Etaamb.openjustice.be
Wet van 01 december 2016
gepubliceerd op 08 december 2016

Wet houdende fiscale bepalingen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2016003418
pub.
08/12/2016
prom.
01/12/2016
ELI
eli/wet/2016/12/01/2016003418/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

1 DECEMBER 2016. - Wet houdende fiscale bepalingen (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Omzetting van wijzigingsrichtlijnen van de moeder-dochterrichtlijn

Art. 2.Dit hoofdstuk voorziet in de omzetting van Richtlijn 2014/86/EU van de Raad van 8 juli 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/96/EU betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochteronder-nemingen uit verschillende lidstaten en van Richtlijn 2015/121/EU van de Raad van 27 januari 2015 tot wijziging van Richtlijn 2011/96/EU betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten.

Art. 3.In artikel 203 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 augustus 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/08/2016 pub. 11/08/2016 numac 2016003273 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende dringende fiscale bepalingen sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1, wordt het eerste lid aangevuld met een bepaling onder 6° en een bepaling onder 7°, luidende : "6° een vennootschap in de mate dat die deze inkomsten in aftrek heeft genomen of kan nemen van haar winst; 7° een vennootschap die inkomsten uitkeert die verbonden zijn met een rechtshandeling of een geheel van rechtshandelingen waarvan de administratie, rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden, heeft aangetoond, tenzij bewijs van het tegendeel, dat deze handeling of dit geheel van handelingen kunstmatig is en is opgezet met als hoofddoel of een van de hoofddoelen de aftrek op de in artikel 202, § 1, 1° en 2°, bedoelde inkomsten, de in artikel 266, eerste lid, bedoelde verzaking op deze inkomsten of één van de voordelen van Richtlijn 2011/96/EU in een andere lidstaat van de Europese Unie te verkrijgen."; b) paragraaf 2, wordt aangevuld met een lid, luidende : "Voor de toepassing van paragraaf 1, eerste lid, 7°, wordt een rechtshandeling of een geheel van rechtshandelingen als kunstmatig beschouwd voor zover zij niet is opgezet op grond van geldige zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen.".

Art. 4.Artikel 266 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 december 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/12/2015 pub. 28/12/2015 numac 2015003486 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende fiscale en diverse bepalingen sluiten, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De in het eerste lid bedoelde verzaking van de inning van de roerende voorheffing kan geen uitwerking hebben op dividenden die verbonden zijn met een rechtshandeling of een geheel van rechtshandelingen waarvan de administratie, rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden, heeft aangetoond, tenzij bewijs van het tegendeel, dat deze handeling of dit geheel van handelingen kunstmatig is en is opgezet met als hoofddoel of een van de hoofddoelen de aftrek op de in artikel 202, § 1, 1° en 2°, bedoelde inkomsten, de in het eerste lid bedoelde verzaking op deze inkomsten of één van de voordelen van Richtlijn 2011/96/EU in een andere lidstaat van de Europese Unie te verkrijgen. Een rechtshandeling of een geheel van rechtshandelingen wordt als kunstmatig beschouwd voor zover zij niet is opgezet op grond van geldige zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen.".

Art. 5.Artikel 3 is van toepassing op de inkomsten die zijn verleend of toegekend vanaf 1 januari 2016.

In afwijking van het vorige lid is artikel 3 niet van toepassing op de inkomsten die zijn verleend of toegekend in de loop van een belastbaar tijdperk dat werd afgesloten voor de eerste dag van de maand na die waarin deze wet in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Artikel 4 is van toepassing op de inkomsten die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf de eerste dag van de maand na die waarin ze in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. HOOFDSTUK 3. - Invoering van de keuze tussen de onmiddellijke betaling of de gespreide betaling van de exitheffing inzake inkomstenbelastingen

Art. 6.Dit hoofdstuk voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt.

Art. 7.In artikel 218, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vernummerd bij de wet van 24 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002003520 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken type wet prom. 24/12/2002 pub. 22/09/2003 numac 2003015146 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Avenant, gedaan te Madrid op 22 juni 2000, tot wijziging van de overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Spanje tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en van het Protocol, ondertekend te Brussel op 14 juni 1995 (2) sluiten en gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, worden de woorden ", met uitsluiting van het in artikel 413/1, § 1, beoogd gedeelte van de belasting," ingevoegd tussen de woorden "artikel 219ter" en de woorden "worden eventueel vermeerderd".

