Etaamb.openjustice.be
Programmadecreet van 14 februari 2011
gepubliceerd op 31 maart 2011

Programmadecreet 2011

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2011201349
pub.
31/03/2011
prom.
14/02/2011
ELI
eli/decreet/2011/02/14/2011201349/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 FEBRUARI 2011. - Programmadecreet 2011


Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - PERSOONSGEBONDEN AANGELEGENHEDEN

Artikel 1.Fonds voor afbetaling van schulden.

In artikel 2 van het decreet van 14 december 1992 houdende inrichting van een Fonds voor afbetaling van schulden in de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij het decreet van 29 april 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Het fonds is bestemd om de uitgaven te dekken die voortvloeien uit de afbetaling van de schulden van particulieren of particuliere gezinnen en om de waarborg te dekken voor kredieten die in het kader van het begeleid sociaal krediet toegekend zijn.» 2° Artikel 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : « Per kalenderjaar kan de Regering in totaal een waarborg van maximaal 2.000 euro ten laste nemen voor alle begeleide sociale kredieten die zijn toegekend. »

Art. 2.Schuldbemiddeling en afbetaling van schulden.

Artikel 12 van het decreet van 29 april 1996 betreffende de schuldbemiddeling en de afbetaling van schulden wordt aangevuld met de volgende zin, luidende : « De Verdelingscommissie verstrekt advies over de weigering of toekenning van een aanvraag om tegemoetkoming van het Fonds voor afbetaling van schulden. »

Art. 3.Niet-dringend ziekenvervoer.

In artikel 2 van het decreet van 4 juni 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/06/2007 pub. 07/08/2007 numac 2007033053 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende het niet-dringend ziekenvervoer sluiten betreffende het niet-dringend ziekenvervoer worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, derde lid, wordt vervangen als volgt : « De erkenning geldt voor onbepaalde tijd.» 2° In § 4, eerste lid, worden de woorden "toekenning of" opgeheven.

Art. 4.Thuishulp.

Artikel 10 van het decreet van 16 februari 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/02/2009 pub. 07/05/2009 numac 2009033025 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de thuishulpdiensten en houdende oprichting van een consultatiebureau voor thuishulp, transmurale en stationaire hulp sluiten betreffende de thuishulpdiensten en houdende oprichting van een consultatiebureau voor thuishulp, transmurale en stationaire hulp wordt vervangen als volgt : «

Art. 10.Subsidiëring. § 1. De Regering bepaalt binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen het bedrag van de subsidie, de voorwaarden voor de subsidiëring en de nadere regels volgens welke de thuishulpdiensten hun taken vervullen.

Om de subsidiëring van de in artikel 9 vermelde hulp vast te leggen, kan de Regering jaarlijkse forfaitaire bedragen of jaarlijkse urencontingenten bepalen voor de dienstverleningsuren die bij de gebruiker moeten worden gepresteerd. Bij het vastleggen van het bedrag van de subsidie wordt rekening gehouden met de geschatte ontvangsten van de dienst.

Het forfaitaire bedrag kan betrekking hebben op alle kosten van de organisatie of op bepaalde personeels- en/of werkingskosten van de organisatie. § 2. Indien urencontingenten zijn vastgelegd, wordt de subsidie voor de betrokken hulp berekend door de vastgelegde contingenten te vermenigvuldigen met een door de Regering vastgelegd urenforfait. Het urenforfait voor de betrokken hulp heeft betrekking op alle kosten van de organisatie die verband houden met de hulp.

Indien nodig kan de Regering de jaarlijkse urencontingenten in de loop van het betrokken jaar wijzigen. § 3. Indien de gesubsidieerde dienst in een kalenderjaar het met toepassing van § 2 vastgelegde urencontingent niet bereikt of de kosten voor het met toepassing van § 1 vastgelegde forfaitaire bedrag niet kan bewijzen, vordert de Regering het bedrag van elk niet-gepresteerd uur of van alle niet-bewezen kosten in het daaropvolgende jaar terug of verrekent ze dat bedrag met de subsidie voor het daaropvolgende kalenderjaar. » HOOFDSTUK 2. - CULTURELE AANGELEGENHEDEN

Art. 5.BRF. Artikel 1, derde lid, van het decreet van 27 juni 1986 betreffende het Belgische Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap wordt opgeheven.

