Etaamb.openjustice.be
Overeenkomst van 21 april 1997
gepubliceerd op 26 mei 1998

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek India tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van ontduiking van de belasting naar het inkomen, en het Protocol, ondertekend te Brussel 26 april 1993

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
1998015033
pub.
26/05/1998
prom.
21/04/1997
ELI
eli/wet/1997/04/21/1998015033/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 APRIL 1997. - Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek India tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van ontduiking van de belasting naar het inkomen, en het Protocol, ondertekend te Brussel 26 april 1993 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt:

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77, eerste lid, 6°, van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek India tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van ontduiking van de belasting naar het inkomen, en het Protocol, ondertekend te Brussel 26 april 1993, zullen volkomen uitwerking hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 21 april 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Minister van Financiën en Buitenlandse Handel, Ph. MAYSTADT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek India tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van ontduiking van de belasting naar het inkomen De Regering van het Koninkrijk België en De Regering van de Republiek India, Wensende een Overeenkomst te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, Zijn het volgende overeengekomen : HOOFDSTUK I. - Werkingssfeer van de overeenkomst Artikel 1 Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is Deze overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.

Artikel 2 Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is 1. Deze Overeenkomst is van toepassing op alle belastingen geheven naar het gehele inkomen of naar bestanddelen van het inkomen, daaronder begrepen belastingen naar winsten uit de verkoop, ruiling of overdracht van roerende of onroerende goederen en belastingen naar het totale bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen.2. De uitdrukking « belastingen » omvat niet de bedragen die verschuldigd zijn ingevolge een gebrek of een verzuim met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, noch de bedragen die een boete vertegenwoordigen die in verband met deze belastingen is opgelegd.3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is zijn : (a) In India : (i) de inkomstenbelasting (income tax), met inbegrip van alle opcentiemen (surcharge) op de inkomstenbelasting;en (ii) de bijbelasting (surtax), (hierna te noemen « Indiase belasting »). (b) In België : (i) de personenbelasting; (ii) de vennootschapsbelasting; (iii) de rechtspersonenbelasting; (iv) de belasting der niet-verblijfhouders; (v) de met de personenbelasting gelijkgestelde bijzondere heffing, met inbegrip van de voorheffingen, de opdeciemen en opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende belastingen op de personenbelasting, (hierna te noemen « Belgische belasting »).4. De Overeenkomst is ook van toepassing op elke gelijke of in wezen gelijksoortige belasting die na de datum van ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen wordt geheven.De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar van tijd tot tijd alle belangrijke wijzigingen die in hun onderscheidene belastingwetten zijn aangebracht, mede. HOOFDSTUK II. - Begripsbepalingen Artikel 3 Algemene Bepalingen 1. In deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist : (a) betekent de uitdrukking « India » het grondgebied van India en omvat de territoriale zee en de daarboven liggende luchtruimte, alsmede elke andere maritieme zone waarin India, volgens de Indiase wetgeving en in overeenstemming met het internationale recht, soevereine rechten, andere rechten en rechtsmacht uitoefent;(b) betekent de uitdrukking « België » het Koninkrijk België;in aardrijkskundig verband gebruikt, betekent zij het nationale grondgebied, de territoriale zee en elk ander gebied in zee waar België, in overeenstemming met het internationale recht, soevereine rechten of zijn rechtsmacht uitoefent; (c) betekenen de uitdrukkingen « een overeenkomstsluitende Staat » en « de andere overeenkomstsluitende Staat » India of België, al naar het zinsverband vereist;(d) betekent de uitdrukking « bevoegde autoriteit » : - in India de « Central Government in the Ministry of Finance (Department of Revenue) » of de gemachtigde vertegenwoordiger daarvan, en - in België, de Minister van Financiën of zijn gemachtigde vertegenwoordiger;(e) betekent de uitdrukking « belasting » de « Indiase belasting » of de « Belgische belasting », al naar het zinsverband vereist;(f) omvat de uitdrukking « persoon » een natuurlijke persoon, een vennootschap en elk ander lichaam dat als een belastbare eenheid wordt behandeld volgens de geldende belastingwetten van de overeenkomstsluitende Staat waarvan dat lichaam inwoner is;(g) betekent de uitdrukking « vennootschap » in India elk lichaam dat een vennootschap is of dat volgens de Indiase belastingwetgeving als een vennootschap wordt behandeld, en in België elk lichaam dat een vennootschap is of dat volgens de Belgische belastingwetgeving als een rechtspersoon wordt behandeld;(h) betekenen de uitdrukkingen « onderneming van een overeenkomstsluitende Staat » en « onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat » onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;(i) betekent de uitdrukking « internationaal verkeer » elk vervoer door een schip of luchtvaartuig dat door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt geëxploiteerd, behalve indien het schip of het luchtvaartuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd;(j) betekent de uitdrukking « onderdaan » : (i) elke natuurlijke persoon die de nationaliteit van een overeenkomstsluitende Staat bezit; (ii) elke rechtspersoon, personenvennootschap en vereniging die zijn of haar rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in een overeenkomstsluitende Staat van kracht is. 2. Voor de toepassing van de Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet erin omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Artikel 4 Inwoner 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking « inwoner van een overeenkomstsluitende Staat » iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, inwoner is van die Staat voor de toepassing van de belastingen van die Staat waarop de Overeenkomst van toepassing is.2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, gelden de volgende regels met betrekking tot zijn status van inwoner voor de toepassing van de Overeenkomst : (a) hij wordt geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft;indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (hierna te noemen « middelpunt van de levensbelangen »); (b) indien niet kan worden bepaald in welke overeenkomstsluitende Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar hij gewoonlijk verblijft;(c) indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij onderdaan is;(d) indien hij onderdaan is van beide overeenkomstsluitende Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen. Artikel 5 Vaste inrichting 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking « vaste inrichting » een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.2. De uitdrukking « vaste inrichting » omvat in het bijzonder : (a) een plaats waar leiding wordt gegeven;(b) een filiaal;(c) een kantoor;(d) een fabriek;(e) een werkplaats of een opslagplaats;(f) een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen;(g) een installatie of constructie gebruikt voor de exploratie of exploitatie van natuurlijke rijkdommen;(h) het verstrekken van diensten of inrichtingen in verband met het onderzoek naar, de winning van of de produktie van minerale oliën, of het leveren van verhuurde uitrustingen en machines die worden gebruikt of die bestemd zijn om te worden gebruikt bij de bovengenoemde werkzaamheden;(i) een gebouw gebruikt als verkooppunt of voor het opnemen of opsporen van bestellingen;(j) een plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of montagewerkzaamheden of werkzaamheden van toezicht daarop, indien de duur van dat bouwwerk die constructie- of montagewerkzaamheden of die werkzaamheden van toezicht (te samen met eventuele andere dergelijke bouwwerken, constructie- of montagewerkzaamheden of werkzaamheden van toezicht) zes maanden overschrijdt, of indien die werkzaamheden van toezicht als bijkomende verrichtingen bij de verkoop van machines of bedrijfsmiddelen niet langer dan zes maanden duren en de voor die constructie- of montagewerkzaamheden of werkzaamheden van toezicht verschuldigde prijs hoger is dan tien ten honderd van de verkoopprijs van de machines of bedrijfsmiddelen.3. De uitdrukking « vaste inrichting » wordt niet aanwezig geacht indien : (a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag of uitstalling van aan de onderneming toebehorende goederen;(b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag of uitstalling;(c) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;(d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend met het oog op wetenschappelijk onderzoek voor de onderneming.4. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 5, wordt een persoon die in een overeenkomstsluitende Staat voor een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat werkzaam is, als een vaste inrichting van die onderneming in de eerstbedoelde Staat aangemerkt, indien : (a) hij een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in die Staat gewoonlijk uitoefent, tenzij zijn werkzaamheden beperkt blijven tot de aankoop van goederen voor die onderneming, of (b) hij in de eerstbedoelde Staat gewoonlijk een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen aanhoudt waaruit die persoon regelmatig goederen aflevert voor die onderneming;of (c) hij in de eerstbedoelde overeenkomstsluitende Staat gewoonlijk bestellingen opneemt, uitsluitend of bijna uitsluitend voor de onderneming zelf, of voor de onderneming en andere ondernemingen die door de eerste onderneming worden beheerst of die haar beheersen.5. Een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij in die andere Staat zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.Wanneer de werkzaamheden van die makelaar, commissionair of vertegenwoordiger uitsluitend of nagenoeg uitsluitend worden uitgeoefend voor rekening van die onderneming zelf of van die onderneming en andere ondernemingen die haar beheersen, die worden beheerst door, of die onderhevig zijn aan hetzelfde toezicht als die onderneming, wordt hij evenwel niet geacht een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van deze paragraaf te zijn. 6. