Etaamb.openjustice.be
Wet van 01 maart 1998
gepubliceerd op 17 februari 2004

Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 141 betreffende de organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn en hun rol in de sociaal-economische ontwikkeling, aangenomen te Genève op 23 juni 1975 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar zestigste zitting

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2003015216
pub.
17/02/2004
prom.
01/03/1998
ELI
eli/wet/1998/03/01/2003015216/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 MAART 1998. - Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 141 betreffende de organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn en hun rol in de sociaal-economische ontwikkeling, aangenomen te Genève op 23 juni 1975 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar zestigste zitting (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Verdrag nr. 141 betreffende de organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn en hun rol in de sociaal-economische ontwikkeling, aangenomen te Genève op 23 juni 1975 door de Internationaole Arbeidsconferentie tijdens haar zestigste zitting, zal volkomen uitwerking hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 1 maart 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK _______ Nota (1) Zitting 1996-1997 Senaat Documenten.- Ontwerp van wet ingediend op 28 juli 1997, nr. 1-714/1 (1) Zitting 1997-1998 Verslag namens de Commissie 1-714/2.- Tekst aangenomen door de Commissie 1-714/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 3/12/1997. - Stemming, vergadering van 4/12/1997.

Kamer Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 49-1320/1. - Verslag namens de Commissie 49-1320/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 13/01/1998. - Stemming, vergadering van 15/01/1998.

Verdrag betreffende organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn en hun rol in de sociaal-economische ontwikkeling, aangenomen te Genève op 23 juni 1975 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar zestigste zitting.

De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie, Door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau bijeengeroepen te Genève, en aldaar bijeengekomen in haar zestigste zitting op 4 juni 1975, Erkennend dat het in verband met de belangrijke plaats die personen die in de landbouw werkzaam zijn in de wereld innemen, dringend noodzakelijk is hen te betrekken bij werkzaamheden op het gebied van de sociaal-economische ontwikkeling ten einde hun omstandigheden van werken en leven duurzaam en doeltreffend te verbeteren;

Opmerkende dat in tal van landen ter wereld, en meer in het bijzonder in de ontwikkelingslanden, de grond en de arbeidskrachten zeer onvoldoende worden benut en dat het daardoor noodzakelijk is dat personen die in de landbouw werkzaam zijn, worden aangespoord vrije en krachtige organisaties op te richten, die in staat zijn de belangen van hun leden te beschermen en te behartigen, alsmede te verzekeren dat zij op een doeltreffende wijze aan de sociaal-economische ontwikkeling kunnen bijdragen;

Overwegende dat het bestaan van dergelijke organisaties ertoe kan en moet bijdragen de voortdurende schaarste aan voedingsmiddelen in verschillende delen van de wereld te verminderen;

Erkennende dat de landbouwhervorming in een groot aantal ontwikkelingslanden een hoogst belangrijke factor is voor de verbetering van de omstandigheden van werken en leven van personen die in landbouw werkzaam zijn en dat derhalve de organisaties van deze personen aan de uitvoering van zo'n hervormingsplan zouden moeten medewerken en er actief aan zouden moeten deelnemen;

In herinnering brengend de bepalingen van de bestaande internationale arbeidsverdragen en aanbevelingen (in het bijzonder het Verdrag betreffende het recht van vereniging en vergadering van arbeiders (landbouw), 1921, het Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, 1948, alsmede het Verdrag betreffende het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen, 1949), waarin wordt bevestigd dat alle werknemers, met inbegrip van personen die in de landbouw werkzaam zijn, het recht hebben vrije en onafhankelijke organisaties op te richten, alsmede de bepalingen van de vele internationale arbeidsverdragen en aanbevelingen die van toepassing zijn op personen die in de landbouw werkzaam zijn en waarin er met name op wordt aangedrongen dat de werknemersorganisaties deelnemen aan de toepassing ervan;

Opmerkende dat de Verenigde Naties en de gespecialiseerde organisaties, in het bijzonder de Internationale Arbeidsorganisatie en de Voedsel- en Landbouworganisatie der Verenigde Naties, gezamenlijk een belang hebben bij landbouwhervormingen en plattelandsontwikkeling;

Opmerkende dat de volgende normen zijn opgesteld in samenwerking met de Voedsel- en Landbouworganisatie der Verenigde Naties en dat, om dubbel werk te voorkomen, de samenwerking met deze organisatie en met de Verenigde Naties zal worden voortgezet om de toepassing van deze normen te verzekeren;

