Etaamb.openjustice.be
Samenwerkingsakkoord van 03 mei 1999
gepubliceerd op 07 september 1999

Samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het begeleidingsplan voor de werklozen

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid, vlaamse gemeenschap, duistalige gemeenschap, waalse gewest, brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1999021375
pub.
07/09/1999
prom.
03/05/1999
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 MEI 1999. - Samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het begeleidingsplan voor de werklozen


Gelet op de artikelen 1bis, 39, 127 tot 130 en 134, van de Grondwet;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid de artikelen 4, 6 en 92bis, § 1, gewijzigd door de wet van 8 augustus 1988 tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid artikel 42;

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen van de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1990, inzonderheid artikel 55bis;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 5 juni 1991 tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de herinschakeling van langdurig werklozen;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 13 februari 1996 tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het begeleidingsplan;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten een samenwerkingsakkoord tot stand komt inzake het verlengen van een begeleidingsplan en zijn aanpassing aan de Europese richtsnoeren voor de werkgelegenheid in 1998, met als doel meer bepaald aan de jonge betrokken werklozen het recht op het verwerven van een beroepsvaardigheid te garanderen en de mogelijkheid zich in te schakelen op de arbeidsmarkt.

Overwegende dat een bijkomende ondersteuning van de Staat zich opdringt naast de inspanningen geleverd door de Gemeenschappen en de Gewesten;

Overwegende de noodzaak om de herinschakelingsinspanningen van de werklozen te vertalen in de werkloosheidsreglementering;

Overwegende dat wat vooraf gaat het verderzetten veronderstelt van een systeem van uitwisseling van gegevens inzake de werklozen tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten;

De federale Staat vertegenwoordigd door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid;

De Vlaamse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van de Minister-President en van de Vlaamse Minister van Leefmilieu en Tewerkstelling;

De Duitstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van de Minister-President en van de Gemeenschapsminister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Zaken;

Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, in de persoon van de Minister-President en van de Waalse Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Opleiding;

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, in de persoon van de Minister-President, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen;

De Franse Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door zijn College, in de persoon van de Minister, Voorzitter van het College, en in de persoon van de Minister, Lid van het College, belast met de Gezondheid, de Beroepsomscholing, het Onderwijs, de Sociale Promotie, het Schoolvervoer en Ambtenarenzaken;

Komen overeen wat volgt : TITEL I. - Algemene doelstellingen

Artikel 1.Het begeleidingsplan der werklozen heeft als algemene doelstelling langdurige werkloosheid te voorkomen en aan de begeleide werklozen de kans te bieden hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren.

Daartoe richt het plan zich op : 1. het verhogen van de kansen op de arbeidsmarkt van de werklozen : - via een specifieke en geïntensifieerde begeleiding door de bevoegde diensten voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding - en via acties van beroepsopleiding geleid door de bevoegde diensten in deze materie;2. het ondersteunen van de inspanningen van de werklozen voor hun herinschakeling;3. het verhogen van de graad van inschakeling van de werklozen bedoeld in dit plan.

Art. 2.De ondertekenende partijen verbinden zich er toe om vanaf 1 januari 1999 een begeleidingsplan voor te stellen aan de werklozen volgens de nadere bepalingen voorzien in de volgende titels.

De Gemeenschappen en de Gewesten verbinden zich er toe bij de begeleiding, de beroepsopleiding en de inschakeling van werkzoekenden zich in het bijzonder te richten tot die sectoren waar een gebrek aan arbeidskrachten bestaat, of tot de sectoren waar de perspectieven tot aanwerving reëel zijn.

TITEL II. - Laaggeschoolde jongeren

Art. 3.Het begeleidingsplan richt zich op verplichtende wijze tot de jongeren van beneden 25 jaar die hun 6e maand inschrijving als werkzoekende ingaan en - die niet beschikken over het diploma van hoger secundair onderwijs - in het bijzonder, diegene die ten hoogste een diploma van lager onderwijs hebben behaald. HOOFDSTUK I. - Begeleiding

Art. 4.De begeleiding betreft noodzakelijkerwijs het geheel van de doelgroep bedoeld in artikel 3.