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat een vennootschap beheerst, of door een vennootschap wordt beheerst, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere overeenkomstsluitende Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt één van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere. HOOFDSTUK III. - Belastingheffing naar het inkomen Artikel 6 Inkomsten uit onroerende goederen 1. Inkomsten uit onroerende goederen mogen worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar deze goederen zijn gelegen.2. De uitdrukking « onroerende goederen » heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen.De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen. Schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd. 3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreekse genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep. Artikel 7 Ondernemingswinst 1. Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat is slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting.Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mag de winst van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij kan worden toegerekend aan (a) die vaste inrichting; (b) verkopen van goederen in de andere Staat van dezelfde of soortgelijke aard als die welke door de vaste inrichting worden verkocht; of (c) andere handelsverrichtingen uitgeoefend in de andere Staat van dezelfde of soortgelijke aard als die welke door de vaste inrichting worden uitgevoerd. 2. Indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, wordt in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winst toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen indien zij een zelfstandige onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is geheel onafhankelijk zou handelen.3. (a) Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van het bedrijf van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders, onder voorbehoud van de beperkingen in de belastingwetgeving van die Staat.Indien ingevolge de wetgeving van de Staat waar de vaste inrichting is gelegen het bedrag van de kosten van leiding en van de algemene beheerskosten dat voor aftrek in aanmerking kan komen moet worden beperkt, en die beperking wordt versoepeld of te niet gedaan door een Overeenkomst die is gesloten tussen die Staat en een derde Staat die lid is van de OESO, en die na de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst in werking treedt, zal de bevoegde autoriteit van die Staat, onmiddellijk na de inwerkingtreding van die Overeenkomst, de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat kennis geven van de bepalingen van de overeenstemmende paragraaf in die Overeenkomst met die derde Staat en zullen, indien de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat daarom verzoekt, de bepalingen van deze subparagraaf door een protocol dienovereenkomstig worden aangepast. (b) Geen aftrek wordt evenwel toegelaten ter zake van bedragen die, in voorkomend geval, door de vaste inrichting (anders dan tot terugbetaling van werkelijke kosten) worden betaald aan de hoofdzetel van de onderneming of aan een van haar andere zetels, als royalty's, honoraria of andere soortgelijke betalingen voor het gebruik van octrooien of andere rechten, of als commissie of andere vergoedingen voor het verstrekken van specifieke diensten of voor het geven van leiding, of, behalve in het geval van een bankonderneming, als interest van aan de vaste inrichting geleend geld.Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting zal evenmin rekening worden gehouden met bedragen die door de vaste inrichting (anders dan tot terugbetaling van werkelijke kosten) ten laste worden gelegd van de hoofdzetel van de onderneming of van een van haar andere zetels, als royalty's, honoraria of andere soortgelijke betalingen voor het gebruik van octrooien of andere rechten, of als commissie of andere vergoedingen voor het verstrekken van specifieke diensten of voor het geven van leiding, of, behalve in het geval van een bankonderneming, als interest van aan de hoofdzetel van de onderneming of aan een van haar andere zetels geleend geld. 4. Voor zover het in een overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen winst te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet paragraaf 2 of paragraaf 3 die overeenkomstsluitende Staat niet de te belasten winst te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling;de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen. 5. Geen winst wordt aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van de aankoop door die vaste inrichting van goederen met het oog op de uitvoer daarvan naar de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is.6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen wordt de aan de vaste inrichting toe te rekenen winst van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.7. Indien in de winst inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel Artikel 8 Zeevaart en luchtvaart 1.Inkomsten die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat behaalt uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer zijn in de andere overeenkomstsluitende Staat vrijgesteld van belasting. 2. Voor de toepassing van dit artikel : (a) zal interest uit fondsen die rechtstreeks zijn verbonden met de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer, worden beschouwd als inkomsten uit de exploitatie van dergelijke schepen of luchtvaartuigen en zijn de bepalingen van artikel 11 niet van toepassing met betrekking tot zulke interest;bijgevolg mag op die inkomsten geen bronbelasting worden ingehouden; (b) omvatten inkomsten uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer inkomsten die een onderneming als bedoeld in paragraaf 1 behaalt uit het vervoer over zee of door de lucht, respectievelijk van passagiers, post, levende have of goederen door de eigenaars of huurders of bevrachters van schepen of luchtvaartuigen, met inbegrip van : (i) de verkoop van biljetten voor zulk vervoer voor rekening van andere ondernemingen; (ii) elke andere werkzaamheid die rechtstreeks is verbonden met zulk vervoer; (iii) het verhuren van schepen of luchtvaartuigen met volledige uitrusting, bemanning en voorraden, of het verhuren van onbemande schepen of luchtvaartuigen wanneer zulks gepaard gaat met enige werkzaamheid die met zulk vervoer rechtstreeks is verbonden; (c) omvatten inkomsten uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer inkomsten uit het gebruik, het onderhoud of de verhuring van laadkisten (daaronder begrepen opleggers en het daarbij behorende gerei voor het vervoer van laadkisten) in verband met het vervoer van goederen in internationaal verkeer, indien de inkomsten worden verkregen uit een werkzaamheid die gepaard gaat met enige werkzaamheid die met zulk vervoer rechtstreeks is verbonden.3. De bepalingen van dit artikel zijn ook van toepassing op inkomsten verkregen uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam. Artikel 9 Afhankelijke ondernemingen Indien (a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of (b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, en in het ene of in het andere geval, tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag winst die één van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast. Artikel 10 Dividenden 1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.2. Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 15 % van het brutobedrag van de dividenden. Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald. 3. De uitdrukking « dividenden », zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten uit andere rechten in vennootschappen die volgens de wetgeving van de Staat waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is, op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken. Die uitdrukking betekent ook inkomsten - zelfs indien zij worden toegekend in de vorm van interest - van belegde kapitalen van vennoten in vennootschappen, niet zijnde vennootschappen op aandelen, die inwoner zijn van België. 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden.In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing. 5. Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat winst of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen van dividenden die door de vennootschap worden betaald, behalve voor zover die dividenden aan een inwoner van die andere Staat worden betaald of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in die andere Staat gelegen vaste inrichting of vaste basis, noch de niet-uitgedeelde winst van de vennootschap aan een belasting op niet-uitgedeelde winst onderwerpen, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn. Artikel 11 Interest 1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag in die andere Staat worden belast.2. Deze interest mag echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan : (a) 10 percent van het brutobedrag van de interest, indien die interest wordt betaald ter zake van leningen van alle aard toegestaan door een bank;en (b) 15 percent van het brutobedrag van de interest, in al de andere gevallen.3. De uitdrukking « interest », zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek of al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, daaronder begrepen premies en loten op die effecten;voor de toepassing van dit artikel omvat de uitdrukking « interest » echter niet interest die overeenkomstig artikel 10, paragraaf 3, tweede zin, als dividenden wordt behandeld. 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden.In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing. 5. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de schuld, ter zake waarvan de interest wordt betaald werd aangegaan en de interest ten laste komt van die vaste inrichting of die vaste basis, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd. 6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing.In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat.