Besloten hebbende diverse voorstellen aan te nemen betreffende de organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn en de rol die zij spelen in de sociaal-economische ontwikkeling, hetgeen het vierde punt is op de agenda der zitting;

Besloten hebbende dat deze voorstellen de vorm van een internationaal Verdrag zullen aannemen, aanvaardt, de drieëntwintigste juni negentienhonderd vijfenzeventig het hierna volgende Verdrag, dat kan worden aangehaald als « Verdrag betreffende organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn, 1975 » : Artikel 1 Dit Verdrag is van toepassing op alle soorten organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn, met inbegrip van die organisaties die zich niet tot deze categorie werknemers beperken maar hen vertegenwoordigen.

Artikel 2 1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder « personen die in de landbouw werkzaam zijn » alle personen die op het platteland een beroep in de landbouw of een ambacht uitoefenen of andere daarmee vergelijkbare of samenhangende werkzaamheden verrichten, ongeacht of het werknemers zijn, of, behoudens het bepaalde in het tweede lid van dit artikel, personen die voor eigen rekening werkzaam zijn, bijvoorbeeld pachtboeren, deelpachters en kleine zelfstandigen.2. Dit Verdrag is slechts van toepassing op die pachtboeren, deelpachters of kleine zelfstandigen voor wie de landbouw de voornaamste bron van inkomsten is en die zelf de grond bewerken, alleen met hulp van hun gezin of door zuiver incidenteel een beroep te doen op derden, en die : a) geen arbeidskrachten duurzaam in dienst hebben, of b) geen groot aantal seizoenarbeiders in dienst hebben, of c) hun grond niet laten bebouwen door deelpachters of pachtboeren. Artikel 3 1. Alle categorieën personen die in de landbouw werkzaam zijn, ongeacht of het werknemers zijn of personen die voor eigen rekening werken, hebben het recht om, zonder toestemming vooraf, organisaties naar eigen keuze op te richten alsmede het recht zich bij die organisaties aan te sluiten, slechts op voorwaarde dat zij zich houden aan de statuten van die organisaties.2. De beginselen van de vrijheid van vakvereniging moeten ten volle worden geëerbiedigd;de organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn, moeten onafhankelijk zijn en dienen op vrijwillige basis te zijn opgericht en mogen niet aan enigerlei inmenging, dwang of aan repressieve maatregelen onderworpen zijn. 3. Het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid door organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn, mag niet onderworpen zijn aan voorwaarden die een inbreuk zouden kunnen betekenen op de toepassing van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel.4. Bij de uitoefening van de rechten die hun door dit artikel worden toegekend, zijn personen die in de landbouw werkzaam zijn en hun onderscheiden organisaties verplicht om, evenals andere georganiseerde personen of groepen, de nationale wetgeving te eerbiedigen.5. De nationale wetgeving mag de in dit artikel bedoelde waarborgen niet aantasten en mag niet worden toegepast op een wijze waardoor deze zouden kunnen worden aangetast. Artikel 4 Een van de doelstellingen van het nationale beleid inzake plattelandsontwikkeling dient te zijn dat de vorming en de ontwikkeling, op vrijwillige basis, van krachtige en onafhankelijke organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn, worden bevorderd als een doeltreffend middel om te verzekeren dat deze personen zonder discriminatie in de zin van het Verdrag betreffende discriminatie (beroep en beroepsuitoefening), 1958 deelnemen aan de sociaal-economische ontwikkelingen en de hieruit voortvloeiende voordelen genieten.

Artikel 5 1. Ten einde de organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn in staat te stellen hun rol bij de sociaal-economische ontwikkeling te spelen, dient ieder Lid dat dit Verdrag bekrachtigt, een beleid te volgen en toe te passen dat erop is gericht deze organisaties aan te sporen, met name tot het uit de weg ruimen van de hinderpalen die zij ondervinden bij de oprichting en hun verdere ontwikkeling en bij het uitvoeren van hun wettige activiteiten, alsmede tot het uit de weg ruimen van eventueel in de wetten en op bestuurlijk niveau voorkomende discriminatie ten aanzien van die organisaties en hun leden.2. Ieder Lid dat dit Verdrag bekrachtigt, dient, rekening houdend met de aan de landbouwsector eigen omstandigheden, te verzekeren dat de nationale wetgeving geen beletsel vormt voor de oprichting en ontwikkeling van organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn. Artikel 6 Er dienen maatregelen te worden genomen ter bevordering van het grootst mogelijke begrip voor de noodzaak organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn tot ontwikkeling te brengen en voor de bijdrage die zij kunnen leveren aan een verbetering van de werkgelegenheid en van de algemene omstandigheden van werken en leven op het platteland, alsmede aan een vergroting en betere verdeling van het nationale inkomen.