Art. 5.De begeleiding bestaat uit 3 fasen : 1° in de loop van de 6e maand als ingeschreven werkzoekende, verstuurt, in de eerste fase, de bevoegde gewestelijke dienst een oproepingsbrief aan de betrokken jongere voor een eerste onderhoud;2° in de loop van de 6e en de 7e maand, vinden de eerste onderhouden plaats met als doel het uitwerken van een socio-professionele diagnose van de jongere evenals een begeleidingsplan;3° vóór het einde van de 7e maand, sluit de bevoegde gewestelijke dienst met de jongere een begeleidingsovereenkomst betreffende het begeleidingsprogramma, de opleiding en de inschakeling in het arbeidsproces.Een kopie van deze begeleidingsovereenkomst wordt overgemaakt aan de RVA binnen de maand na het afsluiten ervan.

De begeleidingsovereenkomst wordt opgesteld op een document waarvan het model door het evaluatiecomité bedoeld in artikel 24 wordt goedgekeurd.

Elke maand, tot op het einde van het programma, zal de bevoegde gewestelijke dienst minstens één opvolgingsgesprek hebben met de jongere, om eventueel het begeleidingsprogramma aan te passen of bij te sturen. Het resultaat van dit onderhoud zal het voorwerp uitmaken van een rapport in twee exemplaren waarvan één wordt teruggegeven aan de jongere en het ander in zijn persoonlijk dossier wordt gestoken samen met het contract bedoeld in 3°.

Art. 6.De federale overheid verbindt zich ertoe om voor de werklozen bedoeld in artikel 3 en artikel 20 die de aangeboden actie aanvaarden en te goeder trouw uitvoeren de termijn van de toepassing van art. 80 tot en met 88 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering te verlengen.

Over de werklozen die weigeren in te gaan op de aangeboden begeleidingsovereenkomst, die gedurende de uitvoering geen interesse vertonen of die door eigen toedoen falen, zullen de gegevens meegedeeld worden overeenkomstig de modaliteiten vermeld in Titel IV. De oproepingen die aan de werkloze worden gestuurd in het kader van het begeleidingsplan dienen uitdrukkelijk te vermelden dat de oproeping geschiedt in het kader van de verplichte deelname aan het begeleidingsplan.

Art. 7.De federale Staat verbindt zich er toe 10.000 BEF te storten per afgesloten begeleidingsovereenkomst die aanleiding geeft tot een evaluatie of die aanleiding geeft tot een stopzetting van het programma door de jongere en na transmissie van deze gegevens door de bevoegde gewestelijke dienst. De tussenkomst van de federale Staat is evenwel begrensd tot het bedrag per Gemeenschap en per Gewest, weergegeven in bijlage 1, tabel 2, lijn 1. HOOFDSTUK II. - Opleiding

Art. 8.Het totale aantal opleidingen bedoeld in dit hoofdstuk moet minstens per Gemeenschap en per Gewest het totale aantal te voltooien opleidingen, vermeld in bijlage 1, tabel 3, lijn 3, bereiken. Afdeling 1. - Intensieve opleiding met uitzicht op een baan

Art. 9.De intensieve opleiding met begeleiding betreft noodzakelijkerwijs alle jongeren die hoogstens een diploma van lager onderwijs hebben behaald, die zich ingeschreven hebben als werkzoekende na het beëindigen van hun studies en die niet voldoen aan de voorwaarden om werkloosheidsuitkeringen te genieten.

Art. 10.De eerste te overwegen doelstelling is het hervatten of het beëindigen van een onderwijscyclus met volledig leerplan of een opleiding te volgen zoals het werknemersleerlingwezen, het leerlingwezen georganiseerd door de middenstand of een opleiding voorzien door het koninklijk besluit nr. 495.

