Etaamb.openjustice.be
Samenwerkingsakkoord van 26 februari 2015
gepubliceerd op 15 mei 2015

Samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapcommissie betreffende de oprichting en het beheer van een « Cadre francophone des certifications »

bron
waalse overheidsdienst
numac
2015202342
pub.
15/05/2015
prom.
26/02/2015
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 FEBRUARI 2015. - Samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapcommissie betreffende de oprichting en het beheer van een « Cadre francophone des certifications » (Franstalig kwalificatiekader, Franse afkorting C.F.C.)


Gelet op de artikelen 1, 39, 127, 128, 134 en 138 van de Grondwet;

Gelet op de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, inzonderheid op artikel 92bis, § 1, ingevoegd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op decreet II van de Raad van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1993 betreffende de overheveling van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op decreet II van de Waalse Gewestraad van 22 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op decreet III van de Franse Gemeenschapscommissie van 22 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het samenwerkingsakkoord gesloten te Brussel, op 27 maart 2009, tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapcommissie betreffende de oprichting van de "Service francophone des Métiers et des Qualifications";

Gelet op het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;

Gelet op de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren;

Overwegende dat het fundamenteel is het levenslang leren voor de burger te vergemakkelijken door een grotere leesbaarheid en samenhang in het opleidingstraject te garanderen, zowel op vlak van het gewest, de gemeenschap, de federale overheid als in Europa;

Gelet op de noodzaak om een refertelijst op te maken voor het Franstalig kwalificatiekader en het leven lang leren in het Europese kader;

Gelet op de goedkeuring door de Regering van het Waalse Gewest en de Regering van de Franse Gemeenschap, op 12 december 2013, en door het College van de Franse Gemeenschapscommissie, op 28 november 2013, van de beleidsnota voor de oprichting van het Franstalig kwalificatiekader voor het onderwijs en het leven lang leren;

Gelet op de goedkeuring van het kwalificatiestructuurverslag van de EQF-Advisory Group op 16 december 2013, waarbij de compatibiliteit van de Franstalige Kwalificatiestructuur met de Europese Kwalificatiestructuur bevestigd wordt;

De Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering in de persoon van haar Minister-President, de heer Rudy Demotte, de in de persoon van de Vice-Presidente en Minister van Onderwijs, Cultuur en Jong Kind, mevrouw Joëlle Milquet, in de persoon van de Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, de heer Jean-Claude Marcourt, in de persoon van de Minister van Onderwijs voor Sociale Promotie, mevr.

Isabelle Simonis, Het Waals Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering in de persoon van haar Minister-President, de heer Paul Magnette, en in de persoon van haar Minister van Tewerkstelling en Vorming, mevr. Eliane Tillieux, en De Franse Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door haar college in de persoon van haar President, mevrouw Fadila Laanan en in de persoon van de Minister belast met Beroepsopleiding, de heer Didier Gosuin, Hieronder deelgenoten in het akkoord genoemd, zijn overeengekomen wat volgt : TITEL I. - Definities.