Artikel 12 Royalty's en vergoedingen voor technische bijstand 1. Royalty's en vergoedingen voor technische bijstand afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.2. Deze royalty's en vergoedingen voor technische bijstand mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's of vergoedingen voor technische bijstand een inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 20 % van het brutobedrag van de royalty's of vergoedingen voor technische bijstand.3. (a) De uitdrukking « royalty's », zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms, en films of banden voor radio of televisie, van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, alsmede voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, nijverheids- of handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.(b) De uitdrukking « vergoedingen voor technische bijstand », zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook, niet zijnde vergoedingen betaald aan een werknemer van de schuldenaar van de vergoedingen of aan een natuurlijke persoon voor de uitoefening van een zelfstandig beroep als bedoeld in artikel 14, die aan een persoon worden betaald ter zake van diensten van leidinggevende of technische aard of ter zake van adviezen, daaronder begrepen het verstrekken van diensten door technische of andere personeelsleden.4. De bepalingen van paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's of de vergoedingen voor technische bijstand, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's of de vergoedingen voor technische bijstand afkomstig zijn, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty's of de vergoedingen voor technische bijstand verschuldigd zijn, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden.In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing. 5. Royalty's en vergoedingen voor technische bijstand worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat.Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's of de vergoedingen voor technische bijstand, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de verbintenis uit hoofde waarvan de betalingen worden betaald werd aangegaan, en de betalingen ten laste komen van die vaste inrichting of die vaste basis, worden de royalty's of de vergoedingen voor technische bijstand geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd. 6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty's of de vergoedingen voor technische bijstand, gelet op het gebruik, het recht, de inlichtingen of de technische bijstand waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de royalty's of de vergoedingen voor technische bijstand belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat.