Art. 6.Beheersverdrag met het BRF. Artikel 1bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 16 oktober 1995 en gewijzigd bij de decreten van 3 februari 2003 en 8 november 2004, wordt vernummerd tot artikel 1.9.

Art. 7.Opdracht van het BRF. Na artikel 1 van hetzelfde decreet worden acht nieuwe artikelen ingevoegd. Het gaat om de artikelen 1.1 tot 1.8, luidende : « Art. 1.1 - Het Centrum is belast met de volgende taken : 1° het organiseren van lineaire audiovisuele mediadiensten;2° het aanbieden van niet-lineaire audiovisuele mediadiensten die verband houden met de activiteit vermeld in de bepaling onder 1°;3° het beheren van de technische voorzieningen die noodzakelijk zijn om lineaire audiovisuele mediadiensten te organiseren of niet-lineaire audiovisuele mediadiensten aan te bieden;4° alle handelsovereenkomsten sluiten en alle maatregelen nemen die noodzakelijk zijn voor de activiteiten vermeld in de bepalingen onder 1° tot 3° of voor de commercialisering daarvan. Art. 1.2. Overeenkomstig de technische ontwikkeling en de economische haalbaarheid zorgt het Centrum ervoor dat, wat de kwaliteit van de programma's en van de ontvangst betreft, gelijkmatig en permanent twee lineaire klankdiensten en één lineaire televisiedienst worden aangeboden aan alle inwoners van het Duitse taalgebied. Voorts zorgt het Centrum ervoor dat aan de Duitstalige bewoners buiten het Duitse taalgebied minstens één lineaire klankdienst en één lineaire televisiedienst worden aangeboden. Tot zijn opdracht van openbare dienstverlening behoort ook het beschikbaar stellen van niet-lineaire mediadiensten die verband houden met lineaire mediadiensten overeenkomstig artikel 1.4.

Art. 1.3. Via alle mediadiensten die overeenkomstig artikel 1.2 worden verbreid, heeft het Centrum de volgende kernopdracht : 1° de bevolking uitvoerig informeren over alle belangrijke politieke, sociale, economische, culturele en sportonderwerpen;2° het begrip bevorderen voor alles wat te maken heeft met een democratische samenleving;3° de identiteit van de Duitstalige Gemeenschap bevorderen in het licht van de Europese geschiedenis en de Europese integratie;4° het begrip voor de Europese integratie bevorderen;5° cultuur, kunst, taal en wetenschap bijbrengen en bevorderen;6° op passende wijze rekening houden met de kunstzinnige en creatieve productie in de Duitstalige Gemeenschap en die productie op passende wijze bevorderen;7° een veelzijdig cultureel aanbod verstrekken;8° amusementsprogramma's aanbieden;9° op passende wijze rekening houden met alle leeftijdscategorieën;10° op passende wijze rekening houden met de wensen van gehandicapten, waartoe ook sensibilisering behoort inzake integratie van gehandicapten in de maatschappij en op het werk;11° op passende wijze rekening houden met de wensen van gezinnen en kinderen, alsook met de gelijke behandeling van mannen en vrouwen;12° op passende wijze rekening houden met het gewicht van de verschillende erkende erediensten en erkende niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen;13° jongeren-, school- en volwasseneneducatie verspreiden en bevorderen, alsook mediacompetentie bevorderen;14° informeren over gezondheid, natuur-, milieu- en consumentenbescherming en daarbij het inzicht in de duurzaamheidsbeginselen bevorderen;15° de bevolking meer belangstelling doen krijgen om zelf aan sport te doen;16° informeren over de betekenis, functie en taken van de Duitstalige Gemeenschap;17° het inzicht in economische, sociale, ecologische en culturele samenhangen bevorderen;18° op passende wijze rekening houden met sociale en humanitaire activiteiten en die activiteiten op passende wijze bevorderen. Ter vervulling van zijn opdracht stelt het Centrum iedereen een gedifferentieerd aanbod aan informatie, cultuur, ontspanning en sport ter beschikking. Het aanbod is gericht op de diverse interesses van alle luisteraars en kijkers en houdt er op evenwichtige wijze rekening mee. De bijdragen tot het totale programma staan in evenredige verhouding tot elkaar.