Artikel 1.In dit samenwerkingsakkoord dient te worden verstaan onder : 1° Eindtermen : in het beroepsonderwijs en in de beroepsopleiding : verwoording van wat de lerende dient te weten, te begrijpen en te kunnen uitvoeren na afloop van een opvoedings- en vormingsproces;in het hoger onderwijs, verwoording van wat de student dient te weten, te begrijpen en te kunnen uitvoeren na afloop van een leerproces, van een cursus of van een erkende onderwijseenheid; de leerresultaten worden uitgedrukt in kenniseenheden, vaardigheden en competenties; 2° AEF-Europe : het « Agence francophone pour l'éducation et la formation tout au long de la vie », opgericht krachtens artikel 4 van het samenwerkingsakkoord van 19 oktober 2006 tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest m.b.t. de tenuitvoerlegging en het beheer van een geïntegreerd communautair actieprogramma inzake levenslange opvoeding en vorming en m.b.t. de oprichting van het "Agence francophone pour l'éducation et la formation tout au long de la vie" is goedgekeurd; 3° AEQES : Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, opgericht bij artikel 2 van het decreet van 22 februari 2008 betreffende de organisatie en de werking van het Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs;4° ARES : de Academie Onderzoek en Hoger Onderwijs, zoals bepaald in artikel 20 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;5° Bevoegde overheid : de overheden die de kwalificaties verstrekken, waarmee erkende vormingen beoogd worden en die bekrachtigd zijn door de overheden, namelijk de openbare onderwijsinstellingen, de gesubsidieerde onderwijsinstellingen ter vervulling van opdrachten van openbaar nut, de overheidsinstellingen en de openbare instellingen belast met de beroepsopleidingen en de bekrachtiging van de vaardigheden en de Regering van de Franse Gemeenschap, voor wat betreft de kwalificaties die opleidingen bekrachtigen tot sportberoepen, ingericht overeenkomstig het decreet van 8 december 2006 houdende organisatie en subsidiëring van de sport in de Franse Gemeenschap;6° Bruxelles Formation : de Brussels-Franstalige instelling voor beroepsopleidingen, opgericht bij artikel 2 van het decreet van 17 maart 1994 van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de oprichting van het 'Institut bruxellois francophone pour la Formation professionnelle';7° kwalificatiekader : instrument tot rangschikking van de kwalificaties in functie van een reeks criteria die overeenstemmen met bepaalde leerresultatenniveaus;8° kwalificatie : formeel resultaat van een evaluatie- en validatieproces dat verkregen wordt wanneer een bevoegde overheid die ressorteert onder het onderwijs of de beroepsvorming vaststelt date en individu na afloop van een onderrichtings-, opleidingsproces of proces van bekrachtiging van de vaardigheden de leerresultaten, overeenstemment met een gegeven norm, bezit;9° onderwijskwalificatie : kwalificatie gevormd door een samenhangend en significant geheel van leerresultaten met het oog op de persoonlijke ontwikkeling, de voortzetting van de studies of de opleiding, de toegang tot een beroepsleven;10° beroepskwalificatie : kwalificatie gevormd door een samenhangend en significant geheel van leerresultaten met het oog op de voortzetting van de opleiding, de inschakeling of het behoud op de arbeidsmarkt of de beroepsspecialisatie;de beroepskwalificatie kan in voorkomend geval de voortzetting of de hervatting van studies mogelijk maken mits de bekrachtiging, door het onderwijs, van de in de beroepsopleiding gekwalificeerde competenties; 11° « Chambre des Métiers » van « SFMQ » : de kamer bedoeld in artikel 7 van het samenwerkingsakkoord gesloten te Brussel, op 27 maart 2009, tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapcommissie betreffende de oprichting van de "Service francophone des Métiers et des Qualifications";12° consortium voor de validering van de competenties : consortium belast met de inrichting van het proces ter validering van de competenties, opgericht overeenkomstig artikel 4 van het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;13° descriptoren : de criteria omschreven, enerzijds in termen van kennis en vaarigheden en anderzijds in termen van context, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid, waarmee de gekwalificeerde leerresultaten in verband kunnen worden gebracht met één van de acht kwalificatieniveaus van het Franstalig kwalificatiekader;14° betrekking : het voorwerp van een arbeidsovereenkomst gesloten tussen een werkgever en een werknemer waarbij de werknemer zich er tegen bezoldiging toe verbindt een werk uit te voeren onder het gezag van de werkgever of, voor een zelfstandig werker, de uitoefening van een beroepsactiviteit waarvoor de werker niet onder de bepalingen van werkhuurcontract of een statuut valt;15° "FOREm" : dienst ingesteld bij artikel 2 van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" (Waalse Dienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling); 17° cluster van beroepen : gestructureerde opsomming van de reeks beroepen die in verhouding staat tot éénzelfde type productie en diensten aan de hand waarvan het bereik van een beroep nader bepaald wordt ten opzichte van verwante beroepen, aan de hand waarvanhun raakvlakken omschreven worden, waarmee ze in de cluster hiërarchisch worden opgesteld in functie van verschillende criteria (relatieve zelfstandigheid, complexiteit van de activiteiten en contexten, intersectorale aspecten...), aan de hand waarvan een zone van beroepsmobiliteit afgebakend wordt en op opleidingstrajecten geanticicpeerd wordt; in de cluster wordt ook de stengel aangegeven waarmee het beroep vastgeklonken is aan het Operationeel Repertorium van Beroepen en Functies (Rome V3); 17° kwaliteitsbeheer : de processen die door de verschillende actoren uit het onderwijs en de beroepsopleiding ingezet worden om de kwaliteit van de door hen verstrekte opleidingen en de overeenstemming van de toegekende kwalificaties met de referentielijsten ter bepaling van de leerresultaten na afloop van de opleiding te waarborgen;18° IFAPME : het « Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et des petites et moyennes entreprises » (Waals instituut voor alternerende opleiding en zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen) bedoeld bij artikel 3 van het decreet van 17 juli 2003 tot oprichting van een « Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et des petites et moyennes entreprises »;19° beroep : een samenhangend geheel van beroepsactiviteiten die gerealiseerd worden door een persoon in het kader van een productief proces;20° vormingsprofiel : het profiel opgesteld door de « Chambre Enseignement-Formation » van de SFMQ en samengesteld uit eenheden leerresultaten gepaard met de vak-sleutelactiviteiten en dat eveneens is samengesteld uit een evaluatieprofie en een profiel;21° referentielijst van de beroepen : het document waarin de benaming van het beroep, de omschrijving van het beroep in termen van verwachte producties en diensten, de aansluiting op verwante beroepen op vlak van verantwoordelijkheid en specialisatie opgelijst zijn;22° referentielijst van de vaardigheden : het document waarin voor het hoger onderwijs de gestructureerde verzameling van specifieke competenties voor een academische graad, een titel of een kwalificatie van het hoger onderwijs opgelijst zijn;23° referentielijst van de vormingen : het document dat voor een beroepsopleiding een verzameling activiteiten, opleidingsinhouden en/of gebruikte methodes opgelijst zijn voor het nastreven van de opleidingsdoelstellingen die vooraf omschreven zijn in termen van kennis-, vaardigheden- en competentieverwerving;de activiteiten, inhouden en methodes zijn logisch en in een tijdspad geordend; 24° SFMQ : de « Service francophone des Métiers et des Qualifications », ingevoerd bij artikel 2 van het samenwerkingsakkoord gesloten te Brussel, op 27 maart 2009, tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapcommissie betreffende de oprichting van de "Service francophone des Métiers et des Qualifications";25° SFPME : de « Service Formation des Petites et Moyennes Entreprises » (SFPME), opgericht in de administratie van de Franse Gemeenschapscommissie;26° eenheid leerresultaat : het samenhangend geheel van leerresultaten dat geëvalueerd of gevalideerd kan worden. TITEL II. - Het Franstalig kwalificatiekader voor levenslange opvoeding en vorming

Art. 2.§ 1. Er wordt door de Regeringen en het College een het Franstalig kwalificatiekader en het leven lang leren opgericht, afgekort CFC. Dit door de overheden gereguleerd kader van openbaar nut beoogt : 1° de continuïteit en de progressiviteit van de leertrajecten van de burgers te bevorderen : a) door het beheer van die leertrajecten tussen de operatoren uit het onderwijs, de beroepsopleiding en de validering van competenties vlotter te maken;b) door de aanvankelijke en de voortgezette opleidingen beter op elkaar aan te laten sluiten;c) door in de trajecten de erkenning van zowel vormelijke als niet-vormelijke en informele aangeleerde kennis vlotter te maken;2° de intrinsieke kwaliteit van de onderwijs-, vormings- en valideringsprocessen te versterken door te waken over de positionering van elke kwalificatie op een bepaald niveau van het kader;3° een hogere leesbaarheid te verschaffen, in België en in de Europese Unie, aan de kwalificaties van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie en aldus : a) een betere overeenstemming tussen de kwalificatiesystemen van de verschillende landen en gewesten te bereiken;b) de personen en de werkgevers toe te laten het CFC te gebruiken om de kwalificatieniveaus van verschillende landen, gewesten en onderwijs- en opleidingenstelsels beter te begrijpen en te vergelijken. Op zich wijzigt het CFC niets aan de rechtsgevolgen verbonden aan de verschillende kwalificaties en voert geen nieuwe in. § 2. Het CFC is een tabel met dubbele ingang die de positionering van kwalificaties verstrekt door enerzijds de actoren van het hoger onderwijs, het gewoon en het gespecialiseerd onderwijs en het sociale promotie-onderwijs en door anderzijds de actoren van beroepsopleidingen en van de validering van de competenties mogelijk maakt.

