Etaamb.openjustice.be
Programmadecreet van 12 december 2014
gepubliceerd op 29 december 2014

Programmadecreet houdende verschillende maatregelen betreffende de begroting inzake natuurrampen, verkeersveiligheid, openbare werken, energie, huisvesting, leefmilieu, ruimtelijke ordening, dierenwelzijn, landbouw en fiscaliteit

bron
waalse overheidsdienst
numac
2014027266
pub.
29/12/2014
prom.
12/12/2014
ELI
eli/decreet/2014/12/12/2014027266/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 DECEMBER 2014. - Programmadecreet houdende verschillende maatregelen betreffende de begroting inzake natuurrampen, verkeersveiligheid, openbare werken, energie, huisvesting, leefmilieu, ruimtelijke ordening, dierenwelzijn, landbouw en fiscaliteit (1)


De Waalse Regering, Op de voordracht van de Minister-President, de Minister van Openbare Werken, de Minister van Huisvesting en Energie, de Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Dierenwelzijn, de Minister van Begroting en de Minister van Landbouw;

Na beraadslaging, Besluit : De Minister van Begroting moet het Waals Parlement een ontwerp van programmadecreet overleggen waarvan de inhoud de volgende is : HOOFDSTUK I. - Maatregelen inzake natuurrampen

Artikel 1.Er wordt een instelling van openbaar nut ingesteld, met name het « Fonds wallon des calamités naturelles » (Waals natuurrampenfonds), dat twee afdelingen telt, met name het « Fonds wallon des calamités publiques » (Waals fonds voor openbare rampen) en het « Fonds wallon des calamités agricoles » (Waals landbouwrampenfonds).

Deze instelling wordt ingedeeld in categorie A van de instellingen bedoeld in artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.

Art. 2.Het « Fonds wallon des calamités publiques » is onderworpen aan de bepalingen van het decreet van 19 december 2002 houdende invoering van een financiële centralisatie van de thesaurieën van de Waalse instellingen van openbaar nut.

Art. 3.De opdracht van het « Fonds wallon des calamités naturelles » bestaat erin om via zijn twee afdelingen de financiële tegemoetkoming van het Waalse Gewest te dekken als gevolg van de door natuurrampen veroorzaakte schade, krachtens de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen.

Het « Fonds wallon des calamités publiques » dekt de uitgaven i.v.m. de financiële tegemoetkoming van het Waalse Gewest als gevolg van door openbare rampen veroorzaakte schade.

Het « Fonds wallon des calamités agricoles » dekt de uitgaven i .v.m. de financiële tegemoetkoming van het Waalse Gewest als gevolg van door landbouwrampen veroorzaakte schade.

Art. 4.Het « Fonds wallon des calamités publiques » en het « Fonds wallon des calamités agricoles » worden gespijsd met aparte dotaties die op de begroting van het Waalse Gewest worden uitgetrokken.

De Regering is bevoegd om de begroting van het « Fonds wallon des calamités naturelles » in de loop van het boekjaar aan te passen. Ze geeft het Parlement kennis daarvan.

Art. 5.Het « Fonds wallon des calamités naturelles » wordt beheerd door het personeel en binnen de diensten van de Waalse Overheidsdienst.

Art. 6.In de titels I en III van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, voor het laatst gewijzigd bij de wet van 11 juli 2013 worden de woorden « Nationale Kas voor Rampenschade », « Nationale Kas voor Rampenschade, ingesteld bij artikel 35 » en « Nationale Kas voor Rampenschade bedoeld in artikel 35 », wat betreft de financiële tegemoetkoming als gevolg van schade veroorzaakt door natuurrampen die zich na 1 juli 2014 hebben voorgedaan en die vanaf 1 januari 2015 door het Waalse Gewest gedragen wordt, met uitzondering van artikel 33, telkens vervangen door de woorden « Fonds wallon des calamités naturelles ».

Art. 7.Artikel 1, A, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut wordt aangevuld als volgt : « - Fonds wallon des calamités naturelles (Waals natuurrampenfonds). »

Art. 8.Artikel 1, § 2, tweede lid, van het decreet van 19 december 2002 houdende invoering van een financiële centralisatie van de thesaurieën van de Waalse instellingen van openbaar nut wordt aangevuld als volgt : « - Het Fonds wallon des calamités naturelles (Waals natuurrampenfonds). » HOOFDSTUK II. - Maatregelen inzake verkeersveiligheid

Art. 9.Er wordt een « Fonds des infractions routières régionales » ingesteld, hierna het Fonds, dat een begrotingsfonds vormt in de zin van artikel 4, tweede lid, van het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting en van de boekhouding van de diensten van de Waalse Regering.

Met uitzondering van ontvangsten tot een maximumbedrag van 43.950.000 euro die rechtstreeks op de Algemene begroting van het Waalse Gewest gestort worden, worden de ontvangsten boven dat bedrag die voortkomen uit de onmiddellijke inningen, de minnelijke schikkingen en de strafrechtelijke boeten die verband houden met de inbreuken op de reglementering inzake verkeersveiligheid en die overeenkomstig artikel 2bis van de bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten volgens de plaats van de overtreding aan de gewesten worden toegekend, voor het Fonds bestemd.

Op het krediet betreffende het Fonds bedoeld in het eerste lid worden enkel de volgende uitgaven geboekt : 1° de uitgaven ter financiering van de beveiliging van het gewestelijk verkeersnet via investeringen inzake civiele bouwkunde, elektromechanica, aankoop van materieel;2° de uitgaven ter financiering van de bewustmakings- en voorlichtingsacties inzake de verkeersveiligheid;3° de uitgaven ter financiering van de beveiliging van knelpunten op het gezamenlijke Waalse verkeersnet. HOOFDSTUK III. - Maatregelen inzake openbare werken

Art. 10.De overeenkomst van 15 juli 2014 met betrekking tot de doorbetalingsverbintenis, afgesloten tussen het Waals Gewest, het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Single Service Provider en de financier, wordt hierbij bekrachtigd voor wat betreft het aandeel van het Waals Gewest in alle verplichtingen die ingevolge de DBFMO-overeenkomst van 25 juli 2014 door de interregionale entiteit Viapass of zijn rechtsopvolger of rechtsverkrijger aan de Single Service Provider of de financier verschuldigd zijn, voor zover deze niet vervuld kunnen worden door de interregionale entiteit Viapass of zijn rechtsopvolger of rechtsverkrijger. HOOFDSTUK IV. - Maatregelen inzake energie en huisvesting Afdeling 1. - Wijzigingen in het decreet van 12 april 2001 betreffende

de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt

Art. 11.In artikel 51ter, § 2, eerste lid, van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt, ingevoegd bij het decreet van 17 juli 2008 en voor het laatst gewijzigd bij het decreet van 11 april 2014, wordt de zin « Het bedrag van het jaarlijks globale budget van de CWaPE bedraagt 5.600.000 euro » vervangen door de zin « Het jaarlijks globale budget van de "CWaPE" bedraagt 5.410.000 euro in 2015, 5.300.000 euro in 2016 en 5.230.000 euro vanaf 2017 ». Afdeling 2 - Wijzigingen in de bepalingen van het Wetboek van de

inkomstenbelastingen

Art. 12.Artikel 145/31 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006 en voor het laatst gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014, wordt opgeheven.

Art. 13.In artikel 145/37 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 mei 2014, wordt paragraaf 3 vervangen als volgt : « De vermindering wordt berekend : 1° voor de hypothecaire leningen waarvan de authentieke akte voor 1 januari 2015 wordt getekend, tegen het voor de belastingplichtige hoogste belastingtarief als vermeld in artikel 130, met een minimum van 30 percent.Ingeval de uitgaven die voor de vermindering in aanmerking komen, betrekking hebben op meer dan één belastingtarief, wordt voor elk deel van de bijdragen en betalingen het overeenstemmend tarief in aanmerking genomen; 2° voor de hypothecaire leningen waarvan de authentieke akte vanaf 1 januari 2015 wordt getekend of voor de overnamen van uitstaande bedragen verricht vanaf 1 januari 2015 in het kader van een opening van een voor die datum betaand krediet, tegen het belastingtarief van 40 percent.».

Art. 14.Artikel 178/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 mei 2014, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidend als volgt : « § 3. De belastingsverminderingen bedoeld in de artikelen 145/21, 145/25, 145/30, 145/31, 145/36 tot 145/47 die niet geheel of gedeeltelijk op de gewestelijke personenbelasting aangerekend kunnen worden, worden op de federale personenbelasting aangerekend. ».

Art. 15.Artikel 178/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 mei 2014, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidend als volgt : « § 3. De belastingsverminderingen bedoeld in de artikelen 145/21, 145/25, 145/30, 145/31, 145/36 tot 145/47 die niet geheel of gedeeltelijk op de gewestelijke personenbelasting aangerekend kunnen worden, worden op de federale personenbelasting aangerekend. ».

Art. 16.In artikel 253 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 6 juli 1994 en gewijzigd bij het programmadecreet van 23 februari 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) onder punt 3° bis, eerste lid, worden de woorden « uiterlijk 31 december 2014 » ingevoegd tussen de woorden « vanaf 1 januari 2005, » en « volgens het volgende verschil »;b) punt 3° ter wordt aangevuld met de woorden « en uiterlijk 31 december 2014;»; c) er wordt een punt 3° quater ingevoegd, luidend als volgt : « 3° quater.§ 1. Nieuwe investeringen in materieel en gereedschap bedoeld in artikel 471, § 3, verworven of nieuw aangelegd op het grondgebied van het Waalse Gewest, vanaf 1 januari 2015. § 2. De vrijstelling wordt toegekend gedurende maximum negen achtereenvolgende belastbare periodes, met ingang op 1 januari van het jaar dat volgt op de verwerving of de aanleg van de investering, ten belope van 100 percent voor elk van de eerste vijf belastbare periodes en, voor elk van de vier volgende belastbare periodes, respectievelijk 80, 60, 40 en 20 percent. »; d) onder punt 4° worden de woorden « en 3° ter » vervangen door de woorden « 3° ter en 3° quater ».

Art. 17.De artikelen 12, 13 en artikel 15 zijn toepasselijk vanaf het aanslagjaar 2016.

Artikel 14 is toepasselijk vanaf het aanslagjaar 2016.

Artikel 16 ervan treedt in werking vanaf het aanslagjaar 2015, uitgezonderd artikel 16, c, lid 2, waarbij een 3° quater, § 2, ingevoegd wordt in artikel 253 van het Wetboek van inkomstenbelastingen 92, waarvan de inwerkingtreding door de Regering zal worden bepaald. HOOFDSTUK V. - Maatregelen inzake leefmilieu Afdeling 1. - Wijzigingen aangebracht in Boek I van het Milieuwetboek

Art. 18.Artikel D.138, eerste lid, van Boek I van het Milieuwetboek, ingevoegd bij het decreet van 5 juni 2008 en voor het laatst gewijzigd bij het decreet van 10 juli 2013, wordt aangevuld met volgend streepje : « - de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren. ».

Art. 19.In artikel D.140, § 2, eerste lid, van hetzelfde Boek worden de woorden « of dierenbescherming en -welzijn » ingevoegd tussen de woorden « inzake leefmilieu » en « in het kader van haar maatschappelijk doel ».

Art. 20.In artikel D.159, § 2, van hetzelfde Boek wordt een punt 8° ingevoegd, luidend als volgt : « 8° overtredingen van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren. ».

Art. 21.In artikel D.170 van hetzelfde Boek, voor het laatst gewijzigd bij het decreet van 27 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden « " dat uit twee afdelingen bestaat, met name : de afdeling " incivilités environnementales " en de afdeling " protection des eaux " bedoeld in artikel D.324 van het Waterboek. » vervangen « dat uit drie afdelingen bestaat, met name : de afdeling " incivilités environnementales ", de afdeling " protection des eaux " en de afdeling "protection des sols" »; 2° paragraaf 3 wordt aangevuld met volgend lid : « Afwijkingshalve worden de administratieve boetes die opgelegd worden en de transacties die gesloten worden in geval van overtreding van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren gestort op het Begrotingsfonds van de dierenbescherming en -welzijn.»; 3° er wordt een paragraaf 4 ingevoegd, luidend als volgt : « § 4.De ontvangsten van het « Fonds pour la Protection de l'Environnement, afdeling « Protection des sols », worden bestemd voor de financiering van de uitgaven betreffende het beleid inzake bodembescherming en- beheer. ». Afdeling 2 - Wijzigingen aangebracht in Boek II van het Milieuwetboek

dat het Waterboek inhoudt

Art. 22.Deze afdeling beoogt de financiering van het waterbeleid via de optimalisering van de mechanismen tot terugwinning van de kosten van watergebruik, met inbegrip van de kosten inzake leefmilieu en waterhulpbronnen, overeenkomstig richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid.

Art. 23.In artikel D.2 van Boek II van het Milieuwetboek dat het Waterboek inhoudt, voor het laatst gewijzigd bij het decreet van 13 oktober 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) er wordt een punt 16° bis ingevoegd, luidend als volgt : « 16° bis « dienstovereenkomst inzake industriële sanering » : de door de Waalse Regering goedgekeurde dienstovereenkomst waarbij de in artikel D.22 vastgelegde doelstellingen nagestreefd moeten worden en die gesloten wordt tussen een bedrijf dat industriële afvalwateren in een openbaar zuiveringsstation loost, de erkende saneringsinstelling bedoeld in de artikelen D.343 tot D.345en de "S.P.G.E". »; b) er wordt een punt 20° bis ingevoegd, luidend als volgt : « 20° bis « industriële saneringskosten » : hierna « C.A.I. », de kostprijs van de dienst verleend door de « S.P.G.E. » ten gunste van het bedrijf dat industriële afvalwateren in een openbaar zuiveringsstation loost, en berekend overeenkomstig artikel D. 260, op basis van de exploitatiekosten, de investeringskosten en de beheerskosten. »; c) er wordt een punt 36° bis ingevoegd, luidend als volgt : « 36° bis « bemalingswater » : water afgevoerd via een geschikt technisch middel om een groeve of mijn in droge toestand te kunnen exploiteren;»; d) er wordt een punt 36° ter ingevoegd, luidend als volgt : « 36° ter « geothermale wateren » : grondwateren waarvan de temperatuur 50° C overschrijdt wegens een verblijf in de diepte en die geëxploiteerd kunnen worden met het oog op de productie en de distributie van warmte of elektriciteit via een openbaar netwerk;»; e) er wordt een punt 36° quater ingevoegd, luidend als volgt : « 36° quater « grijswater of gootwater » : huishoudafvalwater afkomstig van sanitaire installaties, wasmachines en keukens en waarin geen fecale materies, urine of toiletpapier voorkomen;»; f) er wordt een punt 36° quinquies ingevoegd, luidend als volgt : « 36° quinquies "zwartwater" : huishoudafvalwater afkomstig van wc's en waarin uitsluitend fecale materies, urine, toiletpapier of spoelwater voorkomen;»; g) punt 40° wordt opgeheven;h) onder punt 42° worden de woorden "en landbouwafvalwater" opgeheven; i) punt 71° wordt vervangen als volgt: « 71° « belastingplichtige » : elke persoon, met inbegrip van de intercommunales, met uitzondering van de opdrachten i.v.m. het statuut van erkende saneringsinstelling die aan heffing of bijdrage onderworpen waterhoeveelheden opneemt, elke persoon onderworpen aan de belasting op de lozing van afvalwater alsook elke persoon onderworpen aan de belasting op de milieulasten veroorzaakt door landbouwbedrijven. ».

Art. 24.Artikel D.2bis van Boek II, gewijzigd bij het decreet van 17 januari 2008, wordt opgeheven.

Art. 25.Artikel D.2ter van Boek II van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, wordt vervangen als volgt : « Art. D.2ter. § 1er. De termijnen bedoeld in de artikelen D.252 tot D290 worden berekend overeenkomstig de artikelen 52, eerste lid, 53, 53bis et 54 van het Gerechtelijk wetboek. § 2. Als de artikelen D.252 tot D290, alsook het regelgevend gedeelte van Boek II en de desbetreffende overige uitvoeringsbesluiten, melding maken van de bevoegdheden van ambtenaren van de diensten van het Waalse Gewest en van de Waalse openbare instellingen aangewezen door de Waalse Regering om de dienst van de bij die bepalingen vastgelegde belastingen en taksen waar te nemen, kunnen die ambtenaren zowel van de statutaire personeelsleden als van het contractuele personeel van de dienst of van betrokken instelling deel uitmaken. ».