De jongere voor wie deze hypothese niet kan worden overwogen zal een intensieve opleiding volgen van 6 tot 18 maand, voor een minimum van 1.000 uren per opleiding. Deze opleiding, met uitzicht op een werkervaring - ofwel deeltijds in combinatie met de intensieve opleiding, ofwel na de intensieve opleiding - zal beginnen vóór de 9e maand van de inschrijving als werkzoekende en bevat de volgende elementen : - eventueel het bijwerken van de algemene kennis (rekenkunde en talen) - het verwerven van bekwaamheden om te werken in een onderneming (respect voor de uurroosters, de gezagsverhouding en de verhouding tot collega's, de veiligheid en hygiëne, ...) - het aanleren van een beroep op theoretische en praktische wijze, met een individuele opvolging.

Art. 11.De federale Staat verbindt zich er toe 150.000 BEF te storten per voleindigde opleiding of per onderbroken opleiding van minimum 1.000 uren te wijten aan ofwel de intrede van de jongere op de arbeidsmarkt, ofwel het stopzetten door de jongere van zijn opleiding, en na transmissie van deze gegevens door de bevoegde gewestelijke dienst.

Voor een vorming onderbroken vóór de 1.000 voormelde uren van opleiding, onder dezelfde voorwaarden als bepaald in het vorige lid, verbindt de federale overheid zich ertoe een bedrag van 150 BEF te storten per uur van opleiding.

De tussenkomst van de federale Staat is evenwel begrensd tot het bedrag van de Gemeenschap en van het Gewest, weergegeven in bijlage 1, tabel 2, lijn 2 en heeft geen betrekking op de periode doorgebracht in de werkervaring bedoeld in artikel 10, 2e lid. Afdeling 2. - Andere opleidingen

Art. 12.De opleidingen bedoeld in deze afdeling betreffen de jongeren die hoogstens een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs hebben behaald, met uitzondering van de jongeren bedoeld bij artikel 9.

Art. 13.De inhoud van de opleidingen bedoeld in deze afdeling wordt op autonome manier vastgesteld door de Gemeenschappen en de Gewesten.

Art. 14.De opleidingen bedoeld in deze afdeling, worden in rekening genomen voor de berekening van het totaal aantal te bereiken opleidingen vermeld in bijlage 1, tabel 3, lijn 3. HOOFDSTUK III Actieve zoektocht naar werk die leidt tot een beroepservaring

Art. 15.Deze vorm van begeleiding betreft de jongere die hoogstens een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs bezitten en die geen beroepservaring hebben, uitgezonderd de jongeren bedoeld bij artikel 9.

Art. 16.De eerste te overwegen doelstelling is het hervatten van een aanvullende onderwijscyclus of een cyclus met kwalificerende opleiding.

De jongeren voor wie deze hypothese niet kan overwogen worden, worden opgenomen vóór de 9e maand van hun inschrijving als werkzoekende in een programma voor het actief zoeken naar een baan met als doel hen een beroepservaring van minimum drie maanden te bezorgen (contract van bepaalde duur, uitzendarbeid, jongerenstage, doorstromingsprogramma's, IBO, KB nr. 495...).

De programma's voor het actief zoeken naar een baan lopen over een minimum duur van 40 uren.

Art. 17.De federale Staat verbindt zich er toe om 15.000 BEF te storten per jongere die een programma voor actief zoeken naar een baan heeft gevolgd of die een job heeft verkregen in de loop van dit programma, en na transmissie van deze gegevens door de bevoegde gewestelijke dienst.

De tussenkomst van de federale Staat is evenwel begrensd tot het bedrag per Gemeenschap en per Gewest, weergegeven in bijlage 1, tabel 2, lijn 1, na aftrek van het bedrag dat werd aangewend voor de actie bedoeld in hoofdstuk I. HOOFDSTUK IV. - Activering van de werkloosheids- of wachtuitkeringen

Art. 18.Indien de opleiding bedoeld in hoofdstuk II met regelmatigheid werd gevolgd, wordt de wacht- of de werkloosheidsuitkering behouden gedurende de periode van de opleiding en kan er een bijkomende vergoeding ten laste van het Gewest of de onderneming uitgekeerd worden, volgens de thans van kracht zijnde regels.

