Etaamb.openjustice.be
Wet van 02 mei 2007
gepubliceerd op 12 juni 2007

Wet op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2007003215
pub.
12/06/2007
prom.
02/05/2007
ELI
eli/wet/2007/05/02/2007003215/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 MEI 2007. - Wet op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Deze wet strekt hoofdzakelijk tot omzetting van bepalingen van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG. Bovendien hebben de artikelen 46 tot 56 ook de omzetting tot doel van sommige bepalingen van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende de handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) en van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad.

Wat de bepalingen van titel II betreft, mag naar deze wet worden verwezen onder het opschrift "Wet op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen".

TITEL II. - Openbaarmaking van belangrijke deelnemingen HOOFDSTUK I. - Definities

Art. 3.§ 1. Voor de toepassing van titel II en zijn uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder : 1° "emittent" : onverminderd de toepassing van artikel 5, tweede lid, elke publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon : a) waarvan aandelen tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten;of b) als bedoeld in § 2;2° "gereglementeerde markt" : elke Belgische of buitenlandse gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 2, 5° of 6°, van de wet van 2 augustus 2002;3° "Belgische gereglementeerde markt" : elke Belgische gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 2, 5°, van de wet van 2 augustus 2002;4° "multilaterale handelsfaciliteit" of "MTF" : een door een beleggingsonderneming of een marktexploitant geëxploiteerd multilateraal systeem naar Belgisch recht dat meerdere koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten - binnen dit systeem en volgens niet-discretionaire regels - samenbrengt op zodanige wijze dat er een overeenkomst uit voortvloeit;5° "controle" : controle in de zin van de artikelen 5 en 7 van het Wetboek van vennootschappen;6° "gecontroleerde onderneming" : elke onderneming, ongeacht de rechtsvorm die zij aanneemt of het recht waaronder zij ressorteert, die onder controle staat van een natuurlijke of rechtspersoon;7° "controlerende natuurlijke of rechtspersoon" : de natuurlijke of rechtspersoon die de controle heeft over een onderneming, ongeacht de rechtsvorm die deze onderneming aanneemt of het recht waaronder zij ressorteert;8° "moederonderneming" : de onderneming die de controle heeft over een andere onderneming, ongeacht de rechtsvorm die deze onderneming aanneemt of het recht waaronder zij ressorteert;9° "beheervennootschap" : een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 138 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, alsook elke andere maatschappij in de zin van artikel 1bis, punt 2), van Richtlijn 85/611/EEG;10° "marktmaker" : een persoon die op de financiële markten doorlopend blijk geeft van de bereidheid voor eigen rekening en met eigen kapitaal te handelen door financiële instrumenten tegen door hem vastgestelde prijzen te kopen en te verkopen;11° "instellingen voor collectieve belegging die niet van het closed-end-type zijn" : de instellingen die zijn geregeld bij overeenkomst (door een beheervennootschap beheerde gemeenschappelijke beleggingsfondsen), als trust ("unit trust") of bij statuten (beleggingsvennootschap) : a) waarvan het doel de collectieve belegging is van bij het publiek aangetrokken financiële middelen met toepassing van het beginsel van de risicospreiding;en b) waarvan de rechten van deelneming, op verzoek van de houders rechtstreeks of onrechtstreeks worden ingekocht of terugbetaald ten laste van de activa van deze instellingen.Met dergelijke inkopen of terugbetalingen wordt ieder handelen van een instelling voor collectieve belegging gelijkgesteld om te voorkomen dat de waarde van haar rechten van deelneming die tot de verhandeling op een al dan niet gereglementeerde markt zijn toegelaten, aanzienlijk zou afwijken van hun netto-inventariswaarde; 12° "rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging" : de effecten die zijn uitgegeven door een instelling voor collectieve belegging en waarin de rechten van de deelnemers op het vermogen van die instelling zijn belichaamd;13° "in onderling overleg handelende personen" : a) de natuurlijke of rechtspersonen die in onderling overleg handelen in de zin van artikel 3, § 1, 5°, a), van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen;b) de natuurlijke of rechtspersonen die een akkoord hebben gesloten aangaande de onderling afgestemde uitoefening van hun stemrechten, om een duurzaam gemeenschappelijk beleid ten aanzien van de betrokken emittent te voeren;c) de natuurlijke of rechtspersonen die een akkoord hebben gesloten aangaande het bezit, de verwerving of de overdracht van stemrechtverlenende effecten;14° "akkoord van onderling overleg" : een akkoord zoals bedoeld in 13°, a), b) of c) ;15° "langs elektronische weg" : via elektronische apparatuur voor de verwerking (met inbegrip van digitale compressie), opslag en verzending van gegevens via draden, radio, optische technologieën of andere elektromagnetische middelen;16° "kennisgevingsplichtige persoon" : een natuurlijke of rechtspersoon die krachtens titel II een kennisgeving moet doen;17° "houder van een deelneming" : een natuurlijke of rechtspersoon die een rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming in een emittent als bedoeld in artikel 5 of in artikel 19 houdt of gehouden heeft;18° "kredietinstelling" : een onderneming in de zin van artikel 4, onder (1), van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen;19° "CBFA" : Commissie voor het Bank-, Financieen Assurantiewezen;20° "Richtlijn 85/611/EEG" : Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's);21° "Richtlijn 93/6/EEG" : Richtlijn 93/6/EEG van de Raad van 15 maart 1993 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen;22° "Richtlijn 2004/39/EG" : Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en Richtlijn 93/ 6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad;23° "Richtlijn 2004/109/EG" : Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG;24° "Wetboek van vennootschappen" : het Wetboek van vennootschappen, ingevoerd door de wet van 7 mei 1999;25° "wet van 2 augustus 2002" : wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;26° "wet van 16 juni 2006" : wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt. § 2. Voor de toepassing van titel II en zijn uitvoeringsbesluiten wordt een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon die aandelen heeft uitgegeven eveneens als emittent beschouwd indien certificaten die deze aandelen vertegenwoordigen tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, zelfs indien deze certificaten door een andere persoon zijn uitgegeven.

