Etaamb.openjustice.be
Programmadecreet van 23 december 1999
gepubliceerd op 20 januari 2000

Programmadecreet houdende verschillende maatregelen betreffende de begrotingsfondsen, onderwijs, kinderwelzijn en structuurfondsen

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2000029008
pub.
20/01/2000
prom.
23/12/1999
ELI
eli/decreet/1999/12/23/2000029008/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 DECEMBER 1999. - Programmadecreet houdende verschillende maatregelen betreffende de begrotingsfondsen, onderwijs, kinderwelzijn en structuurfondsen (1)


De Franse Gemeenschapsraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Bepaling betreffende de Begrotingsfondsen

Artikel 1.§ 1. Punten 44 en 45 worden toegevoegd aan de tabel die gaat bij het decreet van 27 oktober 1997 houdende de begrotingsfondsen die zijn opgenomen in de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap, volgens de tabel die gaat als bijlage I bij dit decreet. § 2. Punt 46 wordt toegevoegd aan de tabel die gaat bij het decreet van 27 oktober 1997 houdende de begrotingsfondsen die zijn opgenomen in de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap, volgens de tabel die gaat als bijlage II bij dit decreet. HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende het onderwijs Afdeling 1. - Wijzigingen aan de onderwijswetgeving

Art. 2.Onder artikel 32, § 3, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, wordt een nieuw lid toegevoegd waarvan de tekst luidt als volgt : « In afwijking van het eerste lid wordt de werkingstoelage die wordt toegekend per regelmatige leerling, buiten het universitair onderwijs en buiten het hoger onderwijs dat wordt verstrekt in hogescholen, voor het schooljaar 1999-2000 vastgesteld op het bedrag dat is toegekend voor het schooljaar 1998-1999 en dat is vastgelegd op grond van artikel 9 van het programmadecreet van 17 juli 1998 houdende bepaalde maatregelen betreffende het budgettair beheer, de begrotingsfondsen, de schoolgebouwen, het onderwijs en de gezondheidsvoorlichting, verhoogd met 1 %. »

Art. 3.Onder artikel 52 van het koninklijk besluit van 13 augustus 1962 tot regeling van de psycho-medisch-sociale centra, wordt een nieuw lid toegevoegd waarvan de tekst luid als volgt : « In afwijking van het eerste lid, c) en d), worden de toelagen voor het schooljaar 1999-2000 vastgesteld op het bedrag dat is toegekend voor het schooljaar 1998-1999 en dat is vastgelegd op grond van artikel 9 van het programmadecreet van 17 juli 1998 houdende bepaalde maatregelen betreffende het budgettair beheer, de begrotingsfondsen, de schoolgebouwen, het onderwijs en de gezondheidsvoorlichting, verhoogd met 1 %. »

Art. 4.De werkingskredieten van de scholen en onderwijsinstellingen van de Franse Gemeenschap, andere dan universiteiten en andere dan hoger onderwijs dat wordt verstrekt in de hogescholen, worden verhoogd op dezelfde basis als de toelagen zoals bedoeld in artikel 32, §§ 3, tweede lid, 3bis, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving en in artikel 52, tweede lid, van het het koninklijk besluit van 1962 tot regeling van de psycho-medisch-sociale centra.

Art. 5.In artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 413 van 29 april 1986 houdende bepalingen betreffende de werkingsmiddelen die worden toegekend aan het Rijksonderwijs en de werkingstoelagen die worden toegekend aan het gesubsidieerd onderwijs, gewijzigd bij de decreten van 9 november 1990, 20 december 1995, 25 juli 1996, 27 oktober 1997 en 17 juli 1998, worden de woorden « met uitzondering van artikel 1, dat in werking treedt op 1 januari 2000 » vervangen door « met uitzondering van artikel 1, dat in werking treedt op 1 januari 2001 ».

Art. 6.In artikel 64, laatste lid, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, worden de woorden « op 1 september 1999 » vervangen door de woorden « op 1 februari 2000 ».

Art. 7.In artikel 8 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, laatste lid, worden de woorden « ten laatste op 1 december » vervangen door « ten laatste op 1 maart 2000 en ten laatste op 1 december voor de volgende jaren ».2° In § 2, eerste lid, worden de woorden « ten laatste op 1 februari » vervangen door « ten laatste op 1 april 2000 en ten laatste op 1 februari voor de volgende jaren ».3° In § 4 worden de woorden « vóór 15 maart » vervangen door « vóór 15 april 2000 en vóór 15 maart voor de volgende jaren ».

Art. 8.In artikel 9, § 3, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, worden de woorden « vóór 15 maart » vervangen door « vóór 15 april 2000 en vóór 15 maart voor de volgende jaren ».

