementeringen in de inrichtingen die het in deze Overeenkomst bedoeld dierlijk afval voortbrengen. Dit toezicht dient dusdanig opgezet te worden dat al de slachthuizen minstens éénmaal per jaar worden bezocht, en de uitsnijderijen, de vleeswarenfabrieken, de inrichtingen uit de visserijsector evenals de inrichtingen voor opslag, distributie en de detailhandel worden bezocht volgens een willekeurige programmatie rekening houdend met de productieomvang van deze inrichtingen. Het toezicht zal specifiek gericht zijn op de inrichtings- en exploitatievoorwaarden van de producerende inrichtingen evenals op de denaturatie, de opslag, de ophaling en de bestemming van het dierlijk afval.

Er zal bij de controle bijzondere aandacht geschonken worden aan de traceerbaarheid van het dierlijk afval stroomafwaarts van de inrichtingen waar het is voortgebracht.

Tevens zullen er door deze Overheden systematisch documentencontroles worden uitgevoerd teneinde de lijsten van de inrichtingen, die erkend zijn door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, te vergelijken met deze van de inrichtingen waar dierlijk afval wordt opgehaald, volgens de aanmeldingen van het opgehaalde afval gedaan door de erkende ophalers en dit om eventuele tegenstrijdigheden op te sporen.

Art. 42.Wanneer ze door de bevoegde personen van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen erover zijn ingelicht dat tekortkomingen zijn vastgesteld of inbreuken vermoed in inrichtingen die onder hun toezicht vallen, zullen de bevoegde Gewestelijke Overheden ambtshalve een onderzoek instellen dat in voorkomend geval een plaatsbezoek zal omvatten. Zij delen aan de melder schriftelijk het resultaat van het onderzoek mee. Een opvolgingsrapport hieromtrent dient jaarlijks toegezonden te worden aan de administraties waartoe deze personen behoren.

Art. 43.Bij vaststelling van overtredingen ter gelegenheid van de uitgevoerde controles door de Gewestelijke Overheden zal er, al naargelang het geval, een inlichting, een waarschuwing of een proces verbaal dat kan leiden tot een administratieve boete of een strafrechtelijke vervolging, opgesteld worden. Er kan overgegaan worden tot bestuurlijke maatregelen zoals schorsing of intrekking, geheel of gedeeltelijk, van de vergunning, de registratie of de erkenning. In voorkomend geval zal er een schorsing of opheffing van de Milieuvergunning voorgesteld worden aan de bevoegde overheid, hetzij gewestelijk, provinciaal of gemeentelijk. Zonodig zullen de bevoegde Gewestelijke Overheden, op kosten van de overtreder, tot de ophaling van het betreffend dierlijk afval laten overgaan.

Art. 44.De bevoegde personen van de Gewestelijke Overheden brengen verslag uit over de controles die zij, in toepassing van dit hoofdstuk en volgens hun eigen dienstinstructies, hebben uitgevoerd. De bevoegde Gewestelijke Overheden stellen een jaarrapport op van deze uitgevoerde controles. De permanente evaluatie Commissie, bedoeld in hoofdstuk XIII van deze Overeenkomst, zal het jaarrapport evalueren.

Art. 45.De bepalingen van dit hoofdstuk worden, voor zover dit nog niet gebeurd en relevant is, opgenomen in de bestaande reglementeringen en dienstinstructies van de Gewestelijke Ministeries bevoegd voor leefmilieu. HOOFDSTUK XI. - Afwijkingsbepalingen

Art. 46.De bepalingen van het hoofdstuk VII van deze Overeenkomst zijn niet van toepassing op het dierlijk afval dat als grondstof gebruikt wordt voor : a) de vervaardiging van cosmetische producten, geneesmiddelen, medische hulpmiddelen, of op uitgangsmateriaal of tussenproducten ervan voor zover de bijzondere regels die hierop betrekking hebben worden toegepast en nageleefd, inzonderheid het niet-gebruik van hoog- en gespecificeerd risicomateriaal;b) de vervaardiging van voedingsgelatine, voor zover de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 5 december 2000 betreffende voedingsgelatine worden nageleefd, inzonderheid wat de toegelaten grondstoffen bepaald in de artikelen 6 en 7 et het gebruik van het in artikel 8 bepaalde handelsdocument voor het vervoer van grondstoffen betreft.