Artikel 13 Vermogenswinst 1. Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6 die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mogen in die andere Staat worden belast.2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van die vaste basis, mogen in die andere Staat worden belast.3. Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.4. Voordelen verkregen uit de vervreemding van aandelen in het kapitaal van een vennootschap waarvan het vermogen, onmiddellijk of middellijk, hoofdzakelijk bestaat uit in een overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen, mogen in die Staat worden belast.5. Voordelen verkregen uit de vervreemding van aandelen, niet zijnde aandelen als bedoeld in paragraaf 4, die een deelneming van ten minste 10 % vertegenwoordigen in het kapitaal van een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, mogen in die Staat worden belast.6. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de paragrafen 1, 2, 3, 4 en 5 zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is. Artikel 14 Zelfstandige beroepen 1. Inkomsten verkregen door een natuurlijke persoon die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere zelfstandige werkzaamheden van soortgelijke aard zijn slechts in die Staat belastbaar;deze inkomsten mogen evenwel ook in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast : (a) indien die inwoner in de andere overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt;in dat geval mag slechts het deel van de inkomsten dat aan die vaste basis kan worden toegerekend, in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast; of (b) indien zijn verblijf in de andere overeenkomstsluitende Staat zich uitstrekt over een tijdvak of tijdvakken die gedurende het desbetreffende « vorige jaar » of « belastbare tijdperk », naar het geval, in totaal ten minste 183 dagen bedragen;in dat geval mag slechts het deel van de inkomsten verkregen ter zake van de in die andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende werkzaamheden, in die andere Staat worden belast. 2. De uitdrukking « vrij beroep » omvat zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, chirurgen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants. Artikel 15 Niet-zelfstandige beroepen 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 17, 18, 19, 20 en 21 zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend.Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mogen de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat worden belast. 2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien : (a) de verkrijger in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in het desbetreffende « vorige jaar » of « belastbare tijdperk », naar het geval, een totaal van 183 dagen niet te boven gaan;(b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die niet inwoner van de andere Staat is;en (c) de beloningen niet in mindering komen van de winst of inkomsten van een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft.3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mogen beloningen verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, in die Staat worden belast. Artikel 16 Tantièmes 1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur of van toezicht of van enig soortgelijk orgaan van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.Deze bepaling is ook van toepassing op beloningen verkregen ter zake van de uitoefening van werkzaamheden die volgens de wetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap inwoner is, worden beschouwd als werkzaamheden van soortgelijke aard als die welke hierboven worden bedoeld. 2. Beloningen die een bestuurder op wie paragraaf 1 van toepassing is, van de vennootschap verkrijgt ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van leidinggevende of van technische aard en beloningen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ontvangt ter zake van zijn persoonlijke werkzaamheden in een vennootschap, niet zijnde een vennootschap op aandelen die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen overeenkomstig de bepalingen van artikel 15, paragraaf 1, worden belast alsof die beloningen ter zake van een dienstbetrekking waren verkregen. Artikel 17 Inkomsten van artiesten en sportbeoefenaars 1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 mogen inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film-, radio- of televisieartiest, of musicus, of in de hoedanigheid van sportbeoefenaar, in die andere Staat worden belast.2. Indien inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht, niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht.3. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 mogen inkomsten die een artiest of sportbeoefenaar die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, verkrijgt uit zijn werkzaamheden die hij persoonlijk en als zodanig in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht, slechts in de eerstbedoelde Staat worden belast, indien de werkzaamheden in de andere overeenkomstsluitende Staat volledig of voor een wezenlijk deel worden bekostigd uit openbare middelen van de eerstbedoelde Staat, met inbegrip van alle staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.4. Indien inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig in een overeenkomstsluitende Staat verricht, niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2 en van de artikelen 7, 14 en 15, slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast indien die andere persoon inwoner is van die andere overeenkomstsluitende Staat en volledig of voor een wezenlijk deel wordt ondersteund uit openbare middelen van die andere Staat, met inbegrip van alle staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan. Artikel 18 Andere pensioenen dan overheidspensioenen en lijfrenten 1. Pensioenen, niet zijnde pensioenen als bedoeld in artikel 19, of lijfrenten die door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat worden verkregen uit bronnen in de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen slechts in de eerstgenoemde overeenkomstsluitende Staat worden belast.2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1, mogen pensioenen en andere uitkeringen die worden betaald ingevolge een algemene regeling die deel uitmaakt van het sociaal zekerheidsstelsel van een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, slechts in die Staat worden belast.3. De uitdrukking « pensioenen » betekent periodieke betalingen ter zake van een vroegere dienstbetrekking of als vergoeding voor bekomen letsel in verband met een vroegere dienstbetrekking.4. De uitdrukking « lijfrente » betekent een vaste som, periodiek betaalbaar op vaste tijdstippen, hetzij gedurende het leven, hetzij gedurende een vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak, ingevolge een verbintenis tot het doen van betalingen, welke tegenover een voldoende en volledige tegenprestatie in geld of geldwaarde staat. Artikel 19 Beloningen en pensioenen ter zake van overheidsfuncties 1. (a) Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, aan een natuurlijke persoon, ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.