Het CFC verleent enkel een positionering aan de kwalificaties verstrekt door een bevoegde overheid.

Beroepskwalificaties die in het kader gepositioneerd zijn kunnen in voorkomend geval in naam van die bevoegde overheid verstrekt worden door opleidingsinstellingen die zij in bedrijf heeft, volgens nadere, bij overeenkomst vast te leggen regels. In dat geval licht de bevoegde overheid de instantie bedoeld in artikel 4 daarover in.

Alle certificaties hoeven niet noodzakelijk in het CFC gepositioneerd te worden; een niet-gepositioneerde kwalificatie behoudt zijn volledige waarde. Om gepositioneerd te worden, moet een kwalificatie voldoen aan enerzijds het criterium van lid 2 en anderzijds de positioneringscriteria omschreven in artikel 11.

De kwalificaties of valideringen die niet een significant en samenhangend geheel van eindtermen beogen kunnen verwijzen naar de eindcertificering waaraan ze gebonden zijn en aan de positionering ervan. § 3. Het CFC is een kader met acht niveaus, gekenmerkt door de descriptoren goedgekeurd door de Regeringen en het College, compatibel met het Europees kwalificatiekader voor het leven lang leren. Het werd in aansluiting op de Vlaamse kwalificatiestructuur omschreven.

Het CFC is integratief. Alle kwalificaties gepositioneerd in het CFC, ongeacht of ze onder het onderwijs of de beroepsopleiding ressorteren, verwijzen naar dezelfde descriptoren.

Alle kwalificatieniveaus zijn in principe toegankelijk voor de kwalificaties uit het onderwijs en uit de beroepsopleidingen. § 4. De descriptoren die de acht niveaus van het CFC kenmerken zijn generiek en gemenschappelijk voor de gezamenlijke kwalificaties uit het onderwijs en de beroepsopleidingen. Ze omschrijven enerzijds de kennis en de vaardigheden en anderzijds de context, de zelfstandigheid en de verantwoordelijkheid.

Ze maken de verantwoording van de positionering op een niveau in vergelijking met het onmiddellijk hogere en het onmiddellijk lagere niveau mogelijk vanuit de analyse van de eindtermen van een kwalificatie.

Zij vertonen een globale samenhang : 1° zij zijn homogeen : dezelfde elementen zijn terug te vinden op alle niveaus;2° er is geen herhaling : de niveaus zijn cumulatief;3° zij vormen een gestructureerd geheel van samenstellende elementen;4° er zijn geen inwendige tegenstrijdigheden;5° de elementen verduidelijken de progressie tussen de niveaus. De descriptoren goedgekeurd door de Regeringen en het College zijn opgenomen in bijlage 1 bij dit samenwerkingsakkoord. De Regeringen en het College zijn gemachtigd om die descriptoren te wijzen op voorstel van de instantie, overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 3, 5°, door samenvallende en identieke besluiten aan te nemen.

TITEL III. - Kwaliteitsbeheer

Art. 3.§ 1. De ontwikkeling en de uitvoering van processen om de kwaliteit te waarborgen van de opleidingen en de daadwerkelijke overeenstemming van de eindtermen met de profielen en referentiestelsels die de positionering van de desbetreffende kwalificaties op een gegeven niveau mogelijk maken, vallen onder de verantwoordelijkheid van de operatoren en zijn intrinsiek verbonden met de uitvoering van het CFC. § 2. Het kwaliteitsbeheer in het kader van het CFC heeft betrekking op twee demarches : 1° de bepaling van de eindtermen ofwel door een collectieve instantie (ARES, SFMQ) ofwel door een bepaalde operator in antwoord op zijn opdrachten;de omschrijving van die eindtermen moet de positionering van de kwalificaties op CFC-niveau mogelijk maken; zij vormt een kwaliteitsdemarche ex ante; 2° het evaluatie- en kwalificatieproces van de eindtermen uitgevoerd door de onderwijs-, opleidings- of valideringsoperatoren;de waarborg van de kwaliteit van dat proces vormt een kwaliteitsdemarche ex post. § 3. De kwaliteit van de positionering bedoeld in § 2, 1°, wordt gewaarborgd door de specifieke, operatorgebonden processen en door de ingevoerde procedures en de methodologieën aangenomen door de stuur- en positioneringsinstantie bedoeld in artikel 4, met inachtneming van de bepalingen van artikel 11.

De stuur- en positioneringsinstantie omschrijft die procedures op operationele wijze, voert ze uit en past ze in voorkomend geval aan. § 4. De kwaliteit van het proces bedoeld in paragraaf 2, 2°, is afhankelijk van de kwaliteitsbeheersystemen eigen aan de operatoren die evenwel om de samenhang van het geheel te garanderen moeten voldoen aan de « gemeenschappelijke beginselen betreffende het kwaliteitsbeheer » goedgekeurd door de Regeringen en het College en opgenomen in bijlage 2. De Regeringen en het College zijn gemachtigd om die gemeenschappelijke principes te wijzigen op voorstel van de instantie overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 3, 8°, door samenvallende en identieke besluiten aan te nemen.

Voor zover het heden onmogelijk is de invoering van een extern enig kwaliteitsbeheerssysteem te overwegen die gemeenschappelijk is voor de gezamenlijke operatoren, worden de kwaliteitsbeheerssystemen van de verschillende operatoren in stand gehouden.

De verschillende operatoren handelen evenwel onder verwijzing naar gemeenschappelijke overkoepelende indicatoren om een maximum aan convergerende elementen te waarborgen in het kwaliteitsbeheer, het onderlinge vertrouwen te doen toenemen, evenals het vertrouwen in het onderwijs- en beroepsopleidingssysteem. De verschillende operatoren ontwikkelen eveneens samenwerkingsverbanden ter verbetering van de systemen of demarches en het naar elkaar groeien ervan.

De gemeenschappelijke overkoepelende indicatoren bedoeld in vorig lid maken het mogelijk, voor elk CFC-niveau een horizontale lezing van de descriptoren te garanderen en nemen het externe evaluatieprincipe op naar het beeld van de regeling getroffen door AEQES. Ze vormen de concretisering van de « gemeenschappelijke principes betreffende het kwaliteitsbeheer » bedoeld in lid 1 en worden omschreven door de stuur- en positioneringsinstantie bedoeld in artikel 4.

