Etaamb.openjustice.be
Overeenkomst van 18 september 2002
gepubliceerd op 09 november 2002

Verordening tot wijziging van de verordening van 16 april 1997 tot uitvoering van artikel 80, 5°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2002022911
pub.
09/11/2002
prom.
18/09/2002
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 SEPTEMBER 2002. - Verordening tot wijziging van de verordening van 16 april 1997 tot uitvoering van artikel 80, 5°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994


Het Beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 80, 5°, en de artikelen 87, eerste lid en 113, derde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 juni 2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip « gemiddeld dagloon » wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 juni 2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip « gemiddeld dagloon » wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 223bis en 223ter;

Gelet op de verordening van 16 april 1997 tot uitvoering van artikel 80, 5°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 10, § 1, 23, 24, 25, 26, 28, 29, 31, tweede lid, 35, eerste en tweede lid, 36, eerste en tweede lid, 40, tweede lid, 42, § 1, eerste en derde lid, en § 2, eerste lid, Hoofdstuk II, Hoofdstuk IIbis, ingevoegd bij de verordening van 1 juli 2002, bijlage III, gewijzigd bij de verordeningen van 29 oktober 1997, 19 juli 2000, 19 september 2001 en 1 juli 2002, en bijlage IV;

Na erover te hebben beraadslaagd tijdens zijn zittingen van 17 juli 2002 en 18 september 2002, Besluit :

Artikel 1.In artikel 10, § 1, van de verordening van 16 april 1997 tot uitvoering van artikel 80, 5°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen door het volgende lid : « In afwijking van het vorige lid, moeten de ondernemingen die voor het inlichtingsblad of voor de voormelde verklaring betreffende de verzekeringsvoorwaarden vereenvoudige modellen wensen te gebruiken, hiertoe een aanvraag indienen bij de leidend ambtenaar van de dienst voor uitkeringen of bij de door hem aangestelde ambtenaar, die een beslissing zal nemen na onderzoek van elk voorstel.Het vereenvoudiging model mag niet afwijken van de inhoud, noch van de nummering en de chronologische volgorde van de rubrieken van het model, opgenomen in de bijlagen III en IV. » 2° het volgende lid wordt ingevoegd tussen het tweede en het derde lid : De afwijkingen toegestaan voor modellen van het inlichtingsblad of van de voormelde verklaring betreffende de verzekeringsvoorwaarden, die golden vóór 1 januari 2003, lopen af op deze datum.»

Art. 2.Artikel 23 van dezelfde verordening wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 23.Voor de gerechtigde die bij de aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid verbonden is, hetzij door een arbeidsovereenkomst, hetzij door een leerovereenkomst, of die arbeidt onder gelijkaardige voorwaarden, is het gederfde loon gelijk aan het gemiddeld dagloon bepaald overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip « gemiddeld dagloon » wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht.

Voor de werknemer die recht heeft op een vast maandloon, is het gemiddeld dagloon gelijk aan 1/26e van het maandloon.

Voor de werknemer die recht heeft op een vast uurloon, wordt het gemiddeld dagloon bekomen door dit uurloon te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de teller overeenstemt met het gemiddeld aantal arbeidsuren per week van de werknemer en de noemer gelijk is aan zes.

Voor de werknemer met een variabel loon wordt het gemiddeld dagloon bekomen door het normale loon van de arbeidscyclus te delen door het aantal werkdagen van die cyclus.

Het gemiddeld dagloon van de werknemer voor wie de sociale zekerheidsbijdragen worden berekend op een forfaitair dagloon, is gelijk aan dit forfaitair dagloon in geval van een tewerkstelling in een wekelijkse arbeidsregeling van zes dagen.

Het gemiddeld dagloon voor de overuren die op regelmatige wijze gepresteerd worden, wordt bekomen door het loon voor de overuren van de referteperiode, gedekt door dit loon, te delen door het aantal werkdagen in die periode. »

Art. 3.Artikel 24 van dezelfde verordening wordt opgeheven.

Art. 4.Artikel 25 van dezelfde verordening wordt opgeheven.