(b) Die beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner van die Staat is, die : (i) onderdaan is van die Staat;of (ii) niet uitsluitend met het oog op het bewijzen van de diensten inwoner van die Staat is geworden. 2. (a) Pensioenen door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.(b) Die pensioenen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die andere Staat.3. De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen en pensioenen ter zake van diensten bewezen in het kader van een nijverheids- of handelsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan. Artikel 20 Leraren en onderzoekers 1. Een natuurlijke persoon die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat en die op uitnodiging van de Regering van de andere overeenkomstsluitende Staat of van een aldaar gevestigde universiteit of andere erkende onderwijsinstelling, in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft in de eerste plaats met de bedoeling aldaar onderwijs te geven of onderzoek te verrichten, of beide werkzaamheden uit te oefenen, aan een universiteit of andere erkende onderwijsinstelling, wordt door die andere overeenkomstsluitende Staat niet belast op zijn beloningen voor persoonlijke werkzaamheden op het gebied van onderwijs of onderzoek gedurende een tijdvak van ten hoogste 24 maanden vanaf de datum van zijn aankomst in die andere overeenkomstsluitende Staat.2. Dit artikel is niet van toepassing op beloningen voor persoonlijke werkzaamheden op het gebied van onderzoek indien dat onderzoek in de eerste plaats wordt verricht ten eigen bate van een of meer bepaalde personen.3. Voor de toepassing van dit artikel en van artikel 21, wordt een natuurlijke persoon geacht inwoner te zijn van een overeenkomstsluitende Staat, indien hij in het jaar waarin hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft of in het jaar dat onmiddellijk aan dat jaar voorafgaat, een inwoner van die overeenkomstsluitende Staat is. Artikel 21 Bedragen verkregen door studenten en voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde personen 1. Een natuurlijke persoon die inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is en tijdelijk in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft uitsluitend : (a) als student aan een universiteit, college of andere erkende onderwijsinstelling in die andere overeenkomstsluitende Staat, of (b) als een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon, of (c) met de bedoeling te studeren of onderzoek te verrichten als genieter van een toelage, vergoeding of prijs verleend door een regeringsinstelling of een instelling op het gebied van godsdienst, liefdadigheid, wetenschap of onderwijs, is vrijgesteld van belasting in die andere overeenkomstsluitende Staat : (i) voor alle overmakingen uit het buitenland ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding; (ii) voor de toelage, vergoeding of prijs, en (iii) ter zake van het bedrag dat de beloning voor een dienstbetrekking in die andere overeenkomstsluitende Staat vertegenwoordigt indien die beloning, naar het geval, 100 000 Belgische franken of de tegenwaarde daarvan in Indiase ropijen in enig jaar niet te boven gaat. 2. Een natuurlijke persoon die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat en die tijdelijk in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft gedurende een tijdvak van ten hoogste één jaar als werknemer van, of ingevolge een contract met, een onderneming van de eerstbedoelde overeenkomstsluitende Staat of een organisatie als bedoeld in paragraaf 1, in de eerste plaats met de bedoeling technische ervaring, beroeps- of bedrijfservaring te verkrijgen van een andere persoon dan die onderneming of organisatie, is gedurende dat tijdvak vrijgesteld van belasting in die andere overeenkomstsluitende Staat ter zake van de van die onderneming of organisatie ontvangen beloning, indien die beloning, naar het geval, 120 000 Belgische franken of de tegenwaarde daarvan in Indiase ropijen in enig jaar niet te boven gaat. Artikel 22 Andere inkomsten 1. Ongeacht de afkomst ervan zijn bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, slechts in die Staat belastbaar.2. De bepaling van paragraaf 1 is niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, indien de verkrijger van die inkomsten, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed dat de inkomsten oplevert, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden.In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14 naar het geval van toepassing. 3. Niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, mogen bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van de Overeenkomst worden behandeld en die uit de andere overeenkomstsluitende Staat afkomstig zijn, eveneens in die andere Staat worden belast. HOOFDSTUK IV. - Wijze waarop dubbele belasting wordt vermeden Artikel 23 Vermijding van dubbele belasting 1. De wetten die in beide overeenkomstsluitende Staten van kracht zijn, regelen verder de aanslag en de belastingheffing naar het inkomen in de onderscheiden overeenkomstsluitende Staten, behoudens indien deze overeenkomst uitdrukkelijk anders bepaalt.2. In India wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden : (a) Indien een inwoner van India inkomsten verkrijgt die volgens de bepalingen van de Overeenkomst in België mogen worden belast, verleent India een vermindering op de belasting naar het inkomen van die inwoner tot een bedrag dat gelijk is aan de in België hetzij rechtstreeks hetzij door inhouding betaalde belasting naar het inkomen.Deze vermindering mag echter niet dat deel van de belasting naar het inkomen (zoals deze is berekend vóór het verlenen van de vermindering) overschrijden dat aan het uit België verkregen inkomen kan worden toegerekend. Indien die inwoner een vennootschap is die in India onderworpen is aan de bijbelasting ("surtax"), wordt de vermindering met betrekking tot de in België betaalde belasting naar het inkomen in de eerste plaats toegestaan op de door de vennootschap in India te betalen belasting naar het inkomen en voor het eventuele resterende bedrag op de door de vennootschap in India verschuldigde bijbelasting ("surtax"). (b) Indien een inwoner van India inkomsten verkrijgt die ingevolge de bepalingen van de Overeenkomst uitsluitend in België mogen worden belast, mag India die inkomsten opnemen in de belastbare grondslag, maar vermindert India de belasting naar het inkomen met het deel van de belasting naar het inkomen dat aan het in België verkregen inkomen kan worden toegerekend.3. In België wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden : (a) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst, niet zijnde de bepalingen van artikel 10, paragraaf 2, van artikel 11, paragrafen 2 en 6, of van artikel 12, paragrafen 2 en 6, in India mogen worden belast, stelt België die inkomsten vrij van belasting, maar om het bedrag van de belasting op het overige inkomen van die inwoner te berekenen, mag België het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten niet waren vrijgesteld.