Art. 26.Artikel D.159 van Boek II van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 7 november 2007, wordt vervangen als volgt : « Art. D.159. De milieuvergunning of de aangifte overeenkomstig de voorschriften bepaald bij het de decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning kan vereist worden voor : 1° elke lozing van afvalwater in gewoon oppervlaktewater, openbare rioleringen, afvalwatercollectoren of kunstmatige afvoerwateren;2° elke tijdelijke of permanente storting van vervuilende stoffen op een plek waar ze door een natuurverschijnsel in oppervlaktewater of openbare rioleringen kunnen terechtkomen;3° lozingen in gewoon oppervlaktewater bij het varen van boten;4° de bouw van rottingsputten en gelijksoortige zuiveringssystemen;5° waterwinplaatsen die niet gelegen zijn in een gebied waar water drinkbaar gemaakt kan worden.».

Art. 27.Artikel D.177, tweede lid, van Boek II van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2007, wordt aangevuld met de volgende punten 3° en 4° : « 3° de laboratoria erkennen die belast worden met de grondanalyses om er de potentieel uitspoelbare stikstof, afgekort APL, te kwantificeren, of die belast worden met het uivoeren van een stikstofprofiel van de grond; 4° de modaliteiten vastleggen volgens welke de landbouwer aantoont dat de infrastructuren voor de opslag van teelteffluenten in zijn landbouwbedrijf voldoen aan de voorschriften waarin de in 2° bedoelde beschermingsprogramma's voorzien, alsook de procedure en de modaliteiten tot afgifte van de conformiteitsattesten betreffende de opslag van teelteffluenten en de autoriteit die daarvoor instaat.».

Art. 28.In deel III, Tittel I, Hoofdstuk I, wordt het opschrift van afdeling 2 van Boek II van hetzelfde Wetboek vervangen als volgt : « Afdeling 2. - Algemene voorwaarden voor de openbare distributie van voor menselijk verbruik bestemd water ».

Art. 29.In deel III, Titel II, Hoofdstuk I, wordt het opschrift van afdeling 1 van Boek II van hetzelfde Wetboek vervangen als volgt : « Afdeling 1. - Tarifering en facturering van voor menselijk verbruik bestemd water ».

Art. 30.In deel III, Titel II, Hoofdstuk I, afdeling 1, van Boek II van hetzelfde Wetboek wordt het opschrift van onderafdeling 1 vervangen als volgt : « Onderafdeling 1. - Tarifering van voor menselijk verbruik bestemd water ».

Art. 31.Artikel D.229 van Boek II van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 7 november 2007, wordt vervangen als volgt : « Art. D.229. In het kader van de tarifering bedoeld in artikel D.228 wordt de C.V.A. niet toegepast in de volgende gevallen : : 1° als de gebruiker in aanmerking komt voor een vrijstelling, overeenkomstig artikel D.270; 2° op het gedeelte van het totaal opgevangen volume dat als industrieel afvalwater wordt geloosd, als de gebruiker onderworpen is aan de belasting op het lozen van industrieel afvalwater of als hij bijdraagt in de industriële saneringskosten (CAI) waarin artikel D.260 voorziet; 3° op de watervolumes verbruikt door de landbouwbedrijven die onderworpen zijn aan de belasting op de milieulasten, met uitzondering van het volume dat gelijk is aan het vermoedelijke waterverbruik van het gezin, hetzij 90 m3.».

Art. 32.In artikel D.239 van Boek II van hetzelfde Wetboek wordt het getal "0,0125" vervangen door het getal "0,025".

Art. 33.In deel III, Titel II, Hoofdstuk I, worden de afdelingen 3 tot 5 van Boek II van hetzelfde Wetboek, die de artikelen D.252 tot D.317 inhouden, opgeheven.

Art. 34.In deel III, Titel II, wordt Hoofdstuk II van Boek II van hetzelfde Wetboek, dat de artikelen D.318 tot D.330 inhoudt, opgeheven.

Art. 35.In deel III, Titel II van Boek II van hetzelfde Wetboek wordt volgend hoofdstuk II ingevoegd : « Hoofdstuk II - Mechanismen tot terugwinning van andere kosten dan de tarifering ».

Art. 36.Hoofdstuk II, ingevoegd bij artikel 35, wordt aangevuld met een afdeling 1, luidend als volgt : « Afdeling 1. - Algemene bepalingen ».

Art. 37.Afdeling 1, ingevoegd bij artikel 36, wordt aangevuld met een artikel D.252, luidend als volgt : « Art. D.252. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan administratie : de dienst(en) aangewezen door de Regering. ».

Art. 38.Hoofdstuk II, ingevoegd bij artikel 35, wordt aangevuld met een afdeling 2, luidend als volgt : « Afdeling 2. - Belasting en bijdrage op de waterwinningen. ».

Art. 39.In afdeling 2, ingevoegd bij artikel 38, wordt aangevuld met een onderafdeling 1, luidend als volgt : « Onderafdeling 1. - Winplaatsen voor tot drinkwater verwerkbaar water ».

Art. 40.Onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel 39, wordt aangevuld met een artikel D.254, luidend als volgt : « Art. D.254. De producenten van tot drinkwater verwerkbaar water, van wie de waterwinplaatsen in het Waalse Gewest gelegen zijn, dragen naar rato van de geproduceerde volumes van tot drinkwater verwerkbaar water bij tot de financiering van de maatregelen tot bescherming van het tot drinkwater verwerkbaar water.

De geproduceerde watervolumes bestemd voor distributie in het Waalse Gewest op basis waarvan de verdelers de sanering van afvalwater verhoudingsgewijs dragen, worden berekend op grond van de watervolumes die aan de verbruikers verdeeld en gefactureerd worden.

Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder " producenten van tot drinkwater verwerkbaar water " : De houders van winplaatsen van tot drinkwater verwerkbaar water in het Waalse Gewest of elke andere persoon die het water, grosso modo, afkoopt van een andere waterproducent die op de verkochte volumes niet heeft bijgedragen tot de openbare sanering van de afvalwateren. ».

Art. 41.In dezelfde onderafdeling 1 wordt een artikel D.255 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. D.255. § 1. De winplaatsen van tot drinkwater verwerkbaar water zijn onderworpen : 1° enerzijds aan, hetzij : a) de betaling van een waterwinbelasting waarvan het bedrag is vastgelegd op 0,0756 euro per kubieke meter water geproduceerd in de loop van het winningsjaar; b) het sluiten van een dienstovereenkomst tot bescherming van het tot drinkwater verwerkbaar water met de "S.P.G.E."; 2° anderzijds aan, hetzij : a) het sluiten van een saneringsdienstovereenkomst met de "S.P.G.E." na afloop waarvan de waterproducent de diensten van de "S.P.G.E." huurt om, volgens een bepaalde planning, de openbare sanering te verrichten van een watervolume dat met het geproduceerde watervolume overeenstemt en dat bestemd is om via de openbare distributie te worden verdeeld in het Waalse Gewest; b) de uitvoering van de zuiveringsopdracht door hemzelf, naar rato van het watervolume dat hij produceert. De verplichting van de houder van de winplaats van tot drinkwater verwerkbaar water wordt opgeheven wanneer een industriële saneringsdienstovereenkomst wordt gesloten en industriële saneringskosten aan de "S.P.G.E." worden gestort voor het gedeelte van het volume dat in de vorm van industrieel afvalwater wordt geloosd. § 2. De winplaatsen van tot drinkwater verwerkbaar water worden bovendien onderworpen aan een jaarlijkse waterwinbelasting waarvan het bedrag is vastgelegd op 0,0756 euro per kubieke meter water geproduceerd in de loop van het winningsjaar. § 3. De winbelasting of -bijdrage bedoeld in de paragrafen 1 ent 2 geldt niet voor de volgende grondwaterwinplaatsen : 1° het oppompen door de saneringsinstellingen in het kader van hun opdracht inzake afvoer van overstromingswater, met uitzondering van het watervolume dat ze verkopen of verdelen;2° het proefoppompen tijdens een periode die niet langer dan twee maanden duurt.».

Art. 42.Afdeling 2, ingevoegd bij artikel 38, wordt aangevuld met een onderafdeling 2, luidend als volgt : « Onderafdeling 2. - Winplaatsen van grondwater dat niet tot drinkwater verwerkbaar is ».

Art. 43.Onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 42, wordt aangevuld met een artikel D.256, luidend als volgt : « Art. D.256. § 1. De winplaatsen voor bemalingswater worden jaarlijks onderworpen aan een winningsbelasting van 0,0756 euro per kubieke meter bemalingswater betreffende de grondwatervolumes. § 2. De overige winplaatsen van niet tot drinkwater verwerkbaar water, met uitzondering van de winningen onder 3.000 kubieke meter, worden onderworpen aan een jaarlijkse winningsbelasting waarvan het bedrag vastgelegd is als volgt: 1° op de schijf van 0 tot 20 000 kubieke meter water : 0,03 euro per kubieke meter opgenomen water; 2° op de schijf van 20.001 tot 100.000 kubieke meter water : 0,06 euro per kubieke meter opgenomen water; 3° op de schijf boven 100.000 kubieke meter water : 0,09 euro per kubieke meter opgenomen water. § 3. De volgende grondwaterwinplaatsen zijn niet onderworpen aan een winningsbelasting bedoeld in paragraaf 2 : 1° het oppompen door de saneringsinstellingen in het kader van hun opdracht inzake afvoer van overstromingswater, met uitzondering van het watervolume dat ze verkopen of verdelen;2° proefpompingen tijdens een periode van hoogstens twee maanden.». 3° tijdelijke oppompingen verricht ter gelegenheid van openbare of privé werken inzake civiele bouwkunde;4° oppompingen ter bescherming van goederen, met uitzondering van de oppompingen verricht voor industriële of winstgevende doeleinden;5° oppompingen van geothermaal water voor de collectieve verwarming van openbare woningen of gebouwen.».

Art. 44.Afdeling 2, ingevoegd bij artikel 38, wordt aangevuld met een onderafdeling 3, luidend als volgt : « Onderafdeling 3. - Waterwinnningen van niet tot drinkwater verwerkbaar oppervlaktewater ».

Art. 45.Onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel 44, wordt aangevuld met een artikel D.257, luidend als volgt : « Art. D.257. § 1. De waterwinnningen van niet tot drinkwater verwerkbaar oppervlaktewater, met uitzondering van de winningen onder 10.000 kubieke meter, worden onderworpen aan een jaarlijkse winningsbelasting waarvan het bedrag vastgelegd is als volgt : 1° op de schijf van 0 tot 999 999 kubieke meter water : 0,063 euro per kubieke meter opgenomen water;2° op de schijf van 1 000 000 tot 9 999 999 kubieke meter water : 0,037 euro per kubieke meter opgenomen water;3° op de schijf van 10 000 000 tot 99 999 999 kubieke meter water : 0,020 euro per kubieke meter opgenomen water;4° op de schijf boven 99 999 999 kubieke meter water : 0,004 euro per kubieke meter opgenomen water. Er wordt een verminderingscoëfficiënt van de in het eerste lid bedoelde winningsbijdrage toegepast op de opgenomen volumes die in de oppervlaktewateren teruggeloosd worden. Die coëfficiënt is gelijk aan [1-((Teruggeloosd volume/opgenomen totaal volume)/2)]. § 2. De volgende grondwaterwinplaatsen zijn niet onderworpen aan de winningsbelasting bedoeld in paragraaf 1 : 1° het oppompen door de saneringsinstellingen in het kader van hun opdracht inzake afvoer van overstromingswater, met uitzondering van het watervolume dat ze verkopen of verdelen;2° tijdelijke oppompingen verricht ter gelegenheid van openbare of privé werken inzake civiele bouwkunde;3° oppompingen ter bescherming van goederen;4° oppompingen voor de collectieve verwarming van openbare woningen of gebouwen, met uitzondering van de oppompingen verricht voor industriële of winstgevende doeleinden;5° de winningen die uitsluitend bestemd zijn voor de productie van groene elektriciteit in de zin van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt.».

Art. 46.Hoofdstuk II, ingevoegd bij artikel 35, wordt aangevuld met een afdeling 3, luidend als volgt : « Afdeling 3. - Belasting op de lozing van industrieel en huishoudelijk afvalwater ».

Art. 47.Afdeling 3, ingevoegd bij artikel 46, wordt aangevuld met een onderafdeling 1, luidend als volgt : « Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen ».

Art. 48.Onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel 47, wordt aangevuld met een artikel D.258, luidend als volgt : « Art. D.258. Er wordt een jaarlijkse belasting op lozingen van afvalwater vastgelegd ».

Art. 49.In dezelfde onderafdeling 1 wordt een artikel D.259 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. D.259. De belasting is van toepassing op : 1° elke natuurlijke of rechtspersoon, publiek- of privaatrechtelijk, incluis de intercommunales, behalve in het kader van de uitoefening van de opdrachten i.v.m. het statuut van erkende saneringsinstelling, hierna "bedrijven" genoemd, die industrieel afvalwater lozen in de openbare rioleringen, afvalwatercollectoren, zuiveringsstations van de saneringsinstellingen of in de oppervlakte- of grondwateren; 2° elke natuurlijke of rechtspersoon, publiek- of privaatrechtelijk, incluis de intercommunales, behalve in het kader van de uitoefening van de opdrachten i.v.m. het statuut van erkende saneringsinstelling die huishoudelijk afvalwater lozen in de collectoren bedoeld onder 1° en die wegens een niet openbare bevoorrading niet bijdraagt in de saneringskosten vervat in de reële kostprijs van het water, behalve als ze een vrijstelling genieten, overeenkomstig artikel D.270; 3° elke natuurlijke of rechtspersoon, publiek- of privaatrechtelijk, incluis de intercommunales, behalve in het kader van de uitoefening van de opdrachten i.v.m. het statuut van erkende saneringsinstelling die huishoudelijk afvalwater lozen in de collectoren bedoeld onder 1° en die de in artikel D.229, 2°, bedoelde vrijstelling van de C.V.A. genieten. ».

Art. 50.In afdeling 3, ingevoegd bij artikel 46, wordt een onderafdeling 2 ingevoegd, luidend als volgt : "Onderafdeling 2. - Bijzondere bepalingen betreffende de lozingen van industrieel afwalwater".

Art. 51.In onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 50, wordt een artikel D.260 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D.260. § 1. De jaarlijkse belasting op het lozen van industrieel afvalwater is evenredig met de hoeveelheid verontreinigende stoffen ervan berekend overeenkomstig de in de artikelen D.262 en D.265 bepaalde formules.

De in aanmerking te nemen hoeveelheid verontreinigende stoffen is die van het industriële afvalwater geloosd gedurende het jaar dat aan het belastingjaar voorafgaat. § 2. De onderneming die industrieel afwalwater in een openbaar zuiveringsstation loost, sluit een dienstencontract voor industriële sanering. Ze moet de kosten van de in dit contract bedoelde industriële sanering voor het geloosde afvalwatergedeelte betalen.

De onderneming die een dienstencontract voor industriële sanering heeft gesloten, wordt vrijgesteld van de in § 1 bedoelde jaarlijkse belasting op het lozen van industrieel afvalwater vanaf de datum van ondertekening van dit contract. § 3. De Regering keurt het model van het dienstencontract voor industriële sanering goed.

Het contract bevat minstens de volgende gegevens: 1) de bepaling van de diensten inzake de opvang en de zuivering van het industrieel water verleend door de "S.P.G.E." en de erkende zuiveringsinstellingen; 2) de geraamde hoeveelheid en de aard van het water geloosd door de industrie in het net of het station waarvoor een akkoord tussen partijen is gesloten; 3) de modaliteiten voor de berekening van de kosten van de industriële sanering bedoeld in artikel D.2, 20° bis; 4) de controles die de "S.P.G.E." of de erkende zuiveringsinstelling mogen verrichten om de overeenstemming van het geloosde water met de contractuele bepalingen te controleren en de modaliteiten voor de uitoefening van die controles; 5) de sancties voorzien indien de partijen hun verplichtingen niet naleven;6) de oorzaken die een einde kunnen maken aan het contract en de gevolgen van het eventuele einde van het contract;7) de uitzonderingen of eventuele afwijkingen van het principe volgens welk het contract voor een onbepaalde duur wordt gesloten. Rekening houdende met sociale, leefmilieu- en economische impacten van de afwenteling van de kosten van de diensten, is de kostprijs van de industriële sanering gelijk aan de reële kostprijs of aan de tegenwaarde van de belasting op het lozen van industrieel afvalwater indien de reële kostprijs hoger is dan die belasting.