De bepalingen die betrekking hebben op, of zijn geformuleerd onder verwijzing naar, aandelen of stemrechtverlenende effecten, zijn eveneens van toepassing op tot de verhandeling op een gereglementeerde markt toegelaten certificaten die deze aandelen of stemrechtverlenende effecten vertegenwoordigen.

De houder van tot de verhandeling op een gereglementeerde markt toegelaten certificaten die stemrechtverlenende effecten vertegenwoordigen, wordt voor de toepassing van titel II en zijn uitvoeringsbesluiten beschouwd als de houder van de onderliggende stemrechtverlenende effecten. § 3. De Koning bepaalt op advies van de CBFA wat dient te worden verstaan onder handelsdag. HOOFDSTUK II. - Doel

Art. 4.Titel II treft een regeling voor de openbaarmaking van informatie over belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten.

Titel II is evenwel niet van toepassing op in instellingen voor collectieve belegging die niet van het closedendtype zijn gehouden, verworven of overgedragen rechten van deelneming.

De Koning kan, op advies van de CBFA, de toepassing van titel II geheel of gedeeltelijk uitbreiden tot en sommige bepalingen van de met toepassing van titel II getroffen besluiten, geheel of gedeeltelijk, toepasselijk maken op belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een MTF of daarop worden verhandeld. De Koning kan daarbij de regels van titel II of van de met toepassing ervan getroffen besluiten aanpassen aan de specificiteit van de betrokken MTF. De Koning kan bij de uitoefening van de in dit artikel bepaalde machtiging, in voorkomend geval, regels bepalen voor bepaalde types van emittenten, voor bepaalde types van MTF's of voor door Hem aangeduide individuele MTF's. HOOFDSTUK III. - Deelnemingen in emittenten waarvoor België de lidstaat van herkomst is Afdeling 1. - Geviseerde emittenten