(b) (i) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen, en die bestaan uit dividenden die belastbaar zijn ingevolge artikel 10, paragraaf 2, en niet van Belgische belasting zijn vrijgesteld ingevolge subparagraaf (c), uit interest die belastbaar is ingevolge artikel 11, paragrafen 2 of 6, of uit royalty's die belastbaar zijn ingevolge artikel 12, paragrafen 2 of 6, wordt de van dat inkomen geheven Indiase belasting volgens de bestaande bepalingen van de Belgische wetgeving met betrekking tot de aftrek van de in het buitenland betaalde belasting van de Belgische belasting, verrekend met de Belgische belasting op dat inkomen. (ii) Indien een inwoner van België vergoedingen voor technische bijstand verkrijgt die ingevolge artikel 12, paragrafen 2 of 6, in India zijn belast, zijn de bepalingen van de Belgische wetgeving met betrekking tot de aan buitenlandse belasting onderworpen inkomsten uit bronnen buiten België van toepassing. (c) Indien een vennootschap die inwoner is van België, aandelen in eigendom bezit van een vennootschap die inwoner is van India, worden de dividenden die haar door de laatstbedoelde vennootschap worden betaald en die in India ingevolge artikel 10, paragraaf 2, mogen worden belast, in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald.(d) Indien verliezen die een onderneming gedreven door een inwoner van België in een in India gelegen vaste inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van die onderneming in België volgens de Belgische wetgeving werkelijk in mindering van de winst van die onderneming zijn gebracht, is de vrijstelling ingevolge subparagraaf (a) in België niet van toepassing op de winst van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kan worden toegerekend, in zoverre als deze winst ook in India door de verrekening van die verliezen van belasting is vrijgesteld.(e) Voor de toepassing van subparagraaf (b) (i) omvat de uitdrukking « geheven Indiase belasting » elk bedrag dat volgens de Indiase belastingwetgeving en ingevolge de bepalingen van de Overeenkomst in enig jaar als Indiase belasting verschuldigd zou zijn, maar waarvoor bij het bepalen van het belastbare inkomen een vermindering is toegestaan of waarvoor een belastingvrijstelling of -vermindering voor dat jaar is verleend ingevolge : (i) secties 10(4), 10(4B), 10(15)(iv) en 80L van de « Income-tax Act, 1961 (43 of 1961) », in zoverre deze secties van kracht waren, en sindsdien niet werden gewijzigd, op de datum van ondertekening van de Overeenkomst of slechts in beperkte mate zijn gewijzigd zonder afbreuk te doen aan de algemene beginselen daarvan;of (ii) elke andere bepaling die na de inwerkingtreding van de Overeenkomst zou worden ingevoerd waarbij een aftrek wordt toegestaan bij het bepalen van het belastbare inkomen of een belastingvrijstelling of -vermindering wordt verleend, en waarover de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten akkoord gaan dat deze bepaling de economische ontwikkeling van India dient, in zoverre deze bepaling nadien niet is gewijzigd of slechts in beperkte mate is gewijzigd zonder afbreuk te doen aan de algemene beginselen daarvan, de bevoegde autoriteiten kunnen in dat geval de periode bepalen waarvoor deze clausule uitwerking zal hebben. HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen Artikel 24 Non-discriminatie 1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden belast.Niettegenstaande de bepalingen van artikel 1 is deze bepaling ook van toepassing op personen die niet inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten. 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 7, paragraaf 3, is de belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die, onder gelijke omstandigheden en op dezelfde voorwaarden, dezelfde werkzaamheden uitoefenen.3. De bepalingen van paragraaf 2 mogen niet aldus worden uitgelegd dat : (a) zij een overeenkomstsluitende Staat belet de winst van een vaste inrichting die een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat in de eerstbedoelde Staat aanhoudt, te belasten tegen een belastingtarief dat hoger is dan het tarief dat van toepassing is op de winst van een soortgelijke onderneming van de eerstgenoemde overeenkomstsluitende Staat;(b) zij België belet roerende voorheffing te heffen van dividenden betaald aan een in België gelegen vaste inrichting van een vennootschap die inwoner is van India.4. De bepalingen van dit artikel mogen niet aldus worden uitgelegd, dat zij een overeenkomstsluitende Staat verplichten aan personen die geen inwoner zijn van die Staat, bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen of verminderingen te verlenen waarin zijn wetgeving alleen voorziet ten voordele van zijn inwoners.5. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door, één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstgenoemde overeenkomstsluitende Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere, soortgelijke ondernemingen van de eerstgenoemde Staat, onder gelijke omstandigheden en op dezelfde voorwaarden, zijn of kunnen worden onderworpen.6. In dit artikel betekent de uitdrukking « belastingheffing » belastingen van elke soort zoals vermeld in deze Overeenkomst. Artikel 25 Regeling voor onderling overleg 1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin het interne recht van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of indien zijn geval onder artikel 24, paragraaf 1, ressorteert, aan die van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij de nationaliteit bezit.Het geval moet worden voorgelegd binnen twee jaar nadat de maatregelen die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht. 2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, te vermijden.In zover het geval werd voorgelegd binnen het tijdperk dat in paragraaf 1 is vermeld, wordt de overeengekomen regeling uitgevoerd ongeacht de termijnen waarin het interne recht van de overeenkomstsluitende Staten voorziet. 3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van de Overeenkomst, in onderlinge overeenstemming op te lossen.4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkander in verbinding stellen met het oog op de toepassing van de bepalingen van de Overeenkomst.Indien een mondelinge gedachtenwisseling voor het bereiken van overeenstemming nuttig voorkomt, kan deze gedachtenwisseling plaatsvinden in een Commissie die uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten is samengesteld.