Artikel 7 De officiële bekrachtigingen van dit Verdrag worden medegedeeld aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau en door hem geregistreerd.

Artikel 8 1. Dit Verdrag is slechts verbindend voor die Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie die hun bekrachtigingen door de Directeur-Generaal hebben doen registreren.2. Het treedt in werking twaalf maanden nadat de bekrachtigingen van twee Leden door de Directeur-Generaal zijn geregistreerd.3. Vervolgens treedt dit Verdrag voor ieder Lid in werking twaalf maanden na de datum waarop zijn bekrachtiging is geregistreerd. Artikel 9 1. Ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd, kan het opzeggen na verloop van een termijn van tien jaren na de datum waarop het Verdrag in werking is getreden, door middel van een aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau gerichte en door deze geregistreerde verklaring.De opzegging wordt eerst van kracht een jaar nadat zij is geregistreerd. 2. Ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd en binnen een jaar na het verloop van de termijn van tien jaren, bedoeld in het vorige lid, geen gebruik maakt van de bevoegdheid tot opzegging, voorzien in dit artikel, is voor een nieuwe termijn van tien jaren gebonden en kan daarna dit Verdrag opzeggen na afloop van elke termijn van tien jaren onder de voorwaarden voorzien in dit artikel. Artikel 10 1. De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau stelt alle Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie in kennis van de registratie van alle bekrachtigingen en opzeggingen, die hem door de Leden der Organisatie zijn medegedeeld.2. Bij kennisgeving aan de Leden der Organisatie van de tweede hem medegedeelde bekrachtiging vestigt de Directeur-Generaal de aandacht van de Leden van de Organisatie op de datum waarop dit Verdrag in werking treedt. Artikel 11 De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau doet aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties mededeling ter registratie overeenkomstig het bepaalde in artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties, van de volledige bijzonderheden omtrent alle bekrachtigingen en opzeggingen die hij overeenkomstig de voorgaande artikelen heeft geregistreerd.

Artikel 12 Telkens wanneer de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau zulks nodig acht, brengt deze Raad aan de Algemene Conferentie verslag uit inzake de toepassing van dit Verdrag en onderzoekt of het wenselijk is de gehele of gedeeltelijke herziening ervan op de agenda der Conferentie te plaatsen.

Artikel 13 1. Indien de Conferentie een nieuw Verdrag aanneemt, houdende gehele of gedeeltelijke herziening van het onderhavige Verdrag zal, tenzij het nieuwe Verdrag anders bepaalt : a) bekrachtiging door een Lid van het nieuwe Verdrag, houdende herziening, ipso jure onmiddellijke opzegging van het onderhavige Verdrag ten gevolge hebben, niettegenstaande het bepaalde in artikel 9, onder voorbehoud evenwel, dat het nieuwe Verdrag, houdende herziening, in werking is getreden;b) met ingang van de datum waarop het nieuwe Verdrag, houdende herziening, in werking is getreden, het onderhavige Verdrag niet langer door de Leden kan worden bekrachtigd.2. Het onderhavige Verdrag blijft echter in elk geval naar vorm en inhoud van kracht voor de Leden die het hebben bekrachtigd en die het nieuwe Verdrag, houdende herziening, niet bekrachtigen. Artikel 14 De Franse en de Engelse tekst van dit Verdrag zijn gelijkelijk gezaghebbend.

De voorgaande tekst is de authentieke tekst van het Verdrag, naar behoren aangenomen door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie tijdens haar zestigste zitting, welke werd gehouden te Genève en voor gesloten werd verklaard op de vijfentwintigste juni 1975.

TEN BLIJKE WAARVAN wij onze handtekening hebben geplaatst op de zesentwintigste dag van de maand juni 1975 : De Voorzitter van de Conferentie, (w.g.) Blas F. OPLE. De Directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau, (w.g.) F. BLANCHARD

Verdag nr. 141 betreffende de organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn en hun rol in de sociaal-economische ontwikkeling, aangenomen te Geneve op 23 juni 1975 door de Internationale arbeidsinspectie tijdens haar zestigste zitting Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^