Art. 1.4. Ter vervulling van zijn publiekrechtelijke kernopdracht overeenkomstig artikel 1.3. stelt het Centrum ook een niet-lineair aanbod ter beschikking dat vooral inhouden omvat die uitzendingen begeleiden en in rechtstreekse samenhang staan met zijn lineaire mediadiensten. Dat niet-lineaire aanbod omvat overeenkomstig de technische ontwikkeling en de economische haalbaarheid : 1° informatie over het Centrum en zijn overeenkomstig artikel 1.2 georganiseerde lineaire audiovisuele mediadiensten en aangeboden niet-lineaire audiovisuele mediadiensten; 2° een nieuwsoverzicht van de dag; 3° een dienst op aanvraag voor programma's die via de in artikel 1.2 vermelde lineaire audiovisuele mediadiensten worden uitgezonden.

Art. 1.5. Overeenkomstig de technische ontwikkeling en de economische haalbaarheid stelt het Centrum, naast het aanbod in de zin van artikel 1.4, andere niet-lineaire mediadiensten ter beschikking die een werkzame bijdrage leveren om de publiekrechtelijke kernopdracht in de zin van artikel 1.3 te vervullen. Daartoe behoren ook de diensten op aanvraag. Zulke mediadiensten mogen eerst worden aangeboden nadat een aanbodconcept is opgesteld. Als aan de voorwaarden van artikel 1.6 is voldaan, vindt overeenkomstig de artikelen 1.6 tot 1.8 een voorafgaand onderzoek plaats.

Volgende onlinediensten mogen niet ter beschikking gesteld worden in het kader van de publiekrechtelijke opdracht : 1° advertentieportalen, advertenties of kleine advertenties;2° beroepenregisters en beroepengidsen;3° prijsvergelijkingsportalen, alsook berekeningsprogramma's zoals programma's om prijzen en verzekeringen te berekenen;4° portalen voor de evaluatie van dienstverleningen, instellingen en producten, voor zover ze geen verband houden met een concreet programma of de concrete inhoud van een aangeboden mediadienst;5° partner- en contactbeurzen;6° ruilbeurzen, voor zover ze geen liefdadigheidsdoelstelling hebben;7° businessnetwerken;8° telecommunicatiediensten, met inbegrip van toegangsaanbieding;9° erotisch aanbod;10° het factureren voor derden;11° kansspelen en weddenschappen;12° softwarediensten, voor zover ze niet nodig zijn om de eigen mediadiensten te gebruiken;13° routeplanners, behalve in samenhang met verkeersinformatie;14° muziekdownload van commerciële niet-eigen producties;15° spel- en amusementsaanbod dat geen verband houdt met de programma's of het aanbod;16° sms-diensten, met uitzondering van sms-diensten die betrekking hebben op eigen audiovisuele mediadiensten of bij een programma horen;17° zoekdiensten, met uitzondering van zoekdiensten die betrekking hebben op de eigen audiovisuele mediadiensten;18° onlineveilingen, met uitzondering van niet-commerciële veilingen voor doeleinden van algemeen belang;19° e-commerce en e-banking;20° beltonen en e-cards;21° het downloaden van foto's die geen verband houden met een uitzending; 22° activiteitenkalenders, voor zover ze niet bij aangeboden diensten horen in de zin van artikel 1.4 en artikel 1.5, eerste lid, en geen autonoom en volledig aanbod vormen; 23° fora en chats;24° links die niet dienen om eigen inhoud - ook inhoud van deelnemende ondernemingen - te verspreiden, aan te vullen, te verdiepen of te verduidelijken.Die links mogen niet rechtstreeks aanzetten tot kopen; 25° een vak- of doelgroepgericht aanbod dat qua vorm en inhoud verder reikt dan een aanbod van algemeen belang, voor zover het niet gaat om een aanbod dat bij een uitzending hoort;een aanbod voor liefdadigdheidsdoeleinden is in elk geval toegestaan; 26° adviesportalen die geen verband houden met de uitzendingen. Diensten waarmee gebruikers inhouden kunnen meedelen of bekendmaken die inhoudelijk verband houden met uitgezonden geluids- of televisieprogramma's zijn toegestaan, indien het om een niet-permanent aanbod gaat dat redactioneel begeleid wordt. In zulke aangeboden diensten kan een gebruiker alleen inhouden bekendmaken indien hij geregistreerd is met vermelding van zijn naam, voornaam en adres. De registratie is alleen geldig wanneer de gebruiker, zonder dwang en met kennis van zaken, voor het concrete geval uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven om zijn gegevens te gebruiken. Wanneer er duidelijk reden is om te vermoeden dat de registratiegegevens onjuist zijn, maant het Centrum de gebruikers aan om de juistheid van de gegevens binnen een redelijke termijn te bewijzen omdat het registratieprofiel anders wordt gewist en weigert a priori de registratie van gebruikers van wie de gegevens kennelijk onjuist zijn. De gegevens die bij de registratie worden meegedeeld, mogen niet voor andere doeleinden dan de registratie worden gebruikt. Op verzoek van de gebruiker worden alle gegevens, met inbegrip van het registratieprofiel, gewist.