Om het bestaan en het bedrag van het dienstencontract voor industriële sanering te bepalen, mag de "S.P.G.E." of de door de "S.P.G.E." gemachtigde erkende zuiveringsinstelling alle bewijsmiddelen aanwenden die door het gemene recht worden toegelaten.

Wanneer de onderneming die industrieel afvalwater loost, de waarden van de in aanmerking te nemen parameters niet meedeelt aan de "S.P.G.E.", mag laatstgenoemde monsternemingen en analysen verrichten of laten verrichten om die waarden te bepalen, waarbij de daaruit voortvloeiende kosten ten laste zijn van de onderneming. Bij gebrek aan analysen wordt de last die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de reële kostprijs van de industriële sanering geraamd op basis van de beschikbare relevante inlichtingen.

De "S.P.G.E." kan op verzoek van de Waalse Regering de dienstencontracten per categorie industrieën zonder vergoeding en mits een opzegging van 12 maanden opzeggen. § 4. De "S.P.G.E." of de exploitant van de openbare saneringsinfrastructuur mogen de sanering onderbreken of beperken telkens als herstel-, renovatie-, wijzigings-, verplaatsings-, onderhouds- of exploitatiewerken het rechtvaardigen.

In dit geval zal de exploitant zich inspannen om het aantal onderbrekingen en de duur ervan tot een minimum te beperken. De betrokken ondernemingen die industrieel afvalwater lozen, worden uiterlijk vijf werkdagen vóór het begin van de werken op de hoogte gebracht van de werken.

In spoedgevallen of in geval van onderbrekingen van minder dan één uur, worden de betrokken ondernemingen die industrieel afvalwater lozen, op de hoogte gebracht van de werken binnen een redelijke termijn voor het begin ervan. Bewarende maatregelen of maatregelen bestemd om de schade te beperken kunnen uitgevoerd worden vóór hun kennisgeving aan de betrokken ondernemingen die industrieel afvalwater lozen.

Tijdens de onderbrekingen of de stopzettingen van de dienst wegens het algemeen belang in geval van overmacht of ingebrekestelling van de onderneming die industrieel afvalwater loost, zijn de S.P.G.E. of de exploitant niet verplicht een schadeloosstelling of een compensatie te betalen. § 5. Met het oog op de bevordering van het goede beheer van het industrieel afvalwater kan de Waalse Regering de overdracht aan de S.P.G.E. van een onroerend goed gelegen in een bedrijfsruimte of een deel van een dergelijk onroerend goed, in volle eigendom of in de ondergrond, toelaten na instemming van de S.P.G.E. en zonder terugbetaling van de steun of van de subdiside toegekend krachtens het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid. De saneringsinstallatie wordt door de overdrager met de normen in overeenstemming gebracht".

Art. 52.In dezelfde onderafdeling 2 wordt een artikel D.261 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D.261. Het basisbedrag van de belasting per eenheid verontreinigende stoffen van het geloosde industriële afvalwater, hierna eenheidsbelasting genoemd, wordt vanaf 1 januari 2015 vastgesteld op 13 euro.".

Art. 53.In dezelfde onderafdeling 2 wordt een artikel D.262 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D.262. De hoeveelheid verontreinigende stoffen van het geloosde industriële afvalwater wordt berekend aan de hand van de volgende formule: "N = N1 + N2 + N3 + N4 + N5" Waarbij: 1° "N" = het totale aantal eenheden verontreinigende stoffen; 2° "N1 = (Q/180)*[a + (0.35*MS/500) + (0.45*D.C.O./525)]*(0.4 + 0.6 d)" Waarbij: a) "N1" = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan de aanwezigheid van zwevende en oxydeerbare stoffen;b) "Q" = het dagelijkse gemiddelde volume industrieel afvalwater, exclusief koelwater, uitgedrukt in liter, geloosd door de onderneming tijdens de drukste maand van het jaar.Het gemiddelde volume is het resultaat van de deling van het maandelijkse volume door het aantal lozingsdagen tijdens de drukste maand; c) "MS" = het gehalte aan zwevende stoffen, uitgedrukt in mg/l, van het ruwe water waarop Q betrekking heeft;d) "COD" = het chemische zuurstofverbruik, uitgedrukt in mg/l, van het water waarop Q betrekking heeft na bezinking van twee uren;e) "a" = een coëfficiënt met als waarde 0,2, behalve als het water rechtstreeks in het oppervlaktewater wordt geloosd;dan is de waarde gelijk aan 0; f) "d" = de verbeterende factor resulterende uit een breuk met als noemer 225 en als teller het aantal dagen gedurende dewelke het afvalwater wordt geloosd;die factor wordt in aanmerking genomen voor de seizoensgebonden of periodieke activiteiten waarvoor kan worden bewezen dat gedurende minder dan 225 kalenderdagen per jaar afvalwater wordt geloosd; in de andere gevallen is de factor gelijk aan 1. 3° "N2 = [Q1 (Xi + 0,2 Yi + 10 Zi)]/500" Waarbij: a) "N2" = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan de aanwezigheid van zware metalen;b) "Q1" = het jaarlijkse volume industrieel afvalwater, exclusief koelwater, uitgedrukt in m3, dat tijdens het jaar is geloosd;c) "Xi" = de som van de gemiddelde arsenicum-, chroom-, koper-, nikkel-, lood-, zilverconcentraties, gemeten in het water waarop Q1 betrekking heeft en uitgedrukt in mg/l;d) "Yi" = de gemiddelde zinkconcentratie, gemeten in het water waarop Q1 betrekking heeft en uitgedrukt in mg/l;e) "Zi" = de som van de gemiddelde cadmium-, kwik-, nikkel- en loodconcentraties, gemeten in het water waarop Q1 betrekking heeft en uitgedrukt in mg/l; 4° "N3 = (Q1 (N + P))/10.000" Waarbij: a) "N3" = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan de aanwezigheid van voedingsstoffen;b) "Q1" = het jaarlijkse volume industrieel afvalwater, exclusief koelwater, uitgedrukt in m3, dat tijdens het jaar is geloosd;c) "N" = de gemiddelde concentratie van totale stikstof, gemeten in het afvalwater waarop Q1 betrekking heeft en uitgedrukt in mgN/l;d) "P"= de gemiddelde concentratie van totaal fosfor, gemeten in het afvalwater waarop Q1 betrekking heeft en uitgedrukt in mg P/l; 5° "N4" = 0,2.Q2 dt/10.000" : Waarbij : a) "N4" = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan het temperatuurverschil tussen het geloosde afvalwater en het ontvangende oppervlaktewater;b) "Q2" = het door het bedrijf jaarlijks geloosde volume koelwater, uitgedrukt in m3;c) "dt" = het gemiddelde temperatuurverschil, uitgedrukt in C°, tussen het opgevangen en het geloosde water waarop Q2 betrekking heeft;d) "N4" enkel in aanmerking wordt genomen indien Q2 dt of groter dan of gelijk is aan 1 000 000. 6° "N5 = e.(Q1.TU)/1000" : Waarbij: a) "N5" = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan het toxiciteitsniveau;b) "e" = een verminderingscoëfficient dat een evolutief karakter wil geven aan de introductie van de ecotoxiciteit.Vanaf 1 januari 2015 is het coëfficient "e" gelijk aan 0. Vanaf 1 januari 2016 is het coëfficient gelijk aan 0,25. Vanaf 1 januari 2017 is het coëfficient gelijk aan 0,50. Vanaf 1 januari 2018 is het coëfficient gelijk aan 1. b) "Q1" = het jaarlijkse geloosde volume industrieel afvalwater, exclusief koelwater, uitgedrukt in m3;d) « TU » zijn de toxiciteitseenheden voor 1 kubieke meter, uitgedrukt in equitox, en zijn gelijk aan 100 Ec50- 24 h' e) EC50-24uur = de concentratie met een immobibilisatie-effect op de helft van de bevolking van "daphnia Magna" (microschaaldieren van zoetwater) na 24uur blootstelling aan het afvalwater, waarbij haar waarde uitgedrukt wordt in percentage afvalwater dat aan de proef wordt onderworpen. Wanneer de EC50-24uur-waarde bedoeld in het tweede lid, 6°, e) hoger is dan 100 %, wordt het afvalwater als niet-giftig beschouwd (TU = 0).

De Regering bepaalt de activiteitssectoren onderworpen aan de toepassing van "N5", bedoeld in het tweede lid, 6°, a), naar gelang van de karakterisering van de lozingen en bepaalt er de analysemodaliteiten van.".

Art. 54.In dezelfde onderafdeling 2 wordt een artikel D.263 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D.263. § 1. De waarden van de in artikel D.262 bedoelde parameters zijn de in de milieuvergunning van de belastingplichtige vermelde maximale waarden, voor zover zij erin vermeld staan en de belastingplichtige de bewoordingen van de milieuvergunning of de werkelijke gemiddelde waarden in acht neemt, die op kosten van de belastingplichtige door een door de Regering erkend laboratorium bepaald zijn overeenkomstig artikel D.147, Boek I, van het Milieuwetboek, door het referentielaboratorium van het Waalse Gewest volgens de voorschriften en onder het toezicht van het Bestuur.

Als de belastingplichtige de in aanmerking te nemen parameterwaarden verzuimt mede te delen aan het Bestuur, gaat bedoeld Bestuur tot monsternemingen en analyses over of laat ze daartoe overgaan om die waarden te bepalen, waarbij de daaruit voortvloeiende kosten ten laste komen van de belastingplichtige.

De Regering stelt de technische modaliteiten vast voor de bepaling van de waarden van de in artikel D.262 bedoelde parameters. § 2. Van de in het geloosde afvalwater gemeten waarden van de parameters MS, COD, Xi, Yi, Zi, N en P kan de belastingplichtige overeenstemmende waarden aftrekken die, overeenkomstig de hem bepaalde voorschriften en onder toezicht van het Bestuur, op zijn kosten worden gemeten door een door de Regering erkend laboratorium.

De aftrek gebeurt afzonderlijk en mag niet tot gevolg hebben dat de waarden van bepaalde parameters negatief worden.".

Art. 55.In dezelfde onderafdeling 2 wordt een artikel D.264 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D.264. Als het Bestuur de waarden van de parameters van de in artikel D.262 bepaalde formule niet kent en die parameters niet redelijkerwijs kan vaststellen op basis van de beoordelingselementen waarover het beschikt, of als technische of economische moeilijkheden de betrouwbare vaststelling van de reële gemiddelde waarden van die parameters in de weg staan, berekent het de hoeveelheid verontreinigende stoffen aan de hand van de in artikel D.265 bepaalde vereenvoudigde formule.".

Art. 56.In dezelfde onderafdeling 2 wordt een artikel D.265 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D.265. De vereenvoudigde formule van de hoeveelheid verontreinigende stoffen is de volgende : "N = N1 + N2" Waarbij: 1° "N" = het totale aantal eenheden verontreinigende stoffen;2° "N1 = A C1/B": Waarbij: a) "N1" = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan de aanwezigheid van zwevende en oxydeerbare stoffen;b) "A" = de jaarlijkse bedrijvigheid uitgedrukt overeenkomstig de gebruikte basis;c) "B" = de basis vermeld in kolom 3 van de tabel in bijlage 1;c) "C1" = de omzettingscoëfficiënt vermeld in kolom 4 van de tabel in bijlage I.3° « N2 = (Q1.- Q2) C2 + Q2 C3 » : Waarbij: a) "N2" = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan de aanwezigheid van zware metalen, voedingsstoffen en koelwater;b) "Q1" = het jaarlijkse volume van het geloosde industriële afvalwater, uitgedrukt in m3;b) "Q2" = het jaarlijkse volume van het geloosde koelwater, uitgedrukt in m3;d) "C2" = het 1/100ste behalve wanneer een andere omzettingscoëfficiënt wordt vermeld in kolom 5 van de tabel in bijlage 1.e) "C3" = het 1/10 000ste; f) Het product Q2 C3 wordt enkel in aanmerking genomen als Q2 groter dan of gelijk is aan 200 000 m3.".

Art. 57.In dezelfde onderafdeling 2 wordt een artikel D.266 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D.266. § 1. De jaarlijkse belasting is het product van de vermenigvuldiging van de in artikel D.261 bedoelde eenheidsbelasting met het aantal N eenheden verontreinigende stoffen bepaald in artikel D.262 of in artikel D.265. § 2. Als verscheidene ondernemingen hun afvalwater gezamenlijk lozen of behandelen, wordt de belasting in gelijke aandelen onder hen verdeeld.

De in het eerste lid bedoelde ondernemingen moeten de bepalingen van de artikelen D.276 tot D.280 naleven.

De ondernemingen die hun hoeveelheid verontreinigende stoffen nauwkeurig kunnen bepalen, mogen echter afzonderlijk worden belast.

Het saldo van de belasting wordt dan door het Bestuur in gelijke aandelen verdeeld onder de overblijvende ondernemingen.

Art. 58.In afdeling 3, ingevoegd bij artikel 46, wordt een onderafdeling 3 ingevoegd, luidend als volgt : "Onderafdeling 3 - Bijzondere bepalingen betreffende de lozingen van huishoudelijk afvalwater".

Art. 59.Onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel 58, wordt aangevuld met een artikel D.267, luidend als volgt : "Art. D.267. De jaarlijkse belasting op het lozen van huishoudelijk afvalwater is evenredig met het volume geloosd water, uitgedrukt in m®.

De eenheidsbelasting per kubieke meter geloosd afvalwater, bedoeld in artikel D.259, 2°, wordt vastgelegd op 1,935 euro vanaf 1 januari 2015.".

Art. 60.In dezelfde onderafdeling 3 wordt een artikel D.268 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D.268. § 1. Het watervolume onderworpen aan de in artikel D.267 bedoelde belasting wordt overeenkomstig de in die bepaling vermelde regels bepaald door middel van de meetinrichtingen voor het door de belastingplichtige opgevangen water, of bij gebrek eraan, op basis van zijn geraamd waterverbruik of van ieder ander bewijsstuk waarover het Bestuur beschikt om zijn waterverbruik vast te stellen.

Het geraamde waterverbruik van de belastingplichtige is gelijk aan het product van de vermenigvuldiging van het in bijlage II bedoelde aantal eenheden met het overeenstemmende geraamde waterverbruik. Het in aanmerking te nemen aantal eenheden is het maximumaantal eenheden dat in de loop van het lozingsjaar op dezelfde dag wordt geregistreerd. § 2. In afwijking van § 1 wordt het volume voor de landbouwbedrijven forfaitair vastgesteld op 90 m®. § 3. Voor personen die industrieel en huishoudelijk afvalwater lozen, is de in artikel D.267 bedoelde belasting van toepassing op het gedeelte van het totaal opgevangen volume dat als huishoudelijk afvalwater wordt geloosd.".

Art. 61.In dezelfde onderafdeling 3 wordt een artikel D.269 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D.269. De jaarlijkse belasting is het product van de vermenigvuldiging van de in artikel D.269 bedoelde eenheidsbelasting met het in m® uitgedrukte watervolume bepaald in artikel D.268.".

Art. 62.In dezelfde onderafdeling 3 wordt een artikel D.270 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D.270. De publiek- of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen die huishoudelijk afvalwater dat ze voortbrengen of voor behandeling opvangen, zuiveren, genieten de vrijstelling of de terugbetaling van de belasting of de C.V.A. onder de door de Regering bepaalde voorwaarden.

De watervolumes opgevangen door de begunstigden van een vrijstelling of een terugbetaling van de belasting of de C.V.A. worden niet meegerekend in de watervolumes bedoeld in artikel D. 254, tweede lid.".

Art. 63.In hoofdstuk II, ingevoegd bij artikel 35, wordt een afdeling 4 ingevoegd, luidend als volgt : "Afdeling 4. - Belasting op de milieulasten veroorzaakt door de landbouwbedrijven".

Art. 64.Afdeling 4, ingevoegd bij artikel 63, wordt aangevuld met een artikel D.271, luidend als volgt : "Art. D.271. Om de terugbetaling van de milieukosten gebonden aan de waterbron te verzekeren, wordt een jaarlijkse belasting op de milieulast veroorzaakt door de landbouwbedrijven vastgesteld.".

Art. 65.In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel D.272 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D.272. De globale milieulast die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van de jaarlijkse belasting is de som van de milieulast "veestapel" en de milieulast "gronden" veroorzaakt door het bedrijf tijdens het jaar vóór het belastingjaar.".

