Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 december 2003
gepubliceerd op 31 december 2003

Koninklijk besluit tot bepaling van de nadere regels voor de financiering van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van maximumprijzen voor de levering van aardgas aan residentiële beschermde klanten

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2003011615
pub.
31/12/2003
prom.
22/12/2003
ELI
eli/besluit/2003/12/22/2003011615/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 DECEMBER 2003. - Koninklijk besluit tot bepaling van de nadere regels voor de financiering van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van maximumprijzen voor de levering van aardgas aan residentiële beschermde klanten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, inzonderheid op artikel 15/10, § 2, vervangen door de wet van 20 maart 2003;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 april 2003 en 16 december 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 19 december 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het passend is sociale voorwaarden te garanderen, inzonderheid op het vlak van de tarieven, rekening houdende met het feit dat energie een goed van eerste levensbehoefte is geworden, onontbeerlijk voor de menselijke waardigheid;

Overwegende dat de wetgever bij de wet van 20 maart 2003 de duurzaamheid van de sociale tarieven van toepassing op residentiële beschermde klanten met een bescheiden inkomen of in een kwetsbare situatie heeft wensen te waarborgen door de continuïteit van de sociale voordelen toegekend aan deze categorieën klanten te verzekeren in de aardgasmarkt;

Op de voordracht van Onze Minister van Energie, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. De definities vervat in artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, hierna « de wet » genoemd, zijn van toepassing op dit besluit. § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder « residentiële beschermde klanten », eindafnemers van aardgas die aan de voorwaarden van toekenning van de sociale tarieven vastgesteld door het ministerieel besluit van 12 december 2001 houdende vaststelling van de maximumprijzen voor de levering van aardgas of door het ministerieel besluit van 15 mei 2003 tot vaststelling van maximumprijzen voor de levering van aardgas aan de residentiële beschermde klanten met een laag inkomen of in een kwetsbare situatie, voldoen.

Art. 2.Een fonds, genaamd hierna « fonds ten gunste van de residentiële beschermde klanten » beheerd door de Commissie wordt opgericht ter financiering van de reële nettokost die resulteert uit de toepassing van maximumprijzen voor de levering van aardgas, vastgesteld krachtens artikel 15/10, § 2, eerste lid, van de wet en uit de toepassing van de sociale tarieven vastgesteld door het ministerieel besluit van 12 december 2001 houdende vaststelling van de maximum-prijzen voor de levering van aardgas. Dit fonds wordt gefinancierd door een toeslag die wordt vastgelegd in overeenstemming met artikel 15/10, § 2, derde lid, van de wet. Zij wordt hierna « toeslag beschermde klanten » genoemd.

Art. 3.De toeslag beschermde klanten wordt geïnd door de leveringsondernemingen die hem kunnen doorrekenen aan hun klanten.

Daartoe factureren de leveringsondernemingen die toeslag aan hun klanten. Indien de klanten van de leveringsondernemingen de geleverde hoeveelheid niet zelf verbruiken, kunnen deze klanten de toeslag doorfactureren aan hun eigen klanten, die de toeslag op hun beurt kunnen factureren aan hun klanten totdat de toeslag uiteindelijk gefactureerd wordt aan degene die de energie-eenheden voor eigen gebruik verbruikt heeft. De toeslag is verschuldigd door elke natuurlijke of rechtspersoon gevestigd op het Belgische grondgebied die voor eigen gebruik aardgas, waarvan de hoeveelheid in energie-eenheden (kWh) wordt uitgedrukt, heeft verbruikt.

Art. 4.§ 1. Op basis van een raming opgesteld door de Commissie, stelt de Koning ten laatste op 1 december van het jaar voorafgaand aan het te financieren boekjaar het jaarlijkse bedrag vast dat nodig is voor de financiering van het fonds ten gunste van de residentiële beschermde klanten. Deze globale raming is het resultaat van gedeeltelijke ramingen opgesteld per categorie van residentiële beschermde klanten overeenkomstig de volgende formule : Totaal van de punten 1 en 2 hieronder : 1. verschil tussen : - de prijs van toepassing op de aardgasmarkt voor de categorie van verbruikers waarvan de afnamekarakteristieken gelijk zijn aan deze van de betrokken residentiële beschermde klanten en - de overeenkomstige maximumprijzen vastgesteld in toepassing van artikel 15/10, § 2, eerste lid, van de wet of de overeenkomstige sociale tarieven vastgesteld door het ministerieel besluit van 12 december 2001 houdende vaststelling van de maximumprijzen voor de levering van aardgas X - het aantal residentiële beschermde klanten die van die maximumprijzen genieten op het Belgische grondgebied X - het gemiddelde jaarlijkse verbruik van de betrokken categorie residentiële beschermde klanten.2. raming van de administratieve kosten verbonden aan de automatisering van de toekenning van sociale tarieven voor aardgas, aan de opvolging ervan en aan de controle van deze regeling door de Commissie. Deze raming is opgesteld rekening houdende met een redelijke foutenmarge die een adequate spijzing van het fonds ten gunste van de residentiële beschermende klanten toelaat en gebaseerd is op de meest recente statistische gegevens. § 2. Voor het jaar 2004 wordt het bedrag, voorzien in § 1, vastgesteld op 6,64 miljoen euro.

