Etaamb.openjustice.be
Verslag
gepubliceerd op 02 juli 1997

Verslag over de werking van de Centrale voor Kredieten aan particulieren Jaar 1996 1.(...) 1.1. Inhoud van het gegevensbestand Eind 1996 waren in het gegevensbestand van de Centrale circa(...)

bron
ministerie van economische zaken
numac
1997011227
pub.
02/07/1997
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN


Verslag over de werking van de Centrale voor Kredieten aan particulieren Jaar 1996 (Opgesteld door de Nationale Bank van België overeenkomstig de bepalingen van artikel 71, paragraaf 3 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet) 1. Overzicht van de geregistreerde inlichtingen 1.1. Inhoud van het gegevensbestand Eind 1996 waren in het gegevensbestand van de Centrale circa 449 000 contracten en 360 000 personen geregistreerd.

Van het totaal aantal geregistreerde contracten is ongeveer 21 pct. "geregulariseerd", d.w.z. dat het achterstallige bedrag (niet-opeisbaar gestelde contracten) of het eisbaar bedrag (opeisbaar gestelde contracten) volledig werd aangezuiverd. Alle inlichtingen betreffende die geregulariseerde contracten blijven in het gegevensbestand opgenomen zolang de reglementair vastgestelde bewaartermijnen niet zijn verstreken (één jaar na volledige terugbetaling van het achterstallige bedrag voor niet-opeisbaar gestelde contracten of twee jaar na het tenietgaan van de schuld voor opeisbaar gestelde contracten).

Ingedeeld naar de onderscheiden kredietvormen kunnen de inlichtingen betreffende het aantal geregistreerde contracten, het aantal niet-geregulariseerde contracten en het achterstallige bedrag als volgt worden weergegeven : Het totale achterstallige bedrag van de geregistreerde contracten die niet werden geregulariseerd, beliep eind 1996 53,4 miljard frank of gemiddeld nagenoeg 151 000 frank per contract. Circa 63 pct. van de niet-geregulariseerde contracten betreft kredieten die aan de Centrale als « onmiddellijk opeisbaar » werden gemeld. 1.2. Evolutie van het aantal geregistreerde contracten en personen De evolutie van het aantal geregistreerde contracten en personen (toestand einde jaar) kan als volgt worden samengevat : Het aantal geregistreerde contracten steeg tussen eind 1995 en 1996 met 18 711 eenheden of 4,35 pct. En het aantal geregistreerde personen met 7 387 eenheden of 2,10 pct. Het aantal personen voor wie meer dan één contract werd gemeld beliep eind 1996 127 598 of circa 35,5 pct. van het totaal aantal geregistreerde personen (tegen 35,1 pct. eind 1995 en 34,3 pct. eind 1994). De gedetailleerde uitsplitsing van het aantal personen volgens het aantal contracten waarvoor ze werden geregistreerd, wordt weergegeven in onderstaande tabel.

Voor het aantal personen eind 1996 geregistreerd voor meer dan één contract, nl. 127 598, wordt vastgesteld dat in meer dan 80 pct. van de gevallen die contracten werden afgesloten bij verschillende krediet-gevers.

Wat de evolutie van het aantal geregistreerde contracten betreft, wordt in de hiernavolgende tabel de netto-aangroei bepaald als de resultante van het aantal nieuwe registraties enerzijds en het aantal schrappingen anderzijds.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bij het beschouwen van de evolutie van de netto-aangroei inzake geregistreerde contracten dient voor wat de jaren 1993 en 1994 betreft rekening te worden gehouden met een aantal wijzigingen op wettelijk vlak, meer bepaald de integratie in het gegevensbestand van wanbetalingen inzake kredietopeningen, financieringshuur en hypothecaire kredieten.