Art. 66.In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel D.273 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D.273. § 1. Het aantaal eenheden milieulast wordt aan de hand van de volgende formule berekend: "N = N1 + N2".

Waarbij: "N" = het totale aantal eenheden milieulast. § 2. N1 = de milieulast "veestapel". De last wordt bepaald door de producten voortvloeiend uit de vermenigvuldiging van het aantal dieren van elke categorie met de in tabel van bijlage III vermelde stikstofcoëfficient ervan op te tellen.

De stitkstofcoëfficient is gelijk aan de waarde van de jaarlijkse productie van stikstof per soort dieren.

N1 = aantal dieren per categorie x stiktofcoëfficient van de overeenstemmende categorie. § 3. N2 = de milieulast "gronden". De last wordt bepaald door de milieulast "stikstof" (A), de milieulast "pesticiden" (B) en de milieulast "erosie" (C) op te tellen. "N2 = A+B+C" Waarbij: "A" = de milieulast "stikstof" bepaald door de producten voortvloeiend uit de vermenigvuldiging van de oppervlakten van elke teeltcategorie, uitgedrukt in ha, met de in bijlage III vermelde stikstofcoëfficient ervan op te tellen.

De stikstofcoëfficient is gelijk aan het gemiddelde stikstofoverschot in de bodem per soort teelt.

N1 = oppervlakten per categorie x stiktofcoëfficient van de overeenstemmende categorie. "B" is de milieulast "pesticiden" bepaald door de producten voortvloeiend uit de vermenigvuldiging van de oppervlakten van elke teeltcategorie, uitgedrukt in ha, met de in bijlage III vermelde pesticidencoëfficient ervan op te tellen.

De coëfficient "pesticiden" is gelijk aan het gemiddelde gebruik pesticiden per soort teelt.

B = oppervlakten per categorie x stiktofcoëfficient van de overeenstemmende categorie. "C" is de milieulast "erosie" bepaald door de producten voortvloeiend uit de vermenigvuldiging van de oppervlakten van elke teeltcategorie gelegen op hellingen hoger dan 10 %, uitgedrukt in ha, met de in bijlage III vermelde gemiddelde erosiecoëfficient ervan op te tellen.

De erosiecoëfficient is gelijk aan het erosiepotentieel gebonden aan de teelt.

C = oppervlakten gelegen op hellingen hoger dan 10 % per categorie x erosiecoëfficient van de overeenstemmende categorie.".

Art. 67.In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel D.274 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D.274. § 1. Het basisbedrag van de belasting per eenheid last gebonden aan het landbouwbedrijf, hierna eenheidsbelasting genoemd, wordt vanaf 1 januari 2015 vastgesteld op 10 euro. § 2. De in aanmerking te nemen globale milieulast wordt bepaald overeenkomstig bijlage III. § 3.Het voor elke categorie in aanmerking te nemen aantal dieren is het gemiddelde aantal gehouden of gefokte dieren tijdens het jaar vóór het belastingjaar. § 4. De gemiddelde eenheid milieulast "gronden" van een landbouwbedrijf wordt verkregen door de milieulast "gronden" (N2) te delen door de totale oppervlakte van het bedrijf, uitgedrukt in ha. § 5. De eerste dertig hectare van een bedrijf worden van de belasting vrijgesteld.

Die vrijstelling wordt berekend door de gemiddelde eenheid milieulast "gronden" van het bedrijf met 30 te vermenigvuldigen.".

Art. 68.In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel D.275 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D.275. § 1. In afwijking van artikel D.273, § 2, is de milieulast "veestapel" nul wanneer de belastingplichtige over een conformiteitsattest van de infrastructuren voor de opslag van teelteffluenten beschikt, dat krachtens artikel D.177 is afgegeven, of wanneer de afgifte van dit attest behandeld wordt. Indien die behandeling bewijst dat de infrastructuren voor de opslag van de teelteffluenten niet conform zijn, rectificeert het Bestuur de berekening van de belasting binnen een termijn van vier jaar na de vaststelling ervan.

In afwijking van artikel D.273, § 2, is de milieulast "veestapel" nul wanneer het landbouwbedrijf van de belastingplichtige niet ingedeeld wordt krachtens de reglementering betreffende de milieuvergunning. § 2. In afwijking van artikel D.273, § 3, wordt de stikstofcoëfficient voor de maïsteelt met 40 % verminderd indien de belastingplichtige minstens over een advies voor bedachte bemesting beschikt gegrond op een stikstofprofiel dat door een erkend laboratorium overeenkomstig de door de Regering bepaalde regels uitgevoerd is in de lente van het jaar vóór het belastingjaar. § 2. In afwijking van artikel D.273, § 3, wordt de stikstofcoëfficient voor de aardappelteelt met 40 % verminderd indien de belastingplichtige minstens over een advies voor bedachte bemesting beschikt gegrond op een stikstofprofiel dat door een erkend laboratorium overeenkomstig de door de Regering bepaalde regels uitgevoerd is in de lente van het jaar vóór het belastingjaar.

In afwijking van artikel D.273, § 3, is de milieulast "pesticiden": 1° nul wanneer de belastingplichtige de biologische landbouw uitoefent overeenkomstig de bepalingen beslist door de Waalse Regering krachtens het Waalse landbouwwetboek;2° met 50 % verminderd wanneer de belastingplichtige zich in het proces van de geïntegreerde bestrijding of Integrated Pest Management, afgekort "IPM" verbonden heeft. In afwijking van artikel D.273, § 3, is de milieulast "erosie" nul wanneer het landbouwbedrijf van de belastingplichtige de bepalingen betreffende de met gras bezaaide stroken beslist door de Waalse Regering krachtens het Waalse Landbouwwetboek naleeft. § 3. De Regering bepaalt de modaliteiten betreffende de verminderingen van belastingen en de bemonstering voor bodem in de lente met het oog op het stikstofprofiel."

Art. 69.In hoofdstuk II, ingevoegd bij artikel 35, wordt een afdeling 5 ingevoegd, luidend als volgt : "Afdeling 5 - Aangifte, betaling en invordering van de belastingen en taksen".

Art. 70.Afdeling 5, ingevoegd bij artikel 69, wordt aangevuld met een artikel D.276, luidend als volgt : "Art. D.276. Het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen is van toepassing op de belastingen en taksen bedoeld in dit hoofdstuk. De specifieke bepalingen bedoeld in deze afdeling zijn ook van toepassing.".

Art. 71.In dezelfde afdeling 5 wordt een artikel D.277 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D.277. Elke belastingplichtige moet het Bestuur jaarlijks alle gegevens verstrekken die nodig zijn voor de bepaling van de tijdens het jaar tevoren geproduceerde of uitgepompte hoeveelheid water of van de tijdens het vorige jaar veroorzaakte last.".

Art. 72.In dezelfde afdeling 5 wordt een artikel D.278 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D.278. § 1. De aangifte wordt opgemaakt d.m.v. het formulier vastgelegd door de Regering De aangifte wordt rechtstreeks aan de belastingplichtigen door het Bestuur afgegeven en gezonden vóór 31 januari van het belastingjaar.

De belastingplichtigen die het formulier niet ontvangen hebben, moeten er één bij het Bestuur aanvragen.

Bij stopzetting van de activiteiten moet de belastingplichtige een aangifteformulier bij het Bestuur aanvragen en het er binnen twee maanden na de stopzetting terug naartoe zenden. § 2. Indien het Bestuur toegang heeft tot de gegevens geïntegreerd in het GBCS in het kader van het Waalse Landbouwwetboek, gelden die gegevens als aangfite voor de bepaling van de belasting op de milieulasten. § 3. De Regering bepaalt de voorwaarden waarin de belastingplichtige zijn aangifte per e-mail kan indienen.

De Regering kan de voorwaarden waarin die procedure verplicht is, bepalen. § 4. De gepaste gegevens ingewonnen door het Bestuur of de S.P.G.E. die bijdragen tot de maatregelen voor de invordering van de kosten, worden tussen beide eenheden uitgewisseld.

De volgende gegevens worden door het Bestuur aan de S.P.G.E. meegedeeld zodat ze de inning en de betaling van de reële saneringsprijs of van de industriële saneringsprijs kan verrichten overeenkomstig de artikelen D.228, D.229 en D.260: 1° de naam van de belastingplichtige en zijn bankgegevens;2° het adres van de belastingplichtige, zijn bedrijfszetel, zijn btw-nummer en zijn bedrijfsnummer;3° de door de belastingplichtige uitgepompte hoeveelheid, waarbij de hoeveelheden afkomstig en niet-afkomstig van de openbare distributie worden onderscheiden;4° het bedrag van de reële saneringsprijs vermeld op de waterfacturen die de belastingplichtige in het kader van zijn aangifte aan het Bestuur meededeelt;5° het bedrag van de belastingen op het lozen van industrieel en huishoudelijk afvalwater;6° de resultaten van de autocontrole van de ondernemingen aangesloten op een openbaar zuiveringsstation; 7° de vergunning m.b.t. het lozen van industrieel afvalwater die in de milieuvergunning bedoeld is. § 5. De gegevens ingewonnen door het Bestuur in het kader van de bepaling van de belasting op het lozen van afvalwater of van de voorheffingsbelastingen kunnen megedeeld worden aan andere diensten van de Waalse Overheidsdienst zodat ze hun opdrachten inzake de invordering, het toezicht en het beheer van waterlichamen kunnen uitvoeren. § 6. De Regering kan de uitwisseling van gegevens tussen de diensten vermeld in de artikelen D.278, § 4 en D.278, § 5 toelaten. De Regering bepaalt er de modaliteiten van.".

Art. 73.Dezelfde afdeling 5 wordt aangevuld met een artikel D.279, luidend als volgt : "Art. D.279. De aangifte wordt jaarlijks vóór 31 maart aan de zetel van de Administratie gericht of overgemaakt. Jaarlijks vóór 31 maart richt de "S.P.G.E." aan de Administratie de gegevens van de lijsten die betrekking hebben op de lozingen van industrieel afvalwater.".

Art. 74.Dezelfde afdeling 5 wordt aangevuld met een artikel D.280, luidend als volgt : "Art. D.280. De aangifte wordt onderzocht en het bedrag van de belastingen of heffingen wordt door de Administratie opgesteld.".

Art. 75.Dezelfde afdeling 5 wordt aangevuld met een artikel D.281, luidend als volgt : "Art. D.281. De winningsheffing en de belasting worden d.m.v. driemaandelijkse voorschotten geïnd.

Elke voorschot is gelijk aan 20 % van het bedrag van de laatste winningsheffing of belasting die door de Administratie is vastgesteld.

Als er nog geen winningsheffing of belasting is vastgesteld, is elk voorschot m.b.t. het eerste jaar gelijk aan 20 % van het bedrag dat overeenstemt met de door de belastingplichtige in zijn vergunningaanvraag aangegeven winningen.

De winning heeft het debiteren van de voorschotten tot gevolg.

De voorschotten zijn betaalbaar uiterlijk de twintigste van de maand na elk kwartaal van het winningsjaar.".

Art. 76.Dezelfde afdeling 5 wordt aangevuld met een artikel D.282, luidend als volgt : "Art. D.282. De kohieren worden vastgesteld door de inspecteur-generaal van het Departement Leefmilieu en Water van het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst en uitvoerbaar verklaard door de inspecteur-generaal van het Departement van de Onroerende en Milieufiscaliteit van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of door de ambtenaar die dit ambt uitoefent of door de door hem afgevaardigde ambtenaar.

De Waalse Regering kan het eerste lid wijzigen in geval van wijziging van de structuur van de Waalse Overheidsdienst om de in het eerste lid bedoelde bevoegde ambtenaar aan te passen aan de nieuwe structuur.".

Art. 77.Dezelfde afdeling 5 wordt aangevuld met een artikel D.283, luidend als volgt : "Art. D.283. De Regering bepaalt : 1° de uitvoeringsmodaliteiten voor artikel D.281; 2° de administratieve kosten, ten laste van de belastingplichtige, en overeenstemmend met de handelingen die het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst werkelijk heeft verricht i.v.m. de inning van de belastingen en de heffingen.".

Art. 78.Hoofdstuk II, ingevoegd bij artikel 35, wordt aangevuld met een afdeling 6, luidend als volgt : "Afdeling 6. - Subsidies".

Art. 79.Afdeling 6, ingevoegd bij artikel 78, wordt aangevuld met een artikel D.284, luidend als volgt : "Art. D.284. De Regering kan de installatie van erkende zuiveringssystemen subsidiëren.

De Regering kan de gemeente of de erkende saneringsinstelling betrekken bij de procedure van aanvraag en uitbetaling van de subsidie of bij het toezicht op de installatie van het erkende zuiveringssysteem. Ze bepaalt de vergoeding voor de door de gemeente of de erkende saneringsinstelling bewezen dienst. Ze stelt de modaliteiten voor de toekenning van de subsidies vast in het kader van het in artikel D.218 bedoelde algemene reglement.

Art. 80.Dezelfde afdeling 6 wordt aangevuld met een artikel D.285, luidend als volgt : "Art. D.285. De Regering kan de installatie en de werking subsidiëren van controle en autocontrolesystemen die betrekking hebben op de lozingen van industrieel afvalwater en die voor de optimalisering van de wateropnemingen van de bedrijven moeten zorgen. Ze stelt de modaliteiten voor de toekenning van de subsidies vast.".

Art. 81.In deel III, Titel II van boek II van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk III ingevoegd, met als opschrift: "HOOFDSTUK III. - Budgettaire bepalingen".

Art. 82.Hoofdstuk III, ingevoegd bij artikel 0, wordt aangevuld met een artikel D.286, luidend als volgt : "Art. D.286. § 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder "Fonds", het "Fonds pour la protection de l'Environnement "(Fonds voor de bescherming van het leefmilieu), afdeling "protection des eaux" (bescherming van de wateren) bedoeld in artikel D.170 van Boek I van het Milieuwetboek.

De ontvangsten geïnd overeenkomstig de mechanismen tot terugwinning van de kosten veroorzaakt door de waterwinningen, door de lozingen van industrieel en huishoudelijk afvalwater en door landbouwactiviteiten alsook de verwijlinteresten verschuldigd door de belastingplichtigen bij gebrek aan betaling binnen de voorgeschreven termijnen, worden uitsluitend voor het "Fonds" bestemd. § 2. Het Fonds wordt bestemd voor de financiering van de opdrachten omschreven in de artikelen D.288, D.289 en D.291.".

Art. 83.Hetzelfde Hoofdstuk III wordt aangevuld met een artikel 287, luidend als volgt : "Art. D.287. Het Fonds wordt gefinancierd door: 1° de opbrengst van de winningsheffing bedoeld in artikel D.255, § 1; 2° de opbrengst van de bijdrage voor de winning van tot drinkwater verwerkbaar water bedoeld in artikel D.255, § 2; 3° de opbrengst van de bijdrage voor de winning van niet tot drinkwater verwerkbaar grondwater bedoeld in artikel D.256; 4° de opbrengst van de bijdrage voor de winning van niet tot drinkwater verwerkbaar oppervlaktewater bedoeld in artikel D.257; 5° de opbrengst van de belasting op het lozen van industrieel afvalwater bedoeld in artikel D.260; 6° de opbrengst van de belasting op het lozen van huishoudelijk afvalwater bedoeld in artikel 267; 7° de opbrengst van de belasting op de milieubelasting veroorzaakt door de landbouwbedrijven bedoeld in artikel D.272; 8° de boetes en verwijlinteresten m.b.t. de procedures bedoeld in afdeling 5 van hoofdstuk II van deze titel; 9° de verloning van de kapitaalinbrengen van het Waalse Gewest aan de "S.W.D.E." en aan de "S.P.G.E."; 10° de giften en alle andere toevallige ontvangsten die in verband staan met de uitoefening van de bevoegdheden van het Gewest op het gebied van de zuivering van het oppervlaktewater;11° de bijdragen van Belgische, buitenlandse of internationale instellingen aan uitgaven op het gebied van de bescherming van de watervoorraad; 12° de terugbetaling van de terugvorderbare voorschotten die in toepassing van artikel D.21 werden toegekend; 13° de bedragen geïnd krachtens de indeplaatsstelling bedoeld in artikel D.290 § 2; 14° de krachtens artikel D.290, § 3 terugbetaalde bedragen; 15° de vrijwillige stortingen van de personen die niet onderworpen zijn aan de winningsheffing bedoeld in artikel D.255, § 1, 1° die zich onvoorwaardelijk richten naar de verplichtingen ontstaan uit de toepassing van de artikelen D.167, D.167bis, D.171, D.172 en D.175; 16° de bijdragen van de natuurlijke of rechtspersonen van privaat of publiek recht waarvan de activiteiten de aard hebben om de schade bedoeld door dit hoofdstuk te veroorzaken of te verzwaren. Wat punt 16° betreft, bepaalt de Regering het deel van iedere categorie van inkomsten en de onderwerpingscriteria, de modaliteiten van bijdrage van de ondernemingen ten gunste van het Fonds en de modaliteiten van invordering van de bijdragen.".