Art. 9.In artikel 11, § 3, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden « vóór 15 maart » vervangen door « vóór 15 april 2000 en vóór 15 maart voor de volgende jaren ».2° In het tweede lid worden de woorden « vóór 15 maart » vervangen door « vóór 15 april 2000 en vóór 15 maart voor de volgende jaren ».

Art. 10.In artikel 12, § 3, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, worden de woorden « vóór 15 maart » vervangen door « vóór 15 april 2000 en vóór 15 maart voor de volgende jaren ». Afdeling 2. - Wijzigingen aan het decreet van 5 augustus 1995 houdende

verschillende dringende maatregelen inzake hoger onderwijs

Art. 11.Artikel 1 van het decreet van 5 augustus 1995 houdende verschillende dringende maatregelen inzake hoger onderwijs, vervangen door de decreten van 25 juli 1996, 24 juli 1997 en 17 juli 1998, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 1.Voor de toepassing van de omkaderingsnormen en de bepaling van het aantal betrekkingen in de ambten van het administratief personeel van het hoger onderwijs van het lange type, voor de vaststelling van het aantal toelaatbare lesuren en voor de vaststelling van het aantal betrekkingen in de ambten van het opvoedend hulppersoneel en van het administratief personeel in het hoger onderwijs van het korte type, is in 1999-2000 het aantal in aanmerking genomen subsidieerbare studenten gelijk aan de som van het aantal subsidieerbare studenten op 1 februari 1997, 1 februari 1998 en 1 februari 1999 gedeeld door drie. »

Art. 12.Artikel 2 van datzelfde decreet, vervangen door de decreten van 25 juli 1996, 24 juli 1997 en 17 juli 1998, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 2.Voor het jaar 1999-2000 wordt de coëfficiënt zoals bedoeld in artikel 14, § 5, van de wet van 18 februari 1977 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs en inzonderheid van het hoger technisch onderwijs en het hoger landbouwonderwijs van het lange type, zoals gewijzigd, en in artikel 8, § 4, van de wet van 18 februari 1977 betreffende de organisatie van het architectuuronderwijs, zoals gewijzigd, vastgesteld op 84 voor alle instellingen voor hoger onderwijs van het lange type. »

Art. 13.Artikel 3 van ditzelfde decreet, vervangen door de decreten van 25 juli 1996, 24 juli 1997 en 17 juli 1998, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 3.Voor het jaar 1999-2000 wordt de coëfficiënt zoals bedoeld in artikel 5 van het koninklijk besluit nr. 79 van 21 juli 1982 tot vaststelling van het globale aantal toelaatbare lesuren in het voltijds hoger onderwijs van het korte type, ingericht of gesubsidieerd door de Staat, vastgesteld op 70 voor alle instellingen voor hoger onderwijs van het korte type. » Afdeling 3. - Wijziging van het decreet van 9 september 1996

betreffende de financiering van de hogescholen die zijn ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap

Art. 14.Artikel 9 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de hogescholen die zijn ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, wordt aangevuld met het volgende lid : « Voorafgaand aan de toepassing van de aanpassingscoëfficiënt die wordt gehanteerd krachtens het eerste en tweede lid, omvat het in het eerste lid bedoelde bedrag daarenboven jaarlijks : 1° met ingang van het begrotingsjaar 2000 : de toegevoegde weddeverhogingen die zijn toegekend in de loop van het voorlaatste begrotingsjaar voorafgaand aan het desbetreffende begrotingsjaar;2° gedurende de begrotingsjaren 2000, 2001 en 2002 : een aanvulling die overeenkomt met 0,6 % van het in artikel 10 bedoelde bedrag.» HOOFDSTUK III. - Wijziging van het decreet van 30 maart 1983 tot oprichting van het « Office de la naissance et de l'enfance »

Art. 15.Artikel 4, 4°, van het decreet van 30 maart 1983 tot oprichting van het « Office de la naissance et de l'enfance », vervangen door het decreet van 8 februari 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4° een deel van de bijdragen van de ouders of derden in de kosten van de diensten die worden gesubsidieerd door het « Office ». De Regering legt de bedragen van deze bijdragen vast alsook het deel van deze bedragen dat het « Office » toekomt. De Regering legt een herverdeling vast van de bijdragen tussen die diensten die door het « Office » worden gesubsidieerd volgens de door hem bepaalde modaliteiten. De modaliteiten voor de inning van de bijdragen worden bepaald door het « Office » en dienen aan de Regering ter goedkeuring te worden voorgelegd; ». HOOFDSTUK IV. - Bepalingen betreffende het begrotingsprogramma van de cofinancieringen van de tegemoetkomingen van het Europees Sociaal Fonds

Art. 16.In de zin van dit decreet dient te worden verstaan onder : 1° « programmadocument » : beslissing van de Europese Commissie tot vaststelling van de modaliteiten inzake de tegemoetkoming vanwege de Structuurfondsen en ter beschrijving van de maatregelen en acties die de lidstaten willen verwezenlijken met steun van de Unie.Deze programmadocumenten worden hetzij « werkprogramma » hetzij « enig programmadocument » genoemd »; 2° « opvolgingscomité » : de partnerinstantie die is ingesteld naar aanleiding van elk programmadocument en die bestaat uit de ministers die bevoegd zijn voor de aangelegenheden die in aanmerking komen voor financiering vanwege Europa en uit de vertegenwoordiger(s) van de Europese Commissie.Deze instantie is belast met de toekenning van de Europese steun waarvoor de openbare financiering vanwege de Franse Gemeenschap borg staat alsook met de erkenning van de uiteindelijke begunstigden van deze tegemoetkomingen.