Art. 1.6. Er wordt een voorafgaand onderzoek uitgevoerd wanneer het Centrum van plan is om een nieuw niet-lineair aanbod in de zin van het tweede lid aan te bieden.

Als nieuw aanbod worden beschouwd : 1° audiovisuele mediadiensten in de zin van artikel 1.2 die voor het eerst georganiseerd of ter beschikking gesteld worden en zich wezenlijk onderscheiden van de audiovisuele mediadiensten die het Centrum op grond van de artikelen 1.2 tot 1.4 reeds op het tijdstip van het voorafgaand onderzoek aanbiedt of 2° bestaande audiovisuele mediadiensten in de zin van artikel 1.2 die zo gewijzigd worden dat het gewijzigde programma of aanbod zich naar alle waarschijnlijkheid wezenlijk van de bestaande audiovisuele mediadienst zal onderscheiden.

Er is inzonderheid een wezenlijk onderscheid in de zin van het tweede lid : 1° wanneer het aanbod zich qua inhoud, vorm van technische beschikbaarheid of vorm van toegang wezenlijk onderscheidt van de bestaande audiovisuele mediadiensten in de zin van artikel 1.2 of 2° wanneer het aanbod gericht is tot een wezenlijk andere doelgroep dan die van de bestaande audiovisuele mediadiensten in de zin van artikel 1.2.

Doorslaggevend om te bepalen of er sprake is van een wezenlijke wijziging in de zin van het derde lid zijn in het bijzonder het aanbodconcept, indien dat bestaat, de programmaplanning en de jaarschema's van de uitzendingen en van de aangeboden diensten.

Een nieuw aanbod mag eerst worden aangeboden nadat het overeenkomstig artikel 1.8 is goedgekeurd.

Art. 1.7. Voor het voorafgaande onderzoek werkt het Centrum een voorstel voor een nieuw aanbod uit met de volgende inhoud : 1° een aanbodconcept;2° een uitvoerige motivering waarin staat waarom het nieuwe aanbod aan het doel van de onderneming beantwoordt en nuttig lijkt om de publiekrechtelijke kernopdracht en de bijzondere opdrachten doeltreffend te vervullen;3° een voorstelling van de financiering van het nieuwe aanbod;4° een voorstelling van de uitwerkingen die het nieuwe aanbod naar alle waarschijnlijkheid zal hebben op de mededinging op de markt die voor het aanbod in kwestie relevant is, alsook op de keuzevrijheid voor de kijkers, luisteraars of gebruikers. Het Centrum bezorgt het voorstel voor het nieuwe aanbod aan de Mediaraad van de Duitstalige Gemeenschap en plaatst het onmiddellijk op zijn website waar het makkelijk kan worden gevonden en tijdens de hele duur van de raadpleging kan worden ingekeken. Daarbij wordt erop gewezen dat iedereen voor wie het geplande aanbod bestemd is, binnen een redelijke termijn van minstens twee weken opmerkingen kan maken.

Het Centrum maakt de ingekomen opmerkingen, voor zover ze geen vertrouwelijke gegevens bevatten, bekend op zijn website.