Die overkoepelende indicatoren en die gemeenschappelijke principes kunnen op voorstel van de stuur- en positioneringsinstantie evolueren.

Zonder het aantal evaluaties van de kwaliteit te vermeerderen, kan de stuur- en positioneringsinstantie inzake kwaliteitsbeheer diverse verbeteringen voorstellen inzake : 1° de invoering van een extern element in het kwaliteitsbeheerssysteem c.q. de -demarche; 2° de toegang tot en de bekendmaking van de resultaten in het kwaliteitsbeheerssysteem c.q. de -demarche; 3° de versterking van de impact(en) van het kwaliteitsbeheerssysteem c.q. de -demarche bij de operator, met name door een redelijke termijn te verzekeren tussen twee evaluaties en een opvolging van de actieplannen; 4° de implicatie van de stakeholders, zowel intern als extern; 5° de werkwijze, toegespitst op de lerende en in het bijzonder de omschrijving, de evaluatie en de kwalificatie van de eindtermen in het kwaliteitsbeheerssysteem c.q. de -demarche.

TITEL IV. - CFC-stuur- en positioneringsinstantie

Art. 4.Er wordt een CFC-stuur- en positioneringsinstantie opgericht, hierna de instantie genoemd; de instantie wordt belast met het sturen van de uitvoering van het CFC, het beheer van de positioneringsaanvragen en de goedkeuring van de positioneringsvoorstellen van de kwalificaties in het CFC.

Art. 5.De instantie wordt geleid door een directiecomité. Ze krijgt de steun van een uitvoerende cel en van de adviezen van een expertencomité. Ze krijgt eveneens een raad van beroep.

Art. 6.§ 1. Het directiecomité bedoeld in artikel 5 is samengesteld uit negen leden aangewezen door de Regeringen en het College en de coördinator van de uitvoerende cel bedoeld in artikel 7, voor een duur van vier jaar.

De negen leden bedoeld in vorig lid zijn : 1° vier vertegenwoordigers voorgedragen door SFMQ : a) twee vertegenwoordigers van het kwalificerend onderwijs;b) één vertegenwoordiger van de beroepsopleiding ingericht onder het gezag van de Franse Gemeenschapscommissie;c) één vertegenwoordiger van de beroepsopleiding ingericht onder het gezag van het Waalse Gewest;2° vier vertegenwoordigers voorgedragen door ARES, namelijk één per vorm van hoger onderwijs;3° één onafhankelijk deskundige, voorgedragen door de vertegenwoordigers bedoeld in de punten 1° en 2°. Voor elke vertegenwoordiger bedoeld in 1° en 2° dragen SFMQ en ARES een zetelend en een plaatsvervangend lid voor, dat enkel zetelt in afwezigheid van dit gewoon lid.

Het directiecomité kiest een voorzitter en een ondervoorzitter; één van beiden, onder de vertegenwoordigers van SFMQ, de andere onder de vertegenwoordigers van ARES. Het mandaat duurt een jaar. Bij de jaarlijkse hernieuwing van de mandaten van de voorzitter en de ondervoorzitter wordt een toerbeurt voorzien tussen de vertegenwoordigers van SFMQ en die van ARES. § 2. De leden van het directiecomité bedoeld in paragraaf 1, lid 2, punten 1° tot 3°, hebben stemrecht. De coördinator bedoeld in paragraaf 1, lid 1, heeft raadgevende stem en neemt het secretariaat van het directiecomité waar.

Het directiecomité beraadslaagt rechtsgeldig enkel als een meerderheid der leden met stemrecht aanwezig is en minstens één vertwoordiger van de beroepsopleiding met mandaat van SFMQ en één vertegenwoordiger van ARES aanwezig zijn.

De beslissingen van het directiecomité worden consensusgewijs genomen.

Taak van de voorzitter is met name, naar een consensus te zoeken.

Bij gebreke van consensus kan er een beslissing met twee derde meerderheid van de stemmen worden genomen, met daaronder minstens één stem van een vertegenwoordiger van de beroepsopleiding.

Als één der leden zou achten dat een beslissing, getroffen bij de meerderheid bedoeld in vorig lid, voor hem of zijn opdrachtgevers onaanvaardbaar is, zou hij kunnen vragen dat de raad van beroep bedoeld in artikel 9 de arbitrage waarneemt. § 3. Het directiecomité is ermee belast : 1° het overleg tussen de operatoren voor de uitvoering van het CFC te bevorderen en in voorkomend geval te organiseren;2° na te gaan dat de kwalificaties, voorgesteld voor de positionering, de positioneringscriteria bedoeld in artikel 11, § 1, vervullen;3° de positionering vastleggen voor de overeenkomstig artikel 11, § 3, voorgestelde of gevalideerde kwalificaties;zijn beslissingen inzake positionering binnen de week aan de aanvragers mede te delen; 4° te waken over de evolutie van de generieke descriptoren en ze ter goedkeuring voorleggen aan de Regeringen en het College;5° de kwaliteit van het proces inzake positionering van de kwalificaties binnen CFC waarborgen;6° ervoor zorgen dat de systemen, demarches en procedures inzake het kwaliteitsbeheer naar elkaar toegroeien ten opzichte van de gemeenschappelijke algemene principes voor het kwaliteitsbeheer binnen CFC;7° waken over de evolutie van de algemene principes inzake kwaliteit en de eventuele wijzigingen ter gezamenlijke goedkeuring voorleggen aan de Regeringen en het College;8° de gemeenschappelijke overkoepelende indicatoren omschrijven en doen evolueren;9° de informatie en de communicatie inzake CFC waarborgen;10° de Regeringen en het College ter goedkeuring een jaaractiviteitenverslag voorleggen, dat met name een stand van zaken bevat in het positioneringsproces. Voor de uitoefening van de opdrachten bedoeld in de punten 4°, 6°, 7° en 8°, 1° wordt het directiecomité uitgebreid met één bijkomend lid dat het secundair onderwijs vertegenwoordigt (gewoon, gespecialiseerd of sociale promotie-onderwijs), aangewezen door de Regeringen en het College op de gezamenlijke voordracht van de betrokken algemene raden;2° kan het aldus samengestelde directiecomité één of meerdere werkgroepen samenstellen waarbij in voorkomend geval de bijstand ingeroepen wordt van leden van het expertencomité bedoeld in artikel 8. § 4. De instantie wordt opgenomen in AEF-Europa, die de administratieve en financiële zaken waarneemt. § 5. Het directiecomité stelt het huishoudelijk reglement van de instantie op en legt het voor aan de gezamenlijke goedkeuring van de Regeringen en het College. § 6. De leden van het comité bedoeld in artikel 6, § 1, lid 1, 1°, 2° en 3°, krijgen hun reiskosten terugbetaald die ze hebben gemaakt in de uitvoering van hun opdracht. Daarbij worden de geldende regels voor het personeel van het Ministerie van de Franse Gemeenschap nageleefd.