Art. 5.Artikel 26 van dezelfde verordening wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 26.Voor de tijdelijke leerkracht is het gemiddeld dagloon gelijk aan 1/312e van het jaarloon waarop hij aanspraak had kunnen maken de eerste dag van zijn arbeidsongeschiktheid. »

Art. 6.Artikel 28 van dezelfde verordening wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 28.Voor de gerechtigde die is tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst voor uitvoering van tijdelijke arbeid, wordt het gederfde loon berekend overeenkomstig artikel 23, of artikel 27, indien hij is tewerkgesteld als uitzendkracht. »

Art. 7.Artikel 29 van dezelfde verordening wordt opgeheven.

Art. 8.In artikel 31, tweede lid van dezelfde verordening worden de woorden « jaarlijkse vakantie » vervangen door de woorden « wettelijke vakantie, vakantie krachtens algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst of bijkomende vakantie » en worden de woorden « onder de wapens is geroepen of is wederopgeroepen » vervangen door de woorden « zijn militieverplichtingen vervult. »

Art. 9.In artikel 35 van dezelfde verordening worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door het volgende lid : « Voor de gerechtigde die bij de aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid in gedeeltelijke beroepsloopbaanonderbreking is en een onderbrekingsuitkering ontvangt, wordt de uitkering berekend op basis van het deeltijds gederfde loon bepaald overeenkomstig artikel 23.»; 2° in het tweede lid worden de woorden « prestaties in de voltijdse arbeidsregeling » vervangen door de woorden « arbeidsprestaties ».

Art. 10.Een artikel 35bis wordt ingevoegd in dezelfde verordening, luidend als volgt : «

Art. 35bis.Voor de gerechtigde die bij de aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid in volledige beroepsloopbaanonderbreking is en een onderbrekingsuitkering ontvangt, wordt de uitkering, toegekend bij het verstrijken van het tijdvak van beroepsloopbaanonderbreking, berekend op basis van het gemiddeld dagloon dat in aanmerking zou worden genomen op de eerste dag van zijn arbeidsongeschiktheid indien hij zijn beroepsloopbaan niet had onderbroken. »

Art. 11.In artikel 36 van dezelfde verordening worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « halftijds werkt » vervangen door de woorden « in halftijds brugpensioen is »;2° in het tweede lid worden de woorden « overeenkomstig artikel 25 » vervangen door de woorden « op basis van het halftijds gederfde loon bepaald overeenkomstig artikel 23 ».

Art. 12.In artikel 40, tweede lid, van dezelfde verordening worden de woorden « de artikelen 23 of 25 » vervangen door de woorden « het artikel 23 ».

Art. 13.In artikel 42 van dezelfde verordening worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste en derde lid, worden de woorden « artikel 25 » vervangen door de woorden « artikel 23 »;2° in § 2, eerste lid, worden de woorden « artikel 25 » vervangen door de woorden « artikel 23 ».

Art. 14.In Hoofdstuk II van dezelfde verordening worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° een afdeling V wordt ingevoegd, luidend als volgt : « Afdeling V.- In aanmerking te nemen gederfd loon voor de rekening van de uitkering voor vaderschapsverlof bedoeld in artikel 114, vierde lid, van de gecoördineerde wet

Art. 52bis.Het gederfde loon dat in aanmerking genomen moet worden voor de berekening van de uitkering toegekend tijdens het vaderschapsverlof, bedoeld in de artikelen 221 en 222 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996, wordt bepaald overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 23 tot 44. De bepalingen van artikel 42, § 1, tweede lid, zijn echter niet van toepassing voor de berekening van de uitkering tijdens het vaderschapsverlof bedoeld in artikel 221 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996.