Art. 47.De bepalingen van de hoofdstukken IV tot en met VI van deze Overeenkomst zijn niet van toepassing op het dierlijk afval bestemd voor tentoonstellingen, productie van trofeeën, onderwijs, wetenschappelijk onderzoek, bijzondere studies of analyses op voorwaarde dat bij het einde van deze onderzoeken, het niet gebruikte dierlijk afval de bestemming krijgt toegewezen zoals aangeduid door de gewestelijke reglementering;

Voor het in het vorige lid beoogde gebruik is een bijzondere toelating vanwege de bevoegde gewestelijke dienst nodig, toegestaan na advies van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen wanneer het hoog- of gespecificeerd risicomateriaal betreft.

Het gebruik van het in dit artikel bedoelde dierlijk afval kan slechts gebeuren door tussenkomst van de inrichtingen die over de in het vorige lid beoogde toelating beschikken en volgens specifieke voorwaarden, geval per geval bepaald door de gewestelijke dienst, in voorkomend geval na advies van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. Deze voorwaarden omvatten eveneens de bestemming van het niet gebruikt dierlijk afval.

De toelating vermeldt eveneens de eventuele voorwaarden voor de denaturatie, geeft de lijst van de producerende inrichtingen waarvan het bedoelde dierlijk afval kan bekomen worden, evenals een lijst van vervoerders en ophalers die als enigen gemachtigd zijn.

Het « borderel voor de traceerbaarheid van dierlijk afval » dat voor het in dit artikel vermelde dierlijk afval in toepassing van hoofdstuk VII van deze Overeenkomst gebruikt dient te worden, is voorzien in bijlage VII van deze Overeenkomst.

Art. 48.De bepalingen van dit hoofdstuk worden, voor zover nodig, opgenomen in de relevante reglementering van het Federaal Ministerie van Volksgezondheid en van de Gewestelijke Ministeries van leefmilieu. HOOFDSTUK XII. - Bepalingen betreffende de financiering

Art. 49.De kosten van de prestaties verricht in uitvoering van deze Overeenkomst door de bevoegde personen van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en van de Gewestelijke Ministeries bevoegd voor leefmilieu, zijn ten laste van hun respectievelijke administraties.

Art. 50.Behalve wanneer een bijzondere reglementering het anders bepaalt, zijn de kosten voor het vervoer, het ophalen, het opslaan, het verzamelen, het gebruiken, het verwerken of vernietigen van dierlijk afval, inclusief dat wat administratief of gerechtelijk in beslag is genomen, volledig ten laste van de eigenaar of de invoerder van het dierlijk afval. Bij diens ontstentenis zijn zij ten laste van de producent of de houder.

Art. 51.Indien geen enkele van de in voorgaand artikel bedoelde personen tijdig kan worden geïdentificeerd, bekostigt de dienst die de inbeslagname heeft gedaan, ten bewarende titel, de verwijdering van het dierlijk afval.

Art. 52.De bepalingen van dit hoofdstuk worden, voor zover dit nog niet gebeurd en relevant is, opgenomen in de bestaande reglementeringen van het federale Ministerie van Volksgezondheid en van de Gewestelijke Ministeries bevoegd voor leefmilieu. HOOFDSTUK XIII. - Slotbepalingen

Art. 53.Met betrekking tot de bepalingen van deze Overeenkomst die dienen uitgevoerd door de Administraties onder hun bevoegdheid, zullen de ondergetekende Ministers, binnen de maand volgend op de ondertekening, middels dienstinstructies de nodige maatregelen ter uitvoering uitvaardigen.