Een individueel trimestrieel rapport zal door de instellingen van de Gewesten en/of de Gemeenschappen overgemaakt worden aan de RVA. Dit rapport kan de basis zijn voor de toepassing van de gewone regels van de controle met betrekking tot passende dienstbetrekking en opleiding.

De RVA stort aan elke jongere die zijn studies stopgezet heeft en die een intensieve opleiding, zoals bedoeld in hoofdstuk II, volgt, een vergoeding van 4.000 BEF per maand gedurende de periode van de vorming tot het einde van de 9e maand van inschrijving als werkzoekende.

Art. 19.De federale Staat verbindt zich ertoe de financiering van de in artikel 18, 3e lid bedoelde uitkering te verzekeren.

TITEL III. - Werklozen van 25 tot 45 jaar

Art. 20.Voor de werklozen van 25 tot 45 jaar, die niet over het diploma van het hoger secundair onderwijs beschikken, wordt een begeleiding voorzien ten laste van de Gemeenschappen en de Gewesten.

Art. 21.De Gemeenschappen en de Gewesten verbinden zich er toe om de kosten met betrekking tot deze begeleiding ten laste te nemen.

Art. 22.§ 1. Indien er een budgettaire marge bestaat, binnen het kader van de verdeling voorzien in bijlage 1, tabel 1, lijn 1, en indien alle jongeren bedoeld in Titel II, Hoofdstuk I en Hoofdstuk III een begeleidingsplan genoten hebben volgens de voorziene bepalingen, kunnen deze marges toegewezen worden aan de financiering van een begeleiding zoals voorzien in artikelen 5 tot 7 ten gunste van werklozen bedoeld in artikel 20. § 2. Indien er een budgettaire marge bestaat, binnen het kader van de verdeling voorzien in bijlage 1, tabel 1, lijn 2, voor de opleidingen in de Duitstalige Gemeenschap en indien alle jongeren bedoeld in Titel II, Hoofdstuk II een opleiding genoten hebben volgens de voorziene bepalingen, kan deze marge toegewezen worden aan de financiering van een intensieve opleiding zoals voorzien in artikelen 10 en 11 ten gunste van werklozen bedoeld in artikel 20. In dit geval, wordt de term « beroep » bedoeld in artikel 10, tweede lid, derde streepje, vervangen door « beroepskwalificatie ».

TITEL IV. - Uitwisseling van gegevens

Art. 23.Om elk van de federale, regionale of communautaire instellingen in staat te stellen de hen opgelegde opdrachten uit te voeren, in het kader van een nauwkeurige omschrijving van hun respectieve taken, komen de ondertekenende partijen het volgende overeen : § 1. Het systeem van uitwisseling van inlichtingen en gegevens in verband met de weigering van werk, van een opleiding evenals de gevallen van onbeschikbaarheid voor de arbeidsmarkt, zal op een daadwerkelijke en correcte wijze toegepast worden overeenkomstig de principes voorzien in het document in bijlage 2. § 2. De aangeduide ambtenaren van het gewestelijk werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening informeren zich zonodig bij de gewestelijke en/of communautaire diensten om bijkomende inlichtingen in te winnen die deel uitmaken van het dossier van de betrokken werkloze en die nuttig zijn voor hun opdracht om de toekenningsvoorwaarden van de uitkeringen te controleren.

In dit kader nemen deze ambtenaren de nodige maatregelen teneinde : - de vertrouwelijke aard van de persoonlijke sociale gegevens waarvan zij kennis zouden krijgen; - het gebruik van die gegevens die alleen nodig zijn voor de uitvoering van hun toezichtsopdracht, te waarborgen. § 3. De gewestelijke en/of communautaire diensten houden ter beschikking van het betrokken werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening : - een duplicaat van de oproepen die aan de werkzoekenden werden gestuurd in het kader van een werkaanbod en van beroepsopleiding in het bedrijf; - een duplicaat van de oproepen die aan de werkzoekenden werden gestuurd met verzoek een beroepsopleiding aan te vangen en met vermelding van de ingangsdatum ervan.