Art. 5.Dit hoofdstuk is van toepassing op deelnemingen in emittenten die hun statutaire zetel in België hebben, of waarvan de statutaire zetel gelegen is in een staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte en die overeenkomstig titel X van de wet van 16 juni 2006. de jaarlijks te verstrekken informatie moeten indienen bij de CBFA. De bepalingen in dit hoofdstuk die betrekking hebben op, of zijn geformuleerd onder verwijzing naar, een emittent, betreffen uitsluitend de emittenten bedoeld in het eerste lid. Afdeling 2. - Verplichtingen voor houders van belangrijke deelnemingen

Onderafdeling I. - Kennisgevingsplicht

Art. 6.§ 1. Elke natuurlijke of rechtspersoon die, rechtstreeks of onrechtstreeks, stemrechtverlenende effecten van een emittent verwerft, geeft aan deze laatste en aan de CBFA kennis van het aantal en van het percentage van de bestaande stemrechten dat hij ten gevolge van de verwerving houdt, wanneer de stemrechten verbonden aan de stemrechtverlenende effecten die hij houdt 5 % of meer bereiken van het totaal van de bestaande stemrechten.

Deze kennisgeving is eveneens verplicht in geval van verwerving, rechtstreeks of onrechtstreeks, van stemrechtverlenende effecten, wanneer als gevolg hiervan het aantal stemrechten 10 %, 15 %, 20 % enzovoort, telkens per schijf van 5 procentpunten, bereikt of overschrijdt van het totaal van de bestaande stemrechten.

Een zelfde kennisgeving is eveneens verplicht bij overdracht, rechtstreeks of onrechtstreeks, van stemrechtverlenende effecten, wanneer als gevolg hiervan de stemrechten dalen onder één van de drempelwaarden bedoeld in het eerste of in het tweede lid. § 2. Wanneer voor de eerste maal aandelen van een emittent tot de verhandeling op een gereglementeerde markt worden toegelaten, wordt een zelfde kennisgeving verricht door elke natuurlijke of rechtspersoon die op dat ogenblik, rechtstreeks of onrechtstreeks, stemrechtverlenende effecten houdt van deze emittent, wanneer de stemrechten verbonden aan die stemrechtverlenende effecten 5 % of meer vertegenwoordigen van het totaal van de bestaande stemrechten. § 3. Wanneer ten gevolge van gebeurtenissen die de verdeling van de stemrechten hebben gewijzigd het percentage van de stemrechten verbonden aan de rechtstreeks of onrechtstreeks gehouden stemrechtverlenende effecten de in § 1 vastgelegde drempelwaarden bereikt, overschrijdt of onderschrijdt, is een zelfde kennisgeving verplicht, ook al vond er geen verwerving of overdracht plaats.

Deze kennisgeving gebeurt op basis van de overeenkomstig artikel 15 door de emittent openbaar gemaakte informatie. § 4. Wanneer natuurlijke of rechtspersonen een akkoord van onderling overleg sluiten, wijzigen of beëindigen, is een zelfde kennisgeving verplicht wanneer, als gevolg daarvan, het percentage van de stemrechten waarop dit akkoord slaat, dan wel het percentage van een bij het akkoord betrokken partij, een in § 1 vastgelegde drempelwaarde bereikt, overschrijdt of onderschrijdt, ook al vond er geen verwerving of overdracht plaats.

Wanneer natuurlijke of rechtspersonen een akkoord van onderling overleg wijzigen, is een zelfde kennisgeving eveneens verplicht wanneer, als gevolg daarvan, de aard van het akkoord van onderling overleg wijzigt.