Daartoe worden ze gelijkgesteld met ambtenaren houder van een graad gerangschikt in rang 12.

Art. 7.§ 1. De uitvoerende cel bedoeld in artikel 5, hierna de cel genoemd, is minstens samengesteld uit : 1° een coördinator;2° een administratief personeelslid. Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen kunnen de Regeringen en het College het aantal leden van de cel verhogen.

De leden van de cel kunnen : 1° ofwel personeelsleden van de diensten van de Regeringen of het College zijn;2° ofwel personeelsleden zijn aan wie om redenen van een opdracht een verlof wordt toegekend, overeenkomstig artikel 6 houdende regeling van de opdrachten, verloven wegens opdracht en terbeschikkingstelling wegens opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs;3° ofwel personeelsleden zijn die met een arbeidsovereenkomst in dienst worden genomen in het kader van een deskundigenopdracht. § 2. De uitvoerende cel wordt ermee belast : 1° het dagelijks beheer van de positioneringsaanvragen te beheren;2° het secretariaat van het directiecomité waar te nemen;3° als nationaal coördinatiepunt op te treden in het kader van het Europees kwalificatiekader;4° het register van de voor het publiek toegankelijke kwalificaties te beheren.

Art. 8.§ 1. Het expertencomité bedoeld in artikel 5 wordt ermee belast het directiecomité te voorzien van : 1° zijn adviezen over het beleid dat het directiecomité voert of dient te voeren;2° elke nuttige informatie voor de verbetering van de werking van de regeling en de evaluatie van de invoering ervan.2° het expertencomité is a rato van één zetelend lid en één plaatsvervangend lid per categorie samengesteld uit vertegenwoordigers van : 1° het universitair hoger onderwijs;2° het hogescholenonderwijs : 3° het artistiek hoger onderwijs;4° het gewoon secundair onderwijs;5° het gespecialiseerd secundair onderwijs;6° het onderwijs van sociale promotie;7° de algemene inspectiedienst;8° AEQES;9° FOREm;10° Brussel-Vorming;11° IFAPME;12° SFPME;13° vzw FEBISP, de Brusselse federatie van instellingen voor inschakeling in de maatschappij en het beroepsleven en de inschakelingsbedrijven;14° de "Interfédération des entreprises de formation par le travail et des organismes d'insertion socioprofessionnelle" (INTERFEDE);15° het consortium voor de validering van de competenties. Het comité telt daarnaast : 1° drie vertegenwoordigers van de werkgevers;2° drie vertegenwoordigers van de werknemers. De Regeringen en het College leggen de samenstelling van het expertencomité op de gezamenlijke voordracht van de Ministers bevoegd voor onderwijs en vorming vast. De leden zijn aangewezen voor een ambtstermijn van vier jaar.

Plaatsvervangers zetelen in de afwezigheid van gewone leden. § 3. Het directiecomité vergadert met het expertencomité minstens één keer per jaar en telkens als het nodig is. § 6. De experten bedoeld in paragraaf 2 krijgen hun reiskosten terugbetaald die ze hebben gemaakt in de uitvoering van hun opdracht.

Daarbij worden de geldende regels voor het personeel van het Ministerie van de Franse Gemeenschap nageleefd. Daartoe worden ze gelijkgesteld met ambtenaren houder van een graad gerangschikt in rang 12.

Art. 9.§ 1. De raad van beroep bedoeld in artikel 5 is samengesteld uit : 1° twee vertegenwoordigers van de Waalse Regering voorgedragen door de Minister bevoegd voor Tewerkstelling en Beroepsopleiding;2° drie vertegenwoordigers van de Regering van de Franse Gemeenschap, voorgedragen door, voor de eerste, de Minister bevoegd voor het verplicht onderwijs, de tweede door de Minister bevoegd voor sociale promotie en de derde door de Minister bevoegd voor het hoger onderwijs;3° één vertegenwoordiger van het College van de Franse Gemeenschapscommissie voorgedragen door de Minister bevoegd voor Beroepsopleiding;4° de voorzitter van het directiecomité, die het dossier uiteenzet. De Regeringen en het College leggen gezamenlijk de samenstelling van de raad van beroep vast. § 2. De vertegenwoordigers van de Regeringen en het College hebben stemrecht. De voorzitter van het directiecomité heeft een raadgevende stem.

De coördinator van de uitvoerende cel neemt het secretariaat van de raad van beroep waar. § 3. De raad van beroep vervult de volgende opdrachten : 1° de door een operator van het onderwijs, de beroepsopleiding of de validering van de competenties tegen de positioneringsbeslissingen van het directiecomité ingediende beroepen behandelen en erover beslissen;2° de betwistingen inzake beslissingen die in het directiecomité ontstaan zijn en die door één van de leden van bedoeld comité bij de raad te berde zijn gebracht, beoordelen zoals bepaald in artikel 6, § 2, lid 5. § 4. De beslissingen van de raad van beroep worden in hoogste aanleg genomen.

Art. 10.De Regeringen en het College maken in voorkomend geval hun gezamenlijke aanbevelingen aan de instantie over, met name over de nadere werkingsregels.