Voor zover het Centrum niet van het nieuwe aanbod afziet, bezorgt het het voorstel, de opmerkingen en de eventuele wijzigingen die op basis van de opmerkingen in het aanbodconcept zijn aangebracht, na het verstrijken van de termijn bedoeld in het tweede lid aan de Mediaraad en vraagt de goedkeuring van het nieuwe aanbod aan.

De Mediaraad kan de federale mededingingsautoriteiten vragen om een standpunt in te nemen over de uitwerkingen die het nieuwe aanbod naar alle waarschijnlijkheid zal hebben op de concurrentiepositie van andere media-ondernemingen die in de Duitstalige Gemeenschap werkzaam zijn.

Art. 1.8. De Mediaraad keurt het nieuwe aanbod goed binnen vier weken na het verstrijken van de raadpleging vermeld in artikel 1.7 wanneer het voldoet aan de voorschriften van dit decreet en : 1° wanneer te verwachten valt dat het nieuwe aanbod ertoe bijdraagt om te voorzien in de sociale, democratische en culturele behoeften van de bevolking en om de publiekrechtelijke kernopdracht doeltreffend te vervullen, in het bijzonder om de doelstellingen vermeld in artikel 1.3 te bereiken en 2° wanneer niet te verwachten valt dat het nieuwe aanbod negatieve uitwerkingen zal hebben op de concurrentiepositie op de markt die voor het aanbod in kwestie relevant is en op de keuzevrijheid voor de kijkers, luisteraars en gebruikers, die onevenredig zijn in vergelijking met de bijdrage die het nieuwe aanbod levert om de publiekrechtelijke kernopdracht te vervullen. Aan de goedkeuring in de zin van het eerste lid worden voorwaarden verbonden, voor zover die noodzakelijk zijn om de uitwerkingen van het nieuwe aanbod op de mededinging op de markt die voor het aanbod in kwestie relevant is of op de keuzevrijheid voor de kijkers, luisteraars en gebruikers te beperken tot een peil dat verenigbaar is met het eerste lid, 2°. De voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op de technische uitrusting en beschikbaarheid van het aanbod en de inhoudelijke categorieën van het aanbod. Ze kunnen ook worden opgelegd ter waarborging van de inhoudelijke beloften die het Centrum in het kader van het aanbodconcept heeft gemaakt. Concrete inhouden van het nieuwe aanbod mogen niet worden voorgeschreven in de vorm van voorwaarden.

In het kader van de beoordeling overeenkomstig het eerste en het tweede lid houdt de Mediaraad in het bijzonder rekening met : 1° het bestaande aanbod dat binnen de publiekrechtelijke opdracht valt;2° het bestaande, met het geplande aanbod vergelijkbare aanbod van andere mediabedrijven die op de markt van de media werkzaam zijn;3° de bijzondere eisen en een daardoor te verwachten meerwaarde van het nieuwe aanbod ten aanzien van het voor het overige vergelijkbare aanbod op de markt van de media; 4° een eventuele bevordering van de Duitse taal en de Duitse door het nieuwe aanbod, alsook de noodzaak om in de programmering overeenkomstig artikel 1.3, eerste lid, over een specifiek media-aanbod met een regionaal karakter te beschikken, voor zover het door het Centrum voorgestelde aanbod naar alle waarschijnlijkheid een regionaal karakter zal hebben; 5° eventuele positieve gevolgen die het nieuwe aanbod voor de mededinging zou kunnen hebben, in het bijzonder wegens zijn, in vergelijking met het bestaande media-aanbod, innovatief karakter op het gebied van journalistiek of techniek;6° eventuele positieve gevolgen die het nieuwe aanbod zou kunnen hebben op de keuzevrijheid voor de kijkers, luisteraars en gebruikers; 7° de opmerkingen overeenkomstig artikel 1.7, vierde lid.

Het Centrum zorgt ervoor dat het aanbodconcept en de goedkeuring ervan door de Mediaraad gemakkelijk terug te vinden is op zijn website en tijdens de hele geldigheidsduur kan worden ingekeken. »

Art. 8.Samenwerking met andere radio- en televisieomroepen.

Art. 65.Artikel 5 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 16 oktober 1995, wordt aangevuld met de volgende zin : « Het zorgt in het bijzonder voor nauwe samenwerking met de andere Belgische en buitenlandse radio- en televisieomroepen. »

Art. 9.Amateurkunstverenigingen en kamermuziekensembles.