In de aan de emittent te verrichten kennisgeving moet de naam van een natuurlijke persoon evenwel niet vermeld worden indien deze, wanneer geen rekening wordt gehouden met de stemrechtverlenende effecten van de andere bij het onderling overleg betrokken partijen, rechtstreeks of onrechtstreeks, stemrechten houdt die hetzij het in § 1, eerste lid, bedoelde quotum hetzij een lager quotum, in overeenstemming met artikel 18, § 1, tweede lid, niet bereiken en bovendien een belang heeft in de betrokken emittent dat minder bedraagt dan 3 % van de stemrechtverlenende effecten. § 5. Voor de toepassing van dit artikel wordt een natuurlijke of rechtspersoon geacht onrechtstreeks stemrechtverlenende effecten van een emittent te verwerven, over te dragen of te houden : 1° wanneer stemrechtverlenende effecten worden verworven, overgedragen of gehouden door een derde die, ongeacht of hij in eigen naam optreedt of niet, optreedt voor rekening van deze natuurlijke of rechtspersoon;2° wanneer stemrechtverlenende effecten worden verworven, overgedragen of gehouden door een door deze natuurlijke of rechtspersoon gecontroleerde onderneming; of 3° wanneer deze natuurlijke of rechtspersoon de controle verwerft of overdraagt over een onderneming die stemrechtverlenende effecten houdt in een emittent.

Voor de toepassing van het eerste lid, worden onder stemrechtverlenende effecten die worden verworven, overgedragen of gehouden door een derde, door een gecontroleerde onderneming of door een onderneming waarover de controle wordt verworven of overgedragen, ook stemrechtverlenende effecten verstaan waarop een door hen gesloten akkoord van onderling overleg slaat. In de aan de emittent te verrichten kennisgeving moet de naam van een natuurlijke persoon evenwel niet vermeld worden indien deze, wanneer geen rekening wordt gehouden met de stemrechtverlenende effecten van de andere partijen bij het onderling overleg afgesloten door een in het eerste lid vermelde derde of onderneming, rechtstreeks of onrechtstreeks stemrechten houdt die hetzij het in § 1, eerste lid, bedoelde quotum hetzij een lager quotum, in overeenstemming met artikel 18, § 1, tweede lid, niet bereiken en bovendien een belang in de betrokken emittent heeft dat minder bedraagt dan 3 % van de stemrechtverlenende effecten.

Wanneer een derde in eigen naam maar voor rekening van een andere natuurlijke of rechtspersoon optreedt, geldt de kennisgevingsplicht van dit artikel ook voor deze derde. § 6. De Koning bepaalt op advies van de CBFA de concrete invulling van de kennisgevingsplicht bedoeld in §§ 4 en 5. § 7. De door de Koning op advies van de CBFA bepaalde financiële instrumenten die het recht verlenen om reeds uitgegeven stemrechtverlenende effecten te verwerven, worden, onder de door de Koning op advies van de CBFA vastgestelde voorwaarden, voor de toepassing van titel II gelijkgesteld met stemrechtverlenende effecten.

Art. 7.De regels inzake kennisgeving als bedoeld in artikel 6, zijn ook van toepassing wanneer een natuurlijke of rechtspersoon, rechtstreeks of onrechtstreeks in de zin van artikel 6, § 5, stemrechten verwerft, overdraagt of het recht heeft die uit te oefenen in een van de volgende gevallen of een combinatie daarvan : 1° een overeenkomst waarin een tijdelijke en betaalde overdracht van stemrechten is geregeld;2° een inpandgeving van stemrechtverlenende effecten, mits de pandhouder de stemrechten controleert;3° een vruchtgebruik over stemrechtverlenende effecten, mits de vruchtgebruiker de stemrechten controleert;4° een inbewaringgeving van stemrechtverlenende effecten, mits de bewaarnemer, bij gebreke van specifieke instructies van de effectenhouders, de stemrechten naar eigen goeddunken kan uitoefenen;5° een volmacht, mits de volmachtdrager, bij gebreke van specifieke instructies van de effectenhouders, de stemrechten naar eigen goeddunken kan uitoefenen. Dezelfde regels zijn eveneens van toepassing bij de wijziging of de beëindiging van de in het eerste lid bedoelde gevallen, behalve, onder de door de Koning op advies van de CBFA bepaalde voorwaarden, bij beëindiging van het in het eerste lid, 5°, bedoelde geval.

De Koning bepaalt op advies van de CBFA welke personen kennisgevingsplichtig zijn in de in het eerste lid beschreven gevallen, alsmede voor de effecten die worden gehouden in onverdeeldheid.

