Etaamb.openjustice.be
Overeenkomst van 17 november 2016
gepubliceerd op 14 december 2016

Verordening met betrekking tot het geldelijk statuut van het niet-gesubsidieerd onderwijzend personeel van de Franse Gemeenschapscommissie en van het onderwijzend personeel dat wordt gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en dat geniet van een weddecomplement ten laste van de Franse Gemeenschapscommissie

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2016031792
pub.
14/12/2016
prom.
17/11/2016
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 NOVEMBER 2016. - Verordening met betrekking tot het geldelijk statuut van het niet-gesubsidieerd onderwijzend personeel van de Franse Gemeenschapscommissie en van het onderwijzend personeel dat wordt gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en dat geniet van een weddecomplement ten laste van de Franse Gemeenschapscommissie


De Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie heeft aangenomen en Wij, het College, bekrachtigen en verkondigen hetgeen volgt :

Artikel 1.§ 1. Deze verordening is van toepassing op alle personeelsleden die onder de toepassing vallen van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 28 mei 2009 tot vaststelling van het statuut van bepaalde categorieën van onderwijzende personeelsleden van het door de Franse Gemeenschapscommissie ingerichte onderwijs, die noch onder de toepassing vallen van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, noch onder die van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra. § 2. Deze verordening is eveneens van toepassing op het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd onderwijzend en hiermee gelijkgesteld personeel dat geniet van een weddecomplement ten laste van de Franse Gemeenschapscommissie.

Art. 2.Het gebruik in deze verordening van de mannelijke vorm is gemeenslachtig om de leesbaarheid van de tekst te garanderen, onverminderd de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de namen van beroep.

Art. 3.De bepalingen die zijn opgenomen in het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende geldelijk statuut van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs zijn mutatis mutandis van toepassing op het in artikel 1 bedoelde personeel.

Art. 4.De bepalingen die zijn opgenomen in het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 25 oktober 1993 houdende geldelijk statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap, zijn mutatis mutandis van toepassing op het in artikel 1 bedoelde personeel.

Art. 5.Onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 12, 21 en 22, zijn de bepalingen die opgenomen zijn in de volgende documenten mutatis mutandis van toepassing op het personeel bedoeld in het artikel 1 : - het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 22 april 1969 tot vaststelling van de vereiste titels van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel, van het maatschappelijk personeel der inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en hoger onderwijs buiten de universiteit van de Franse Gemeenschap en van de internaten die van deze inrichtingen afhangen; - in het koninklijk besluit van 27 juni 1974 tot vaststelling op 1 april 1972 van de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, van de leden van de inspectiedienst die instaan voor de bewaking van deze instellingen, van de leden van de inspectiedienst van het gesubsidieerd lager onderwijs en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat; - in het koninklijk besluit van 30 juli 1975 met betrekking tot de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor technisch en secundair beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie; - in het koninklijk besluit van 30 juli 1975 met betrekking tot de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het buitengewoon voorschools en lager onderwijs; - in het koninklijk besluit van 4 augustus 1975 met betrekking tot de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het buitengewoon secundair onderwijs.

Art. 6.Onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 12 en 22, zijn de bepalingen die zijn opgenomen in het koninklijk besluit van 15 maart 1974 tot vaststelling op 1 april 1972 van de weddeschalen van het personeel van de leergangen voor sociale promotie die onder het Ministerie van Nationale Opvoeding en Franse Cultuur en het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur ressorteren, mutatis mutandis van toepassing op het in artikel 1 bedoelde personeel.

Art. 7.De bepalingen, die zijn opgenomen in het ministerieel besluit van 20 augustus 1959 tot vaststelling van de duur der in aanmerking komende diensten welke de leden van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs als waarnemer gepresteerd hebben, zijn mutatis mutandis van toepassing op het in artikel 1 bedoelde personeel.