Artikel 2, § 1, 2°, van het decreet van 28 juni 1988 betreffende de classificatie en subsidiëring van amateurkunstverenigingen en kamermuziekensembles, gewijzigd bij het decreet van 15 december 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/12/2008 pub. 27/01/2009 numac 2009033000 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap sluiten, wordt vervangen als volgt : « 2° geen winstoogmerk beogen; ».

Art. 10.Toerisme.

In artikel 1 van het decreet van 23 november 1992 betreffende de vakantiewoningen, gastenkamers en bed and breakfast, gewijzigd bij het decreet van 27 april 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1bis worden de woorden ".Per aanvrager mogen er niet meer dan vijf gastenkamers worden uitgebaat" opgeheven; 2° in de bepaling onder 1ter worden de woorden « .Per eigenaar mogen er niet meer dan vijf verblijven van het type "Bed and Breakfast" worden uitgebaat » opgeheven.

Art. 11.Sport.

Artikel 42, eerste lid, van het sport decreet van 19 april 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/04/2004 pub. 24/11/2004 numac 2004033082 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Sportdecreet sluiten wordt aangevuld met een bepaling onder 5°, luidende : « 5° de Regering aan te bevelen om sportdiploma's te homologeren en de gelijkwaardigheid van andere, Belgische of buitenlandse, sportdiploma's te erkennen. » HOOFDSTUK 3. - MONUMENTENZORG

Art. 12.Bijzondere regeling voor het beschermingsgebied.

In het decreet van 23 juni 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/06/2008 pub. 14/11/2008 numac 2008033101 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de bescherming van monumenten, ensembles en landschappen en betreffende de opgravingen sluiten betreffende de bescherming van monumenten, klein erfgoed, ensembles en landschappen en betreffende de opgravingen, gewijzigd bij het decreet van 15 maart 2010Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/03/2010 pub. 13/04/2010 numac 2010201917 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Dienstendecreet sluiten, wordt een artikel 8.1 ingevoegd, luidende : « Artikel 8.1. Bijzondere regeling voor het beschermingsgebied § 1. De Regering kan een beschermingsgebied toevoegen aan rangschikkingen waarvoor geen specifiek beschermingsgebied is vastgelegd en die tot 31 december 2008 in werking zijn getreden.

Het ontwerp van besluit houdende opname van een beschermingsgebied wordt tegelijkertijd om advies voorgelegd aan de volgende personen en instellingen : 1° de commissie;2° het bevoegde gemeentecollege voor bekendmaking door aanplakking en door publicatie in ten minste een dagblad en een huis-aan-huis-blad binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst van de mededeling, met vermelding dat de opmerkingen binnen een termijn van vijftien kalenderdagen moeten worden meegedeeld.De opmerkingen moeten aan de gemeente worden gericht. Tijdens de hele duur van de aanplakking ligt het volledige dossier ter inzage bij het gemeentebestuur, dat voor elke verdere inlichting ter beschikking staat. Het gemeentecollege doet zijn verslag over de opmerkingen samen met zijn advies toekomen binnen de termijn voorgeschreven in het vierde lid.

De adviesaanvraag bevat : 1° de redenen voor de opname als beschermingsgebied;2° een beschrijving van het beschermingsgebied;3° een kadasterplan met afbakening van het beschermde goed en van het daarbij horende beschermingsgebied;4° actuele foto's. De termijn waarbinnen de verschillende adviezen moeten worden uitgebracht, bedraagt 60 kalenderdagen en gaat in op de datum waarop het besluit houdende opname van een beschermingsgebied overgezonden is. Indien binnen die termijn geen advies binnenkomt, kan de procedure voortgezet worden. § 2. Het besluit houdende opname van een beschermingsgebied bevat als bijlage een situatieplan waarin het beschermingsgebied van het beschermde goed wordt bepaald.

Ter vervulling van de informatieplicht voorgeschreven bij artikel 13, § 2, tweede lid, wordt het besluit houdende opname van een beschermingsgebied aan het bevoegde gemeentecollege overgezonden.

Het gemeentecollege informeert de eigenaars van de goederen die in het beschermingsgebied liggen.