Art. 54.Met betrekking tot de bepalingen van deze Overeenkomst die dienen opgelegd aan derden, zullen de ondergetekende Ministers, binnen de zes maanden volgend op de ondertekening, de wettelijke middelen voorstellen en de nodige reglementering uitvaardigen die noodzakelijk zijn voor de uniforme toepassing ervan in het hele land.

Art. 55.De leidinggevende ambtenaren van de in de aanhef van deze Overeenkomst vernoemde diensten kunnen in gezamenlijk overleg de bijlagen aanpassen. Anderzijds kunnen zij ook, in gezamenlijk overleg, het beschikkend gedeelte wijzigen om het in overeenstemming te brengen met wijzigingen van de Europese regelgeving betreffende zijn toepassingsgebied.

Art. 56.De vernoemde leidinggevende ambtenaren zullen een permanente Commissie ter evaluatie van de toepassing van deze Overeenkomst oprichten. De coördinatie van deze Commissie wordt toevertrouwd aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.

Iedere éénzijdige wijziging van een reglementering in verband met het toepassingsgebied van deze Overeenkomst dient medegedeeld te worden aan deze Commissie.

Gedaan te Brussel op 10 januari 2003.

J. TAVERNIER, Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu Mevr. V. DUA, Minister van Leefmilieu en Landbouw D. GOSUIN, Minister van Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel

Bijlage I LIJST VAN DIERLIJK AFVAL HOOFDSTUK I. - Laag-risicomateriaal 1. Producten die, vanwege hun aard, niet bestemd zijn voor rechtstreekse menselijke consumptie en die, tegelijk : - afkomstig zijn van voor menselijke consumptie geslachte of bij jacht of visvangst gevangen dieren die daartoe geschikt werden verklaard bij een keuring of een gezondheidsonderzoek door een dierenarts; - geen enkel ernstig gevaar inhouden voor de verspreiding van ziekten bij mens en dier.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. Producten die bestemd zijn voor menselijke consumptie en die, tegelijk : - afkomstig zijn van voor menselijke consumptie geslachte of bij jacht of visvangst gevangen dieren die daartoe geschikt werden verklaard na een keuring of een gezondheidsonderzoek door een dierenarts; - geen enkel gevaar inhouden voor de gezondheid van mens en dier; - aan hun primaire bestemming werden onttrokken om technologische of commerciële redenen of op grond van hun productiewerkwijze.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3. Producten van niet aan de veterinaire keuring onderworpen dieren. In open zee gevangen vis voor de productie van vismeel, overeenkomstig de gewestelijke reglementering dienaangaande.

Mogen in geen geval als laag-risicomateriaal worden beschouwd, de in dit hoofdstuk bedoelde producten die, al naargelang het geval : - bedorven zijn en daardoor gevaar voor de gezondheid van mens en dier opleveren; - afkomstig zijn van dieren die het voorwerp vormden van overtreding op de wet van 15 juli 1985 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale werking, anti-hormonale werking, beta-adrenergische werking of productie-stimulerende werking bij dieren; - afkomstig zijn van dieren die een grotere dan de toegestane hoeveelheid contaminanten of andere stoffen met farmacologische werking of residuen daarvan bevatten; - gecontamineerd zijn met hoog-risicomateriaal of met gespecificeerd risicomateriaal, of die dergelijk materiaal bevatten. HOOFDSTUK II. - Gespecificeerd risicomateriaal Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bizons worden gelijkgesteld met runderen.

Onder ingewanden verstaat men het gehele spijsverteringskanaal van het duodenum tot en met het rectum. De ingewanden mogen worden geledigd.

Wat de kop betreft, behoren de tong, de neus, de onderkaak en de kauwspieren niet tot het gespecificeerde risicomateriaal.