De lagere netto-aangroei van het aantal geregistreerde contracten gedurende de laatste twee jaren in vergelijking met de voorgaande jaren wordt gedeeltelijk beïnvloed door het aantal schrappingen. Het initiatief van de Centrale, gestart in 1995, om bijkomende specifieke controles uit te voeren, werd afgelopen jaar verdergezet. Samen met de door de bevoegde contrôle-instanties ondernomen acties bij de deelnemers heeft dat in 1996 geleid tot het melden van een beduidend aantal schrappingen. Die schrappingen hadden onder meer betrekking op enerzijds contracten waarvan de debetstand na een vereffening, faling of overname van de initiële kredietverlener onvoldoende werd opgevolgd en anderzijds contracten waarvoor de regularisatieprincipes door sommige deelnemers verkeerd werden geïnterpreteerd. 1.3. Evolutie van het aantal bijwerkingen De Centrale verwerkte in 1996 nagenoeg 1 500 000 van deelnemers ontvangen bijwerkingen, tegenover circa 1 380 000 het jaar voordien.

Van dit aantal heeft ongeveer 8 pct. betrekking op eerste meldingen en 92 pct. op evoluties van de debetstand (met inbegrip van regularisaties), hetgeen het uitgesproken dynamisch karakter van de Centrale beklemtoont. Uit een nadere analyse van de eerste meldingen betreffende contracten op afbetaling, kon worden opgemaakt dat voor 1996 de meeste van die meldingen gesitueerd moeten worden tussen de zesde en de achttiende maand na de eerste contractuele vervaldag. Uit het statistische onderzoek kon verder worden afgeleid dat voor de contracten die in de loop van 1996 werden geregulariseerd, die regularisaties in ongeveer de helft van de gevallen gebeurden binnen het jaar na de eerste melding. 2. Overzicht van het aantal raadplegingen Vóór het afsluiten of wijzigen van een krediet dat onder het toepassingsveld van de wet op het consumentenkrediet valt, hebben de deelnemers (instellingen en personen, erkend door het Ministerie van Economische Zaken) de wettelijke verplichting het gegevensbestand van de Centrale te raadplegen, terwijl bij het toekennen van een hypothecair krediet de raadpleging facultatief is.De evolutie van het aantal raadplegingen en van het percentage « affirmatieve » antwoorden (antwoorden waarbij de persoon waarover geraadpleegd wordt, geregistreerd is) wordt in onderstaande tabel weergegeven.

Uitgedrukt als gemiddelde per werkdag bedroeg het aantal raadplegingen in 1996 ongeveer 12 360. De quasi-totaliteit (ca. 99 pct.) van die raadplegingen wordt « on line » verricht. Het gegevensbestand van de Centrale is, langs het telecommunicatienetwerk, voor raadpleging toegankelijk op werkdagen van 8 tot 20 uur, alsook op zaterdagen en « bank-holidays » van 9 tot 17 uur.

Wanneer de cijfergegevens inzake het aantal raadplegingen op maandbasis worden beschouwd, kan worden vastgesteld dat het raadplegingsvolume stelselmatig hoger is tijdens het eerste kwartaal (14,8 pct. boven het gemiddelde niveau van de kwartalen) hetgeen hoofdzakelijk kan verklaard worden door de grotere vraag naar financieringen inzake personenwagens en huisvesting. Tijdens de jaren waarin een « Autosalon » wordt georganiseerd is die vaststelling nog meer uitgesproken. Daarentegen ligt het raadplegingsniveau in het tweede halfjaar voornamelijk lager in de vakantiemaanden en in december.

In de loop van 1996 werd op vraag van de deelnemers een nieuwe raadplegingswijze ingevoerd nl. gegroepeerde raadplegingen via magnetische informatiedrager in het kader van de periodieke hernieuwing van betaal- en kredietkaarten. Er werden ongeveer 80 000 onder-vragingen in die context verwerkt. 3. Ontvangsten en werkingskosten van de Centrale De evolutie van ontvangsten en werkingskosten van de Centrale kan voor de laatste vier jaar als volgt worden samengevat : De ontvangsten bereikten eind 1996 eenzelfde niveau als het jaar voordien;die evolutie is de resultante van enerzijds een stijging van de ontvangsten ingevolge een verhoging van het raadplegingsniveau en anderzijds een daling van de ontvangsten in het laatste trimester ingevolge de op 1 oktober 1996 doorgevoerde verlaging van de raadplegingstarieven (van 25 tot 18 frank voor de « on line »-raadpleging en van 80 tot 70 frank voor de schriftelijke raadpleging).