Art. 84.Hetzelfde Hoofdstuk III wordt aangevuld met een artikel 287, luidend als volgt : "Art. D.288. § 1. De opbrengst van de belasting op het lozen van industrieel afvalwater bedoeld in artikel D.260 en de opbrengst van de belasting op het lozen van huishoudelijk afvalwater bedoeld in artikel D.267, zijn voor 95 percent voor de "S.P.G.E." bestemd. § 2. De ontvangsten van het Fonds worden aangewend in het kader van opdrachten betreffende de bescherming van het grondwater, namelijk: 1° de door de milieuvergunninghouders binnen de preventiezone getroffen maatregelen zoals : a) studies;b) de nodige werken voor de bescherming van de zone; c) de in artikel D.174 bedoelde vergoedingen; d) de werken voor de bestrijding van toevallige vervuilingen binnen de preventiezone;2° de nodige studies voor het afbakenen van toezichtszones;3° de vergoedingen voor werken die particulieren uitvoeren om watervervuiling te voorkomen;4° de werken voor de bestrijding van toevallige vervuilingen in de toezichtszones;5° de maatregelen inzake toezicht en controle op het voor menselijke consumptie bestemde water;6° de systemen voor het toezicht en de controle op de grondwatervoorraden;7° het beheer en de verbetering van de kwaliteit en de kwantiteit van het tot drinkwater verwerkbare water dat beschikbaar is;8° het beheer en een rationeler gebruik van het grondwater;9° de studies en de uitvoering van werken die een einde moeten maken aan de overexploitatie van bepaalde waterlagen;10° de inventarisatie van de grondwatervoorraden van het Gewest en een lijst van de bestaande waterwinningen;11° de aankoop van onroerende goederen binnen de preventiezones;12° de getroffen maatregelen voor de terugwinning van het uitgepompte water;13° de werken voor de bescherming van het grondwater; Wat de toepassing van de artikelen D.167, D.169, D.171 tot D.176, D. 255, betreft, verleent het Fonds zijn tegemoetkoming: 1° op basis van programma's voorgelegd door producenten van tot drinkwater verwerkbaar water en goedgekeurd door de Regering;2° op basis van het door de Regering vastgestelde programma. § 3. De ontvangsten van het Fonds worden ook aangewend voor de uitgaven i.v.m. de uitvoering van de volgende opdrachten: 1° de beschermingsmaatregelen waarbij wordt voldaan aan de algemene immissienormen in de zones van tot drinkwater verwerkbaar water;2° het uitwerken en het uitvoeren van actieprogramma's voor kwetsbare zones;3° de inning en de invordering van de belastingen en heffingen; 4° de administratieve behandeling van de door het Gewest overeenkomstig de artikelen D.3, D.13, D.167, D.169, D.171 tot D.176, D.252, D.254 tot D.283 ingediende dossiers; 5° de maatregelen inzake toezicht en de dringende maatregelen bedoeld in artikel D.19; 6° de maatregelen die nodig zijn om de doelstellingen bedoeld in artikel D.22 te bereiken en die o.a. betrekking hebben op de huishoudens, bedrijven en landbouw; 7° het opmaken van het bewakingsprogramma, het maatregelenprogramma en het beheersplan voor de stroomgebieden, zoals bedoeld in de artikelen D.19, D.23 en D.24; 8° de maatregelen ter bestrijding van de overstromingen; 9° de financiering van de participaties ten gunste van het Waalse Gewest in het kapitaal van de "S.W.D.E." en in het kapitaal van de "S.P.G.E", waarop ingetekend is door het Waalse Gewest; 10° het opstellen van statistieken waartoe krachtens artikel D.165 werd besloten; 11° het toezicht op de staat van het oppervlaktewater waarin voorzien is bij artikel D.20; 12° het opsporen, het vaststellen en het vervolgen van de overtredingen, krachtens de artikelen D.392 tot D.406; 13° de installatie van erkende zuiveringssystemen en de uitgaven om de controle ervan uit te voeren krachtens artikel D.284; 14° de subsidies bedoeld in artikel D.178; 15° de betaling als tegenprestatie voor de opdrachten en verbintenissen die de "S.P.G.E." en de "S.W.D.E" krachtens het beheerscontract hebben overgenomen; 16° de kosten voor de werking van de wetenschappelijke en technische Waterdienst bedoeld in artikel D.179; 17° de in artikel D.21 bedoelde terugvorderbare voorschotten; 18° de bezoldiging van de door de Regering aangewezen deskundigen om haar bij te staan in de functies die zij moet vervullen krachtens het Waterwetboek en krachtens artikel 81 van de speciale wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen indien het gaat om de onderhandeling over internationale akkoorden betreffende één van de doelstellingen van dit hoofdstuk;19° de bijdrage tot het "Fonds de solidarité internationale pour l'eau" (Internationaal solidariteitsfonds voor water); 20° de "infrasts" bedoeld in artikel D.285.; 21° de betaling als tegenprestatie voor de opdrachten toevertrouwd aan de operatoren van de watersector. 22° de subsidies aan de "S.W.D.E." om haar openbare opdrachten te vervullen.".

Art. 85.Hetzelfde Hoofdstuk III wordt aangevuld met een artikel 289, luidend als volgt : "Art. D.289. § 1. Het Fonds heeft onder meer als opdracht het herstel van schade veroorzaakt door grondwaterwinningen en oppompingen. § 2. De Waalse Regering kan, ten laste van het Fonds, binnen de voorwaarden en de perken van de artikelen D.210 tot D.215 en D.289 tot D.291, voorschotten toekennen in de gevallen van schade bedoeld in artikel D210, alsook voorschotten voor de financiering van de studies en expertises nodig voor de vaststelling en de evaluatie van de schade. § 3. De uitgaven verbonden aan de uitvoering van de maatregelen en de algemene studies met het oog op het voorkomen en het beperken van de schade bedoeld in artikel D.210, kunnen bovendien aangerekend worden op het Fonds.

Deze studies die, onder andere, betrekking hebben op belangrijke toekomstige en bestaande grondwaterwinningen, dienen als basis voor elke expertise die opgesteld wordt in geval van een verzoek tot vergoeding. § 4. De Regering mag de grenzen, de modaliteiten en de voorwaarden voor de uitoefening van de in de paragrafen 1 tot 3 bedoelde opdrachten nader bepalen. § 5. Het "Fonds wallon d'avances pour la reparation des dommages provoqués par les prises et pompages d'eau souterraine" (Waals fonds van voorschotten voor het herstel van schade veroorzaakt door grondwaterwinning en -oppomping), bedoeld in artikel D.325 van het Waterwetboek gecoördineerd bij het besluit van de Waalse Regering van 3 maart 2005 betreffende Boek II van het Milieuwetboek, vervalt. § 6. Het Gewest verzekert de verplichtingen van het Nationaal Fonds voor voorschotten opgericht bij artikel 7 van de wet van 10 januari 1977 houdende regeling van de schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door het winnen en het pompen van grondwater. § 7. De ten voordele van het Waals Fonds voor voorschotten toegekende wettelijke hypotheken worden van rechtswege overgedragen naar het Waalse Gewest. § 8. De Regering kan de krachtens dit artikel genomen hypotheken opheffen voor zover een gelijkwaardige zekerheid ten gunste van het Waalse Gewest wordt gesteld. § 9. De ambtenaren van de Waalse Overheidsdienst die eerder aangewezen werden om de werking van het Waals fonds van voorschotten te verzekeren, zijn belast met de uitbetaling van dit Fonds. § 10. De tegoeden van het Waals Fonds van voorschotten voor het herstel van schade veroorzaakt door grondwaterwinningen en pompingen worden overgedragen aan het Gewest en aangewend in het Fonds voor Milieubescherming, afdeling " waterbescherming ", bedoeld in artikel 170 van Boek I van het Milieuwetboek.".

Art. 86.Hetzelfde Hoofdstuk III wordt aangevuld met een artikel 290, luidend als volgt : "Art. D.290. § 1. In het geval dat een dagvaarding in rechte ingeleid wordt overeenkomstig artikel D.212, kan een voorschot worden toegekend naar billijkheid indien een beknopt onderzoek het bestaan van een relatie tussen de schade, de daling van de grondwaterlaag en de waterwinning of pomping heeft aangetoond. § 2. Het Waalse Gewest wordt in de rechten en rechtsvorderingen van de benadeelde persoon gesubrogeerd ten belope van het volledige voorschot en gaat over, ten laste van het Fonds, tot invordering van haar voorschotten. § 3. De begunstigde van het voorschot wiens rechtsvordering bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing verworpen werd, moet het voorschot terugbetalen.".

Art. 87.Hetzelfde Hoofdstuk III wordt aangevuld met een artikel D.330-1, luidend als volgt : "Art. D.330-1. Het bedrag van de belastingen, retributies en bijdragen bedoeld in dit Wetboek wordt jaarlijks op 1 januari automatisch en van rechtswege geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen dat zes weken vóór de datum van de indexering van kracht is.".

Art. 88.Artikel D.332 van Boek II van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 7 november 2007, wordt gewijzigd als volgt : 1° in paragraaf 2 wordt een punt 7° ingevoegd, luidend als volgt : "7° alle verrichtingen die betrekking hebben op het beheer van industrieel afvalwater uitvoeren of laten uitvoeren."; 2° punt 7° wordt aangevuld met de volgende paragrafen 3 en 4: " § 3.De Regering kan de "S.P.G.E." ermee belasten werken uit te voeren voor de bescherming van bepaalde winningen wanneer deze nodig blijken te zijn en voor zover ze in de in § 2 bedoelde programma's niet worden vermeld en voorgesteld door de producenten. § 4. De Regering kan de "S.P.G.E." ook ermee belasten elk onderzoek uit te voeren met het oog op : 1° het opmaken van een model van dagboek voor de uitbating van de waterproductie, dat de belastingplichtigen moeten bijhouden; 2° het opmaken van een model van een jaarlijks technisch verslag, dat de belastingplichtigen binnen een bepaalde termijn aan de Administratie en aan de "S.P.G.E." moeten overmaken; 3° het bepalen van de regels voor het voeren van een gepaste boekhouding;4° het bepalen van de regels en criteria waardoor de productiekosten kunnen worden beperkt; 5° het bepalen van de regels voor een grotere doorzichtigheid van de kosten die voortvloeien uit de kostprijs van het geproduceerde water.".

Art. 89.In deel III, Titel III, hoofdstuk I van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt wordt een artikel D.342bis ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D342bis. Indien de houders van waterwinningsvergunningen in het Waalse Gewest de verplichtingen vermeld in artikel D.255, § 1, niet vervullen, worden deze vervuld door de bevoegde overheden om hun opdrachten van openbare dienst voort te zetten en om zich te houden aan de verplichtingen vermeld in artikel D.255, § 1.

Als de bevoegde overheden de verplichtingen niet vervullen, worden ze dan tot dezelfde doeleinden door de bevoegde overheden of het Waalse Gewest vervuld. De bedragen ten laste van wanbetalende houders van waterwinningen worden door het Waalse Gewest teruggevorderd.".

Art. 90.In artikel D.406 van hetzelfde Wetboek, vervangen door het decreet van 27 oktober 2011, worden de woorden "D.275 tot D.313 en D.318" vervangen door de woorden "D.252 tot D.283".

Art. 91.Hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een artikel D.406-1, luidend als volgt : "Art. D.406-1. De Regering kan de personeelsleden van de "Société publique de gestion de l'eau" (S.P.G.E.) en van de erkende saneringsinstellingen aanwijzen die belast zijn met de controle op de naleving van de bepalingen inzake sanering bepaald bij dit Wetboek.".

Art. 92.Hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een artikel D.406-2, luidend als volgt : "Art. D.406-2. Er wordt tussen de Administratie en de "Société publique de gestion de l'eau" (S.P.G.E.) een inspectie- en controleprotocol voor het lozen van industrieel afvalwater opgesteld. ».

Art. 93.In artikel D.407, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 5 juni 2008, wordt het getal "0,0250" vervangen door het getal "0,050".

Art. 94.De bijlagen I tot III bij hetzelfde Wetboek worden vervangen door de bij dit decreet gevoegde bijlagen I tot III.

Art. 95.Artikel 17bis, § 2, tweede lid, van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen, laatst gewijzigd bij het decreet van 28 november 2013, wordt aangevuld als volgt : "- de belastingen en bijdragen bedoeld in artikel D. 278, § 1 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, als gevolg van een stopzetting van de activiteiten; - de driemaandelijkse voorschotten betreffende de winningsheffingen en de belastingen op de waterwinningen bij niet-betaling binnen de termijn bepaald in artikel D.281 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt.".

Art. 96.In artikel 23, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, laatst gewijzigd bij het decreet van 10 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "alsook de belastingen en voorschotten bedoeld in artikel 17bis, § 2, tweede lid, zevende en achtste streepje" worden ingevoegd tussen de woorden "en de Waalse belasting op het achterlaten van afval bedoeld in artikel 17bis, § 2, tweede lid, vierde streepje" en de woorden "zijn opeisbaar op de datum waarop het kohier uitvoerbaar is verklaard";2° de woorden " in artikel 17bis, § 2, tweede lid, eerste en tweede streepje" worden vervangen door de woorden "in artikel 17bis, § 2, tweede lid, eerste, tweede, zevende en achtste streepje".

Art. 97.In artikel 63, § 2, 1°, van hetzelfde decreet, laatst gewijzigd bij het decreet van 11 april 2014, worden de woorden "en voor de belastingen en winningsbijdragen bedoeld in hoofdstuk II van titel II van deel III van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt" ingevoegd tussen de woorden "voor de belastingen op afval" en "krijgt de belastingplichtige".

Art. 98.In artikel 1, A, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut worden de woorden "Waals Fonds voor voorschotten voor de schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door het winnen en het pompen van grondwater" opgeheven.

Art. 99.Artikel 47 van de hypotheekwet van 16 december 1851 wordt aangevuld met het volgende lid : "Ten voordele doch op kosten van het Waalse Gewest wordt een wettelijke hypotheek op de zakelijke rechten toegekend aan de eigenaars aan wie het Waalse Gewest voorschotten voor die rechten heeft gestort overeenkomstig artikel D.289 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt.".

Art. 100.Deze afdeling treedt in werking op 1 januari 2015. Ze is van toepassing op basis van de winningen en lozingen uitgevoerd in 2014.

In afwijking van het eerste lid, treedt artikel D.260, § 2 en § 3, van Boek II van het Milieuwetboek, ingevoegd bij artikel 51, in werking op een door de Waalse Regering bepaalde datum.

De onderneming die industrieel afvalwater loost en die een dienstencontract afgesloten heeft met een openbare saneringsinfrastructuur of de "S.P.G.E", beschikt vanaf zijn inwerkingtreding over zes maanden om het dienstencontract aangenomen door de Waalse Regering bedoeld in artikel D. 260, § 2, te sluiten. Afdeling 3. - Wijzigingen in het decreet van 5 december 2008

betreffende het bodembeheer

Art. 101.Het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer, laatst gewijzigd bij het decreet van 24 april 2014, wordt aangevuld met een artikel 17bis, luidend als volgt : "

Art. 17bis.§ 1. De Administratie verstrekt bij aangetekend schrijven of per email een eensluidend verklaard uittreksel van de databank betreffende de toestand van de bodems aan elke persoon die erom verzoekt.

Het eensluidend verklaard uittreksel wordt bij aangetekend schrijven of per email verstrekt mits betaling van een dossiersrecht gestort aan het "Fonds pour la protection de l'Environnement "(Fonds voor de bescherming van het leefmilieu), "section Protection des sols" (afdeling Bodembescherming), bedoeld in artikel D.170, § 1, van Boek I van het Milieuwetboek.