Als echter geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid die wordt geboden door het koninklijk besluit van 4 juli 1996 betreffende de algemene en bijzondere exploitatievoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen om de eetbare delen van kopbeenderen van de kop te scheiden in een expliciet daartoe erkende uitsnijderij, moet de kop in zijn geheel als gespecificeerd risicomateriaal behandeld worden.

Bij het wegnemen van de neus moeten de oogkassen, de schedelholte en het schedeldak intact blijven.

Bovendien, moeten als gespecificeerd risicomateriaal behandeld worden, de gehele koppen van herkauwers van meer dan 12 maanden oud : - die ongeschikt werden verklaard voor menselijke consumptie; - die werden geslacht als een particuliere slachting of als een noodslachting; - die afkomstig zijn van een dier waarbij een niet-veralgemeende cysticercosis werd vastgesteld.

Evenwel mogen de inwendige en uitwendige kauwspieren van herkauwers van meer dan 12 maanden die een particuliere slachting hebben ondergaan, in het slachthuis worden uitgesneden met het oog op menselijke consumptie.

Het darmscheil dat in zijn geheel moet worden vernietigd (met inbegrip van het vet dat het bevat) omvat het grote en kleine net niet.

Onder wervelkolom moet worden verstaan de wervels behalve de staartwervels en de dorsale wortelganglia en andere bij de wervelkolom gelegen zenuwweefsels waarvan het vlees moet worden verwijderd. De dwarsuitsteeksels van de borst- en lendenwervels evenals de vleugels van het heiligbeen worden niet als gespecificeerd risicomateriaal beschouwd.

De krengen of karkassen afkomstig van met overdraagbare spongiforme encefalopathie aangetaste of verdacht aangetaste herkauwers, de karkassen, het slachtafval en dierlijk afval, met inbegrip van huiden, poten, hoornen en bloed, afkomstig van het slachten van dieren die aan een snelle test voor BSE-diagnose werden onderworpen waarvan het resultaat ongunstig of twijfelachtig is, alsook de dieren die niet aan die test werden onderworpen terwijl die verplicht was, moeten behandeld worden als gespecificeerd risicomateriaal.

De krengen of karkassen waarvan het gespecificeerde risicomateriaal niet werd verwijderd terwijl die bewerking verplicht is, moeten als gespecificeerd risicomateriaal behandeld worden.

Het vlees of het dierlijk afval dat is verontreinigd met gespecificeerd risicomateriaal moeten eveneens als gespecificeerd risicomateriaal behandeld worden.

Het gespecificeerd risicomateriaal kan verwijderd worden in de hierna volgende inrichtingen voor zover deze inrichtingen aan de hiertoe vastgestelde voorwaarden voldoen : - slachthuizen : tonsillen, ingewanden, darmscheil, milt, ruggenmerg en eventueel de wervelkolom, evenals gehele koppen van herkauwers ouder dan twaalf maanden die ongeschikt voor menselijke consumptie zijn verklaard, die als particuliere slachting of noodslachting werden aangeboden of nog door niet-uitgezaaide cysticercose zijn aangetast; - uitsnijderijen : wervelkolom van runderen ouder dan twaalf maanden en, onder bepaalde voorwaarden, schedels (met inbegrip van de hersenen en de ogen) van runderen, schapen en geiten; - lokalen bestemd voor het uitbenen en versnijden van vers vlees in inrichtingen voor de vervaardiging van gehakt, vleesbereidingen en vleesproducten : wervelkolom van runderen ouder dan twaalf maanden; - lokalen bestemd voor het uitbenen en versnijden in winkels voor vers vlees : werkvelkolom van runderen ouder dan twaalf maanden.

Voor een toelating om de wervelkolommen te verwijderen, moet de exploitant van een slachthuis een speciale techniek kunnen aanwenden waarbij het tegelijkertijd mogelijk is de vereisten na te leven bij het doorzagen van de karkassen en het hygiënisch behandelen van het vlees, meer bepaald de verplichting om het dier hangend te bewerken.