Voor de gerechtigde die, bij de aanvang van de periode van vaderschapsverlof bedoeld in de artikelen 221 en 222 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 gebonden is door en leerovereenkomst bedoeld in de wet van 19 juli 1983 op het leerlingenwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst, wordt het gederfde loon berekend overeenkomstig artikel 30, § 2, eerste lid. » 2° een afdeling VI wordt ingevoegd, luidend als volgt : « Afdeling VI.- Te vervullen formaliteiten voor het bekomen van de uitkering tijdens het vaderschapsverlof bedoeld in artikel 114, vierde lid, van de gecoördineerde wet

Art. 52ter.Bij ontvangst van de aanvraag voor vaderschapsverlof, bedoeld in de artikelen 221 of 222 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996, bezorgt de verzekeringsinstelling de gerechtigde een inlichtingsblad, in voorkomend geval, een verklaring betreffende de in het kader van de sector uitkeringen gestelde voorwaarden van verzekering, evenals een bewijs van arbeidshervatting of van werkloosheid, overeenkomstig de modellen vastgesteld door het Beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen.

De gerechtigde stuurt zo snel mogelijk het inlichtingsblad of, in voorkomend geval, de verklaring betreffende de in het kader van de sector uitkeringen gestelde voorwaarden van verzekering, naar behoren ingevuld en ondertekend door zijn werkgever, door hemzelf, en in voorkomend geval, door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, door de instelling belast met de uitbetaling van de werkloosheidsuitkeringen of de debiteur van de prestaties inzake arbeidsongevallen of beroepsziekten, terug aan zijn verzekeringsinstelling.

De gerechtigde stuurt eveneens aan zijn verzekeringsinstelling, binnen de acht dagen die volgen op het einde van het tijdvak van vaderschapsverlof, bedoeld in artikel 114, vierde lid, van de gecoördineerde wet, een verklaring terug overeenkomstig het model vastgesteld door het Beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen, ingevuld, gedateerd en ondertekend door zijn werkgever of door de instelling belast met de uitbetaling van de werkloosheidsuitkeringen, waarin de datum wordt vermeld waarop de betrokkene het werk of de gecontroleerde werkloosheid heeft hervat.

In de situatie, bedoeld in artikel 222 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996, moet bij die verklaring, een bewijsstuk gevoegd worden van de verplegingsinrichting, waarin de datum wordt vermeld waarop de hospitalisatie van de moeder een einde heeft genomen. » 3° een afdeling VII wordt ingevoegd, luidend als volgt : « Afdeling VII.- Te vervullen formaliteiten voor het bekomen van de uitkering voor borstvoedingspauze, bedoeld in artikel 116bis van de gecoördineerde wet

Art. 52quater.De werkgever bezorgt de betrokkene uiterlijk op de datum van uitbetaling van het loon een attest overeenkomstig het model in bijlage XI, dat het aantal halve uren borstvoedingspauze vermeldt toegekend aan de gerechtigde tijdens de verstreken periode, en het bedrag van het bruto-uurloon dat de betrokkene niet heeft ontvangen ingevolge de borstvoedingspauzes. De werkgever bevestigt met dit attest dat de betrokkene de nodige bewijsstukken heeft overgemaakt die nodig zijn voor de toekenning van de voormelde pauzes.

De gerechtigde bezorgt dit attest, dat als een aanvraag geldt voor uitbetaling, aan haar ziekenfonds. Het ziekenfonds doet de nodige verificaties en gaat over tot uitbetaling binnen de dertig dagen na de ontvangst van het attest. »

Art. 15.Hoofdstuk IIbis van dezelfde verordening, dat artikel 52bis omvat, ingevoegd bij de verordening van 1 juli 2002, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Hoofdstuk IIbis. - Bepalingen die van toepassing zijn op het vaderschapsverlof en het adoptieverlof, bedoeld in de artikelen 223bis en 223ter van het koninklijk besluit van 3 juli 1996. Afdeling I. - In aanmerking te nemen gederfd loon voor de berekening

van de uitkering voor vaderschapsverlof en adoptieverlof bedoeld in de artikelen 223bis en 223ter van het koninklijk besluit van 3 juli 1996

Art. 52quinquies.Het gederfde loon dat in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van de uitkering voor de zeven dagen vaderschaps- en adoptieverlof, bedoeld in de artikelen 223bis en 223ter van het koninklijk besluit van 3 juli 1996, is het gederfde loon dat is vastgesteld overeenkomstig de artikelen 23 tot 28, dat zou zijn toegekend voor die dagen, indien de werknemer niet met vaderschaps- of adoptieverlof zou zijn geweest.

