Etaamb.openjustice.be
Overeenkomst
gepubliceerd op 07 augustus 1998

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek ten Oosten van de Uruguay inzake luchtdiensten, en bijlage, ondertekend te Montevideo op 5 oktober 1972

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
1998015047
pub.
07/08/1998
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING


Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek ten Oosten van de Uruguay inzake luchtdiensten, en bijlage, ondertekend te Montevideo op 5 oktober 1972


De originele tekst in de Spaanse taal is verkrijgbaar bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, dienst Verdragen, Karmelietenstraat 15, 1000 Brussel.

Vertaling OVEREENKOMST TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE EN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK ten PPSTEN van de URUGUAY INZAKE LUCHTDIENSTEN De Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek ten Oosten van de Uruguay, partijen bij het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart, verlangende een Overeenkomst te sluiten teneinde regelmatige commerciële luchtdiensten in te stellen tussen en via hun respectieve grondgebieden, hebben daartoe Gevolmachtigden aangewezen, namelijk : Zijne Excellentie Ambassadeur Jacques Vermer, benoemd door Zijne Majesteit de Koning der Belgen, en Minister-Staatssecretaris voor Buitenlandse Betrekkingen dr. Juan Carlos Blanco, benoemd door de President van de Republiek ten Oosten van de Uruguay, welke gevolmachtigden, na uitwisseling van hun onderscheiden volmachten, die in goede en behoorlijke vorm werden bevonden, zijn overeengekomen als volgt : Artikel I 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst en tenzij uit het zinsverband anders blijkt, betekent: a) de uitdrukking "Verdrag", het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart, te Chicago ondertekend op 7 december 1944, en omvat elke Bijlage, aangenomen op grond van artikel 90 van genoemd Verdrag en elke wijziging van de Bijlagen of van het Verdrag, aangenomen op grond van de artikelen 90 en 94 van het Verdrag;b) de uitdrukking "luchtvaartautoriteiten", wat het Koninkrijk België betreft, het Bestuur van de Luchtvaart bij het Ministerie van Verkeerswezen, en ieder persoon of iedere instantie die gemachtigd is de functies te vervullen die thans door genoemde minister worden vervuld, dan wel gelijksoortige functies, en wat de Republiek ten Oosten van de Uruguay betreft, de Minister van Landsverdediging en de Minister van Vervoer, Verkeer en Toerisme en ieder persoon of iedere instantie die gemachtigd is enige functie te vervullen die thans door genoemde Ministers wordt vervuld.c) de uitdrukking "aangewezen luchtvaartmaatschappij" : een luchtvaartmaatschappij die een der Overeenkomstsluitende Partijen overeenkomstig artikel III van deze Overeenkomst aan de andere Overeenkomstsluitende Partij schriftelijk heeft aangewezen voor de exploitatie van de luchtdiensten op de in de aanwijzingsnota omschreven routes.d) de uitdrukkingen "luchtdienst", "internationale luchtdienst", "luchtvaartmaatschappij" en "landing anders dan voor verkeersdoeleinden" hebben de betekenis die aan elke daarvan wordt toegekend in artikel 96 van het Verdrag.2. De Bijlagen maken onverbrekelijk deel uit van deze Overeenkomst en elke verwijzing naar de Overeenkomst houdt verwijzing naar de Bijlagen in, tenzij anders wordt aangegeven.Ze worden gewijzigd overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van artikel XV. Artikel II 1. De Overeenkomstsluitende Partijen verlenen elkander de in deze Overeenkomst omschreven rechten voor het instellen van luchtdiensten, op de routes als genoemd in de Routetabel in Bijlagen I en II (hierna te noemen "overeengekomen diensten" en "omschreven routes").2. Op de voorwaarden als gesteld in deze Overeenkomst geniet de door elke Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij de navolgende rechten bij het exploiteren van de overeengekomen diensten op de omschreven routes : a) het recht om over het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te vliegen;b) het recht om op genoemd grondgebied te landen anders dan voor verkeersdoeleinden, en c) het recht om op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te landen teneinde in internationaal verkeer passagiers, vracht en post op te nemen of af te zetten, op de voor die route in de betreffende tabel van de Bijlagen I en II genoemde punten.3. Niets van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel zal worden geacht aan een luchtvaartmaatschappij van de Overeenkomstsluitende Partijen het recht te geven om op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij tegen vergoeding of beloning passagiers, vracht en post op te nemen met als bestemming een ander punt op het grondgebied van de laatstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij. Artikel III 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht schriftelijk aan de andere Overeenkomstsluitende Partij een luchtvaartmaatschappij aan te wijzen voor de exploitatie van de overeengekomen diensten op de omschreven routes.2. Na ontvangst van de aanwijzing of vervanging dient de andere Overeenkomstsluitende Partij, onverminderd de bepalingen in het derde en vierde lid, onverwijld de benodigde vergunning te verlenen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappij.3. Vooraleer ze de exploitatie van de overeengekomen diensten aanvat, dient elke aangewezen luchtvaartmaatschappij te voldoen aan de administratieve procedures en aan de wetten en voorschriften van de andere Overeenkomstsluitende Partij, alsook aan de eisen en regels van het Verdrag die verband houden met het internationale commerciële luchtverkeer.4. Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht de aanwijzing van een luchtvaartmaatschappij niet te aanvaarden en de in het tweede lid van artikel II van deze Overeenkomst omschreven en door haar verleende rechten in te trekken of te beperken of de door haar nodig geachte voorwaarden op te leggen voor de uitoefening van die rechten door een luchtvaartmaatschappij, in alle gevallen waarin de aangewezen luchtvaartmaatschappij niet in staat is op verzoek aan te tonen dat een aanmerkelijk deel van de eigendom van de maatschappij en het daadwerkelijk toezicht daarop berusten bij onderdanen of nationale instellingen van de andere Overeenkomstsluitende Partij.5. Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht de krachtens het tweede lid van artikel II van deze Overeenkomst aan een aangewezen luchtvaartmaatschappij verleende rechten op te schorten of de uitoefening daarvan te onderwerpen aan de voorwaarden die zij nodig acht in alle gevallen waarin de maatschappij zich niet houdt aan de wetten en voorschriften van de Overeenkomstsluitende Partij die de rechten verleent of aan de bij deze Overeenkomst opgelegde voorwaarden.Tenzij een onmiddellijke opschorting of een oplegging van voorwaarden noodzakelijk is om latere overtredingen van de wetten en voorschriften te voorkomen, wordt dit recht slechts uitgeoefend na overleg met de andere Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel IV 1. De luchtvaartuigen van de door beide Overeenkomstsluitende Partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen die internationale luchtdiensten verzorgen, alsmede de normale uitrusting, reserveonderdelen, voorraden brandstof en smeermiddelen, boordproviand en -benodigdheden (met inbegrip van eetwaren, dranken en tabak) die zich aan boord van die luchtvaartuigen bevinden, zijn bij de aankomst op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij vrijgesteld van alle douanerechten, inspectiekosten en andere belastingen of rechten, op voorwaarde dat die uitrustingsstukken en voorraden aan boord van de luchtvaartuigen blijven tot zij weer worden uitgevoerd.2. De voorraden brandstof, smeermiddelen, reserveonderdelen, normale uitrustingsstukken en boordproviand en -benodigdheden die op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij worden ingevoerd namens een aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij of die aan boord zijn genomen van het door die aangewezen luchtvaartmaatschappij gebruikte luchtvaartuig en die enkel bestemd zijn voor gebruik op internationale diensten, worden op het grondgebied van de eerste Overeenkomstsluitende Partij vrijgesteld van alle douanerechten en inspectiekosten, zelfs indien deze voorraden worden gebruikt tijdens de vlucht over dat grondgebied. De genoemde artikelen kunnen onder controle en toezicht van de douane worden gesteld. 3. De normale uitrustingsstukken, reserveonderdelen, boordproviand en -benodigdheden, voorraden brandstof en smeermiddelen die zich aan boord van een luchtvaartuig van een Overeenkomstsluitende Partij bevinden, mogen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij slechts worden uitgeladen met toestemming van de Douane van deze Partij, die kan vragen dat deze goederen onder haar toezicht worden geplaatst tot het tijdstip waarop ze weer worden uitgevoerd of overeenkomstig de douanevoorschriften op een andere wijze worden gebruikt.4. De brandstof, smeermiddelen, reserveonderdelen, normale uitrustingsstukken van vliegtuigen en boordproviand en -benodigdheden, ingeladen op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen in een luchtvaartuig van de andere Overeenkomstsluitende Partij en uitsluitend gebruikt op de vlucht tussen twee punten op het grondgebied van de eerste Overeenkomstsluitende Partij, zijn onderworpen aan douanerechten, inspectiekosten en andere plaatselijke en nationale heffingen, vergelijkbaar met die welke gelden voor nationale maatschappijen dan wel met de minst zware lasten welke worden opgelegd aan maatschappijen die zulke vluchten uitvoeren. Artikel V Passagiers, bagage en vracht in het rechtstreeks transitoverkeer door het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen en niet komend buiten de hiervoor bestemde zone van de luchthaven zijn aan een vereenvoudigde controle onderworpen. Bagage en vracht in het rechtstreeks transitoverkeer zijn vrijgesteld van douanerechten en andere soortgelijke heffingen.