Om de gehele koppen van runderen, schapen en geiten ouder dan twaalf maanden in een uitsnijderij te mogen uitbenen, moet deze inrichting speciaal te dien einde door de Minister van Volksgezondheid zijn erkend.

Om de wervelkolommen van runderen ouder dan twaalf maanden te mogen verwijderen in de lokalen bestemd voor het uitbenen en versnijden in de winkels voor vers vlees (slagerijen, vleesafdelingen in grootwarenhuizen, leurhandel in vers vlees), moeten deze inrichtingen hiertoe speciaal vergund zijn door de Minister van Volksgezondheid en aan de speciale voorwaarden ter zake voldoen.

HOOFDSTUK III. - Hoog-risicomateriaal 1. Alle dierlijk afval dat niet voorkomt in de hoofdstukken I en II van deze bijlage is hoogBrisicomateriaal.2. Voor de rechtstreekse voedering van bepaalde dieren bruikbaar hoog-risicomateriaal. Hoog-risicomateriaal waarvan de keurder vaststelt dat het afkomstig is van voor de menselijke voeding geslachte of bij jacht of visvangst gevangen dieren en dat naar aanleiding van een veterinaire keuring ongeschikt werd verklaard om een reden die volledig losstaat van enig vermoeden of aanwezigheid van een ziekte met meldingsplicht of een op de mens of andere dieren overdraagbare ziekte, mag, op voorwaarde dat de keurder bevestigt dat aan die voorwaarden is voldaan, worden gebruikt in madenkwekerijen of voor rechtstreekse voedering van dieren in dierentuinen of circussen, pelsdieren, honden voor de drijfjacht die deel uitmaken van een erkende jachthondenmeute of van dieren waarvan het vlees niet bestemd is voor rechtstreekse menselijke consumptie.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Mogen in geen geval voor dat doel worden gebruikt, de in dit hoofdstuk bedoelde producten die al naargelang het geval : - bedorven zijn en daardoor gevaar opleveren voor de gezondheid van mens en dier; - afkomstig zijn van dieren die het voorwerp vormden van overtreding op de wet van 15 juli 1985 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale werking, anti-hormonale werking, beta-adrenergische werking of productie-stimulerende werking bij dieren; - afkomstig zijn van dieren die een grotere dan de toegestane hoeveelheid contaminanten of andere stoffen met farmacologische werking of residuen daarvan bevatten; - gecontamineerd zijn met gespecificeerd risicomateriaal of die dergelijke materiaal bevatten.

Bijlage II Voorwaarden bij de productie van dierlijk afval In de erkende inrichtingen, de grensinspectieposten en de detailhandel mag, behalve de eigenlijke productie, geen dierlijk afval worden gemanipuleerd, verwerkt of opgeslagen met behulp van uitrusting of in lokalen of ruimten die bestemd zijn voor producten die geschikt zijn voor menselijke consumptie.

De productie van afval van verschillende risicocategorieën door eenzelfde inrichting houdt in dat deze over verschillende circuits daarvoor dient te beschikken, meer bepaald voor wat de uitrusting en de opslaglokalen betreft.

Bij ontstentenis hiervan zal al het in de inrichting voortgebrachte dierlijk afval gelijkgesteld worden met de hoogste risicocategorie van dierlijk afval dat er wordt voortgebracht.

Deze bepaling geldt evenzeer voor het laag-risicomateriaal voortgebracht op de slachtlijnen die niet beschikken over een bufferopslag waardoor dierlijk afval afkomstig van karkassen die ongeschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie kan worden weggehaald.

De exploitanten van de inrichtingen waar gespecificeerd risicomateriaal geproduceerd wordt, zijn er toe gehouden de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad op te volgen betreffende de bescherming van het personeel dat gespecificeerd risicomateriaal behandelt.