Twee jaar na de opstelling van de vooruitzichten wordt een jaarlijkse regularisering van de rekeningen doorgevoerd die rekening houdt met het verschil tussen de vooruitzichten en de werkelijkheid.

Art. 5.De toeslag beschermde klanten wordt geïnd door de leveringsondernemingen. Deze toeslag, door de Commissie berekend, wordt op elke naar een eindafnemer in België vervoerde energie-eenheid geheven. Zij is gelijk aan een breuk waarvan de teller overeenstemt met het bedrag vastgesteld door de Koning in toepassing van artikel 4, en waarvan de noemer gelijk is aan de totale hoeveelheid energie-eenheden, uitgedrukt in kWh, die geleverd werden door de leveringsondernemingen en in België verbruikt werden, in het jaar t-2 voorafgaand aan het te financieren boekjaar t. Het jaar t-2 staat voor het tweede jaar voorafgaand aan het te financieren boekjaar.

Art. 6.§ 1. De leveringsondernemingen storten één vierde van het bedrag vastgesteld in toepassing van artikel 4 voor de leveringen die de betrokken houder betreffen, uiterlijk op 31 maart, 30 juni, 30 september en 31 december van elk jaar, op de bankrekening van de Commissie, na kennisgeving door deze laatste een maand vooraf. § 2. Tijdens de eerste zeven maanden van het jaar volgend op het jaar waarop de geïnde toeslag beschermde klanten betrekking heeft, overhandigen de leveringsondernemingen aan de Commissie het door hun revisoren gecertificeerde overzicht van de opbrengst van de toeslag die zou moeten geïnd zijn.

Indien de, door de revisor van de leveringsonderneming gecertificeerde, opbrengst die zou moeten geïnd zijn groter is dan de som van de vier driemaandelijkse betalingen bedoeld in § 1, wordt het overschot door de betrokken leveringsonderneming uiterlijk op 30 september van het jaar dat volgt op het jaar gedurende hetwelk de driemaandelijkse betalingen werden uitgevoerd op de bankrekening van de Commissie gestort. Indien de, door de revisor bij de leveringsonderneming gecertificeerde, opbrengst die zou moeten geïnd zijn lager is dan de som van de vier driemaandelijkse betalingen bedoeld in § 1, betaalt de Commissie aan de leveringsonderneming het overschot terug uiterlijk op 30 september van het jaar dat volgt op het jaar gedurende hetwelk de driemaandelijkse betalingen werden uitgevoerd.

Art. 7.De Commissie kan de Administratie van het kadaster, registratie en domeinen belasten met het innen van de schuldvorderingen waarvan de betaling niet werd uitgevoerd.

Het fonds ten gunste van de residentiële beschermde klanten bedoeld in artikel 2 wordt beheerd door de Commissie op objectieve, transparante en niet discriminerende wijze. Voor dit fonds opent de Commissie afzonderlijke bankrekeningen.

Art. 8.Het fonds ten gunste van de residentiële beschermde klanten wordt door de Commissie aangewend voor de terugbetaling aan de betrokken leveringondernemingen van de reële nettokost die resulteert uit de toepassing van maximumprijzen voor de levering van aardgas aan residentiële beschermde klanten, volgens de tussenkomstregels voor het ten laste nemen ervan vastgesteld door het koninklijk besluit genomen in toepassing van artikel 15/10, § 2, vierde lid, eerste zin, van de wet.

Indien het bedrag dat in het fonds ten gunste van de residentiële beschermde klanten beschikbaar is onvoldoende blijkt te zijn om alle tussenkomsten te dekken waarop leveringsondernemingen recht hebben krachtens het koninklijk besluit genomen in toepassing van artikel 15/10, § 2, vierde lid, eerste zin, van de wet, wordt het te financieren saldo toegevoegd aan het bedrag bepaald in toepassing van artikel 4 voor het volgende jaar en de betaling van de tussenkomsten wordt uitgesteld totdat het fonds opnieuw voldoende gespijsd wordt.

Indien het bedrag dat beschikbaar is in het fonds ten gunste van de residentiële beschermde klanten een overschot vertoont ten opzichte van het totaal van de tussenkomsten waarop de leverings-ondernemingen recht hebben krachtens het koninklijk besluit genomen in toepassing van artikel 15/10, § 2, vierde lid, eerste zin, van de wet, zal het overschot afgetrokken worden van het bedrag vastgesteld in toepassing van artikel 4 voor het volgende jaar.

Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004.

Art. 10.Onze Minister van Energie is belast met de uitvoering van dit besluit Gegeven te Brussel, 22 december 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Energie, Mevr. F. MOERMAN

^