TITEL V. - Slotbepalingen

Art. 24.De uitvoering van dit akkoord zal elke drie maand worden geëvalueerd door een evaluatiecomité samengesteld uit vertegenwoordigers aangeduid door de ondertekenende partijen.

Dit Comité heeft in het bijzonder tot taak te evalueren of de intensieve opleiding, bedoeld bij Titel II, Hoofdstuk II, Afdeling 1, op een voldoende geschikte en afdoende manier de drie elementen, bedoeld bij artikel 10, tweede lid concretiseert.

De vergaderingen van dit Comité worden voorbereid door het College van Leidend Ambtenaren.

Art. 25.Dit samenwerkingsakkoord treedt in werking op 1 januari 1999 en heeft uitwerking tot en met 31 december 2000. In geval van verlenging van de bijdrage van 0,05% van de loonmassa voor een begeleidingsplan voor de werklozen, wordt een begeleidingsplan behouden.

Art. 26.Dit samenwerkingsakkoord vervangt het samenwerkingsakkoord van 13 februari 1996.

Opgemaakt te Brussel, 3 mei 1999 in 1 origineel exemplaar (Nederlands, Frans).

Voor de Federale Staat : M. SMET Minister van Tewerkstelling en Arbeid Voor de Vlaamse Gemeenschap : L. VAN DEN BRANDE Minister-President T. KELCHTERMANS Vlaams Minister van Leefmilieu en Tewerkstelling Voor het Waalse Gewest : R. COLLIGNON Minister-President J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE Waals Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Opleiding Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : Ch. PICQUE Minister-President bevoegd voor Plaatselijk Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen Voor de Franse Gemeenschapscommissie : H. HASQUIN Minister Voorzitter van het College E. TOMAS Minister Lid van het College belast met de Gezondheid, de Beroepsomscholing, het Onderwijs, de Sociale Promotie, het Schoolvervoer en Ambtenarenzaken Voor de Duitstalige Gemeenschap : J. MARAITE Minister-President K.-H. LAMBERTZ Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Zaken

BIJLAGE 1. - Financiering 1. Bedragen en verdeling per burgerlijk jaar Een bedrag van maximum 1.000.000.000 BF wordt voorzien volgens de volgende maximale verdeling : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3. Betalingen De betalingen worden trimestrieel uitgevoerd op basis van de bewijsstukken evenals de documenten bedoeld in de artikelen 5, 3°, 7, 11, 14, 17 en 22.De RVA kan indien noodzakelijk eveneens een kopie opvragen van het verslag bedoeld in artikel 5, laatste lid.

De betalingen zijn onderworpen aan de correcte uitvoering van het samenwerkingsakkoord op basis van de evaluatie voorzien in artikel 24.

De betalingsmodaliteiten zullen worden vastgesteld na overleg in de schoot van het evaluatiecomité bedoeld in artikel 24.

BIJLAGE 2 : Transmissie van de gegevens tussen VDAB, FOREM, BGDA, IBFFP EN RVA I. Oproeping door de dienst Ofwel voor : - een plaatsingsonderhoud; - een informatiebijeenkomst; - proeven inzake beroepsbekwaamheid; - de psychologische dienst; - de medische dienst; - een onderhoud of een oriënteringscyclus voor een beroepsopleiding; - een onderhoud tot analyse van de noden inzake beroepskwalificatie en -opleiding.

Ofwel : op algemene wijze, voor iedere reden, dienstig om de werkzoekende hulp te verschaffen voor zijn inschakeling op de arbeidsmarkt, of zijn herinschakeling door de verbetering van zijn beroepskwalificatie of -opleiding.