Volgende voorwaarden dienen te worden opgevolgd : A) Inrichting en uitrusting 1. Alle inrichtingen. In alle inrichtingen moeten de recipiënten en verpakkingen die voor dierlijk afval zijn bestemd, een welbepaalde kleur hebben al naargelang van de categorie en in het bijzonder uitsluitend voor dat gebruik bestemd zijn.

De recipiënten en verpakkingen bestemd voor gespecificeerd risicomateriaal zijn in elk geval van een gele kleur en zijn duidelijk voorzien van de vermelding GRM in letters van tenminste 15 cm hoog.

Deze recipiënten zijn speciaal voorbehouden voor dit gebruik.

De recipiënten en verpakkingen gebruikt voor het verzamelen en stockeren van laag-risicomateriaal moeten duidelijk geïdentificeerd zijn aan de hand van etiketten waarop de woorden « niet bestemd voor menselijke consumptie » aangebracht zijn in letters van tenminste 2 cm groot. Deze recipiënten moeten speciaal voor dat gebruik bestemd zijn.

Iedere inrichting waar dierlijk afval geproduceerd wordt, dient over een uitrusting te beschikken, vast of mobiel, die toelaat iedere categorie van dierlijk afval die overgedragen wordt aan de ophaler werkelijk te wegen. Deze uitrusting dient aangepast te zijn aan de omvang en de aard van de uitgevoerde activiteiten in de inrichting om aldus te kunnen voldoen aan de verplichting van de weging zonder het ophalen ervan te hinderen. 2. Voor het intracommunautaire handelsverkeer erkende inrichtingen. Al deze inrichtingen dienen tenminste te beschikken over speciale waterdichte, corrosiebestendige recipiënten voorzien van een deksel en een sluitingssysteem om te verhinderen dat onbevoegden er iets uit kunnen nemen, bestemd om vers vlees, vleesbereidingen, vleesproducten of bijproducten van dierlijke oorsprong die ongeschikt zijn voor menselijke consumptie op te slaan, of een afsluitbaar lokaal hiervoor indien daarvan zo grote hoeveelheden bestaan dat een dergelijk lokaal noodzakelijk is of indien het dierlijk afval niet dagelijks wordt opgehaald of vernietigd. Wanneer het dierlijk afval via afvoerbuizen wordt verwijderd moeten deze zo zijn gebouwd en geplaatst dat ieder risico op contaminatie vermeden wordt.

De slachthuizen voor pluimvee of konijnen dienen bovendien over een afzonderlijke afsluitbare voorziening te beschikken voor de opslag van karkassen, delen van karkassen of slachtafval die ongeschikt of schadelijk voor de menselijke consumptie zijn bevonden of verklaard, tenzij er voor dit doel gesloten recipiënten aanwezig zijn buiten de bedrijfsgebouwen.

De slachthuizen voor slachtdieren dienen bovendien te beschikken over een afzonderlijk, afsluitbaar en gekoeld lokaal voor de opslag van karkassen, delen van karkassen of slachtafval die ongeschikt of schadelijk voor menselijke consumptie zijn bevonden of verklaard, eventueel aangevuld met gesloten recipiënten die zich buiten de gebouwen bevinden.

De slachthuizen dienen ook te beschikken over een lokaal of een specifieke voorziening voor de opslag van de pluimen of de huiden. 3. Voor inrichtingen met geringe capaciteit. Al deze inrichtingen dienen tenminste te beschikken over speciale waterdichte, corrosiebestendige recipiënten voorzien van een deksel en een sluitingssysteem om te verhinderen dat onbevoegden er iets uit kunnen nemen, bestemd om vlees in op te slaan dat ongeschikt is voor menselijke consumptie en dat dient verwijderd of vernietigd te worden.