Art. 8.De bepalingen die zijn opgenomen in het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 11 september 1990 tot regeling van de toekenning van een toelage aan de personeelsleden van het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs en aan de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, die tijdelijk aangesteld worden in een beter bezoldigd ambt dan dat waarin zij vast benoemd zijn, zijn mutatis mutandis van toepassing op het in artikel 1 bedoelde personeel.

Art. 9.De bepalingen die zijn opgenomen in artikel 3 van het decreet van 12 juli 1990 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, zijn mutatis mutandis van toepassing op het in artikel 1 bedoelde personeel.

Art. 10.De bepalingen die zijn opgenomen in het koninklijk besluit van 13 juni 1976 tot regeling van de toekenning van een toelage aan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel van het onderwijs van de Franse Gemeenschap en aan de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap die voorlopig aangesteld zijn in een selectie- of bevorderingsambt, zijn mutatis mutandis van toepassing op het in artikel 1 bedoelde personeel.

Art. 11.Voor de toepassing van deze verordening, omvat de erkende nuttige ervaring alle beroepservaring van een minimale duur van 2 jaar die het voor het personeelslid mogelijk heeft gemaakt om een nuttige ervaring op te doen voor het ambt dat hij dient uit te oefenen.

Het personeelslid maakt elk document, dat een bewijs kan leveren van deze ervaring, over aan de administratie, die na analyse de Minister bevoegd voor Onderwijs verzoekt om een akkoord inzake de valorisatie van deze nuttige ervaring.

Art. 12.Aanvullend bij de bepalingen die zijn opgenomen in het koninklijk besluit van 27 juni 1974 tot vaststelling op 1 april 1972 van de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het gesubsidieerd lager onderwijs en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat en bij de bepalingen die zijn opgenomen in het koninklijk besluit van 15 maart 1974 tot vaststelling op 1 april 1972 van de weddeschalen van het personeel van de leergangen voor sociale promotie die onder het Ministerie van Nationale Opvoeding en Franse Cultuur en het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur ressorteren, worden de barema's van de volgende ambten als volgt toegewezen A. Wervingsambt 1. Van het onderwijzend personeel Belast met cursussen : Houder van een diploma van hoger onderwijs van de 1e of 2e graad : 1/800e, per lesuur, van het gemiddelde van het minimumwedde en het maximumwedde van de weddeschaal 301/2 Houder van een universitair diploma : 1/800e, per lesuur van het gemiddelde van het minimumwedde en het maximumwedde van de weddeschaal 501/2 Houder van een universitair diploma + CAPAES : 1/800e, per lesuur, van het gemiddelde van het minimumwedde en het maximumwedde van de weddeschaal 502/2 § 2.Van het opvoedend hulppersoneel 1. Sportinstructeur : Houder van een G.H.S.O. of H.S.T.O. en beschikkend over een erkende nuttige ervaring 125 Houder van een G.H.S.O. of H.S.T.O. en houder van een document dat uitgaat van een erkende sportfederatie en dat zijn ervaring in het betrokken domein bewijst 159 2. Studiemeester-opvoeder : Houder van een G.H.S.O. of H.S.T.O. 122 Houder van een G.H.S.O. of H.S.T.O. en beschikkend over een erkende nuttige ervaring 125 Houder van een H.T.S.1g of S.T.L.1g (indien 900 lestijden) 857 of 394 Houder van een H.T.S.1g of S.T.L.1g (indien 900 lestijden) + GBB/CNTM 301 of 358 Houder van een bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de sociale of pedagogische categorie met ten minste 900 lestijden 301 of 358 3. Studiemeester-opvoeder in een internaat : Houder van een G.H.S.O. of H.S.T.O. 125 Houder van een bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de sociale of pedagogische categorie met ten minste 900 lestijden 301 Houder van een bekwaamheidsbewijs van de 2e of 3e graad 301 § 3. Van het administratief personeel 1. Secretaris-bibliothecaris : Houder van een G.H.S.O. of H.S.T.O. 122 Houder van een G.H.S.O. of H.S.T.O. en beschikkend over een erkende nuttige ervaring 125 Houder van een bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de sociale of pedagogische categorie met ten minste 900 lestijden 301 2. Econoom in een internaat : Houder van een G.H.S.O. of H.S.T.O. en beschikkend over een erkende nuttige ervaring 125 Houder van een H.T.S.1g 301 Houder van een licentiaats- of masterdiploma 359 3. Medewerker : Onder medewerker wordt elke personeelslid verstaan die tijdelijk aangeworven is om zijn expertise te verlenen bij een bijzonder project met betrekking tot het onderwijs of om een tijdelijk ontoereikende staffunctie aan te vullen en waarvan het ambt niet hernomen wordt in dit artikel. Houder van een diploma van hoger onderwijs van de 1e of 2e graad 301 Houder van een universitair diploma 501 § 4. Van het paramedisch personeel Zorgkundige : Houder van een G.H.S.O. (in een specialiteit behorende tot het ambt) + erkende nuttige ervaring 125 Houder van een brevet van verpleger 159 B. Selectieambt 1. Opvoeder-chef 231 2.Verantwoordelijke van het praktijkrestaurant van het CERIA 231 C. Bevorderingsambt 1. Pedagogisch Inspecteur 507 2.Beheerder van het internaat 164 3. Beheerder 164 4.Verantwoordelijke van de schoolrefters 377