De regering bepaalt de geldigheidsduur, de modaliteiten voor de aanvraag en de afgifte van het eensluidend verklaard uittreksel van de databank betreffende de toestand van de bodems alsook de modaliteiten voor de inning van de dossiersrechten.

De eensluidend verklaarde uittreksels worden individueel verstrekt per al dan niet gekadastreerd perceel.

In het geval dat de databank betreffende de toestand van de bodems geen enkel gegeven bevat voor het betrokken perceel, wordt dit uitdrukkelijk vermeld in het eensluidend verklaard uittreksel van de databank. § 2. Het bedrag van het dossiersrecht voor de afgifte van het eensluidend verklaard uittreksel bedraagt vijftig euro indien het elektronisch wordt afgegeven en zestig euro indien het bij aangetekend schrijven wordt afgegeven.

Voor de terreinen zonder kadastergegevens is het bedrag van het dossiersrecht vastgelegd op tweehonderd euro per kadastrale sectie of, bij gebrek, per kadastrale afdeling, per eensluidend verklaard uittreksel van de databank betreffende de toestand van de bodems via de elektronische weg. Indien het eensluidend verklaard uittreksel per aangetekend schrijven wordt afgegeven, bedraagt de vergoeding tweehonderd vijftig euro.

In afwijking van het eerste lid, wanneer de aanvraag betrekking heeft op meer dan vijftig gemene percelen, al dan niet gekadastreerd, wordt het bedrag van het dossiersrecht forfaitair vastgelegd op tweehonderd vijftig euro. § 3. Vanaf 1 januari 2017 wordt het bedrag van het dossiersrecht zoals bedoeld in paragraaf 1, om de twee jaar automatisch en van rechtswege geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen dat zes weken vóór de datum van de indexering van kracht is. Het geïndexeerd bedrag wordt afgerond naar de hogere eenheid en wordt meegedeeld op de Internetsite "Portail environnement de Wallonie.".

Art. 102.Hetzelfde decreet wordt aangevuld met een artikel 69bis, luidend als volgt : "

Art. 69bis.§ 1. Een dossiersrecht, waarvan de opbrengst integraal aan het "Fonds pour la protection de l'environnement, section Protection des sols" gestort wordt en dat de administratieve kosten dekt, wordt ten laste van elke natuurlijke of rechtspersoon geheven wegens de indiening van een studie, project of beroep.

Het dossierrecht wordt vastgesteld als volgt. 1° 500 euro voor een saneringsproject;2° 250 euro voor een karakteriseringsonderzoek of een studie waarbij een oriëntatieonderzoek met een karakteriseringsonderzoek gecombineerd word;3° 150 euro voor een oriëntatieonderzoek of een eindevaluatie;4° 50 euro voor een beroep. Het dossiersrecht is verschuldigd op de datum waarop de aanvraag of het beroep ingediend wordt.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor de inning van de dossiersrechten. § 2. Vanaf 1 januari 2017 wordt het bedrag van het dossiersrecht zoals bedoeld in paragraaf 1, om de twee jaar automatisch en van rechtswege geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen dat zes weken vóór de datum van de indexering van kracht is. Het geïndexeerd bedrag wordt afgerond naar de hogere eenheid en wordt meegedeeld op de website "Portail environnement de Wallonie.". Afdeling 4. - Wijzigingen in het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot

bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en het geschil inzake rechtstreekse gewestelijke belastingen

Art. 103.Artikel 5 van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen wordt vervangen door volgend lid : "

Art. 5.§ 1. Het bedrag van de belasting op het storten van huisafval in een technisch ingravingscentrum wordt vastgelegd op 68,82 euro/ton voor ongevaarlijke afval en op 74,37 euro/ton voor gevaarlijke afval. § 2. Als afvalstorting in een technisch ingravingscentrum niet toegelaten wordt door de regelgeving of door een administratieve machtiging, wordt het bedrag van de belasting vastgelegd op 166,50 euro/ton, met een minimum van 166,50 euro voor ongevaarlijke afval en op 666 euro/ton, met een minimum van 666 euro voor gevaarlijke afval.".

Art. 104.Artikel 6, § 1, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « § 1. Het bedrag van de belasting wordt verminderd als volgt : 1° 25 euro/ton als het gaat om resten van behandeling door verbranding, om vliegas uit thermische centrales, niet inert gietzand en resten van de behandeling van afval uit de productie of de vervaardiging van gietijzer en staal;2° 18 euro/ton voor resten van processen door inertage of stabilisering;3° 16 euro/ton als het gaat om niet-inerte resten van glasrecyclingseenheden die gebruik maken van selectief ingezameld glas voor de productie van nieuw glas;4° 15 euro/ton als het gaat om afval uit de afbraak van autowrakken en schroot;5° 3 euro/ton als het gaat om andere afval dan die bedoeld in 10°, voortgebracht door grondsaneringsverrichtingen goedgekeurd door de ambtenaren die de Regering aanwijst of door de Regering zelf wanneer andere beheersprocessen dan uitgraving en storting in centra voor technische ingraving volgens de Dienst enorme uitgaven zouden teweegbrengen of niet toegepast zouden kunnen worden;6° 3 euro/ton als het gaat om resten en andere verontreinigde gronden uit vergunde grondsaneringscentra dan die bedoeld in 10° ;7° 3 euro/ton als het gaat om afval uit de vervaardiging van glasvezels, stoffen uit de bedding, oevers en bijhorigheden van waterlopen en -vlakken, afval uit de behandeling van water om het drinkbaar te maken, afval van ijzeroxide uit de zinkproductie, gekend onder de naam jarosiet en goethiet, en ganggesteente van mangaanerts uit de productie van mangaanzouten en -oxiden;8° 3 euro/ton als het gaat om afval die fosfogips, slib van sodafabrieken, slib van de zuivering van zoutoplossingen van minerale stoffen en mijnafval bevat;9° 3 euro/ton als het gaat om slib of vaste resten van de vervaardiging van gerecycleerde papierbrij uit bedrijven die papier- en kartonafval gedeeltelijk of geheel als grondstof gebruiken voor de productie van nieuw papier en karton; 10° 0,25 euro/ton voor : - gronden die in een technisch ingravingscentrum gestort kunnen worden, van klasse 3 of 5.3; - inerte afvalstoffen uit recyclagecentra, met inbegrip van fijn zeefzand dat in een technisch ingravingscentrum van klasse 3 gestort kan worden met een maximumgranulometrie van 40 millimeter voor zover ze minder bevatten dan : a) 1 % niet-steenachtige materialen zoals plaaster, rubber, isolatiematerialen, dakbedekkingsmaterialen;b) 5 % organieke stoffen zoals hout of plantenresten;c) 15 % niet-natuurlijke steenelementen met afmetingen tussen 2 en 40 millimeter;11° 0 euro/ton voor : - asbesthoudende afvalstoffen; - gronden die in een technisch ingravingscentrum gestort kunnen worden van klasse 3 of klasse 5.3, gebruikt als eindafdekking en voor het herstel van de centra voor technische ingraving; - afvalstoffen die in een technisch ingravingscentrum benut kunnen worden als vervanging van producten of uitrustingen voor de uitbating en de sanering van het technisch ingravingscentrum, in overeenstemming met de bedrijfsvergunning of de milieuvergunning.".

Art. 105.Artikel 10 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "

Art. 10.§ 1. Het bedrag van de belasting op de verbranding van ongevaarlijke afvalstoffen met warmteterugwinning wordt vastgesteld op 8,99 euro/ton.

Bij verbranding zonder warmteterugwinning wordt het bedrag bedoeld in het vorige lid op 55,50 euro/ton vastgelegd. § 2. Als de afvalverbranding niet gedekt is door een milieu- of exploitatievergunning overeenkomstig de geldende wetgeving, wordt het bedrag van de belasting op 166,50 euro/ton vastgelegd, met een minimum van 166,50 euro.".

Art. 106.Artikel 11 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "

Art. 11.§ 1. Het bedrag van de belasting op de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen met wamteterugwinning wordt vastgesteld op 26,64 euro/ton.

Bij verbranding zonder warmteterugwinning wordt het bedrag bedoeld in het vorige lid op 66,60 euro/ton vastgelegd. § 2. Als de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen niet gedekt is door een milieu- of exploitatievergunning overeenkomstig de geldende wetgeving, wordt het bedrag van de belasting op 666 euro/ton vastgelegd, met een minimum van 666 euro.".

Art. 107.Artikel 12, lid 2, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "In afwijking van de artikelen 10, § 1, en 11, § 1, wordt het bedrag van de belasting op verbranding van afval uit grondsaneringshandelingen die zijn goedgekeurd door de ambtenaren die de Regering aanwijst of door de Regering zelf op 2 euro/ton vastgelegd in geval van warmteterugwinning en op 3 euro/ton zonder warmteterugwinning.".

Art. 108.Artikel 16 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "

Art. 16.§ 1. Het bedrag van de belasting op coverbranding van gevaarlijke afvalstoffen wordt vastgelegd op 7,49 euro/ton.

In afwijking van het vorige lid wordt het bedrag van de belasting op coverbranding van gevaarlijke afval uit grondsaneringshandelingen die zijn goedgekeurd door de ambtenaren die de Regering aanwijst of door de Regering zelf op 0,50 euro/ton vastgelegd.

Het bedrag van de belasting verschuldigd overeenkomstig het eerste lid wordt met 30 % verminderd voor afvalstoffen die medeverbrand worden op de plaats waar ze geproduceerd worden als de volgende voorwaarden tegelijk vervuld worden : 1° de afvalstoffen worden door hun producent medeverbrand in een installatie die voldoet aan de geldende milieuvoorschriften betreffende coverbranding van afval;2° de coverbrandingsinstallatie is hoofdzakelijk bestemd voor het beheer van die afvalstoffen. § 2. Als de coverbranding van gevaarlijke afval niet gedekt is door een milieu- of exploitatievergunning overeenkomstig de geldende wetgeving, wordt het bedrag van de belasting op 666 euro/ton vastgelegd, met een minimum van 666 euro.".

Art. 109.Artikel 25 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "

Art. 25.Het bedrag van de belasting wordt vastgelegd op 166,50 euro/ton afval.".

Art. 110.Artikel 30 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "

Art. 30.Het bedrag van de belasting wordt vastgelegd op 38,85 euro/ton.".

Art. 111.Artikel 38 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "

Art. 38.Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op 55,50 euro/m3 voor ongevaarlijke afvalstoffen, op 222 euro/m3 voor gevaarlijke afvalstoffen en op 222 euro/m3 op mengsles van gevaarlijke en ongevaarlijke afvalstoffen. Het bedrag van de belasting is nooit hoger dan 500.000 euro.".

Art. 112.Artikel 40 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "

Art. 40.Het bedrag van de belasting wordt vastgelegd op 166,50 euro/m3 achtergelaten afval, met een minimum van 166,50 euro.

Het bedrag van de belasting wordt vastgelegd op 666 euro/m3 gevaarlijke afvalstoffen, met een minimum van 666 euro.".

Art. 113.In artikel 45, lid 2, van hetzelfde decreet worden de woorden "van de twaalf maanden voorafgaand aan de maand december" ingevoegd tussen de woorden "prijsindexen" en de woorden "van het jaar voorafgaand aan".

Art. 114.Artikel 49 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2007, wordt gewijzigd als volgt : 1° in paragraaf 1, lid 1, wordt het Romeins cijfer "V" ingevoegd tussen de woorden "hoofstukken" en "VI";2° er wordt een paragraaf 3 ingevoegd, luidend als volgt : " § 3.Wat betreft de belasting verschuldigd overeenkomstig hoofdstuk V, moet elke belastingplichtige een aangifte bij de Dienst indienen met het bedrag van de belastingen verschuldigd in de loop van een kalenderhalfjaar.

Deze aangifte bevat alle gegevens die nodig zijn voor de controle op de inning van elke belasting die hij verschuldigd is in de loop van bedoelde periode.

De aangifte wordt uiterlijk de twintigste van de maand na het kalenderhalfjaar waarop ze slaat naar de zetel van de Dienst gezonden of daar afgegeven.".

Art. 115.Artikel 50 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2007, wordt gewijzigd als volgt : 1° in paragraaf 2, wordt het Romeins cijfer "V" ingevoegd tussen de woorden "hoofstukken" en "VI";2° er wordt een paragraaf 4 ingevoegd, luidend als volgt : " § 3.Voor wat betreft de belasting verschuldigd overeenkomstig hoofdstuk V is de belasting in verband met een aangifte op initiatief van de belastingplichtige uiterlijk te betalen de twintigste van de maand volgend op de halfjaarlijkse vervaldag.".

Art. 116.In artikel 70 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° lid 1 wordt vervangen als volgt : "Voor de belastingplichtigen onderworpen aan de vennootschapsbelasting worden de belastingen bedoeld in de hoofdstukken III tot V voorzien van een coëfficiënt 0.7"; 2° in lid 2 worden de woorden "op de bedragen van de belasting op het storten in "C.E.T." van de afval bedoeld in de artikelen 5 en 6, § 1," opgeheven; 3° artikel 3 wordt aangevuld met een lid 3, luidend als volgt : "In afwijking van lid 1 is de coëfficiënt niet van toepassing op de berekening van het bijkomend belastingbedrag voor het deel van de afvalstoffen die in een technisch ingravingscentrum buiten het grondgebied van het Waalse Gewest gestort worden.". HOOFDSTUK VI. - Maatregelen ingevoerd inzake ruimtelijke ordening

Art. 117.In artikel 183bis van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, ingevoegd bij het decreet van 20 juli 2005 en gewijzigd bij het decreet van 23 februari 2006 worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, lid 2, 2°, worden de woorden "van sites bestemd voor herontwikkeling wat betreft de landschappen en het leefmilieu" ingevoegd tussen de woorden "herin te richten sites" en de woorden "die aan het Waalse Gewest toebehoren"; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een nummer 5° luidend als volgt : "5° de uitgaven in verband met handelingen en werken van bouw, heropbouw, renovatie, sanering van gebouwen, aanleg van infrastructuren en van uitrustingen met het oog op de uitvoering van het programma van te herontwikkelen sites en sites die op vlak van landschappen en leefmilieu hersteld moeten worden, met inbegrip van de desbetreffende onderzoeken.".

Art. 117/1.Artikel 68 van de slotbepalingen van het decreet van 24 april 2014 tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie en tot vorming van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling wordt vervangen door volgende bepaling : «

Art. 68.Dit decreet treedt in werking op 1 oktober 2015. ». HOOFDSTUK VII. - Maatregelen inzake dierenwelzijn

Art. 118.Artikel 34 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, gewijzigd bij de wet van 4 mei 1995, bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001, bij de programmawet van 22 december 2003, bij de wet van 6 mei 2009 en bij de programmawet van 27 december 2012, wordt gewijzigd als volgt : 1° in paragraaf 1, lid 1, wordt het tweede streepje opgeheven; 2° in paragraaf 1, lid 1, derde streepje, worden de woorden "andere door de minister bevoegd voor dierenwelzijn aangewezen personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu" vervangen door de woorden "de personeelsleden bedoeld in de paragrafen 1, 2 en 3 van artikel D.140 van Boek I van het Milieuwetboek "; 3° in paragraaf 1, lid 1, wordt het vierde streepje opgeheven;4° in paragraaf 1 worden het tweede en het derde lid opgeheven; 5° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : "In afwijking van artikel D.139 van Boek I van het Milieuwetboek wordt voor de toepassing van deel VIII van hetzelfde Boek op de inbreuken op de wet onder "personeelslid" het statutaire of het contractuele personeelslid bedoeld in § 1 verstaan; 6° de paragrafen 3 en 4 worden opgeheven.

Art. 119.In artikel 35 van dezelfde wet, voor het laatst gewijzigd bij de programmawet van 27 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in lid 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met gevangenisstraf van één maand tot drie maanden en met een geldboete van 52 euro tot 2.000 euro of met een van die straffen alleen" worden vervangen door de woorden "Een inbreuk van de tweede categorie in de zin van artikel D.151 van Boek I van het Milieuwetboek begaat"; b) er wordt een 10° en een 11° ingevoegd, luidend als volgt : "10° de bepalingen overtreedt van Verordening (EG) nr.1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97; 11° de bepalingen overtreedt van Verordening (EG) nr.1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden."; 2° in lid 2 worden de woorden "Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met gevangenisstraf van één maand tot zes maanden en met geldboete [1 van 52 euro tot 2.000 euro]1 of met een van die straffen alleen" worden vervangen door de woorden "Een inbreuk van de tweede categorie in de zin van artikel D.151 van Boek I van het Milieuwetboek begaat".