Onderafdeling II. - Berekening van de quota

Art. 8.De stemrechtenquota bedoeld in artikel 6 worden berekend : 1° voor de toepassing van artikel 6, § 1, of van artikel 7, op de dag van de verwerving of de overdracht;2° voor de toepassing van artikel 6, § 2, op de dag van de toelating tot de verhandeling op een gereglementeerde markt;3° voor de toepassing van artikel 6, § 3, op de dag van de gebeurtenis die de verdeling van de stemrechten heeft gewijzigd;4° voor de toepassing van artikel 6, § 4, op de dag van het sluiten, wijzigen of beëindigen van het akkoord van onderling overleg. Bij deze berekening wordt rekening gehouden met het aantal bestaande stemrechten zoals dit blijkt uit de overeenkomstig artikel 15 door de emittent openbaar gemaakte informatie.

Art. 9.§ 1. Voor de berekening van de stemrechtenquota bedoeld in artikel 6 : 1° worden de stemrechtverlenende effecten in aanmerking genomen a rato van het aantal bestaande stemrechten waarop zij recht geven;en 2° worden de stemrechten verbonden aan stemrechtverlenende effecten in aanmerking genomen niettegenstaande de gebeurlijke opschorting van de uitoefening ervan. § 2. Voor de berekening van de stemrechtenquota bedoeld in artikel 6 voegt een natuurlijke of rechtspersoon zijn deelnemingen als bedoeld in artikel 6 en zijn deelnemingen als bedoeld in artikel 7 samen. § 3. Voor de berekening van de stemrechtenquota bedoeld in artikel 6 : 1° worden de deelnemingen bedoeld in de artikelen 6 en 7 van een derde die optreedt voor rekening van een andere persoon, meegerekend in hoofde van die laatste persoon, en dit ongeacht in wiens naam deze derde optreedt;2° worden in hoofde van de controlerende natuurlijke of rechtspersoon diens deelnemingen bedoeld in de artikelen 6 en 7 samengevoegd met de deelnemingen bedoeld in de artikelen 6 en 7 van door die persoon gecontroleerde ondernemingen;en 3° voegen in onderling overleg handelende personen de stemrechten waarop hun akkoord slaat samen. Voor de toepassing van het eerste lid, 1° en 2°, worden onder deelnemingen van een derde of van een gecontroleerde onderneming ook verstaan de stemrechten waarop een door hen gesloten akkoord van onderling overleg slaat.

Onderafdeling III. - Ontheffingen

Art. 10.§ 1. Er is geen kennisgevingsplicht met betrekking tot stemrechtverlenende effecten die uitsluitend worden verworven voor de verrekening en vereffening van transacties binnen drie handelsdagen na de transactie. § 2. Er rust geen kennisgevingsplicht op bewaarnemers die stemrechtverlenende effecten houden in hun hoedanigheid van bewaarnemer, mits die bewaarnemers de aan die effecten verbonden stemrechten alleen kunnen uitoefenen na daartoe schriftelijk dan wel langs elektronische weg instructies te hebben ontvangen. § 3. Er is geen kennisgevingsplicht met betrekking tot het bezit, de verwerving of de overdracht van een deelneming die de drempelwaarde van 5 % of in voorkomend geval een lagere statutaire drempel overeenkomstig de in uitvoering van artikel 18 genomen besluiten, bereikt, overschrijdt of onderschrijdt door een marktmaker, handelend in zijn hoedanigheid van marktmaker, mits deze : 1° van zijn lidstaat van herkomst een vergunning uit hoofde van Richtlijn 2004/39/EG heeft gekregen;en 2° geen inspraak uitoefent in het bestuur van de emittent noch enige invloed uitoefent op de emittent om hem aan te sporen die stemrechtverlenende effecten te kopen of de prijs van de stemrechtverlenende effecten te ondersteunen. De Koning bepaalt op advies van de CBFA welke procedure de marktmaker dient na te leven om van de vrijstelling bedoeld in het eerste lid gebruik te kunnen maken en aan welke controlemechanismen de marktmaker wordt onderworpen. § 4. Stemrechten die in een handelsportefeuille, als gedefinieerd in artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming worden gehouden, worden niet meegerekend voor de berekening van de stemrechten in bezit mits : 1° de stemrechten die in de handelsportefeuille worden gehouden 5 % niet overschrijden;en 2° de kredietinstelling of de beleggingsonderneming er zorg voor draagt dat de stemrechten verbonden aan stemrechtverlenende effecten die in de handelsportefeuille worden gehouden niet worden uitgeoefend en niet anderszins worden aangewend om inspraak uit te oefenen in het bestuur van de emittent. § 5. De artikelen 6 en 7, eerste lid, 2°, zijn niet van toepassing op stemrechtverlenende effecten verstrekt aan of door leden van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) bij de uitoefening van hun taken als monetaire autoriteiten, met inbegrip van stemrechtverlenende effecten die aan of door leden van het ESCB in het kader van een pandgeving, retrocessie- of soortgelijke overeenkomst inzake liquiditeit worden verstrekt voor monetaire beleidsdoeleinden of binnen een betalingssysteem.