Art. 13.§ 1. De door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde personeelsleden die door de Provincie Brabant of de Franse Gemeenschapscommissie een geldelijke anciënniteit erkend hebben gekregen die hoger ligt dan deze die wordt toegestaan door de Franse Gemeenschap, verkrijgen een complement dat gelijk is aan het door het erkende anciënniteitsverschil gegenereerde weddeverschil. § 2. De door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde personeelsleden die door de Provincie Brabant of de Franse Gemeenschapscommissie een barema toegewezen hebben gekregen dat recht geeft op een voordeligere weddeschaal dan deze die wordt toegewezen door de Franse Gemeenschap, verkrijgen een complement dat gelijk is aan het door het baremaverschil gegenereerde weddeverschil.

Art. 14.De personeelsleden bedoeld in het artikel 1, § 1 van deze verordening, die toegewezen zijn aan een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs van de Franse Gemeenschapscommissie en houder zijn van een getuigschrift van bekwaamheid tot het opvoeden van leerlingen met specifieke behoeften, verkrijgen een weddecomplement dat gelijk is aan het complement dat verleend wordt aan de gesubsidieerde personeelsleden door de Franse Gemeenschap op basis van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 september 1991 tot toekenning van een bijwedde aan de personeelsleden van het gespecialiseerd onderwijs die houder zijn van het getuigschrift van bekwaamheid tot het opvoeden van leerlingen met specifieke behoeften.

De weddebijslag wordt gelijk met de wedde en volgens dezelfde bezoldigingswijze vereffend.

Art. 15.Aan de in artikel 1 bedoelde personeelsleden, wordt een haard- of standplaatstoelage toegekend onder dezelfde voorwaarden als deze die van toepassing zijn op de personeelsleden van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie.

Art. 16.Het aan de in artikel 1 bedoelde personeelsleden toegekende vakantiegeld wordt berekend en vereffend overeenkomstig de bepalingen die zijn opgenomen in hoofdstuk VII van titel 1 van het decreet van 20 juli 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/07/2006 pub. 25/08/2006 numac 2006029111 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende verschillende maatregelen inzake leerplichtonderwijs, hoger onderwijs, cultuur en permanente opvoeding sluiten houdende verschillende maatregelen inzake leerplichtonderwijs, hoger onderwijs, cultuur en permanente opvoeding.

Art. 17.De aan de in artikel 1 bedoelde personeelsleden toegekende eindejaarstoelage wordt berekend en vereffend overeenkomstig de bepalingen die zijn opgenomen in het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt.

Art. 18.Een vergoeding wegens begrafeniskosten wordt toegekend in geval van overlijden van een personeelslid overeenkomstig de bepalingen die zijn opgenomen in het koninklijk besluit van 19 juni 1967 tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van sommige personeelsleden, die onder het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur ressorteren.

