Etaamb.openjustice.be
Protocol van 09 juni 1997
gepubliceerd op 30 juli 1997

Protocol gesloten tussen de federale regering en de overheden bedoeld in de artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet, over het te voeren ouderenzorgbeleid

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1997022443
pub.
30/07/1997
prom.
09/06/1997
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU


9 JUNI 1997. Protocol gesloten tussen de federale regering en de overheden bedoeld in de artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet, over het te voeren ouderenzorgbeleid


Gelet op de respectieve bevoegdheden van de federale Staat en van de overheden bedoeld in de artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet, hierna de Gemeenschappen/Gewesten genoemd, wat betreft het te voeren ouderenzorgbeleid;

Overwegende dat de uitdagingen ingevolge de veroudering van de bevolking en de toename van het aantal zorgbehoevende ouderen een passende en in de tijd duurzame oplossing kunnen krijgen enkel in het kader van een beleid van samenwerking tussen de federale Staat en de Gemeenschappen/Gewesten;

Overwegende dat het proces van economische en monetaire integratie waartoe België zich verbonden heeft een nauwkeurige beheersing van de evolutie van de overheidsuitgaven vereist;

Overwegende dat in een evenwichtige financiering van de sociale zekerheid op lange termijn moet worden voorzien;

Overwegende dat een doelmatig, doeltreffend en toegankelijk aanbod en gebruik van de zorgvoorzieningen moet worden nagestreefd en gewaarborgd en dat elke vorm van misbruik, alsook elke onnodige opname van zorgbehoevende ouderen moet worden voorkomen;

Overwegende dat een eenvormige en strikte toepassing van de wetgeving betreffende de verzekering voor geneeskundige verzorging in het land moet worden beoogd;

Overwegende dat de kwaliteit van de zorgverlening aan zorgbehoevende ouderen dient te worden gevrijwaard;

Overwegende dat de Gemeenschappen/Gewesten binnen hun bevoegdheden specifieke voorzieningen voor ouderen hebben ontwikkeld;

Overwegende dat een groot aantal zorgbehoevende ouderen in een rusthuis verblijven omdat er te weinig RVT- bedden zijn;

Wordt het volgende overeengekomen : 1. De federale Staat en de Gemeenschappen en Gewesten besluiten, in het kader van de Interministeriële Conferentie, voorstellen uit te werken met het oog op een coherent ouderenzorgbeleid.Dit beleid beoogt te voorzien in de behoeften aan opvang, begeleiding en verzorging van zorgbehoevende ouderen. 2. Die voorstellen hebben in de eerste plaats tot doel de oudere, indien hij dat wenst, zo lang mogelijk in zijn vertrouwde omgeving te laten wonen en hem daar, indien nodig, te verzorgen.Dit veronderstelt dat de oudere kan beschikken over een gevarieerd en gecoördineerd hulp- en dienstverleningsaanbod.

Thuiszorgondersteunende voorzieningen zoals de dag- en nachtopvang, het kortverblijf in een rusthuis of in een verzorgingstehuis, moeten verder worden ontwikkeld. Deze voorzieningen stellen zich tot doel de oudere persoon en zijn omgeving te ondersteunen zodat hij thuis kan blijven wonen en thuis kan worden verzorgd.

Het profiel van de gebruiker van die verschillende voorzieningen, alsook de aard van hun hulp- en zorgaanbod, dienen te worden verduidelijkt. Hun programmatie en hun erkenningsnormen moeten worden geharmoniseerd. De verstrekte verzorging moet op de meest passende manier worden gefinancierd door de verzekering voor geneeskundige verzorging.