Artikel VI 1. De wetten en voorschriften van een Overeenkomstsluitende Partij met betrekking tot de binnenkomst op en het verlaten van haar grondgebied door de voor de internationale luchtvaart bestemde luchtvaartuigen of met betrekking tot vluchten van genoemde luchtvaartuigen over haar grondgebied, zijn van toepassing op de luchtvaartuigen van de door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij.2. De autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen die bevoegd zijn voor de luchthavens, douane, immigratie, politie en gezondheid, betrachten de grootst mogelijke eenvoud en snelheid bij het toepassen van de voorschriften in verband met het vervoer van passagiers, vracht en post teneinde vertraging te voorkomen voor de luchtvaartuigen die bestemd zijn voor de exploitatie van de overeengekomen luchtdiensten. De hoger genoemde autoriteiten houden rekening met deze verplichting bij het opstellen en toepassen van hun bijzondere voorschriften. 3. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe bij de toepassing van de bovenstaande regels de eigen luchtvaartmaatschappij niet te bevoordelen tegenover de aangewezen maatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij.4. Voor het gebruik van de luchthavens en andere door een Overeenkomstsluitende Partij geboden diensten moet de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij geen hogere rechten betalen dan andere buitenlandse maatschappijen die gevestigde internationale diensten exploiteren. Artikel VII 1. Bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en vergunningen die zijn verleend of geldig verklaard door een der Overeenkomstsluitende Partijen, en die nog van kracht zijn, worden door de andere Overeenkomstsluitende Partij als geldig erkend.2. Evenwel behoudt elke Overeenkomstsluitende Partij zich het recht voor bewijzen van bevoegdheid en vergunningen die door de andere Overeenkomstsluitende Partij of door een derde Staat zijn verleend of geldig verklaard voor de eigen onderdanen, niet als geldig te erkennen voor het overvliegen van haar eigen grondgebied. Artikel VIII De Overeenkomstsluitende Partijen spreken af wat volgt : 1. De capaciteit die de aangewezen maatschappijen van de Overeenkomstsluitende Partijen aanbieden, moet nauwkeurig worden afgestemd op de vraag naar vervoer.2. De aangewezen maatschappijen van de twee Overeenkomstsluitende Partijen zullen op billijke en gelijke wijze worden behandeld zodat ze met gelijke kansen de overeengekomen diensten kunnen exploiteren.3. Bij de exploitatie van de in deze Overeenkomst vermelde luchtdiensten door de aangewezen maatschappij van een der Overeenkomstsluitende Partijen zal, vooral bij het exploiteren van gemeenschappelijke routes of routedelen, rekening worden gehouden met de belangen van de luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij, opdat de diensten welke deze verschaft niet onredelijk worden getroffen.4. Er wordt overeengekomen dat de diensten die krachtens deze Overeenkomst door een aangewezen luchtvaartmaatschappij worden aangeboden als eerste doel zullen hebben het verschaffen van luchtvervoer met een capaciteit die beantwoordt aan de behoeften van het verkeer tussen beide landen, in die zin dat de aangewezen maatschappij mag voorzien in een capaciteit die beantwoordt aan de behoeften van het verkeer tussen het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de maatschappij heeft aangewezen en andere punten op de omschreven routes.5. Het recht om, bij het uitvoeren van de genoemde diensten, internationaal verkeer komende van of bestemd voor derde landen op te nemen of af te zetten op een of meer punten van de in de Routetabellen omschreven routes, wordt uitgeoefend overeenkomstig de algemene beginselen van ordelijke afwikkeling van het luchtvervoer, die door beide Overeenkomstsluitende Partijen worden aanvaard, en overeenkomstig het algemene beginsel dat de luchtvervoerscapaciteit dient te zijn afgestemd op: a) de vraag naar vervoer tussen het land van herkomst en de landen van bestemming;b) de onmiddellijke noodwendigheden van de dienst van de aangewezen maatschappijen;c) de vervoersbehoeften van de gebieden die op de route van de aangewezen maatschappij liggen, rekening houdend met lokale en regionale diensten.6. Beide Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat het verkeer naar derde landen een aanvulling van het hoofdverkeer vormt. Artikel IX De tarieven worden goedgekeurd door de betrokken autoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen, rekening houdend met de kosten van de exploitatie door de aangewezen maatschappijen, de normale winsten, de bijzondere kenmerken van de diensten en de tarieven die normaal worden toegepast door andere luchtvaartmaatschappijen. Zij nemen daarbij de grondbeginselen van het internationaal luchtvervoer in acht.