De betrokkene wordt uitgenodigd gevolg te geven aan een uitnodiging die op passende manier aanduidt dat : 1. hij erop dient te antwoorden;2. hij, indien hij hier niet op antwoord, binnen de 8 dagen terug opgeroepen zal worden om de redenen voor zijn afwezigheid uiteen te zetten;3. zijn verplichte inschrijving als werkzoekende duidelijk inhoudt dat men van hem positieve reacties verwacht op de dringende verzoeken van de dienst. A. De betrokkene geeft geen gevolg aan de oproeping 1. De betrokkene wordt binnen de 8 dagen terug opgeroepen : a) De betrokkene geeft nog altijd geen gevolg aan deze nieuwe oproep. De RVA wordt hiervan verwittigd alsmede van de datum van afwezigheid bij de eerste oproep. b) De betrokkene geeft gevolg aan de nieuwe oproep.Tijdens een onderhoud wordt hij uitgenodigd de reden aan te geven voor zijn afwezigheid.

In geval van geldige reden : geen probleem.

In geval hij geen geldige reden heeft : de RVA wordt hiervan verwittigd en de aangevoerde ongeldige redenen worden meegedeeld.

B. De betrokkene geeft gevolg aan de uitnodiging 1. Hij werkt positief mee : geen probleem.2. Hij werkt niet positief mee en heeft hiervoor geen geldige reden : hij wordt er ter plaatse duidelijk aan herinnerd dat zijn inschrijving als werkzoekende inhoudt dat men van hem positieve reacties verwacht op de dringende verzoeken van de dienst.a) Hij reageert hierop door positief mee te werken : geen probleem.b) Hij volhardt in zijn houding van niet-medewerking : de RVA wordt verwittigd van het feit en van de omstandigheden van zijn weigering tot positieve medewerking, die eventueel indicatief zijn voor de onbeschikbaarheid op de arbeidsmarkt. II. Werkaanbod Betrokkene wordt uitgenodigd gevolg te geven aan een oproep betreffende een werkaanbod, die dit feit vermeldt en eveneens dat hij verplicht is erop te antwoorden.

A. Betrokkene biedt zich niet aan bij de plaatsingsdienst De RVA wordt 15 dagen later verwittigd. In geval van een laattijdige spontane aanbieding binnen deze termijn, wordt de betrokkene tot een onderhoud uitgenodigd. De dienst onderzoekt de geldige of niet-geldige redenen van de niet-aanbieding van betrokkene op de bepaalde dag.

De beoordeling door de dienst van de geldige reden, houdt rekening met het feit dat de niet-aanbieding intussen het verlies van een daadwerkelijke tewerkstellingsmogelijkheid tot gevolg kan gehad hebben.

In geval van niet-geldige redenen bevat de informatie aan de RVA deze niet geldige redenen.

B. Betrokkene biedt zich aan bij de plaatsingsdienst 1. Hij aanvaardt het werkaanbod en : a) gaat zich aanbieden bij de werkgever waar hij aanvaard wordt : geen probleem;b) gaat zich aanbieden bij de werkgever, waar hij : 1° ofwel niet aangeworven wordt wegens redenen die aan hem te wijten zijn : de RVA wordt van dit feit en van de omstandigheden van de niet-aanwerving die de werkgever verstrekt heeft of waarover de dienst geïnformeerd is of waarvan de dienst kennis heeft gekregen, beknopt verwittigd;2° ofwel niet aanvaard wordt om redenen die niet aan hem te wijten zijn : geen probleem;c) ofwel gaat hij zich niet aanbieden bij de werkgever : de RVA wordt ervan verwittigd en zal zich zelf op de hoogte stellen of geïnformeerd worden over het verder gevolg;betrokkene wordt opnieuw opgeroepen om zijn afwezigheid bij de werkgever te rechtvaardigen : - betrokkene biedt zich aan en tijdens een onderhoud verschaft hij een geldige reden, in welk geval er geen probleem rijst en de RVA geïnformeerd wordt; - betrokkene biedt zich aan en verschaft geen geldige redenen. De RVA wordt verwittigd van de niet-geldige redenen aangevoerd door betrokkene; - betrokkene biedt zich niet aan : de RVA wordt van dit aanvullend feit verwittigd. 2. Hij weigert gevolg te geven aan het werkaanbod bij de bemiddelaar : a) ofwel heeft hij een geldige reden en zijn er geen problemen;b) ofwel heeft hij geen geldige reden : de RVA wordt hiervan verwittigd en van de omstandigheden van de weigering tot positieve medewerking in het kader van een werkaanbod. III. Beroepsopleiding A. Oproeping door de dienst voor Deelname aan een beroepsopleiding. De analyse van deze situatie wordt geassimileerd met de niet-aanbieding bij de werkgever ter gelegenheid van een werkaanbod. 1. Betrokkene geeft geen gevolg aan een uitnodiging om een beroepsopleiding aan te vatten. Volgens de interne modaliteiten van de bevoegde dienst van het Gewest en/of de Gemeenschap wordt de RVA hiervan op de hoogte gesteld. De RVA zal zich zelf informeren of geïnformeerd worden over het verder gevolg.