Art. 19.In geval van een opwaardering van een barema of een herziening van een aan een ambt gekoppeld barema door de Regering van de Franse Gemeenschap, wordt de toepassing van de artikelen 3 tot en met 18 van deze verordening voorafgaand onderworpen aan een overleg in Sector XV en aan de goedkeuring van het College.

Art. 20.§ 1. In afwijking van artikel 12, punt A., Wervingsambt, § 2, 3., Studiemeester-opvoeder in een internaat, behouden de op de goedkeuringsdatum van deze verordening over barema 359 beschikkende personeelsleden het voornoemde barema, voor zover zij het ambt van studiemeester-opvoerder in een internaat uitoefenen.

Art. 21. § 1. Tot 30 juni 2010, genieten de hieronder opgesomde personeelsleden voor de berekening van hun niet-gesubsidieerd weddecomplement van de volgende barema's Voor het « Institut Robaye » : Directeur : 5/100e van het gemiddelde van het minimumwedde en het maximumwedde van de weddeschaal 311/2 Studiemeester-opvoeder 157 § 2. Het hieronder bedoelde personeelslid geniet voor de berekening van zijn wedde en pensioen, van het volgende barema : Ombudsman : Houder van een G.H.S.O. of H.S.T.O. en beschikkend over een erkende nuttige ervaring 358

Art. 22.Paramedische personeelsleden die vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening beschikten over een weddecomplement voor buitengewone en veranderlijke dienstverstrekkingen, die terzelfdertijd bestaan uit nachtwerk, zondagswerk en werk op feestdagen (10 % van de eerste weddentrap van de weddeschaal die overeenstemt met hun ambt) behouden dit voordeel.

Art. 23.§ 1. De personeelsleden bedoeld in het artikel 1, §§ 1 en 2, die genieten van de bepalingen uit de provinciale Resolutie van 28 oktober 1976 tot toekenning van een aanvullende bezoldiging aan bepaalde personeelsleden die werkzaam zijn in het bijzonder onderwijs op de datum van de goedkeuring van deze verordening, behouden hun recht op deze compensatie. § 2. De personeelsleden bedoeld in § 1 genieten eveneens een complement van 15 %, berekend op basis van het vakantiegeld en de eindejaarstoelage.

Art. 24.De in artikel 1, § 1, van deze verordening bedoelde personeelsleden die vóór 31 december 1994 vast benoemd werden door de Provincie Brabant behouden het recht op een pensioen dat wordt berekend volgens de teksten die de door de Provincie Brabant toegekende pensioenen regelen.

Art. 25.In afwijking van de bepalingen van deze verordening, blijven de personeelsleden van het onderwijs, die ten laatste op 31 december 1994 werden aangesteld door de Provincie Brabant, genieten van de gunstigere bepalingen die zijn opgenomen in de Resoluties van de Provincieraad van Brabant met betrekking tot de het geldelijk statuut.

Art. 26.Deze verordening heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008, met uitzondering van het artikel 14 dat in werking treedt op de dag van de ondertekening ervan.

Brussel, 15 juli 2016.

De Voorzitster, De Secretaris, De Griffier, Brussel, 17 november 2016.

Voor de Brusselse Franstalige Regering : De Minister-presidente van de Brusselse Franstalige Regering, bevoegd voor de Begroting, het Onderwijs, het Schooltransport, de Kinderopvang, Sport en Cultuur, Mevr. F. LAANAN De Minister van de Brusselse Franstalige Regering bevoegd voor de Sociale Samenhang en Toerisme, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Franstalige Regering bevoegd voor het openbaar ambt, het gezondheidsbeleid, Mevr. C. JODOGNE De Minister van de Brusselse Franstalige Regering bevoegd voor de beroepsopleiding, D. GOSUIN De Minister van de Brusselse Franstalige bevoegd voor het Hulpbeleid voor personen met een handicap, de Sociale Actie, het Gezin en internationale Betrekkingen, Mevr. C. FREMAULT

^