Artikel 26 Uitwisseling van inlichtingen 1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst of aan die van de nationale wetgeving van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met de Overeenkomst, en in het bijzonder om het ontduiken en het ontgaan van die belastingen te bestrijden.De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1. De door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als de inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen. Indien de inlichtingen in de Staat die ze verstrekt oorspronkelijk geheim zijn gehouden, worden zij evenwel alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.

Deze personen of autoriteiten gebruiken deze inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen. De bevoegde autoriteiten zullen, door overleg, de passende voorwaarden, methodes en technieken uitwerken met betrekking tot de aangelegenheden waarvoor die uitwisseling van inlichtingen toepassing zal vinden, in voorkomend geval met inbegrip van de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot het ontwijken van belastingen. 2. Inlichtingen kunnen worden uitgewisseld hetzij spontaan of geregeld, of op verzoek met betrekking tot bijzondere gevallen, of op beide wijzen.De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten bepalen van tijd tot tijd de lijst van inlichtingen die geregeld zullen worden overgezonden. 3. In geen geval mogen de bepalingen van paragraaf 1 aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen : (a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;(b) bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;(c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde. Artikel 27 Invorderingsbijstand 1. De overeenkomstsluitende Staten verlenen elkaar hulp en bijstand voor de betekening en de invordering van de in artikel 2 bedoelde belastingen.2. Voor de toepassing van dit artikel wordt interest die verschuldigd is voor laattijdige of niet-betaling van belastingen als belasting aangemerkt.3. Op verzoekschrift van de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat zorgt de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat, overeenkomstig de wettelijke bepalingen en de reglementeringen die voor de betekening en de invordering van haar belastingen gelden, voor de betekening en de invordering van de in paragraaf 1 bedoelde belastingen die in de eerstbedoelde Staat eisbaar zijn.Die belastingen worden in de aangezochte Staat niet als bevoorrechte vorderingen aangemerkt en de aangezochte Staat is niet gehouden uitvoeringsmiddelen aan te wenden die niet toegelaten zijn door de wettelijke bepalingen en de reglementeringen van de aanzoekende Staat. 4. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 3, worden problemen in verband met de verjaringstermijn van een belastingvordering uitsluitend geregeld door de wetgeving van de aanzoekende Staat.5. De in paragraaf 3 bedoelde verzoekschriften worden gestaafd met een officieel afschrift van de uitvoerbare titels, waar nodig vergezeld van een officieel afschrift van de beslissingen die het gezag van het gewijsde hebben verworven.6. Met betrekking tot belastingen waartegen beroep openstaat, mag de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat, om zijn rechten te vrijwaren, de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat verzoeken de conservatoire maatregelen te nemen waarin de wetgeving van die andere Staat voorziet;de bepalingen van de paragrafen 1 tot 4 zijn, mutatis mutandis, op die maatregelen van toepassing. 7. De overeenkomstsluitende Staat waar de belasting met toepassing van de voorgaande paragrafen is ingevorderd, zal onmiddellijk daarna het bedrag dat aldus is ingevorderd aan de andere overeenkomstsluitende Staat overmaken.8. De bepalingen van artikel 26, paragraaf 1, zijn mede van toepassing op elke inlichting die ingevolge dit artikel ter kennis van de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat wordt gebracht. Artikel 28 Diplomatieke vertegenwoordigers en consulaire ambtenaren De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die diplomatieke vertegenwoordigers of consulaire ambtenaren ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan bepalingen van bijzondere overeenkomsten. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen Artikel 29 Inwerkingtreding 1. De overeenkomstsluitende Staten stellen elkaar schriftelijk en langs diplomatieke weg ervan in kennis dat de voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst door hun respectieve wetgevingen vereiste procedures zijn vervuld.De Overeenkomst zal in werking treden op de dertigste dag na de ontvangst van de laatste kennisgeving en zal uitwerking hebben : (a) in India, op inkomsten verkregen in elk belastbaar tijdperk (« previous year »") dat aanvangt op of na 1 april onmiddellijk volgend op het kalenderjaar waarin de Overeenkomst in werking treedt;(b) in België : (i) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op het kalenderjaar waarin de Overeenkomst in werking treedt; (ii) op alle andere dan bij de bron verschuldigde belastingen geheven naar inkomsten verkregen gedurende elk belastbaar tijdperk dat eindigt op of na 31 december van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op het kalenderjaar waarin de Overeenkomst in werking treedt. 2. De Overeenkomst tussen de Regering van India en de Regering van België tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, en het Protocol die op 7 februari 1974 zijn ondertekend, en het Aanvullend Protocol tot wijziging van voornoemde Overeenkomst en Protocol, dat op 20 oktober 1984 is ondertekend, zullen een einde nemen en ophouden uitwerking te hebben op de belastingen naar het inkomen waarop deze Overeenkomst ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 van dit artikel van toepassing is. Artikel 30 Beëindiging Deze Overeenkomst blijft voor onbepaalde tijd van kracht. Elke overeenkomstsluitende Staat kan evenwel tot en met 30 juni van elk kalenderjaar dat aanvangt na het verstrijken van een tijdperk van vijf jaar vanaf de datum van de inwerkingtreding van de Overeenkomst, de andere overeenkomstsluitende Staat, langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging doen toekomen; in dat geval zal de Overeenkomst ophouden van toepassing te zijn : (a) in India, op inkomsten verkregen in elk belastbaar tijdperk (« previous year ») dat aanvangt op of na 1 april onmiddellijk volgend op het kalenderjaar waarin de opzegging is betekend;(b) in België : (i) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op het kalenderjaar waarin de opzegging is betekend; (ii) op alle andere dan bij de bron verschuldigde belastingen geheven naar inkomsten verkregen gedurende elk belastbaar tijdperk dat eindigt op of na 31 december van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op het kalenderjaar waarin de opzegging is betekend.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd door hun respectievelijke Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Brussel, op 26 april 1993, in tweevoud, in de Nederlandse, de Franse, de Hindi- en de Engelse taal, zijnde de vier teksten gelijkelijk authentiek. In geval van tegenstrijdigheid in de teksten is de Engelse tekst beslissend.