De totale kosten van de Centrale verminderden niettegenstaande een stijging van zowel het bijwerkings- als het raadplegingsniveau van 58,7 tot 52,8 miljoen frank. Die vermindering wordt hoofdzakelijk verklaard door een verdere daling van de informatica-kosten.

Het resultaat over het boekjaar 1996 vertoonde een positief saldo van 23,8 miljoen frank, dat grotendeels werd opgebouwd tijdens de eerste negen maanden (vóór de tariefverlaging). Tijdens het laatste trimester bereikte de financiële rekening nagenoeg een « break even »-punt.

Het resultaat betreffende het voorbije jaar kan beschouwd worden als een reserve voor enerzijds de aanpassingen in verband met de invoering van de euro en anderzijds de eventuele aanpassingen die zouden voortvloeien uit wetsvoorstellen in verband met de collectieve schuldenregeling en andere aanpassingen aan het wettelijk kader, zoals hierna beschreven in punt 5. 4. Inzage- en rectificatierecht De geregistreerde persoon wordt, overeenkomstig de wettelijke bepalingen, ambtshalve en schriftelijk door de Bank op de hoogte gesteld wanneer hij voor de eerste maal in de Centrale wordt opgenomen.Tijdens het verslagjaar werden in die context gemiddeld ongeveer 300 kennisgevingen per werkdag verstuurd.

Voor wat betreft het inzagerecht waarover elke persoon beschikt, wordt vastgesteld dat het aantal schriftelijke aanvragen om inlichtingen gemiddeld, zoals het voorgaande jaar, ongeveer 34 per dag beliep, terwijl het aantal vragen om inlichtingen in de vestigingen van de Bank steeg tot nagenoeg 100 per dag (tegen gemiddeld 95 in 1995). In geval van betwisting van de gegevens die op zijn naam werden geregistreerd, kan de betrokkene een beroep doen op de diensten van de Centrale die met de kredietverstrekker die de mededeling heeft verricht, in contact zal treden voor een aanvullend onderzoek van het dossier. Desgevallend wordt het bestaan van een betwisting in het gegevensbestand opgetekend en bij eventuele raadpleging medegedeeld aan de kredietverstrekkers. 5. Ontwikkelingen in het wettelijk kader Rekening houdend met de adviezen van de Raad voor het Verbruik werden, in overleg met de vertegenwoordigers van de kredietsector, het Ministerie van Economische Zaken en de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, een aantal aanpassingen in verband met de werking van de Centrale besproken;die aanpassingen hebben onder meer betrekking op de invoering van een minimaal achterstallig bedrag bij de eerste melding van een kredietovereenkomst, de toepassing van bijkomende controleprocedures inzake de te melden identificatiegegevens en de uniformisering van de bewaartermijnen betreffende de geregulariseerde kredietovereenkomsten. In het kader van een eventuele uitbreiding van het gegevensbestand tot een « positief » registratiesysteem werden de praktische en technische aspecten van een dergelijk systeem onderzocht. Om de extra werkingskosten zo laag mogelijk te houden, werd daarbij het accent gelegd op eenvoudige mededelings- en bijwerkingsprocedures. 6. Overleg met de deelnemers Traditioneel wordt jaarlijks een overlegvergadering georganiseerd met de deelnemers (belangrijkste kredietinstellingen, representatieve beroepsverenigingen, controleorganen), hetgeen aan de Centrale de mogelijkheid biedt voorstellen in te winnen betreffende de praktische werking van de Centrale. Tevens werden reeds een aantal voorbereidingen getroffen met het oog op de raadpleging van de deelnemers in verband met de invoering van de euro en meer bepaald de gevolgen ervan op de informaticatoepassing.

Tenslotte werd, op vraag van de Nederlandse Centrale, met name de Stichting « Bureau Krediet Registratie » - afgekort BKR - en na advies te hebben ingewonnen van de deelnemers, gestart met het onderzoek van de mogelijkheden om op termijn te komen tot een gegevensuitwisseling op basis van reciprociteit. Die uitwisseling is vooral belangrijk in het grensgebied waar ingezetenen van het ene land een krediet aanvragen in het andere land en de kredietverstrekker enkel over inlichtingen inzake kredietrisico's beschikt afkomstig van het registratiesysteem in zijn eigen land.

^