Onder voorbehoud van definitieve goedkeuring door hun wederzijdse autoriteiten, kunnen de aangewezen maatschappijen reeds vooraf afspreken welke tarieven zij zullen toepassen tussen de grondgebieden van beide Overeenkomstsluitende Partijen.

Elk tarief betreffende het verkeer van de aangewezen maatschappijen moet aan de autoriteiten van elk land ter goedkeuring worden voorgelegd, ten minste zestig dagen voor het van kracht zou worden.

Wanneer de luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen zulks overeenkomen, kan deze termijn worden bekort.

Indien tussen de aangewezen maatschappijen geen overeenstemming bereikt kan worden of wanneer een luchtvaartautoriteit de door de andere Overeenkomstsluitende Partij voorgestelde tarieven niet goedkeurt, trachten de luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen tot overeenstemming te komen. De bestaande tarieven blijven van kracht totdat de genoemde overeenstemming is bereikt.

Wanneer geen overeenstemming kan worden bereikt, wordt de procedure van overleg of arbitrage gevolgd als voorzien in deze Overeenkomst (art. XIV).

Artikel X Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe aan de andere Overeenkomstsluitende Partij de vrije overmaking te verzekeren van het overschot van inkomsten na aftrek van kosten, verkregen op haar grondgebied door de aangewezen maatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij uit het vervoer van passagiers, bagage, post of vracht, overeenkomstig de geldende wisselbepalingen op de dag van bedoelde overmaking.

Artikel XI De Overeenkomstsluitende Partijen zullen hun aangewezen maatschappijen aansporen akkoorden te sluiten om hun diensten te coördineren ten bate van de gebruikers.

Artikel XII De luchtvaartautoriteiten van elke Overeenkomstsluitende Partij dienen aan de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij op verzoek periodieke uitgaven en statistische rapporten te verschaffen welke redelijkerwijs kunnen worden geëist om de capaciteit die de aangewezen maatschappij van de eerste Overeenkomstsluitende Partij in de overeengekomen diensten verschaft, te bestuderen of te herzien.

Dergelijke rapporten dienen alle gegevens te bevatten welke nodig zijn om de verkeershoeveelheid te bepalen die door de aangewezen luchtvaartmaatschappij is vervoerd op de overeengekomen diensten, en om oorsprong en bestemming van dat verkeer vast te stellen.

Artikel XIII De luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen plegen veelvuldig en geregeld overleg, teneinde een nauwe samenwerking te verzekeren in alle aangelegenheden die verband houden met de uitvoering van deze Overeenkomst.

Artikel XIV 1. In geval van enig geschil tussen de Overeenkomstsluitende Partijen met betrekking tot de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst, trachten de Overeenkomstsluitende Partijen eerst in rechtstreekse onderhandelingen tot overeenstemming te komen.2. Indien de Overeenkomstsluitende Partijen geen overeenstemming bereiken, hebben zij de volgende mogelijkheden: a) Zij kunnen overeenkomen het geschil voor te leggen aan een in overleg tussen de Partijen benoemd scheidsgerecht, of aan een andere persoon of instelling;b) Als zij niet aldus overeenkomen of als zij, na te zijn overeengekomen, het geschil aan een scheidsgerecht voor te leggen, geen overeenstemming bereiken over de oplossing ervan, kan elke Overeenkomstsluitende Partij het geschil ter beslissing voorleggen aan een terzake bevoegde en door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie op te richten rechtbank of, bij ontstentenis van zulke rechtbank, aan de Raad van die Organisatie.3. De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich ertoe elke overeenkomstig het tweede lid van dit artikel genomen beslissing na te leven.4. Wanneer een Overeenkomstsluitende Partij of een door een Overeenkomstsluitende Partij aangewezen maatschappij zich niet houdt aan een overeenkomstig het tweede lid van dit artikel genomen beslissing, kan de andere Overeenkomstsluitende Partij elk recht of voorrecht dat zij op grond van deze Overeenkomst heeft verleend aan de nalatige Overeenkomstsluitende Partij, aan de aangewezen maatschappij van die Overeenkomstsluitende Partij of aan de nalatige aangewezen maatschappij beperken, opschorten of intrekken. Artikel XV 1. Indien een der Overeenkomstsluitende Partijen het wenselijk acht enige bepaling van deze Overeenkomst te wijzigen, kan zij om overleg omtrent de voorgestelde wijzigingen tussen de luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen verzoeken.Het overleg wordt geopend binnen een termijn van zestig dagen na de datum van het verzoek. 2. De door de Partijen overeengekomen wijzigingen worden van kracht en treden in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel XVII. Wijzigingen aan de bijlagen bij deze Overeenkomst worden afgesproken tussen de luchtvaartautoriteiten van beide Partijen en treden in werking op de datum waarop beide Ministeries van Buitenlandse Zaken elkaar bij diplomatieke notawisseling kennis geven van de bekrachtiging door de luchtvaartautoriteiten.