De ontheffing bedoeld in het eerste lid geldt voor de bovenbedoelde transacties die van korte duur zijn, mits de aan die stemrechtverlenende effecten gehechte stemrechten niet worden uitgeoefend.

Art. 11.§ 1. Een gecontroleerde onderneming wordt vrijgesteld van de verplichting de wettelijk voorgeschreven kennisgeving te verrichten, indien de kennisgeving wordt verricht door haar moederonderneming, of wanneer de moederonderneming zelf een gecontroleerde onderneming is, door haar eigen moederonderneming. § 2. De moederonderneming van een beheervennootschap is niet verplicht de deelnemingen uit hoofde van de artikelen 6 en 7 samen te voegen met de deelnemingen die worden beheerd door de beheervennootschap onder de voorwaarden bepaald bij Richtlijn 85/611/EEG, mits die beheervennootschap de stemrechten onafhankelijk van de moederonderneming uitoefent.

Artikel 9, § 3, eerste lid, 2°, is echter van toepassing wanneer de moederonderneming, of een andere gecontroleerde onderneming van de moederonderneming, heeft belegd in deelnemingen die door die beheervennootschap worden beheerd, en de beheervennootschap de aan deze deelnemingen verbonden stemrechten niet naar eigen goeddunken, maar alleen op grond van directe of indirecte instructies van de moederonderneming of een andere gecontroleerde onderneming van de moederonderneming kan uitoefenen. § 3. De moederonderneming van een beleggingsonderneming die een vergunning heeft gekregen uit hoofde van Richtlijn 2004/39/EG is niet verplicht haar deelnemingen uit hoofde van de artikelen 6 en 7 samen te voegen met de deelnemingen die deze beleggings onderneming per cliënt beheert in de zin van artikel 4, lid 1, punt 9, van Richtlijn 2004/39/EG, mits : 1° de beleggingsonderneming op grond van bijlage I, deel A, punt 4, van Richtlijn 2004/39/EG een vergunning heeft om dergelijk portefeuillebeheer te verrichten 2° zij de aan die stemrechtverlenende effecten verbonden stemrechten alleen mag uitoefenen na daartoe schriftelijk dan wel langs elektronische weg instructies te hebben ontvangen of er, door het treffen van passende regelingen, zorg voor draagt dat het individueel portefeuillebeheer onafhankelijk van andere diensten wordt verricht onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden waarin wordt voorzien bij Richtlijn 85/611/EEG;en 3° de beleggingsonderneming de stemrechten onafhankelijk van de moederonderneming uitoefent. Artikel 9, § 3, eerste lid, 2°, is echter van toepassing wanneer de moederonderneming, of een andere gecontroleerde onderneming van de moederonderneming, heeft belegd in deelnemingen die door die beleggingsonderneming worden beheerd, en de beleggingsonderneming de aan deze deelnemingen verbonden stemrechten niet naar eigen goeddunken maar alleen op grond van directe of indirecte instructies van de moederonderneming of een andere gecontroleerde onderneming van de moederonderneming kan uitoefenen. § 4. Op advies van de CBFA verduidelijkt de Koning de voorwaarden van onafhankelijkheid waaraan beheervennootschappen en hun moederondernemingen, of beleggingsondernemingen en hun moederondernemingen, voor de toepassing van § 2 en § 3 moeten voldoen, bepaalt Hij welke procedure dient te worden nageleefd om van deze vrijstelling gebruik te kunnen maken en bepaalt Hij wat voor toepassing van § 2 en § 3 moet worden verstaan onder directe of indirecte instructies. § 5. Ondernemingen waarvan de statutaire zetel gelegen is in een staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte en die overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Richtlijn 85/611/EEG of, met betrekking tot portefeuillebeheer overeenkomstig bijlage I, deel A, punt 4, van Richtlijn 2004/39/EG, een vergunning nodig zouden hebben indien hun statutaire zetel of (alleen voor beleggingsondernemingen) hun hoofdkantoor in de Europese Economische Ruimte gelegen was, zijn onder de voorwaarden van § 2 en § 3 ook vrijgesteld van de samenvoeging van deelnemingen met de deelnemingen van hun moederonderneming mits zij aan gelijkwaardige voorwaarden op het gebied van onafhanke lijkheid als beheervennootschappen of beleggingsondernemingen voldoen.