Art. 17.In het laatste boekjaar waarin de steun vanwege het Europees Sociaal Fonds wordt vastgelegd door de opvolgingscomités van elk programmadocument, verleent de Franse Gemeenschapsregering de steun en toelagen die overeenstemmen met de openbare cofinanciering vanwege de Franse Gemeenschap voor de uitvoering van de acties en projecten die zijn uitgewerkt door de erkende uiteindelijke begunstigden.

Art. 18.De beslissingen die de Franse Gemeenschapsregering heeft genomen bij toepassing van artikel 17, zijn voor de desbetreffende begrotingsjaren gedekt door de basisallocaties die zijn geopend binnen de gepaste begrotingsprogramma's van de Franse Gemeenschap

Art. 19.De beslissingen zoals bedoeld in artikel 18 definiëren de uiteindelijke begunstigden van de tegemoetkoming, de toegekende financiële middelen en de vorm(en) van cofinanciering die noodzakelijk is om de in aanmerking genomen activiteiten tot een goed einde te brengen.

Een uitvoerige lijst van de beslissingen gaat als bijlage bij de begroting van de Franse Gemeenschap voor elk dienstjaar.

Art. 20.De uitbetalingen ten laste van de basisallocaties die geopend zijn overeenkomstig artikel 18 dienen de uitgaven die zijn vastgelegd voor elke actie en project van de erkende uiteindelijke begunstigden per type en per bedrag te dekken. HOOFDSTUK V. - Bepaling betreffende de garantie van de Franse Gemeenschap voor de toekenning van de subsidies door het commissariaat voor Toerisme van het ministerie van het Waals Gewest

Art. 21.Bij toepassing van de koninklijke besluiten van 14 februari 1967 en van 24 september 1969 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidies die worden toegekend voor de uitbouw van de toeristische voorzieningen, is de Franse Gemeenschapsregering gemachtigd om borg te staan voor de aanwending van de subsidies die door het commissariaat voor Toerisme van het ministerie van het Waalse Gewest zijn toegekend aan de VZW « Domaine de Seneffe Musée de l'Orfèverie de la Communauté française » in het raam van de toeristische opwaardering van het Domaine de Seneffe. HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling

Art. 22.Artikelen 5 tot 13 worden van kracht op 1 september 1999.

Artikelen 16 tot 21 worden van kracht op 1 december 1999.

Artikelen 1 tot 4, 14 en 15 worden van kracht op 1 januari 2000.

BIJLAGE I BIJ HET ONTWERP VAN PROGRAMMADECREET HOUDENDE VERSCHILLENDE MAATREGELEN BETREFFENDE DE BEGROTINGSFONDSEN, ONDERWIJS, KINDERWELZIJN EN DE STRUCTUURFONDSEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld BIJLAGE II BIJ HET ONTWERP VAN PROGRAMMADECREET HOUDENDE VERSCHILLENDE MAATREGELEN BETREFFENDE DE BEGROTINGSFONDSEN, ONDERWIJS, KINDERWELZIJN EN DE STRUCTUURFONDSEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Verkondigen dit decreet, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Brussel, 23 december 1999.

De Minister-Voorzitter, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Begroting, Cultuur en Sport, R. COLLIGNON De Minister van Kinderwelzijn, belast met Lager Onderwijs, Opvang en Opdrachten van het O.N.E. J.-M. NOLLET De Minister van Middelbaar Onderwijs, Kunsten en Letteren, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek, F. DUPUIS De Minister van de Audiovisuele sector, C. DE PERMENTIER De Minister van Jeugdzaken, Openbaar Ambt en Onderwijs voor sociale promotie, Y. YLIEFF De Minister van Jeugdzorg en Gezondheid, N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 1999-2000. Documenten van de Raad. - Ontwerp van programmadecreet, nr. 32-1. - Amendementen van de commissie, nr. 32-2. - Advies van de commissies, nrs. 32-3 tot 5. - Verslag, nr. 32- 6. - Amendement van zitting, nr. 32-7.

Integrale verslagen. - Bespreking. Zitting van 21 en 22 december 1999. - Aanneming. Zitting van 22 december 1999.

^