Art. 120.In artikel 36, lid 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 4 mei 1995, bij de programmawet van 22 december 2003 en bij de programmawet van 27 december 2012 worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met een boete van 52 euro tot 2.000 euro" worden vervangen door de woorden "Een inbreuk van de tweede categorie in de zin van artikel D.151 van Boek I van het Milieuwetboek begaat"; 2° de nummers 17° en 18° worden opgeheven.

Art. 121.In artikel 36bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 4 mei 1995 en gewijzigd bij de programmawet van 27 december 2012 worden de woorden "Onverminderd de toepassing van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met een boete van 52 euro tot 2.000 euro" vervangen door de woorden "Een inbreuk van de derde categorie in de zin van artikel D.151 van Boek I van het Milieuwetboek begaat".

Art. 122.Artikel 39 van dezelfde wet, gewijzigd bij de programmawet van 27 december 2012, wordt opgeheven.

Art. 123.In artikel 41 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 mei 2009 en bij de programmawet van 27 december 2012 worden de woorden "worden gestraft met een geldboete van 52 euro tot 500 euro" vervangen door de woorden "vormen een inbreuk van de derde categorie in de zin van artikel D.151 van Boek I van het Milieuwetboek".

Art. 124.In artikel 42 van dezelfde wet, voor het laatst gewijzigd bij de programmawet van 7 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 1, lid 2 worden de woorden "van artikel 40" vervangen door de woorden "in artikel D.157, § 2, 6°, en D.163, § 6, lid 2, 5°, van Boek I van het Milieuwetboek"; 2° in paragraaf 1 wordt lid 3 vervangen als volgt : "In de gevallen bedoeld in leden 1 en 2 wordt een kopie van het proces-verbaal bedoeld in artikel D.141 van Boek I van het Milieuwetboek bezorgd aan de Waalse overheidsdienst bevoegd voor dierenwelzijn.".

Art. 125.In de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, laatst gewijzigd bij de wet van 7 februari 2014, wordt een hoofdstuk XI/1 ingevoegd met als opschrift : "Begrotingsfonds voor dierenbescherming en dierenwelzijn".

Art. 126.In hoofdstuk XI/1, ingevoegd bij artikel 125, wordt een artikel 43-1 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. 43-1. Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting en van de boekhouding van de diensten van de Waalse Regering, wordt binnen de algemene uitgaven- en ontvangstenbegroting van het Gewest een begrotingsfonds voor de dierenbescherming en voor het dierenwelzijn ingesteld, in dit hoofdstuk "het fonds" genoemd.".

Art. 127.In hetzelfde hoofdstuk XI/1 wordt een artikel 43-2 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. 43-2. § 1. Aan het Fonds worden toegewezen : 1° de sommen die verschuldigd zijn krachtens de belastingen, bijdragen en retributies bepaald bij of krachtens deze wet; 2° in afwijking van artikel D.170 van Boek I van het Milieuwetboek, de geldsommen bedoeld in artikel D.159 van Boek I van het Milieuwetboek, wanneer zij wetsovertredingen betreffen; 3° in afwijking van artikel D.170 van Boek I van het Milieuwetboek, de opbrengst van de geldboetes opgelegd door de gewestelijke sanctieambtenaren en geïnd krachtens artikel D.165, lid 3, van Boek I van het Milieuwetboek wanneer zij wetsovertredingen betreffen; 4° de opbrengst van de verbeurdverklaringen bevolen door de sanctieambtenaar ten gevolge van een wetsovertreding;5° de giften en legaten gedaan te voordele van het Waalse Gewest voor de ondersteuning van de dierenbescherming en het dierenwelzijn;6° de sommen ingevorderd door de bevoegde overheid ter uitvoering van artikel 41bis en artikel 42;7° de inkomsten uit de bijdrage van de Europese unie tot de uitgaven verricht door het fonds. § 2. De middelen uit het fonds worden ingezet voor de financiering van de uitgaven voor het beleid inzake dierenbescherming en dierenwelzijn bepaald bij de wet.".

Art. 128.In hetzelfde hoofdstuk XI/1 wordt een artikel 43-3 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. 43-3. De uitgaven van het fonds kunnen verband houden met vergoedingen, toelagen of prestaties, meer bepaald de personeels-, werkings-, investerings-, vaststellings-, beteugelings-, beslagname- of andere kosten verbonden met acties of opdrachten waartoe besloten is in het kader van het Fonds en die door derden zijn doorgevoerd.". HOOFDSTUK VIII. - Maatregelen inzake landbouw

Art. 129.Artikel D.229, § 1, van het decreet van 27 maart 2014 betreffende het Waalse Landbouwwetboek wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : "De Regering kan in nadere regels voorzien voor de aanpassing van het operationeel plan.".

Art. 130.Artikel D.234 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° in paragraaf 1, lid 1, worden de woorden "per landbouwproduct of per assortiment landbouwproducten" opgeheven en de woorden "de bevordering" vervangen door de woorden "de bevordering van landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten";2° in paragraaf 1, lid 3, worden de woorden ", de herzieningsmodaliteiten" ingevoegd tussen de woorden "de grondslag" en ", het percentage";3° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.Het Agentschap kan de vrijwillige bijdragen innen ten laste van de personen die wensen de diensten van het Agentschap te genieten, volgens de door de Regering bepaalde nadere regels en procedures.".

Art. 131.In artikel D.418, 8°, van hetzelfde decreet worden de woorden "31 december 2014" vervangen door de woorden "31 december 2015". HOOFDSTUK IX. - Maatregelen inzake fiscaliteit Afdeling 1. - Invoering van een gewestelijke aanvullende belasting op

de personenbelasting

Art. 132.Voor de toepassing van Titel III/1 van de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten en onverminderd de toepassing van artikel 54 van dezelfde wet worden de gewestelijke opcentiemen vastgesteld op 35,117% van de verminderde Belasting Staat.

De termen "verminderde belasting Staat" en "gewestelijke opcentiemen" hebben voor de toepassing van die bepaling de betekenis die hun wordt gegeven in titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.

Art. 133.Die afdeling is vanaf het aanslagjaar 2015 van toepassing. Afdeling 2. - Wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de

vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen wat betreft de aanslagtermijn en eisbaarheid van de belastingen

Art. 134.In artikel 17bis van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen, ingevoegd bij het decreet van 22 maart 2007 en gewijzigd bij de decreten van 17 januari 2008, 10 december 2009 en 28 november 2013 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2/3 wordt opgeheven.2° § 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.Een belastingbedrag kan slechts het voorwerp uitmaken van maatregelen tot gedwongen uitvoering door de ontvanger als deze maatregelen worden voorafgegaan door een opneming in een uitvoerbaar verklaard kohier, document dat de uitvoerbare titel van de invordering vormt.".

Art. 135.Artikel 18 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 28 november 2013 wordt aangevulgd als volgt : "op de tijdstippen die door dezelfde ambtenaar worden bepaald.".

Art. 136.Deze afdeling treedt in werking de tiende dag na bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. Afdeling 3. - Opheffing van het decreet van 17 januari 2008 houdende

invoering van een ecobonus op de CO2-emissies van de autovoertuigen van natuurlijke personen

Art. 137.Het decreet van 17 januari 2008 houdende invoering van een ecobonus op de CO2-emissies van de autovoertuigen van natuurlijke personen wordt opgeheven.

Het blijft evenwel van toepassing op de dossiers die in behandeling zijn bij de inwerkingtreding van dit artikel tot de afsluiting ervan.

Art. 138.Deze afdeling treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt. Afdeling 4. - Wijziging van het Wetboek van de met

inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen

Art. 139.Artikel 97, tweede lid, van het Wetboek van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, ingevoegd bij het decreet van 5 maart 2008 en gewijzigd bij de decreten van 19 december 2012 en 19 september 2013, wordt vervangen als volgt : "In afwijking van het eerste lid, wordt de belasting verschuldigd voor de personenauto's en de auto's voor dubbel gebruik die in het Waalse Gewest in gebruik worden genomen, met uitzondering van degenen die in hetzelfde Gewest in gebruik worden genomen door maatschappijen, autonome overheidsbedrijven en verenigingen zonder winstgevend doel met leasingactiviteiten, bedoeld bij artikel 94, 1° wegens twee bestanddelen : - de eerste op grond van het vermogen van de motor uitgedrukt, hetzij in fiscale paardenkracht, hetzij in kilowatt; - de tweede, "ecomalus" genoemd, naar gelang van de categorie CO2-emissies van het autovoertuig dat in gebruik wordt genomen.".

Art. 140.In Titel V, hoofdstuk IV, van hetzelfde Wetboek, wordt het opschrift van afdeling 1, ingevoegd bij het decreet van 5 maart 2008, vervangen door wat volgt : "Afdeling 1. - Bedrag van de belasting voor de personenauto's en de auto's die in het Waalse Gewest in gebruik worden genomen, met uitzondering van die welke in hetzelfde Gewest in gebruik worden genomen door maatschappijen, autonome overheidsbedrijven en verenigingen zonder winstgevend doel met leasingactiviteiten, bedoeld bij artikel 94, 1° ".

Art. 141.Artikel 97bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het decreet van 5 maart 2008 en gewijzigd bij de decreten van 19 december 2012 en 19 september 2013, wordt vervangen als volgt : "

Art. 97bis.§ 1. Voor de personenauto's en de auto's die in het Waalse Gewest in gebruik worden genomen, met uitzondering van degenen die in hetzelfde Gewest in gebruik worden genomen door maatschappijen, autonome overheidsbedrijven en verenigingen zonder winstgevend doel met leasingactiviteiten, bedoeld bij artikel 94, 1°, in deze afdeling "autovoertuigen" genoemd, bestaat het bedrag van de belasting uit het totaalbedrag van de twee bestanddelen genoemd in artikel 97, tweede lid. § 2. Het eerste bestanddeel van de belasting verschuldigd voor de autovoertuigen wordt berekend overeenkomstig artikel 98. § 3. Het tweede bestanddeel van de belasting verschuldigd voor de autovoertuigen, "ecomalus" genoemd, wordt berekend overeenkomstig de artikelen 97quater en 97quinquies".

Art. 142.In artikel 97ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het decreet van 5 maart 2008, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 1 juli 2010 en bevestigd bij decreet van 10 november 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in 1°, derde lid, eerste streepje, wordt het getal "195" vervangen door het getal "205";a) in 1°, derde lid, tweede streepje, wordt het getal "186" vervangen door het getal "196";a) in 2°, eerste lid, wordt het getal "150" vervangen door het getal "140". Afdeling 5. - Wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek-

en griffierechten

Art. 143.In artikel 53ter, § 1, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, gewijzigd bij de decreten van 10 december 2009, 10 mei 2012 en 19 september 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid, worden de bedragen "200.000 EUR" en "191.000 EUR" respectievelijk vervangen door de bedragen 160.000 EUR" en "150.000 EUR"; b) in het tweede lid, wordt het jaar "2011" vervangen door het jaar "2015";3° in het derde lid, wordt het jaar "2010" vervangen door het jaar "2014". Afdeling 6. - Bepalingen betreffende de belastingen op masten, pylonen

en antennen

Art. 144.Er wordt in het Waalse Gewest een jaarlijkse belasting gevestigd op masten, pylonen of antennen bestemd voor de uitvoering, rechstreeks met het publiek, van een mobiele telecommunicatieverrichting door de operator van een openbaar telecommunicatienet.

Art. 145.De belasting is verschuldigd door de operator van de mast, de pyloon of de antenne op 1 januari van het aanslagjaar.

Als de operator niet eigenaar is van de mast, de pyloon of de antenne, wordt hij hoofdelijk gehouden tot de betaling van de belasting.

Art. 146.Het jaarlijks basisbedrag van de belasting wordt vastgesteld op 8.000 euro per site. Dit bedrag wordt, vanaf het aanslagjaar 2015, geïndexeerd volgens de volgende formule : Geïndexeerd bedrag = Basisbedrag * (indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand januari van het aanslagjaar/indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand januari van 2014).

Onder site wordt verstaan het geheel, onlosmakelijk verbonden zonder substantiële werkzaamheden, gevormd door de mast, de pyloon of de antenne(n) en bijbehorende uitrustingen, die door één of verschillende operatoren zijn geïnstalleerd.

De operatoren die een site bedoeld bij deze belasting gezamenlijk gebruiken, worden hoofdelijk gehouden tot de betaling van de belasting.

Het bedrag van de belasting wordt geannuleerd in geval van een ingerichte site die effectief niet wordt gebruikt.

Art. 147.Elke belastingplichtige moet jaarlijks aangifte doen bij het belastingsorgaan opgericht door de Waalse Regering, van het aantal sites die per gemeente alleen of gezamenlijk worden ingericht of gebruikt.

Art. 148.De aangifte, de procedure tot aanslag, de aanslag- en opeisbaarheidstermijnen, de vordering en de beroepsmiddelen worden opgesteld overeenkomstig het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen en de uitvoeringsbesluiten ervan.

Art. 149.De gemeenten mogen geen belasting heffen met eenzelfde voorwerp.

De gemeentelijke reglementen met betrekking tot een belasting met hetzelfde voorwerp worden opgeheven.

Art. 150.§ 1. In afwijking van artikel 150 kunnen de gemeenten een aanvullende belasting vestigen van hoogstens honderd opcentiemen op de belasting gevestigd in artikel 0 op de masten, pylonen of antennen bedoeld in artikel 0 die voornamelijk op hun grondgebied worden opgesteld. § 2. De aanvullende belasting kan niet het voorwerp uitmaken van een vermindering, vrijstelling of uitzondering.

Art. 151.§ 1. Een procent van de opbrengst van de aanvullende belasting wordt afgehouden voor administratieve kosten vóór de toewijzing van het saldo aan de gemeenten. § 2. De Regering bepaalt de bijzondere modaliteiten voor de toewijzing van de opbrengst van de aanvullende belasting aan de gemeenten.

Afeling 7. - Bepalingen betreffende afgedankte bedrijfsruimten

Art. 152.In artikel 2 van het decreet van 27 mei 2004 tot invoering van een belasting op de afgedankte bedrijfsruimten, zoals gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het getal "5.000" wordt vervangen door het getal "1.000"; 2° het getal "50" wordt vervangen door het getal "25".

Art. 153.In artikel 5 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, worden de woorden "of van elke zoals in artikel 7, § 3, tweede lid, bedoelde jaarlijkse vaststelling die later dan eerstgenoemde vaststelling plaatsvindt" vervangen door de woorden "of van de latere vaststellingen bedoeld in artikel 3, § 2, tweede lid, of, bij gebrek aan vaststelling, op de verjaardagdatum van de tweede vaststelling".

Art. 154.Artikel 6 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 17 januari 2008, wordt gewijzigd als volgt : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "Het belastbare tijdperk is het jaar waarin een tweede vaststelling bedoeld in artikel 7, § 2, tweede lid, wordt opgemaakt, waarbij het bestaan van een in stand gehouden afgedankte bedrijfsruimte wordt vastgesteld, of de latere jaren waarin de ruimte in stand wordt gehouden, in de zin van artikel 2."; 2° het derde lid wordt vervangen als volgt : "De belasting kan ingekohierd worden tot op 30 juni van het jaar volgend op het aanslagjaar.".

Art. 155.Artikel 7 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, wordt gewijzigd als volgt : 1° in § 2 wordt het woord "twaalf" vervangen door het woord "negen";2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : "Deze tweede vaststelling wordt bekendgemaakt overeenkomstig § 1, tweede lid";3° in § 3 wordt het eerste lid vervangen als volgt : "Vanaf de verjaardagdatum van de tweede vaststelling, wordt de ruimte geacht in stand gehouden te zijn in de zin van artikel 2.De verschuldigde kan de ambtenaren bedoeld in § 1, eerste lid, echter verzoeken een controle uit te voeren.".

Art. 156.Artikel 9 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 17 januari 2008, wordt gewijzigd als volgt : 1° de §§ 1 tot 3 worden vervangen als volgt : " § 1.De opeisbaarheid van de belasting alsmede de looptijd van de verjaring van de invordering ervan worden opgeschort voor de gebieden bedoeld in § 2 en § 3. § 2. De gebieden onderworpen aan de bepalingen van hoofdstuk IV van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer, zolang de houder van de verplichtingen, die hem overeenkomstig dit decreet zijn opgelegd, zijn verplichtingen nakomt.