De Koning bepaalt op advies van de CBFA wanneer een derde land geacht wordt onafhankelijkheidsvoorwaarden te stellen die gelijkwaardig zijn en welke procedure dient te worden nageleefd om van de vrijstelling bedoeld in het eerste lid gebruik te kunnen maken.

Onderafdeling IV. - Tijdstip, inhoud en vorm van de kennisgeving

Art. 12.De kennisgeving gebeurt zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen een termijn van vier handelsdagen aanvangend op de handelsdag na de datum waarop : 1° de kennisgevingsplichtige persoon kennis krijgt van de verwerving of overdracht, of het recht om stemrechten uit te oefenen, of waarop deze, gezien de omstandigheden, daarvan kennis had moeten krijgen, ongeacht de datum waarop de verwerving, overdracht of het recht om stemrechten uit te oefenen effect sorteert;2° in het in artikel 6, § 2, bedoelde geval, de aandelen voor de eerste maal verhandeld worden op een gereglementeerde markt;3° de kennisgevingsplichtige persoon overeenkomstig artikel 15 in kennis wordt gesteld van de gebeurtenis bedoeld in artikel 6, § 3;4° in het in artikel 6, § 4, bedoelde geval, het akkoord wordt gesloten, gewijzigd of beëindigd;5° de nalatenschap wordt aanvaard, in voorkomend geval onder voorrecht van boedelbeschrijving voor deelnemingen verworven door erfopvolging. De Koning bepaalt op advies van de CBFA wanneer iemand, gezien de omstandigheden, geacht moet worden kennis te krijgen van een verwerving of overdracht, of het recht om stemrechten uit te oefenen.

Art. 13.De Koning bepaalt op advies van de CBFA de inhoud van de kennisgevingen die moeten worden verricht. Hij kan eveneens op advies van de CBFA de vorm van de kennisgevingen bepalen.

De Koning bepaalt op advies van de CBFA eveneens de nadere regels voor de overmaking van de kennisgevingen aan de emittent en aan de CBFA. Afdeling 3. - Verplichtingen voor emittenten

Art. 14.Onverminderd de toepassing van de wetgeving inzake de openbaarmaking van voorkennis, maakt de emittent die een kennisgeving heeft ontvangen, alle erin vervatte informatie uiterlijk drie handelsdagen na ontvangst openbaar.

In afwijking van het eerste lid maakt de emittent die zelf een kennisgeving doet, ingevolge het bezit, de verwerving of de overdracht van eigen deelnemingen als bedoeld in de artikelen 6 en 7, deze openbaar uiterlijk binnen een termijn van vier handelsdagen na de gebeurtenis die aanleiding geeft tot de kennisgevingsplicht.

De Koning bepaalt op advies van de CBFA de nadere regels voor de openbaarmaking van de informatie alsook de nadere regels voor de opslag van de openbaar gemaakte informatie.