Art. 8.In titel VII, hoofdstuk VIII, afdeling IV, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 413/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 413/1.§ 1. De in paragraaf 2 beoogde keuze tussen de onmiddellijke betaling en de gespreide betaling is enkel van toepassing op het resterend verschuldigd gedeelte van de inkomstenbelastingen gevestigd op basis van de volgende inkomsten : 1° de in artikel 28, eerste lid, 1°, en artikel 228, § 2, 5°, bedoelde stopzettingsmeerwaarden, voor zover aan de voorwaarden van artikel 46, § 1, eerste lid, 2°, en tweede lid, wordt voldaan en voor zover de ingebrachte goederen aangewend blijven op de maatschappelijke zetel van een intra-Europese vennootschap of binnen een buitenlandse inrichting van een intra-Europese vennootschap gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte waarmee België een van toepassing zijnde overeenkomst heeft die in wederzijdse invorderingsbijstand voorziet;2° het gedeelte van het maatschappelijk vermogen dat als uitgekeerd dividend wordt aangemerkt ten gevolge van de overdracht als bedoeld in artikel 210, § 1, 4°, van de maatschappelijke zetel, de voornaamste inrichting of de zetel van bestuur of beheer naar een andere lidstaat van de Europese Unie of naar een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte waarmee België een van toepassing zijnde overeenkomst heeft die in wederzijdse bijstand voor de invordering voorziet en in de mate dat dit dividend voortvloeit uit de meerwaarden op de ten gevolge van de verrichting overgedragen bestanddelen, die aangewend worden en behouden blijven op de maatschappelijke zetel, de voornaamste inrichting of de zetel van bestuur of beheer van de vennootschap of binnen een buitenlandse inrichting die gevestigd is in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte waarmee België een van toepassing zijnde overeenkomst heeft die in wederzijdse invorderingsbijstand voorziet;3° het gedeelte van het maatschappelijk vermogen dat als uitgekeerd dividend wordt aangemerkt ten gevolge van een fusie, een splitsing, een met fusie door overneming gelijkgestelde verrichting of een met een splitsing gelijkgestelde verrichting, en waarop de bepalingen van artikel 211 van toepassing zijn en in de mate dat dit dividend voortvloeit uit de meerwaarden op de ten gevolge van de verrichting verkregen bestanddelen, die aangewend worden en behouden blijven op de maatschappelijke zetel van een vennootschap of binnen een buitenlandse inrichting die gevestigd zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte waarmee België een van toepassing zijnde overeenkomst heeft die in wederzijdse invorderingsbijstand voorziet;4° de in artikel 228, § 2, 3°, bedoelde meerwaarde die wordt vastgesteld of verwezenlijkt naar aanleiding van een verrichting bedoeld in de inleidende zin van artikel 231, § 2, eerste lid, door een in artikel 229 bedoelde Belgische inrichting, in de mate dat het een meerwaarde betreft op de ten gevolge van de verrichting verkregen bestanddelen, die aangewend worden en behouden blijven op de maatschappelijke zetel van een vennootschap of een buitenlandse inrichting van deze vennootschap die gevestigd zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte waarmee België een van toepassing zijnde overeenkomst heeft die in wederzijdse invorderingsbijstand voorziet;5° de in artikel 228, § 2, 3° bis, bedoelde meerwaarde die wordt verwezenlijkt door een in artikel 229 bedoelde Belgische inrichting en wordt vastgesteld naar aanleiding van de onttrekking van bestanddelen ten voordele van de maatschappelijke zetel van een vennootschap of een buitenlandse inrichting van deze vennootschap die gevestigd zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte waarmee België een van toepassing zijnde overeenkomst heeft die in wederzijdse invorderingsbijstand voorziet. Voor de toepassing van het eerste lid wordt het resterend verschuldigd gedeelte van de inkomstenbelastingen als volgt bepaald : - in hoofde van de in artikel 3 bedoelde belastingplichtigen, het bedrag dat nog verschuldigd is na toepassing van de in artikel 444 bedoelde belastingverhogingen en de in artikel 466 bedoelde aanvullende belastingen en na verrekening van de in artikelen 175 tot 177 bedoelde bonificatie, de in de artikelen 157 tot 168 en 175 tot 177 bedoelde voorafbetalingen, het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting, de roerende voorheffing, de bedrijfsvoorheffing, de belastingkredieten als bedoeld in de artikelen 134, § 3, 289bis, 289ter en 289ter/1, en de gewestelijke belastingkredieten, vermenigvuldigd met de verhouding tussen, enerzijds, de belasting Staat op de in het eerste lid, 1°, bedoelde inkomsten en, anderzijds, de som van de belasting Staat en de belasting op de in de artikelen 17, § 1, 1° tot 3°, en 90, eerste lid, 6°, 9° en 13°, bedoelde inkomsten en op de meerwaarden op roerende waarden en titels die op grond van artikel 90, eerste lid, 1°, belastbaar zijn. In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt het nog verschuldigde bedrag en de hiervoor bedoelde verhouding voor de beide echtgenoten samen bepaald; - in hoofde van de in artikel 179 bedoelde belastingplichtigen, het bedrag dat nog verschuldigd is, na toepassing van de in artikel 444 bedoelde belastingverhogingen en na verrekening van de in de artikelen 276 tot 289 en 289quater tot 295 bedoelde voorafbetalingen, voorheffingen en andere elementen, dat overeenstemt met het gedeelte van de overeenkomstig artikelen 215, 216 en 218 berekende belastingen naar verhouding tot het evenredige aandeel van de in het eerste lid, 1°, 2° en 3°, bedoelde inkomsten ten opzichte van het geheel van de in de artikelen 215 en 216 bedoelde inkomsten; - in hoofde van de in artikel 227, 1°, bedoelde belastingplichtigen, het bedrag dat nog verschuldigd is na toepassing van de in artikel 444 bedoelde belastingverhogingen en de in 245 bedoelde opcentiemen en na verrekening van de in artikelen 175 tot 177 bedoelde bonificatie, de in de artikelen 157 tot 168 en 175 tot 177 bedoelde voorafbetalingen, het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting, de roerende voorheffing, de bedrijfsvoorheffing, de belastingkredieten als bedoeld in de artikelen 134, § 3, 289bis, 289ter en 289ter/1, en, desgevallend, de gewestelijke belastingkredieten, vermenigvuldigd met de verhouding tussen, enerzijds, de overeenkomstig de artikelen 130 tot 144 en 171 berekende belasting op de in het eerste lid, 1°, bedoelde inkomsten en, anderzijds, de overeenkomstig diezelfde artikelen berekende belasting op alle overeenkomstig de artikelen 232, eerste lid, 2°, en 248, § 2 en § 3, aan de belasting onderworpen inkomsten. In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt het nog verschuldigde bedrag en de hiervoor bedoelde verhouding voor de beide echtgenoten samen bepaald; - in hoofde van de in artikel 227, 2°, bedoelde belastingplichtigen, het bedrag dat nog verschuldigd is, na toepassing van de in artikel 444 bedoelde belastingverhogingen en na verrekening van de in artikel 276 tot 289 en 289quater tot 296 bedoelde voorafbetalingen, voorheffingen en andere elementen, dat overeenstemt met het gedeelte van de overeenkomstig artikel 246, eerste lid, 1°, berekende belastingen naar verhouding tot het evenredige aandeel van de in het eerste lid, 4° en 5°, bedoelde inkomsten ten opzichte van het geheel van de in de artikelen 246, eerste lid, 1°, bedoelde inkomsten. § 2. Het resterend verschuldigd gedeelte van de inkomstenbelastingen gevestigd op de in paragraaf 1 beoogde inkomsten moet worden betaald binnen een termijn van twee maanden vanaf de toezending van het aanslagbiljet : 1° ofwel voor het volledige bedrag;2° ofwel voor één vijfde van dit bedrag, op uitdrukkelijk verzoek van de belastingschuldige binnen dezelfde termijn gericht aan de bevoegde ontvanger en door middel van het in paragraaf 4 beoogde formulier.Het saldo wordt voldaan in gelijke termijnen in de loop van de volgende vier jaren ten laatste op elke verjaardatum van de vervaldag van de eerste betaling. Het saldo van het gedeelte van de belasting kan op elk moment in één keer worden betaald.