De opschorting begint te lopen vanaf het jaar waarin deze verplichtingen ontstaan.

Ze heeft betrekking op de belastingen betreffende de jaren waarin deze verplichtingen lopen.

De belastingen worden ontheven wanneer het bestuur een bodemcontrolecertificaat afgeeft overeenkomstig artikel 67 van dit decreet. § 3. De gebieden waarvoor een heraanleg nodig is, die het voorwerp uitmaken van het besluit bedoeld in artikel 169, § 1, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie.

De opschorting begint te lopen vanaf het jaar van dit besluit.

Ze heeft betrekking op de belastingen die verschuldigd zijn op het moment van het besluit bedoeld in het eerste lid, voor de vanaf het jaar van de aanvraag invorderbare belastingen.

De belastingen worden ontheven wanneer de herinrichting van de locatie bij het besluit bedoeld in artikel 169, § 7, van hetzelfde Wetboek wordt vastgesteld."; 2° het artikel wordt aangevuld met de §§ 6 en 7, luidend als volgt : " § 6.De opschorting bedoeld in § 2 en § 3 is vaststaand, zelfs als de naleving van de verplichtingen die uit de twee bedoelde wetgevingen voortvloeien, de afschaffing van de belastbare aard van het gebied in de zin van dit decreet niet tot gevolg heeft gehad. § 7. De vaststelling, door de ambtenaar aangewezen door de Regering, van de niet-belastbare aard van een gebied in de zin van dit decreet, heeft tot gevolg de ontheffing van de opgeschorte belastingen.".

Art. 157.In hetzelfde decreet wordt een artikel 9bis ingevoegd, luidend als volgt : "

Art. 9bis.De gemeenten kunnen opcentiemen heffen op de gewestelijke belasting.

Enkel de gemeenten die jaarlijks aan de telling deelnemen alsook aan de bijwerking van de lijst van de ruimten die kunnen betrokken zijn bij deze belasting, kunnen opcentiemen heffen." HOOFDSTUK X - Inwerkingtreding

Art. 158.Behalve wat betreft de bepalingen waarvan de datum bij de artikelen 17, 100, 133, 136 et 138 wordt vastgesteld, treedt dit decreet in werking op 1 januari 2015.

BIJLAGE I Bijlage I bij Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt

Categorie bedrijven

Grondslag waarop de omzettingscoëfficiënt betrekking heeft

Omzettings- coëfficiënt

Opmerkingen

1

2

3

4

5

6

1

- Slachthuizen en slachterijen (excl. vleeswarenverwerking)


a. varkens

1.000 kg geslacht gewicht

0,3


indien tevens darmslijmerij aanwezig, verhoogd met

0,23


b. andere dieren

1.000 kg geslacht gewicht

0,52


Verhoging factoren :


- bij lozing pensenmest

1,18


- bij lozing bloed van varkens

0,53


- bij lozing bloed van andere dieren

0,96


2

- Pluimveeslachterijen :


groep I

1.000 kg geslacht gewicht

0,29

1

groep II

1.000 kg geslacht gewicht

0,58

1

groep III

1.000 kg geslacht gewicht

1,02

1

3

- Poets- en smeermiddelenfabriek

1.000 kg grondstof

3


4

Aardewerk-, asbestcement-, beton-, steen-, kalk-, cement-, baksteenfabriek

100 arbeidsdagen

0,35

0,014


5

Autorevisiewerkplaatsen, werkplaatsen voor tram en spoor, garages, carwashinstallaties

1 m3 gebruikt water

0,05

0,032


6

- Wasserijen, met uitzondering van wassalons:


a. natwasserij

1.000 kg witgoed, uitsluitend van ziekenhuizen en hotels: lakenpakketten en oprolhanddoeken

0,44


1.000 kg witgoed, voor zover niet vallend onder een andere coefficient

0,73


1.000 bontgoed, bedrijfskleding en hand- en keukendoeken uit verhuur

1,02


1.000 kg stijfselgoed

1,62


100 arbeidsdagen

0,18


b. chemisch reinigen

100 arbeidsdagen

0,18


c.kledingververijen

1 m® gebruikt water

0,73


7

- Poets- en smeermiddelen fabrieken

100 arbeidsdagen

4,5

0,011


8

- Ijzerbeitserij Extra per 1.000 kg geloosd Fe++

100 arbeidsdagen100 arbeidsdagen

0,23 3,3

0,032 0,032


9

- Aardappelverwerking tot voorgebakken frieten

1.000 kg aardappelen

0,87


10

- Fruitconservenfabrieken (incl. jamfabrieken)

1.000 kg appelen, peren, aardbeien 1 000 kg kersen, bessen en overige zachte vruchten

1, 02 0,73


11

- Galvaniseerfabrieken

1 m3 gebruikt water

0,04

0,032


12

- Gasfabrieken

1.000 kg grondstof

1,1


13

- Grafische en andere papierverwerkende en kartonverwerkende bedrijven

1 m3 gebruikt water

0,04

0,022


14

- laboratoria

100 arbeidsdagen

1,1

0,011


15

- Zuivelindustrie:


a. niet gesaneerde bedrijven

1.000 kg ontvangen melk

0,13


1.000 kg ontvangen melk in een ontvangststation

0,06


1.000 kg boter en boterconcentraat (uit boter)

4,38


1.000 kg boter (continu boterbereiding zonder wassen)

1,47


1.000 kg kaas

4,38


1.000 kg prod. in fles

0,35


1.000 kg melkpoeder (walsenpoeder)

1,78


1.000 kg melkpoeder (verstuivingstoren)

1,47


1.000 kg gecondenseerde melk

0,44


ijsbereiding per 1.000 kg grondstof

0,44

2

b. gesaneerde bedrijven

1.000 kg ontvangen melk

0,06


1.000 kg boter

2,27


1.000 kg kaas

1,78


16

- Plastiekverwerkende nijverheid

100 arbeidsdagen

11,18

0,017


17

- Kaarsfabrieken en wasbeklerijen

100 arbeidsdagen

0,65


18

- Rood- en koekfabrieken en niet elders genoemde voedingsmiddelen

100 arbeidsdagen

0,45


- Eierverwerkingsbedrijven

1.000 kg geproduceerd product

0,5


19

a. Bierbrouwerijen

1.000 kg bier

1,33


b. Idem bij terughouden van hop en bostel

1.000 kg bier

0,34


20

- Pindabranderijen

1.000 kg grondstof

0,75


21

- Cacao-, chocolade-, suikerwerk- en honingfabrieken

1.000 kg eindproduct

0,29


22

- keramische industrie

100 arbeidsdagen

0,22

0,014


23

- chemische industrieën :


a. minerale scheikunde en transformatie activiteiten

100 arbeidsdagen

11,8

0,019


b.organische scheikunde

100 arbeidsdagen

23,6

0,011


24

Lijmfabriek

1.000 kg beenderlijm

3,7


25

- Huiden en vellen, bont:


a. chroomleerlooierijen

1.000 kg grondstof

6,9

0,012


b. plantaardige leerlooierijen

1.000 kg grondstof

7

0,011


c) witleerlooierijen

1.000 kg grondstof

10

0,011


d. pelsbereiding bedrijven

1.000 kg grondstof

10

0,011


e. zeemleerlooierijen

1.000 kg grondstof

20

0,011


26

- Destructiebedrijven

1.000 kg bruto gewicht te destructeren materiaal

1,1

0,032


27

- Distilleerderijen

1 m3 gebruikt water

0,06


28

- Emailleerderijen

1 m3 gebruikt water

0,04

0,032


29

- Groenteconservenbedrijven :

1.000 kg aardappelen schrappen

1,75


1.000 kg aardappelen

1,9


1.000 kg wortelen, ajuinen

1,3


1.000 kg rode bieten

2,1


1.000 kg soepgroenten

0,96


1.000 kg koolsoorten (uitgezonderd de bereiding tot zuurkool) en koolraap

0,75


1.000 kg prei, sperzie-, snijbonen en selderij

0,58


1.000 kg doperwten en capucijners

1,02


1.000 kg andere groenten

0,5


30

- Groentewasserijen

1.000 kg wortelen

0,13


1.000 kg zilveruien

0,23


31

- Gist- en spiritusfabrieken

1.000 kg melasse

9,3


32

- Limonadefabrieken en bottelarijen

1.000 l geproduceerd product

0,12


33

- Margarine vet- en spijsoliefabrieken indien uitsluitend olie wordt gewonnen door het persen van zaden

1.000 kg ruwe oliën en vetten 1 000 kg gefabriceerd product

0,7


34

- Mouterijen

1.000 kg gerst

0,16


35

- Metaalindustrie :


a. mechanisch bewerken, koudverwerking

100 arbeidsdagen

0,23

0,01


b.verzinken en non-ferro beitsen

100 arbeidsdagen

0,23

0,032


36

- Metallurgische industrie

100 arbeidsdagen

0,23

0,032


37

- Papierindustrie

1.000 kg papier uit houtslijpsel of celstof

1,6


idem - uit ander materiaal

7,8


38

- Strokartonfabrieken

1.000 kg karton

4,9


39

- Parfum- en cosmeticafabrieken

100 arbeidsdagen

5,84


40

- Visconservenfabrieken

1.000 kg vis

2,43


41

- Vismeelfabrieken

1.000 kg vis

3,3


42

- Dorserijen van erwten en capucijners

1.000 kg grondstof

0,034


43

- Aardappelmeelfabrieken

1.000 kg aardappelen

1,44


44

- Zeepfabrieken

1.000 kg zeep

0,55


- Indien onderloog wordt geloosd

3,1


45

- Suikerfabrieken en suikerbietenrasperijen

1.000 kg suikerbieten

0,27


- Indien uitsluitend afvalwater van de condensoren wordt geloosd

1.000 kg suikerbieten

0,027


46

- Textielfabrieken:


a. spinnerij

100 arbeidsdagen

0,18


b.weverij

100 arbeidsdagen

0,18


c. ververij

1 m3 gebruikt water

0,73


d.blekerij

1 m3 gebruikt water

0,73


e. wolwasserij

1.000 kg ruwe wol

7


47

- Vatenwasserijen

1 m3 gebruikt water

0,58

0,021


48

- Vulcaniseerinrichting, gummiwaren, kabel- en kunstleerfabrieken

100 arbeidsdagen

0,08

0,011


49

- Vleeswarenbedrijven

1.000 kg geproduceerd product : worst-, hamkokerijen

0,73


1.000 kg geproduceerd product : andere

0,45


50

- Plastiekverwerkende nijverheid

100 arbeidsdagen

0,22


51

- Elektriciteitscentrales

100 arbeidsdagen

0,22

0,011


52

- Visteelt

1.000 kg geloosde voedingsmiddelen

8

0

3

53

- Zwembaden

1 m3 gebruikt water

0,008

0


54

Ziekenhuizen in de zin van de artikelen 2 tot 4 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen

- bed - bed indien aanwezigheid van een wasserij in het ziekenhuis om er het wasgoed dat ter plaats wordt gebruikt te wassen

3 3,6

0 0


Opmerkingen: 1. Tot groep I behoren de bedrijven met een laag waterverbruik (10 m® per 1000 kg geslacht gewicht) met goede voorzieningen voor het opvangen van bloed en zonder natte bewerking of nat transport van veren of slachtafval. Tot groep II behoren de bedrijven met uitsluitend natte verwerking en/of transport van veren of slachtafval.

Tot groep III behoren de bedrijven met nat transport van veren of slachtafval, bovendien alle bedrijven met kipkokerij en alle overige bedrijven die niet tot groep I en II behoren. 2. Onder gesaneerde zuivelfabriek wordt verstaan een zuivelfabriek waarin goede voorzieningen ter beperking van de vervuilingsgraad zijn getroffen, als het opvangen van drupmelk, het terughouden van het bezinksel uit boterwaswater, het opvangen van perswei, het voorkomen van lekverliezen e.d. 3. Wat visteelt betreft, wordt een verminderingspercentage van het aantal vuilvrachteenheden toegepast wanneer een of meer van de volgende maatregelen worden uitgevoerd: a) verbruik van hoog verteerbare voedingsmiddelen: 30 % vermindering;b) filtering op draaifilter aan de uitgang van de teeltbassins: 75 % vermindering;c) bezinkbassins met aan het debiet aangepaste afmetingen met periodieke slibterugwinning: 50 % vermindering. De verminderingspercentage zijn cumuleerbaar indien verschillende van deze maatregelen tegelijkertijd worden uitgevoerd (met een verminderingspercentage van hoogstens 100 %).

Bijlage II Bijlage II bij Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt

Eenheid

Vermoedelijk verbruik

Gezinnen


- Hoofdverblijfplaats : alleenstaand

45 m®

- Hoofdverblijfplaats : gezin

100 m®

- Bijkomende verblijfplaats

25 m®

Kampeerterreinen


- Kampeerplaats

20 m®

Bedrijven, kantoren


- Tewerkgestelde persoon

9 m®

Onderwijsinrichtingen


- Leerling

5 m®

Internaten, kazernes, hotels, rusthuizen, verzorgingscentra


- Bed

45 m®


Bijlage III Bijlage III bij Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt A) "Milieubelasting veestapel"

Categorie dieren

Coëfficiënt stikstof

Runderen

Melkkoe

0.5538

Zoogkoe

0.4062

Reformkoe

0.4062

Andere runderen van meer dan 2 jaar

0.4062

Runderen jonger dan 6 maanden

0.0615

Vaars van 6 tot 12 maanden

0.1723

Vaars van 1 tot 2 jaar

0.2954

Stierkalf van 6 tot 12 maanden

0.1538

Stierkalf van 1 tot 2 jaar

0.2462

Schapen en geiten

Schaap- en geitachtigen van minder dan 1 jaar

0.0203

Schaap- en geitachtigen van meer dan 1 jaar

0.0406

Paarden

Paardachtigen

0.3446

Varkensachtigen

Drachtige zeug met biggetjes jonger dan 4 weken

0.0923

Beer

0.0923

Mestvarken en gelt

0.0480

Mestvarken en gelt op biobeheerst strobed

0.0277

Biggetjes (4 tot 10 weken)

0.0117

Konijnen

Moederkonijnen

0.0222

Mestkonijnen

0.0020

Pluimvee

Vleeskippen (40 dagen)

0.0017

Leg- of kweekkippen (343 dagen)

0.0037

Kippetjes (127 dagen)

0.0017

Kweekhanen

0.0026

Eenden (75 dagen)

0.0026

Ganzen (150 dagen)

0.0026

Kalkoenen en kalkoenhanen (85 dagen)

0.0050

Parelhoenders (79 dagen)

0.0017

Kwartels

0.0002

Struisvogels en emoes

0.0185


B) Milieubelasting "grond"

Teelt

Coëfficiënt stikstof

Coëfficiënt fytosanitaire producten

Coëfficiënt erosie

Bieten

0.188

0.095

0.173

Cichorei

0.278

0.080

0.173

Graangewassen gevolgd door een herfstteelt

0.262

0.040

0

Graangewassen niet gevolgd door een herfstteelt

0.398

0.040

0

Maïs

0.529

0.015

0.246

Aardappelen

0.549

0.265

0.246

Koolzaad en raapzaad

0.464

0.010

0

Groenteteelten die voor hun wortelen worden geoogst

0.188

0.092

0.146

Andere groenteteelten

0.638

0.092

0.146

Lijn

0.554

0.002

0.262

Weien

0.108

0.002

0

Andere teelten

0.188

0.002

0


Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 12 december 2014.

De Minister-President, P. MAGNETTE De Minister van Openbare Werken, Gezondheid, Sociale Actie en Erfgoed, M. PREVOT De Minister van Economie, Industrie, Innovatie en Digitale Technologieën, J.-C. MARCOURT De Minister van Plaatselijke Besturen, Stedenbeleid, Huisvesting en Energie, P. FURLAN De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening, Mobiliteit en Vervoer, Luchthavens en Dierenwelzijn, C. DI ANTONIO De Minister van Tewerkstelling en Vorming, Mevr. E. TILLIEUX De Minister van Begroting, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, C. LACROIX De Minister van Landbouw, Natuur, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme en Sportinfrastructuren, afgevaardigde voor de Vertegenwoordiging bij de Grote Regio, R. COLLIN _______ Nota (1) Zitting 2014-2015. Stukken van het Waals Parlement, (2014-2015) Nrs. 1, 1bis, 2 t.e.m. 7.

Volledig verslag, plenaire zitting van 11 december 2014.

Bespreking.

Stemming.

^