Het besluit houdende opname van een beschermingsgebied wordt ter kennisgeving overgezonden aan de commissie, het provinciecollege, de Regering van het Waalse Gewest en de eigenaar van het beschermde goed. § 3. Het besluit houdende opname van het beschermingsgebied wordt op het hypotheekkantoor ingeschreven."

Art. 13.Archeologische peilingen of opgravingen.

In artikel 26, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 15 maart 2010Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/03/2010 pub. 13/04/2010 numac 2010201917 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Dienstendecreet sluiten, wordt het woord "vindplaats" vervangen door de woorden "opgraving of archeologische peiling".

Art. 14.Strafbepaling.

Artikel 43, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende bepalingen onder 6° en 7°, luidende : « 6° wie archeologische peilingen of opgravingen uitvoert zonder de in artikel 26 bedoelde machtiging te hebben verkregen of in overtreding van de voorschriften ervan; 7° wie de in artikel 34 bedoelde informatieplicht niet nakomt.»

Art. 15.Officieren van gerechtelijke politie.

In artikel 46 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt als volgt gesteld : "De in artikel 44 bedoelde ambtenaren en beambten kunnen ter plaatse de staking van de werken, van het gebruik van het gebouw of van handelingen gelasten wanneer zij vaststellen dat deze niet in overeenstemming met de verleende vergunning zijn of zonder erfgoedvergunning resp.zonder opgravingsmachtiging worden uitgevoerd. De eventuele kosten die de betrokkene daartoe heeft gemaakt, worden niet vergoed."; 2° in het tweede lid worden de woorden "vijf dagen" vervangen door de woorden "zeven kalenderdagen". HOOFDSTUK 4. - DIVERSE BEPALINGEN

Art. 16.Infrastructuur.

In het decreet betreffende de infrastructuur van 18 maart 2002, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 15 maart 2010Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/03/2010 pub. 13/04/2010 numac 2010201917 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Dienstendecreet sluiten, wordt hoofdstuk I, afdeling 1, aangevuld met een artikel 3quater, luidende : «

Art. 3quater.Publiek-privaat partnerschap.

Wanneer een aanvrager zich in het kader van een publiek-privaat partnerschap aansluit bij een infrastructuurproject van de Regering, worden de nadere regels betreffende zijn financiële participatie geregeld in het kader van een overeenkomst. Daarbij wordt gewaarborgd dat voor de aanvrager geen hogere kosten ontstaan dan die welke zouden ontstaan in geval van een subsidiëring krachtens dit decreet. »

Art. 17.Evenwichtige vertegenwoordiging in adviesorganen.

Artikel 5 van het decreet van 3 mei 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/05/2004 pub. 20/09/2004 numac 2004033068 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet tot bevordering van de evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in adviesorganen sluiten tot bevordering van de evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in adviesorganen wordt vervangen als volgt : «

Art. 5.Verslag aan het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap.

In elk laatste jaar van een regeerperiode dient de Regering een verslag over de toepassing van dit decreet in bij het Parlement. »

Art. 18.Financiering van de gemeenten.

Artikel 11 van het decreet van 15 december 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/12/2008 pub. 27/01/2009 numac 2009033000 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap sluiten betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap wordt vervangen als volgt : «

Art. 11.Bedrag. § 1. De totale dotatie voor de basisondersteuning voor cultuur-, folklore-, sport- en vrijetijdsverenigingen alsook openbare bibliotheken bedraagt 428.000 EUR. Dat bedrag wordt als volgt onder de gemeenten verdeeld :