Wanneer de belastingschuldige kiest voor de in het eerste lid bedoeld gespreide betaling, kan deze van geen enkele andere maatregel genieten die het uitstel van betalingen voor dit resterend verschuldigd gedeelte tot gevolg heeft. § 3. Het in paragraaf 2 bedoeld saldo van het resterend verschuldigd gedeelte van de belasting moet, ten laatste op de laatste dag van de maand volgend op die waarin een van de volgende gevallen zich voordoet, geheel worden betaald : 1° de overdracht van de maatschappelijke zetel, de voornaamste inrichting of de zetel van bestuur of beheer van de belastingplichtige naar een andere buitenlandse Staat dan een lidstaat van de Europese Unie of een lidstaat van de Europese Economische Ruimte waarmee België een van toepassing zijnde overeenkomst heeft die in wederzijdse invorderingsbijstand voorziet;2° de vervreemding van alle of een deel van de activa;3° de overdracht van alle of een deel van de activa naar een andere buitenlandse Staat dan een lidstaat van de Europese Unie of een lidstaat van de Europese Economische Ruimte waarmee België een van toepassing zijnde overeenkomst heeft die in wederzijdse invorderingsbijstand voorziet;4° de ontbinding van de vennootschap, met uitsluiting van de ontbinding zonder vereffening in het kader van een verrichting onder een buitenlands recht gelijkaardig aan een fusie, een aan een fusie gelijkgestelde verrichting of een splitsing als bedoeld in de artikelen 671 tot 677 van het Wetboek van vennootschappen, behalve indien de verrichting een in punt 3° bedoelde overdracht tot gevolg heeft;5° het overlijden van de in artikel 28, eerste lid, 1°, bedoelde verkrijger natuurlijke persoon;6° de overdracht van de woonplaats door de in artikel 28, eerste lid, 1°, bedoelde verkrijger natuurlijke persoon naar een andere buitenlandse Staat dan een lidstaat van de Europese Unie of een lidstaat van de Europese Economische Ruimte waarmee België een van toepassing zijnde overeenkomst heeft die in wederzijdse invorderingsbijstand voorziet;7° de opening van een insolventieprocedure tegen de verkrijger van de gespreide betaling;8° het niet respecteren van één van de vervaldagen van de in paragraaf 2, 2°, bedoelde gespreide betaling;9° het niet binnen de wettelijke termijnen toesturen van het in paragraaf 4 bedoelde ingevuld, gedagtekend, ondertekend en voor volledig en juist gewaarmerkt formulier;10° het niet stellen van een waarborg ter uitvoering van de overeenkomstig paragraaf 5 genomen beslissing van de adviseur-generaal van de administratie belast met de inning en de invordering van de inkomstenbelastingen. § 4. De belastingschuldige die kiest voor de gespreide betaling, stuurt jaarlijks ten laatste op de vervaldag van de betalingstermijn aan de bevoegde ontvanger een ingevuld, gedagtekend, ondertekend en voor volledig en juist gewaarmerkt formulier waaruit de inlichtingen blijken die betrekking hebben op de overgedragen activa waarop het resterend verschuldigd gedeelte van de inkomstenbelasting werd gevestigd, en waarvoor, overeenkomstig paragraaf 1, voor de gespreide betaling werd gekozen evenals op het zich voordoen van of de afwezigheid van oorzaken van verval.