TITEL V. - Positioneringscriteria en -processen HOOFDSTUK I. - Criteria

Art. 11.Om in het CFC gepositioneerd te worden, moet een kwalificatie noodzakelijkerwijs tegelijk aan vier volgende criteria voldoen : 1° ontvankelijkheid : de kwalificaties moeten erkend en gevalideerd worden door de overheden en vallen onder publieke onderwijs- en vormingsoperatoren als bevoegde overheden;2° relevantie : de kwalificatie moet in overeenstemming zijn met een significant en samenhangend geheel van leertermen die voor wat betreft de beroepsopleiding de opname op of het behoud op de arbeidsmarkt en voor wat betreft het onderwijs ofwel de voortzetting na afloop van een bepaalde cyclus van studies in een latere cyclus ofwel de opname op de arbeidsmarkt mogelijk maakt;3° beoordeling van de eindtermen : de kwalificatie moet het resultaat zijn van een vormelijk evaluatieproces waarbij de bevoegde overheid vaststelt dat de eindtermen van de lerende overeenstemmen met een bepaalde norm;4° voorhandenzijn van één of meerdere kwaliteitsbeheersregeling(en) : die regeling(en) moeten in overeenstemming zijn met de gemeenschappelijke kwaliteitsbeheersprincipes van het CFC opgenomen in bijlage 2. HOOFDSTUK II. - Beslissing

Art. 12.De positionering van een kwalificatie op een bepaald niveau van het CFC wordt door de instantie bedoeld in artikel 4 vastgelegd door ze te vergelijken met de eindtermen die gekwalificeerd zijn in de generieke descriptoren van het CFC. De instantie verantwoordt de aangenomen positionering met behulp van de elementen die in overweging genomen worden bij de omschrijving van de kennis en de vaardigheden en bij de omschrijving van de context, de autonomie en de verantwoordelijkheid. HOOFDSTUK III. - Indiening en behandeling van de positioneringsaanvragen

Art. 13.De positioneringsaanvraag voor een kwalificatie of voor een reeks kwalificaties wordt, samen met een positioneringsvoorstel, bij de instantie bedoeld in artikel 4 ingediend volgens de nadere regels van het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 6, § 5 : 1° ofwel door SFMQ, voor de opleidingen waarvoor zij een opleidingsprofiel heeft opgesteld;2° ofwel door ARES, voor de opleidingen waarvoor zij een competentiereferentiekader heeft opgesteld;3° ofwel voor de beroepsopleidingen die niet bedoeld zijn in punt 1° op initiatief van een publieke beroepsopleidingenoperatior of van het consortium voor de validering van de competenties;4° ofwel op initiatief van één van de bevoegde algemene raden, wat betreft de opleidingen ingericht in het secundair door het verplicht onderwijs en het onderwijs van sociale promotie, behoudens de vormingen bedoeld onder punt 1° ;5° ofwel op initiatief van de "Conseil supérieur des Sports" opgericht bij het decreet van 20 oktober 2011 tot oprichting van de "Conseil supérieur des Sports" wat betreft de opleidingen tot de sportberoepen.

Art. 14.Onverminderd de bepalingen van artikel 20 worden de kwalificaties die niet aanleunen tegen een SFMQ-opleidingsprofiel of een competentiereferentiekader van ARES kwalificatie per kwalificatie gepositioneerd, overeenkomstig artikel 13.

De positionering, certificatie per certificatie, wordt verantwoord vanaf de criteria bedoeld in artikel 11 en de overeenstemming met de generieke descriptoren bedoeld in artikel 12.

Art. 15.§ 1. Wanneer de positioneringsaanvraag bij de instantie bedoeld in artikel wordt ingediend overeenkomstig artikel 13, lid 1, 1°, 2° of 4°, wordt hij onmiddellijk behandeld bij het directiecomité bedoeld in artikel 6.

Bij die aanvraag worden elk bewijsstuk en, minstens, elk vormingsprofiel voor SFMQ en het competentiereferentiekader voor de algemene raden en ARES gevoegd.

Wanneer de kwalificatie die gepositioneerd moet worden op niveau 5 voorgesteld wordt, richt de uitvoerende cel bedoeld in artikel 7 het dossier ter advies aan ARES voordat het comité de aanvraag behandelt.

Wanneer de kwalificatie die gepositioneerd moet worden op niveau 5 voorgesteld wordt, richt de uitvoerende cel bedoeld in artikel 7 het dossier ter advies aan ARES voordat het comité de aanvraag behandelt. § 2. Wanneer de positioneringsaanvraag bij de instantie bedoeld in artikel 4 wordt ingediend overeenkomstig artikel 13, lid 1, 3° of 5°, moet daarbij elk bewijsstuk worden gevoegd, en minstens drie volgende documenten : 1° referentiekader van het beroep;2° een referentiekader van de opleiding, opgedeeld in eindtermen en waarbij de nadere regels en de criteria voor de beoordeling van de opgedane kennis worden bepaald;3° een omschrijving van de aangewende kwaliteitsbeheersmechanismen. De uitvoerende cel maakt de referentielijsten van het beroep bedoeld in vorig lid, 1°, over aan SFMQ. In de drie maanden na ontvangst van het dossier maakt SFMQ door toedoen van zijn Kamer van Beroepen de instantie een gemotiveerd advies over betreffende de gepastheid om het desbetreffende beroep in een cluster op te nemen die reeds omschreven of door SFMQ te omschrijven is. Als die relevantie erkend is, wordt de betrokken cluster al naar gelang door de Kamer van beroepen opgericht of aangepast.

Bij gunstig advies maakt de uitvoerende cel de documenten bedoeld in lid 2, 2° en 3°, over, 1° aan SFMQ wanneer de voorgestelde positionering van niveau 1, 2, 3 of 4 is;2° aan ARES wanneer de voorgestelde positionering van niveau 6, 7 of 8 is;2° aan SFMQ en ARES wanneer de voorgestelde positionering van niveau 5 is. In de drie maanden na ontvangst van het dossier maakt SFMQ door toedoen van zijn Kamer van Beroepen-Opleidingen en/of door ARES de instantie bedoeld in artikel 4 een gemotiveerd advies over.

Bij ongunstig advies van de Kamer van Beroepen van SFMQ kan de kwalificatie niet gepositioneerd worden.

Art. 16.Bij oneigheid in verband met de positionering aangenomen door de instantie voor één van de kwalificaties beschikt de actor die de positionering voorgesteld heeft (SFMQ, ARES, een onderwijsoperator of beroepsopleidingenoperator of het consortium voor de validering van de competenties) bij de raad van beroep bedoeld in artikel 9 over een recht van beroep tegen de genomen positioneringsbeslissing.

Op straffe van nietigheid wordt het beroep bij de voorzitter van het directiecomité bedoeld in artikel 6, § 1, ingediend binnen de dertig dagen na mededeling van de omstreden beslissing.