Worden met de woonplaats gelijkgesteld, de woningen voor ouderen en de serviceflats. 3. Er dient een behoeftenstudie te worden gerealiseerd met het oog op het vaststellen van de aangepaste programmatienormen van de rusthuizen en de rust- en verzorgingstehuizen en van de voorzieningen die zijn omschreven in punt 2, 2de alinea. De mogelijkheid tot een reconversie van een teveel aan rusthuiswoongelegenheden naar de voorzieningen zoals bedoeld in punt 2, 2de alinea, zal worden onderzocht. 4. Wat betreft de opname in een rusthuis of in een rust- en verzorgingstehuis, zijn de federale Staat en de Gemeenschappen/Gewesten van mening dat deze instellingen moeten : A.voldoen aan strikte voorwaarden wat betreft hun werking zodat hun residentieel karakter strikt wordt nageleefd;

B. over voldoende én gekwalificeerd personeel beschikken om op gecoördineerde wijze in de behoeften van de bewoners inzake begeleiding en verzorging te kunnen voorzien;

De programmatie van de Gemeenschappen/Gewesten inzake rusthuizen en de federale programmatie inzake rust- en verzorgingstehuizen moeten worden geïntegreerd met respect voor de respectievelijke bevoegdheden en dit uiterlijk op 31 december 1998.

De verstrekte verzorging in rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen moet op de meest passende manier worden gefinancierd door de verzekering voor geneeskundige verzorging.

Dit wil zeggen dat het aanbod van zorgverlening moet gefinancierd worden binnen een meerjarenprogramma en een programmatie, rekening houdend met het aantal zorgbehoeftige personen en het type van zorgbehoeftigheid. 5. De erkenningsnormen voor rusthuizen van de Gemeenschappen/Gewesten en de federale erkenningsnormen voor rust- en verzorgingstehuizen moeten worden geharmoniseerd. De programmatie van het aantal RVT-bedden zal, met ingang van 1 januari 1998, progressief, binnen een termijn van 5 jaren, jaarlijks met 5000 bedden worden opgetrokken om, mits respect voor de erkennings-normen, voor eenzelfde zorgbehoefte een zelfde financiering te garanderen. Dit zal gebeuren via reconversie van rusthuisbedden naar RVT-bedden; met andere woorden het nieuwe aantal RVT-bedden moet gecompenseerd worden door een evenredige vermindering van het aantal plaatsen in rusthuizen. 6. Met het oog op de beheersing van de evolutie van de uitgaven in het raam van het globale budget die de federale regering in 1997 voor de sector van de rusthuizen vaststelt, verbinden de Gemeenschappen/ Gewesten zich ertoe : A.geen nieuwe principiële akkoorden of nieuwe voorafgaande vergunningen meer toe te kennen, behalve in geval van eenzelfde vermindering of een overdracht van een principieel akkoord die omstandig worden gemotiveerd en die door de bevoegde overheid van de Gemeenschap of van het Gewest worden goedgekeurd;

B. enkel nieuwe bedden te erkennen die in een principieel akkoord of voorafgaande vergunning of een daarmee gelijkgesteld akkoord zijn opgenomen; hun aantal wordt vermeld in de tabel in bijlage 1.

Een evaluatie zal plaatshebben op 31 december van elk jaar, en dit voor punt A en B van artikel 6. Deze evaluatie omvat de actualisering van de cijfers van de bijlagen 1 en 2 van dit protocol. Deze actualisatie kan geen aanleiding geven tot een verhoging van het totaal aantal van de in de bijlagen opgegeven woongelegenheden. 7. De mededeling en uitwisseling van informatie tussen diensten die afhangen van de federale regering, namelijk Sociale Zaken, Econo-mische Zaken, en het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en diensten die afhangen van de Gemeenschappen/Gewesten zal worden gewaarborgd.De aard van die informatie en de manier waarop die moet worden overgebracht, zullen worden vastgesteld. 8. Dit protocol treedt in werking de dag waarop het wordt ondertekend en dit voor onbepaalde duur;artikel 6 is echter van toepassing voor een periode van één jaar die automatisch wordt hernieuwd voor een nieuw kalenderjaar, zolang dat de geïntegreerde programmatie van woongelegenheden voor rusthuizen en van rust-en verzorgingstehuisbedden nog niet tot stand is gekomen. Een geïntegreerde programmatie die het mogelijk zal maken het aanbod van bedden in rustoorden op lange termijn onder controle te houden.

Bijlage 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Aldus overeengekomen te Brussel op 9 juni 1997.

Voor de federale Regering : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN Voor de Vlaamse Regering: De Minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER De Minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: De Minister bevoegd voor het gezondheidsbeleid, J. CHABERT De Minister bevoegd voor Bijstand aan Personen en Openbaar Ambt, R. GRIJP.

^