De verzending van het in het eerste lid bedoelde formulier heeft van rechtswege tot gevolg dat afstand wordt gedaan van de op de verjaring verlopen termijn.

Wanneer hij het saldo van het resterend verschuldigd gedeelte van de belasting in één keer betaalt, stuurt de belastingschuldige een laatste formulier. § 5. De adviseur-generaal van de administratie belast met de inning en de invordering van de inkomstenbelastingen kan op elk moment, bij gemotiveerde beslissing, en dit op basis van het werkelijke risico van niet-invordering, de in paragraaf 2, 2°, bedoelde keuze voor gespreide betaling afhankelijk stellen van een zakelijke zekerheid of een persoonlijke borgstelling.

Binnen de maand na de kennisgeving van de in het eerste lid bedoelde beslissing kan de belastingschuldige een verhaal inleiden voor de beslagrechter van de plaats waar het kantoor is gevestigd van de ontvanger die belast is met de invordering van het geheel of een gedeelte van het resterend verschuldigd gedeelte waarvoor de garantie werd vereist.

De rechtspleging geschiedt zoals in kort geding.

Art. 9.In artikel 414, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 15/01/1999 numac 1998003665 bron ministerie van financien Wet houdende fiscale en andere bepalingen sluiten, worden de woorden "412 en 413" vervangen door de woorden "412, 413 en 413/1".

Art. 10.In artikel 443bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2003 pub. 29/12/2003 numac 2003003536 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Wet houdende de Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar 2004 sluiten, worden de woorden "artikel 413" vervangen door de woorden "de artikelen 413 en 413/1".

Art. 11.De artikelen 7 tot 10 zijn vanaf aanslagjaar 2017 van toepassing op de verrichtingen die worden gedaan vanaf de datum van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 1 december 2016.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justicie, K. GEENS _______ Nota (1) Nota Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) : Stukken : K54-2052 Integraal verslag : 17 november 2016.

^