Artikel XVI Als voor beide Overeenkomstsluitende Partijen een algemeen multilateraal luchtvaartverdrag in werking treedt, wordt deze bilaterale Overeenkomst gewijzigd in overeenstemming met de bepalingen van dat multilateraal verdrag.

Artikel XVII 1. Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd overeenkomstig de respectieve nationale wetgevingen van de Overeenkomstsluitende Partijen en zal in werking treden vanaf de uitwisseling van de akten van bekrachtiging te Brussel.2. Tot het tijdstip waarop deze Overeenkomst door de Algemene Wetgevende Vergadering van de Republiek ten Oosten van de Uruguay wordt goedgekeurd en de akten van bekrachtiging worden uitgewisseld overeenkomstig het eerste lid van dit artikel, verbinden beide Overeenkomstsluitende Partijen zich ertoe, voor zover ieders grondwet dit toelaat, de bepalingen van deze Overeenkomst toe te passen vanaf de datum van ondertekening, behoudens andersluidende kennisgeving. Artikel XVIII Elk der Overeenkomstsluitende Partijen kan te allen tijde deze Overeenkomst opzeggen. De kennisgeving hieromtrent wordt tegelijkertijd gezonden aan de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. Indien zulk een kennisgeving wordt gedaan, eindigt deze Overeenkomst twaalf maanden na ontvangst van de kennisgeving door de andere Overeenkomstsluitende Partij, tenzij genoemde kennisgeving in onderling overleg wordt ingetrokken voor de datum van afloop van deze termijn.

Indien de Overeenkomstsluitende Partij aan wie de kennisgeving werd gezonden de ontvangst niet bevestigt, wordt deze geacht te zijn ontvangen veertien dagen na ontvangst van de mededeling door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.

Artikel XIX Deze Overeenkomst en elke desbetreffende notawisseling overeenkomstig artikel 15 worden geregistreerd bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, die is opgericht door het op 7 december 1944 te Chicago ondertekende Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart.

Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden deze Overeenkomst ondertekenen en van hun zegel voorzien.

Gedaan te Montevideo op 5 oktober 1972 in twee gelijkluidende exemplaren in de Spaanse taal.

Voor de Regering Voor de Regering van het Koninkrijk België, van de Republiek ten oosten van de Uruguay, (w.g.) Jacques Vermer. (w.g.) Juan Carlos Blanco.

Bijlage I ROUTETABEL Route te exploiteren door de aangewezen maatschappij van België Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De routes Asuncion-Montevideo-Buenos Aires (in beide richtingen) of Montevideo-Asuncion (in beide richtingen) en Rio de Janeiro of S+o Paulo-Montevideo-Buenos Aires (in beide richtingen) worden voor de Belgische onderneming of ondernemingen beperkt volgens het bepaalde in het tweede lid van artikel II, sub a en b, van deze Overeenkomst.

Bijlage II ROUTETABEL Route te exploiteren door de aangewezen maatschappij van Uruguay Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Noten bij de bijlagen I en II : (i) Elke aangewezen maatschappij, van beide Partijen, kan overeenkomstig artikel VIII van de Overeenkomst maximum twee vluchten per week uitvoeren. (ii) De aangewezen maatschappijen kiezen drie van de zeven tussenliggende punten in Europa. (iii) Bij het opstellen van haar route of routes heeft elke Overeenkomstsluitende Partij het recht naar eigen inzicht de in (i) en (ii) genoemde punten te combineren.

Dit akkoord is voorlopig in werking getreden op 5 oktober 1972. De uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden vond plaats op 8 januari 1976. Overeenkomstig artikel 17 is deze overeenkomst op dezelfde datum definitief in werking getreden.

^