Art. 17.Om de verschillende actoren de mogelijkheid te bieden snel in te spelen op de ontwikkeling van hun sector, waakt de instantie erover de administratieve behandeling van de processen bedoeld in de vorige artikelen te optimiseren; het administratief beheer van de dossiers moet plaats vinden in de dynamiek van administratieve vereenvoudiging en -government.

TITEL V. - Financiering

Art. 18.De Regeringen en het College waken erover dat de werkingskosten van de stuur- en positioneringsinstantie inbegrepen zijn in de dotatie die door de Regeringen en het College toegekend wordt aan AEF-Europa.

Het samenwerkingsakkoord van 19 oktober 2006 tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest m.b.t. de tenuitvoerlegging en het beheer van een geïntegreerd communautair actieprogramma inzake levenslange opvoeding en vorming en m.b.t. de oprichting van het "Agence francophone pour l'éducation et la formation tout au long de la vie" wordt dienovereenkomstig gewijzigd.

De Regeringen en het College kunnen een beroep doen op de Europese fondsen om bij te dragen tot de financiering van de kosten bedoeld in vorig lid.

Art. 19.De Regeringen en het College beschikken over de mogelijkheid om het in artikel 6 bedoelde directiecomité van de instantie te vragen advies uit te brengen of een projectgroep op te richten voor de beoordeling en de validering van een bijzondere regeling. Als het directiecomité de opdracht aanvaardt en dat die opdracht bijkomende kosten doet ontstaan, worden alle werkingskosten en uitgaven op de aanvragende partij afgewenteld.

TITEL VI. - Overgangsbepalingen

Art. 20.In afwijking van de bepalingen van de artikelen 12 tot 15 kunnen de kwalificaties verstrekt door de actoren bedoeld in artikel 2, § 2, voor inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord, met het oog op de onmiddellijke operationalisering van CFC en voor zover ze niet betrekking hebben op een vormingsprofiel ontwikkeld door SFMQ gepositioneerd worden via een vereenvoudigde procedure.

De geldigheid voor die positionering door de vereenvoudigde procedure wordt beperkt tot twee jaar vanaf de mededeling bedoeld in artikel 6, § 3, 3°. De Regeringen en het College zijn gemachtigd om samen die duur te verlengen met periodes van twee jaar voor zover de gepositioneerde kwalificaties op het tijdstip van de hernieuwing niet altijd aanleunen bij een door SFMQ ontwikkeld vormingsprofiel.

De actoren bedoeld in artikel 2, § 2, die de positionering van de kwalificaties bedoeld in lid 1 wensen voor te stellen maken de uitvoerende cel bedoeld in artikel 7 een dossier over met als inhoud : - de benaming van de kwalificatie; - een voorstel tot positionering en de verantwoording ervan; - een referentiekader van het beroep; - een referentiekader van de vorming met de weergave van onder meer de nadere beoordelingsregels van de eindtermen.

Als een groep kwalificaties ter positionering voorgesteld wordt, moeten de kwalificaties van de groep 1° éénzelfde CFC-niveau beogen;2° gemeenschappelijke kenmerken vertonen (bijv.inzake toegangsvoorwaarden, vroegere opleidingen...) die de groepering ervan verantwoorden; de verantwoording van de groepering moet door de betrokken actoren gebeuren.

Het directiecomité bedoeld in artikel 5 bevestigt de voorgestelde positionering. Indien gewenst kan bedoeld comité al naar gelang voor de bevestiging een advies van SFMQ en/of ARES aanvragen.

De kwaliteit van de positionering van de in het CFC op grond van die vereenvoudigde procedure gepositioneerde kwalificaties wordt gewaarborgd door de demarches inzake kwaliteitsbeheer, uitgevoerd door de actoren bedoeld in artikel 2, § 2.

Het directiecomité beoordeelt, in voorkomend geval na een advies van SFMQ en/of ARES ingewonnen te hebben, de geldigheid van die positioneringen tegen het licht van de criteria van artikel 11. Het zal van de betrokken operatoren de aanpassingen kunnen vragen in termen van omschrijving en/of beoordeling of kwalificering van de eindtermen of bij ontstentenis het positioneringsniveau te wijzigen.

Overeenkomst gesloten te Brussel, 26 februari 2015.

Voor de Franse Gemeenschap : De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Opvoeding, Cultuur en Kind, Mevr. J. MILQUET De Vice-President, Minister van het Hoger onderwijs, J.-C. MARCOURT De Minister van het Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. I. SIMONIS Voor het Waalse Gewest : De Minister-President, P. MAGNETTE De Minister van Tewerkstelling en Vorming, Mevr. E. TILLIEUX Voor de Franse Gemeenschapscommissie : De Voorzitster, Minister belast met het Onderwijs, Mevr. F. LAANAN De Minister van Beroepsvorming, D. GOSUIN

BIJLAGE 1 GENERIEKE DESCRIPTOREN VAN HET FRANSTALIGE KWALIFICATIEKADER

Niveaus

Kennis, vaardigheden

Context, autonomie en zelfstandigheid

1

Kennis, vaardigheden en vaardigheden inzake gedragingen zonder verwijzing naar een speciefiek werk- of een studiegebied om eenvoudige en terugkerende taken in het kader van het weergeven van eenvoudige processen uit te voeren

Handelen onder rechtstreeks toezicht in een gestructureerde en bepaalde context die valt onder een niet-specifiek werk- of studiegebied

2

Kennis, vaardigheden en basisvaardigheden inzake gedragingen van een specifiek werk- of een studiegebied om in het kader van de toepassing van eenvoudige en standaardprocessen een geheel van taken uit te voeren zonder de methoden/instrumenten/materialen te moeten kiezen

Handelen onder toezicht in gekende en bepaalde contexten gebonden aan een specifiek werk- of studiegebied, met een enige zelfstandigheid beperkt tot de uitvoering van taken

3

Kennis, vaardigheden en algemene vaardigheden inzake gedragingen van een specifiek werk- of een studiegebied om in het kader van de toepassing van complexe processen een geheel van taken uit te voeren waarbij de methoden/instrumenten/materialen gekozen moeten worden

Handelen met een enige autonomie en zelfstandigheid beperkt tot de keuzen bepaald en uitgevoerd in karakteristieke toestanden van een werk- of studiegebied waarin een beperkt aantal factoren veranderen.