Voor de Regering van het Koninkrijk België : De Minister van Buitenlandse Zaken, W. CLAES Voor de Regering van de Republiek India : De Ambassadeur, Arjun. K. SENGUPTA

PROTOCOL De Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek India, Hebbende een Overeenkomst gesloten tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, Zijn bij de ondertekening van die Overeenkomst overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van de Overeenkomst vormen : 1. Met betrekking tot de artikelen 5, 7 en 12 Indien India in een Overeenkomst of een Verdrag, die zijn gesloten tussen India en een derde Staat die lid is van de OESO, en die in werking treden na 1 januari 1990, met betrekking tot de belasting van royalty's en vergoedingen voor technische bijstand een lager tarief zou toepassen of de werkingssfeer meer zou beperken dan het tarief of de werkingssfeer die in verband met voormelde bestanddelen van het inkomen in deze Overeenkomst zijn vastgelegd, zal hetzelfde tarief of dezelfde werkingssfeer die in verband met voormelde bestanddelen van het inkomen in die Overeenkomst of dat Verdrag zijn vastgelegd, eveneens van toepassing zijn op deze Overeenkomst met ingang van de dag waarop deze Overeenkomst of de voormelde Overeenkomst of het voormelde Verdrag in werking treedt, waarbij de laatste van beide datums bepalend is.2. Met betrekking tot artikel 7 (a) Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting in België van een onderneming die inwoner is van India zal België, niettegenstaande de bepalingen van artikel 7, paragraaf 3, subparagraaf (a), eerste zin, kosten van leiding en algemene beheerskosten die hetzij in België hetzij elders zijn gemaakt, in aftrek toelaten in zoverre die kosten redelijkerwijze aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.(b) Indien de wetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waarin een vaste inrichting is gelegen, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 7, paragraaf 3, subparagraaf (a), eerste zin, een beperking oplegt van het bedrag van de kosten van leiding en de algemene beheerskosten die bij het bepalen van de winst van die vaste inrichting in aftrek zijn toegelaten, mag bij het bepalen van de winst van die vaste inrichting de aftrek ter zake van die kosten van leiding en algemene beheerskosten wel te verstaan in geen geval minder bedragen dan de aftrek die is toegelaten op de datum van de ondertekening van de Overeenkomst overeenkomstig de wetgeving van die overeenkomstsluitende Staat.3. Met betrekking tot artikel 23 Voor de toepassing van artikel 23, paragraaf 2, subparagraaf (a), en paragraaf 3, subparagraaf (b), wordt verstaan dat indien de wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat na de datum van ondertekening van de Overeenkomst wordt gewijzigd met betrekking tot het verlenen van een verrekening of een belastingvermindering, de bevoegde autoriteit van die Staat de aldus aangebrachte wijzigingen mededeelt aan de bevoegde autoriteit van de andere Staat en dat indien de bevoegde autoriteit van die andere Staat daarom verzoekt, de bevoegde autoriteiten van beide overeenkomstsluitende Staten zo nodig overleg plegen met het oog op de wijziging van de Overeenkomst. Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd door hun respectievelijke Regeringen, dit Protocol hebben ondertekend.

Gedaan te Brussel, op 26 april 1993, in tweevoud, in de Nederlandse, de Franse, de Hindi- en de Engelse taal, zijnde de vier teksten gelijkelijk authentiek. In geval van tegenstrijdigheid in de teksten is de Engelse tekst beslissend.

Voor de Regering van het Koninkrijk België : W. CLAES, Minister van Buitenlandse Zaken Voor de Regering van de Republiek India : De Ambassadeur, Arjun. K. SENGUPTA Overeenkomstig het artikel 29, is deze Overeenkomst in werking getreden op 1 oktober 1997.

(1) Zitting 1995-1996. Senaat : Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 26 januari 1996 : nr. 1-401/1.

Zitting 1996-1997.

Documenten. - Verslag : nr. 2-401/1. - Tekst aangenomen in vergadering en overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers : nr. 3-401/1.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 5 december 1996.

Kamer van volksvertegenwoordigers : Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat : nr. 822/1.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 8 januari 1997. Stemming.Vergadering van 9 januari 1997.

^