De slachthuizen voor slachtdieren dienen bovendien te beschikken over een afzonderlijk, gekoeld en afsluitbaar lokaal voor de opslag van karkassen, delen van karkassen of slachtafval die ongeschikt of schadelijk voor menselijke consumptie zijn bevonden of verklaard, eventueel aangevuld met gesloten recipiënten die zich buiten de gebouwen bevinden. 4. Detailhandel. Al deze inrichtingen dienen tenminste te beschikken over waterdichte, duidelijk gemerkte recipiënten om dierlijk afval in op te slaan, en die zijn voorzien van een sluiting om te verhinderen dat onbevoegden er afvalstoffen uit verwijderen of aan toevoegen.

In de verkooppunten van vers vlees waar gespecificeerd risicomateriaal geproduceerd wordt, dient al het dierlijk afval zoals de beenderen, de vetten, de afval van het opschikken en het gespecificeerd risicomateriaal verzameld en opgeslagen te worden in dezelfde recipiënten. Al dit verzameld dierlijk afval moet dan ook als gespecificeerd risicomateriaal behandeld worden.

B) Exploitatie 1. Erkende inrichtingen. De werkplaatsen mogen niet gebruikt worden voor de bewerking, bereiding, verwerking, verpakking of opslag van waren die niet geschikt zijn voor menselijke consumptie.

Het dierlijk afval en ander slachtafval dat niet bestemd is voor menselijke consumptie, het vlees dat ongeschikt is bevonden of verklaard voor de menselijke consumptie en het vlees dat tot nader onderzoek in observatie is aangehouden, dienen onmiddellijk op zodanige manier verwijderd te worden dat er geen enkel gevaar op contaminatie of bezoedeling van voor menselijke consumptie geschikt vlees kan ontstaan. Zij mogen niet in contact kunnen komen met dit vlees en dienen zo spoedig mogelijk ondergebracht te worden in uitrustingen, recipiënten of lokalen die respectievelijk en exclusief voor dit doel bestemd zijn en zo ontworpen en geplaatst zijn dat contaminatie en bezoedeling van voor menselijke consumptie geschikt vlees voorkomen wordt.

De karkassen, delen van karkassen en slachtafval die definitief ongeschikt voor menselijke consumptie of schadelijk zijn bevonden of verklaard, dienen gedenatureerd te worden, indien nodig in het bijzijn en volgens de instructies van de dierenarts, door de exploitant van het slachthuis of de inrichting waar de keuring is uitgevoerd. De noodzakelijke middelen hiertoe worden door de exploitant ter beschikking gesteld.

De recipiënten die zich in de werklokalen bevinden voor het verzamelen van dierlijk afval en van vlees dat ongeschikt is voor menselijke consumptie dienen elke dag na gebruik geledigd, gereinigd en ontsmet te worden.

In de lokalen of afzonderlijke plaatsen bestemd voor de opslag van ongeschikt of schadelijk verklaard vlees mag noch vlees worden opgeslagen dat geschikt wordt verklaard, noch vlees dat tot nader onderzoek in observatie wordt aangehouden, noch andere voedingsmiddelen.

Het personeel dient vanwege de exploitant de nodige informatie en opleiding te ontvangen die nodig is voor de uitvoering van zijn taken voortvloeiend uit deze Overeenkomst. 2. Detailhandel Het afval moet behandeld en opgeslagen worden op zodanige hygiënische wijze dat zo veel als mogelijk de contaminatie van het vlees, van het gereedschap, van de uitrusting en van de lokalen voorkomen wordt. C) Lijst van stoffen die mogen worden gebruikt bij de denaturatie Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Door de bepalingen van dit punt in de relevante reglementering van het federaal Ministerie van Volksgezondheid te integreren, wordt een termijn van een jaar voorzien om het gebruik van Tartrazine te verbieden zodat de denaturatie alleen nog mag worden uitgevoerd met behulp van de hierboven vermelde blauwe kleurstof.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^