De bevoegde dienst van het Gewest en/of de Gemeenschap roept, in voorkomend geval, betrokkene terug op om deze afwezigheid te rechtvaardigen. a) Betrokkene biedt zich aan en tijdens een onderhoud brengt hij geldige redenen naar voor;de dienst gaat na in welke mate de aangevoerde reden en de termijn binnen dewelke hij aangevoerd werd, al dan niet een beletsel vormt voor een deelname aan de bedoelde beroepsopleiding. b) Betrokkene biedt zich aan maar voert geen geldige redenen aan.De RVA wordt op de hoogte gebracht van de ongeldige redenen aangebracht door betrokkene. c) Betrokkene biedt zich niet aan : de RVA wordt hiervan op de hoogte gebracht, de laattijdig spontane aanbieding van betrokkene doet procedure terug aanvatten op punt A.1.a. hierboven. 2. Betrokkene biedt zich aan en begint de beroepsopleiding : geen probleem. 3. Betrokkene biedt zich aan waarbij hij de onmogelijkheid inroept om de voorziene beroepsopleiding aan te vatten of zijn wens om ze niet aan te vatten : zie procedure in geval van werkaanbieding punt II.B2.a. en b.

B. Onderbreking van de beroepsopleiding 1. Indien de beroepsopleiding van een vergoede werkloze onderbroken wordt door een beslissing van de dienst wegens gebrek aan positieve medewerking, wordt de RVA verwittigd van het feit en van de omstandigheden die deze onderbreking tot gevolg gehad hebben.2. Dezelfde inlichtingen worden aan de RVA overgemaakt indien de beroepsopleiding onderbroken wordt omdat de werkloze deze verlaat.3. Wanneer de onderbrekingen van de beroepsopleiding door "ontslag" of verlating gerechtvaardigd zijn door geldige redenen, niet te wijten aan de werkloze en die door de dienst worden aanvaard, wordt de RVA hiervan beknopt verwittigd. IV. Toepassing De "geldige" of "niet-geldige" redenen, onderzocht door de dienst, worden door deze beoordeeld rekening houdend met de principes van de werkloosheidsverzekering in verband met de positieve beschikbaarheid op de arbeidsmarkt en in overeenstemming met de verplichtingen die de verplichte inschrijving als werkzoekende inhoudt.

In geval van twijfel wordt om de appreciatie van het werkloosheidsbureau verzocht.

Ze worden bovendien geapprecieerd, in het bijzonder, in functie van de door de diensten gevoerde specifieke acties, inzonderheid volgend uit de samenwerkingsakkoorden, gericht op het ontwikkelen van de kansen en persoonlijke mogelijkheden van inschakeling.

Met het oog op een uniforme toepassing van bovenstaande regeling wordt het college van leidend ambtenaren belast met het harmoniseren van de maatregelen en de toepassingsprocedures.

^