Etaamb.openjustice.be
Samenwerkingsakkoord van 17 oktober 2002
gepubliceerd op 15 januari 2003

Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat en de Gewesten met betrekking tot het beheer van vrijgegeven afvalstoffen

bron
federale overheidsdienst binnenlandes zaken, federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer, ministerie van de vlaamse gemeenschap, ministeire van het waalse gewest en ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2002021494
pub.
15/01/2003
prom.
17/10/2002
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 OKTOBER 2002. - Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat en de Gewesten met betrekking tot het beheer van vrijgegeven afvalstoffen


Gelet op de artikelen 1, 39 en 134 van de Grondwet;

Gelet op artikel 92bis , § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Gelet op de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, zoals laatst gewijzigd door de wet van 10 februari 2000;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en van het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen, inzonderheid de artikelen 18 en 35.2;

Overwegende dat de Ministerraad op 6 oktober 2000 de voogdijminister van het Federaal Agentschap voor nucleaire controle en de voogdijminister van de Nationale Instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen belast heeft met het afsluiten van een samenwerkingsovereenkomst met de Gewesten, die betrekking heeft op het beheer en de naspeurbaarheid van afvalstoffen die vrijgegeven worden met toepassing van de artikelen 18 en 35.2 van voornoemd algemeen reglement;

Overwegende dat radioactieve stoffen gedefinieerd zijn als stoffen die radionucliden bevatten waarvan de activiteit of de concentratie om redenen van stralingsbescherming niet mag worden verwaarloosd;

Overwegende dat stoffen met een zeer lage radioactiviteit kunnen vrijgesteld worden van verdere controles met betrekking tot de stralingsbescherming, indien voldaan is aan de radiologische criteria voor vrijstelling die bepaald zijn in de Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren;

Overwegende dat zeer laagactieve afvalstoffen kunnen vrijgegeven worden indien voldaan is aan de voorwaarden van artikel 35.2 van voornoemd algemeen reglement;

Overwegende dat de verwijdering en de afvoer voor recyclage of hergebruik van radioactieve afvalstoffen afkomstig van inrichtingen van klasse I, II of III bedoeld in artikel 3 van voornoemd algemeen reglement, die niet beantwoorden aan de vrijgaveniveaus en -voorwaarden vastgesteld in Bijlage IB van dit reglement, het voorwerp dienen uit te maken van een vergunning van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;

Overwegende dat de verwijdering en de afvoer voor recyclage of hergebruik van radioactieve afvalstoffen afkomstig van beroepsactiviteiten vergund met toepassing van artikel 9 van dit reglement, het voorwerp dienen uit te maken van een vergunning van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;

Overwegende dat de vrijgave van afvalstoffen is onderworpen aan voorafgaande radiologische controles overeenkomstig de bepaling van voornoemd algemeen reglement;

De federale Staat, vertegenwoordigd door de Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, de Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling;

Het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Minister-President en de Minister van Leefmilieu en Landbouw;

Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door de Minister-President en de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu;

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door de Minister-President en de Minister van Leefmilieu en Netheid en Buitenlandse Handel, Zijn als volgt overeengekomen :

Artikel 1.Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder : Algemeen Reglement : het algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en van het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen, vastgesteld bij koninklijk besluit van 20 juli 2001;

Agentschap : het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC), opgericht door artikel 2 van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;

NIRAS : Nationale Instelling voor Radioactief Afval en verrijkte Splijtstoffen, opgericht door artikel 179, § 2, van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, gewijzigd bij de wetten van 11 januari 1991 en de programmawet van 2 december 1997;

Radioactieve stof : elke stof die één of meer radionucliden bevat waarvan de activiteit of de concentratie om redenen van stralingsbescherming niet mag worden verwaarloosd;

Vrijgegeven afvalstoffen : radioactieve afvalstoffen afkomstig van inrichtingen van klasse I, II of III bedoeld in artikel 3 van het algemeen reglement, of afkomstig van beroepsactiviteiten vergund met toepassing van artikel 9 van dit reglement; die voldoen aan de voorwaarden van artikel 35.2 van het algemeen reglement, of waarvan de verwijdering en de afvoer voor recyclage of hergebruik werd vergund door het Agentschap, met toepassing van artikel 18 van het algemeen reglement, en waarvoor de radiologische controle opgeheven wordt.

Art. 2.De vrijgegeven afvalstoffen worden beschouwd als niet-radioactieve afvalstoffen, waarop de regionale reglementen met betrekking tot het beheer van afvalstoffen van toepassing zijn. Deze afvalstoffen vallen na vrijgave niet langer onder het beheer van NIRAS. De gewestelijke bevoegde overheden kunnen de specifieke bestemming van de vrijgegeven afvalstoffen bepalen. In voorkomend geval lichten zij hierover het Agentschap in.

Art. 3.Het Agentschap zal de gewestelijke instanties die bevoegd zijn voor het toezicht op het beheer van afvalstoffen inlichten over de voorstellen van beslissingen met betrekking tot de vergunningsaanvragen in het kader van artikel 18 van voornoemd algemeen reglement.

Deze inlichtingen omvatten onder meer de volgende gegevens : aard (fysische en chemische karakteristieken) en hoeveelheid van de afvalstoffen, hun afkomst en de voorgestelde bestemming (onbepaald, recyclage, hergebruik, stortplaats, verbranding).

De gewestelijke instanties sturen binnen een termijn van één maand, te rekenen vanaf de datum van versturen van de inlichtingen, hun eventuele bemerkingen naar het Agentschap.

Deze bemerkingen maken het voorwerp uit van een overleg tussen het Agentschap en de betrokken gewestelijke instanties. Dit overleg wordt door het Agentschap georganiseerd binnen de maand na ontvangst van de bemerkingen. Het Agentschap beslist over de vergunningsaanvraag nadat het overleg heeft plaatsgevonden en stuurt een afschrift van zijn beslissing aan de betrokken gewestelijke instanties.

Indien er geen bemerkingen worden gegeven binnen de termijn van een maand, wordt er geacht een akkoord te zijn met het voorstel van het Agentschap.

Art. 4.Het Agentschap stuurt het overzicht van de vrijgegeven afvalstoffen, dat het toegestuurd krijgt met toepassing van artikel 35.5 van het algemeen reglement, ter informatie aan de betrokken gewestelijke instanties.

Art. 5.Dit akkoord wordt afgesloten voor onbepaalde duur.

Art. 6.De geschillen tussen contracterende partijen betreffende de interpretatie of de uitvoering van dit akkoord worden voorgelegd aan een rechterlijke bevoegdheid bedoeld in artikel 92bis , §§ 5 en 6, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

Art. 7.Dit samenwerkingsakkoord treedt in werking op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad .

Brussel, 17 oktober 2002, in vier originele exemplaren.

Voor de Federale staat : De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, O. DELEUZE Voor het Vlaams Gewest : De Minister-President, P. DEWAEL De Minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA Voor het Waals Gewest : De Minister-President, J.-Cl. VAN VANCAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-President, F.-X. de DONNEA De Minister van Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN

^