Om het dagloon vast te stellen bedoeld in het eerste lid, wordt evenwel geen rekening gehouden met het aantal werkdagen gelegen in de referentieperiode, maar met het aantal dagen tijdens welke de werknemer normaal gewerkt zou hebben tijdens deze periode.

Voor de uitzendkracht en voor de seizoenarbeider, bedoeld in artikel 27, wordt het gederfde loon bepaald overeenkomstig artikel 27, § 1, zonder dat op dit loon de op grond van die bepaling vastgestelde reductiecoëfficiënt moet worden toegepast. Afdeling II. - Te vervullen formaliteiten voor het bekomen van de

uitkering voor vaderschaps- en adoptieverlof bedoeld in de artikelen 223bis en 223ter van het koninklijk besluit van 3 juli 1996

Art. 52sexies.§ 1. De werknemer die aanspraak wenst te maken op de uitkering voor vaderschapsverlof, bedoeld in artikel 223bis van het koninklijk van 3 juli 1996, moet hiertoe een aanvraag indienen bij de verzekeringsinstelling waarbij hij is aangesloten. Bij die aanvraag moet een uittreksel van de geboorteakte van het kind worden gevoegd.

Bij ontvangst van de aanvraag bezorgt de verzekeringsinstelling de gerechtigde een inlichtingsblad, in voorkomend geval, een verklaring betreffende de in het kader van de sector uitkeringen gestelde voorwaarden van verzekering, overeenkomstig de modellen die door het Beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen zijn vastgesteld.

Op het einde van het vaderschapsverlof stuurt de gerechtigde het inlichtingsblad terug aan zijn verzekeringsinstelling evenals, in voorkomend geval, de verklaring betreffende de in het kader van de sector uitkeringen gestelde voorwaarden van verzekering, beiden naar behoren ingevuld en ondertekend. § 2. De werknemer die aanspraak wenst te maken op de uitkering voor adoptieverlof bedoeld in artikel 223ter van het koninklijk besluit van 3 juli 1996, moet hiertoe een aanvraag indienen bij de verzekeringsinstelling waarbij hij is aangesloten. Opdat die aanvraag in aanmerking kan worden genomen, moet het kind deel uitmaken van het gezin van de werknemer. Dit bewijs volgt uit de informatie, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, of bij gebrek daaraan, uit een document dat de inschrijving van het kind aantoont in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de werknemer zijn verblijfplaats heeft, als deel uitmakend van zijn gezin.

Bij ontvangst van de aanvraag bezorgt de verzekeringsinstelling de gerechtigde een inlichtingsblad, in voorkomend geval, een verklaring betreffende de in het kader van de sector uitkeringen gestelde voorwaarden van verzekering, overeenkomstig de modellen die door het Beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen zijn vastgesteld.

Op het einde van het adoptieverlof stuurt de gerechtigde het inlichtingsblad terug aan zijn verzekeringsinstelling evenals, in voorkomend geval, de verklaring betreffende de in het kader van de sector uitkeringen gestelde voorwaarden van verzekering, beide naar behoren ingevuld en ondertekend.

Art. 16.De bijlage III bij dezelfde verordening, gewijzigd door de verordeningen van 29 oktober 1997, 19 juli 2000, 19 september 2001 en 1 juli 2002, wordt vervangen door de bijgevoegde bijlage.

Art. 17.De bijlage IV van dezelfde verordening wordt vervangen door de bijgevoegde bijlage.

Art. 18.De bijgevoegde bijlage XI wordt ingevoegd in dezelfde verordening.

Art. 19.Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2003 en is van toepassing op arbeidsongeschiktheden, tijdvakken van moederschapsbescherming, vaderschaps- en adoptieverloven die een aanvang nemen vanaf deze datum, met uitzondering van de artikelen 14, 3° en 18, die uitwerking hebben vanaf 1 juli 2002. De Voorzitter, V. DE GRIJSE De Leidend Ambtenaar, P. DE MILT

Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

begin


Publicatie : 2002-11-09 Numac : 2002022911

^