4

Kennis, vaardigheden en algemene vaardigheden inzake gedragingen van een specifiek werk- of een studiegebied om aangepaste informatie te zoeken en te kiezen teneinde kennis/methoden/praktijken te mobiliseren en te integreren voor het oplossen van concrete problemen waarvan de tekens duidelijk zijn en waarvan de mogelijke oplossingen beperkt zijn

Handelen met enig initiatief in karakteristieke toestanden van een werk- of studiegebied waarin een belangrijk aantal voorspelbare factoren kunnen veranderen en volledige verantwoordelijkheid voor eigen werk opnemen.

5

Kennis, vaardigheden en algemene vaardigheden inzake gedragingen van een specifiek werk- of een studiegebied om informatie te analyseren, aan te vullen of te articuleren op basis van de kennis/methoden/praktijken van zijn deskundigheid teneinde ze te reorganiseren en aangepaste oplossingen te vinden in het kader van het oplossen van abstracte problemen waarvan de tekens niet duidelijk zijn en waarvan de mogelijke oplossingen gevarieerd zijn.

Handelen met een ruime mate van initiatief in karakteristieke toestanden van een werk- of studiegebied waarin de veranderingen onvoorspelbaar zijn en volledige verantwoordelijkheid voor eigen werk opnemen.

6

Kennis, vaardigheden en algemene vaardigheden inzake gedragingen van een specifiek werk- of een studiegebied om te getuigen van het begrijpen en het kritisch gebruiken van de kennis/methoden/praktijken van zijn deskundigheid alsook van de verschillende dimensies en vereisten van de toestand om relevante (of nieuwe) oplossingen te formuleren en/of uit te voeren in het kader van het oplossen van complexe problemen of toestanden

Volledig autonoom handelen en verantwoordelijkheid op zich nemen in karakteristieke toestanden van een werk- of studiegebied waarin de veranderingen onvoorspelbaar zijn

7

Kennis, vaardigheden en hoog gespecialiseerde vaardigheden inzake gedragingen van een specifiek werk- of een studiegebied om te getuigen van een beheer en een kritische beoordeling in verband met de kennis/methoden/praktijken van zijn deskundigheid en andere deskundigheden om innoverende oplossingen te formuleren en/ of uit te voeren in het kader van de ontwikkeling van kennis, projecten (of proceduren)

Volledig autonoom handelen en verantwoordelijkheid op zich nemen in nieuwe toestanden van een werk- of studiegebied of tussen verschillende gebieden.

8

Kennis, vaardigheden en hoog gespecialiseerde vaardigheden inzake gedragingen van een specifiek werk- of een studiegebied of van verschillende gebieden om te kunnen getuigen van een erkende deskundigheid in verband met de kennis/methoden/praktijken van zijn deskundigheid en van andere deskundigheden om op gewoonlijke en significante wijze de bestaande kennis (en proceduren) uit te breiden en opnieuw te definiëren in het kader van het onderzoek en/of de innovatie

Volledig autonoom handelen en verantwoordelijkheid op zich nemen in geavanceerde toestanden van een werk- of studiegebied of tussen verschillende gebieden.

BIJLAGE 2 GEMEENSCHAPPELIJKE BEGINSELEN BETREFFENDE HET BEHEER VAN DE KWALITEIT IN HET FRANSTALIG KWALIFICATIEKADER Beginsel 1 : Het beheer van de kwaliteit vormt de basis van alle niveaus van het ........... Gelet op de verscheidenheid van de opvoedings-, opleidings- en valideringsoperatoren, in het bijzonder wat betreft hun structuren, hun opdrachten en hun begunstigden, coëxisteren kwaliteitsbeheersystemen binnen het .....kwalificatiekader.

Beginsel 2 : Het beheer van de kwaliteit maakt integraal deel uit van de opdrachten van de opvoedings-, opleidings- en valideringsinstellingen of -operatoren. Het beheer van de kwaliteit valt onder de verantwoordelijkheid van de eenheden die de onderwijsprogramma's, de opleidings- of valideringsreferentiëlen uitvoeren en die de leerresultaten beoordelen.

Beginsel 3 : Het beheer van de kwaliteit moet een regelmatige evaluatie van de opvoedings-, opleidings- en valideringsinstellingen of -operatoren, hun programma's of hun kwaliteitsbeheersystemen door externe controle-instanties of -agentschappen omvatten.

Beginsel 4 : Deze controle-instanties of -agentschappen moeten ook door derde organismen regelmatig worden gecontroleerd.

Beginsel 5 : Het beheer van de kwaliteit omvat met name de context, input, proces en output omvatten en tegelijk de nadruk leggen op output en leerresultaten.

Beginsel 6 : Kwaliteitsbeheersystemen moeten de volgende elementen omvatten : - modaliteiten voor de concrete uitvoering, met inbegrip van de betrokkenheid van de belanghebbenden; - geschikte middelen; - consequente evaluatiemethoden, die zowel zelfbeoordeling als externe beoordeling omvatten; - feedbackmechanismen en procedures voor verbeteringen; - evaluatieresultaten die toegankelijk zijn voor een ruim publiek.

Elke opvoedings-, opleidings- en valideringsinstelling of -operator voert een kwaliteitsbeheersysteem in dat de hierboven vermelde punt volgens zijn specificiteiten omvat en dat deelneemt aan een aanpak gegrond op de leerresultaten.

De op de leerresultaten gegronde aanpak omvat : - de beschrijving van de leerresultaten; - de modaliteiten voor de evaluatie van de leerresultaten; - de modaliteiten voor de kwalificatie van de leerresultaten.

Beginsel 7 : Het beheer van de kwaliteit moet een samenwerkingsproces zijn waarbij alle belanghebbenden voor elk niveau en opvoedings-, opleidings- en valideringssyteem betrokken worden.

Beginsel 8 : De initiatieven betreffende het beheer van de kwaliteit worden op het niveau van het ...kwalificatiekader gecoördineerd met inachtneming van de Europese beginselen inzake de kwaliteit voor de opvoeding, de opleiding en de validering.

Beginsel 9 : Kwaliteitsbeheersrichtsnoeren op Europees en internationaal niveau kunnen als referentie dienen voor de ontwikkeling van de kwaliteitsbeheersystemen op het niveau van het ... kwalificatiekader.

^