Gemeente

Cultuur- en folkloreverenigingen

Sport- en vrijetijdsverenigingen

Openbare Bibliotheken

Totaal

Amel

15.500 EUR

15.000 EUR

11.000 EUR

41.500 EUR

Büllingen

17.500 EUR

19.500 EUR

9.500 EUR

46.500 EUR

Burg-Reuland

16.500 EUR

4.000 EUR

4.500 EUR

25.000 EUR

Bütgenbach

15.000 EUR

29.500 EUR

11.000 EUR

55.500 EUR

Eupen

18.500 EUR

55.000 EUR

17.000 EUR

90.500 EUR

Kelmis

11.500 EUR

25.000 EUR

6.000 EUR

42.500 EUR

Lontzen

5.000 EUR

8.000 EUR

1.000 EUR

14.000 EUR

Raeren

12.000 EUR

20.000 EUR

7.000 EUR

39.000 EUR

St. Vith

25.500 EUR

31.000 EUR

17.000 EUR

73.500 EUR

Totaal

137.000 EUR

207.000 EUR

84.000 EUR

428.000 EUR


Vanaf het begrotingsjaar 2010 worden deze bedragen jaarlijks geïndexeerd. § 2. De dotatie voor sport- en vrijetijdsverenigingen omvat voor de gemeente Eupen 6.000 EUR en voor de gemeente Sankt Vith 2.500 EUR die uitsluitend bestemd zijn voor de ondersteuning van bejaardentehuizen in die gemeenten."

Art. 19.Ombudsman.

I n artikel 2, eerste lid, van het decreet van 26 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/05/2009 pub. 07/10/2009 numac 2009204279 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet tot instelling van het ambt van ombudsman voor de Duitstalige Gemeenschap sluiten tot instelling van het ambt van ombudsman voor de Duitstalige Gemeenschap worden de bepalingen onder 4° tot 6° opgeheven.

Art. 20.Ombudsman.

In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt opgeheven;2° § 3, die § 2 wordt, wordt vervangen als volgt : « § 2.De ombudsman is niet bevoegd om klachten inzake wettelijke bepalingen te behandelen. »

Art. 21.Financieel reglement.

In artikel 65, § 1, tweede lid, van het decreet van 25 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/05/2009 pub. 14/07/2009 numac 2009203077 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap sluiten houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap wordt het woord "zonder" telkens vervangen door de woorden "met of zonder". HOOFDSTUK 5. - SLOTBEPALINGEN

Art. 22.Inwerkingtreding.

Dit decreet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2011, met uitzondering van : 1° artikel 7, dat uitwerking heeft met ingang van 1 november 2010;2° artikel 14, dat uitwerking heeft met ingang van 20 december 2010.

Art. 23.Opheffingsbepaling.

Volgende regelingen worden opgeheven : 1° het besluit van de Executieve van 18 september 1985 betreffende de ondersteuning van initiatieven die tot de ontplooiing van het gezinsleven en de bevordering van de gezondheidszorg bijdragen;2° het besluit van de Executieve van 23 augustus 1988 houdende verlening van een bevorderingskrediet ten gunste van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp;3° het besluit van de Executieve van 23 augustus 1988 tot vastlegging van de subsidiëring van coördinatieactiviteiten ten gunste van erkende diensten voor gezins- en bejaardenhulp, gewijzigd bij de besluiten van 17 december 1998 en 29 maart 2000;4° het besluit van de Executieve van 23 augustus 1988 tot vastlegging van de subsidiëring van de voortdurende vorming ten gunste van de erkende diensten voor gezins- en bejaardenhulp, gewijzigd bij de besluiten van 10 december 1997 en 17 december 1998;5° het besluit van de Executieve van 23 augustus 1988 tot vastlegging der modaliteiten van de aanvraag om subsidies door erkende diensten voor gezins- en bejaardenhulp;6° het besluit van de Executieve van 23 augustus 1988 tot vastlegging van het forfaitaire uurbedrag van de tegemoetkoming in de loon- en werkingskosten van de erkende diensten voor gezins- en bejaardenhulp, gewijzigd bij het besluit van 22 juni 2001. Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Eupen, 14 februari 2011.

K.-H. LAMBERTZ, Minister-President, Minister van Lokale Besturen O. PAASCH, Minister van Onderwijs, Opleiding en Werkgelegenheid Mevr. I. WEYKMANS, Minister van Cultuur, Media en Toerisme H. MOLLERS, Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden _______ Nota Zitting 2010-2011.

Parlementaire stukken : 60 (2010-2011), nr. 1. Voorstel van decreet. 60 (2010-2011), nr. 2-4. Voorstellen tot wijziging. 60 (2010-2011), nr. 5. Verslag. 60 (2010-2011), nr. 6. Voorstellen tot wijziging van de door de commissie aangenomen tekst.

Integraal verslag : 14 februari 2011, nr. 21. Bespreking en aanneming.

^