Emittenten naar Belgisch recht vermelden in de toelichting bij hun jaarrekening, in de staat betreffende het kapitaal, hun aandeelhoudersstructuur op balansdatum, zoals die blijkt uit de ontvangen kennisgevingen.

Art. 15.§ 1. Onverminderd de toepassing van de wetgeving inzake de openbaarmaking van voorkennis, maakt de emittent het totale kapitaal, het totale aantal stemrechtverlenende effecten en stemrechten alsook het aantal stemrechtverlenende effecten en stemrechten per categorie openbaar uiterlijk op het einde van elke kalendermaand waarin een van deze aantallen is gestegen of gedaald.

Bij elke openbaarmaking bedoeld in het eerste lid, maakt de emittent bovendien, in voorkomend geval, melding van het totale aantal in stemrechtverlenende effecten converteerbare obligaties en al dan niet in effecten belichaamde rechten om in te schrijven op nog niet uitgegeven stemrechtverlenende effecten, van het totale aantal stemrechten dat bij uitoefening van die conversieof inschrijvingsrechten kan worden verkregen en van het totale aantal aandelen zonder stemrecht.

Wanneer de emittent de informatie bedoeld in het eerste en tweede lid openbaar maakt, maakt hij ze tegelijkertijd over aan de CBFA. § 2. Wanneer voor de eerste maal aandelen van een emittent tot de verhandeling op een gereglementeerde markt worden toegelaten, wordt een zelfde openbaarmaking en overmaking aan de CBFA gedaan op de datum waarop de aandelen voor de eerste maal verhandeld worden op de gereglementeerde markt. § 3. De Koning bepaalt op advies van de CBFA de nadere regels voor de openbaarmaking van deze informatie, de nadere regels voor de opslag ervan, alsook de nadere regels voor de overmaking ervan aan de CBFA.

Art. 16.De CBFA kan emittenten waarvan de statutaire zetel gelegen is in een staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte ontheffing verlenen van de verplichtingen uit hoofde van de artikelen 14 en 15 alsook van de verplichting om kennis te geven van het bezit, de verwerving of de overdracht van eigen deelnemingen als bedoeld in de artikelen 6 en 7 wanneer het aantal gehouden stemrechten bepaalde percentages bereikt, overschrijdt of onderschrijdt, mits de wetgeving van het betrokken derde land gelijkwaardige verplichtingen oplegt.

Deze ontheffing kan evenwel geen betrekking hebben op de regels voor de openbaarmaking en opslag van informatie of voor de overmaking van informatie aan de CBFA. Een ontheffing van de verplichting uit hoofde van artikel 15 die wordt verleend aan een emittent, stelt de kennisgevingsplichtige personen niet vrij van hun verplichtingen, inzonderheid uit hoofde van de artikelen 6, § 3, 8 en 12.

De Koning bepaalt op advies van de CBFA wanneer de wetgeving van een derde land geacht wordt gelijkwaardige verplichtingen op te leggen. Afdeling 4. - Taalregeling

Art. 17.Een kennisgeving wordt opgesteld door de kennisgever in het Nederlands, in het Frans of in een taal die gangbaar is in internationale financiële kringen.

Wanneer zijn aandelen tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten, maakt de emittent alle in de kennisgeving vervatte informatie en de informatie bedoeld in artikel 15 openbaar in het Nederlands of in het Frans, met naleving van de eventueel geldende Belgische rechtsregels, of, als die regels niet van toepassing zijn, in het Nederlands, in het Frans, of in een taal die gangbaar is in internationale financiële kringen.

In afwijking van het voorgaande lid, mag de emittent die een kennisgeving ontvangt in een taal die gangbaar is in internationale financiële kringen, alle erin vervatte informatie steeds openbaar maken in die taal.

Wanneer geen aandelen van de emittent tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten, maakt de emittent alle in de kennisgeving vervatte informatie en de informatie bedoeld in artikel 15 openbaar in het Nederlands, in het Frans of in een taal die gangbaar is in internationale financiële kringen. Afdeling 5. - Statutaire regeling

Art. 18.§ 1. De statuten van een emittent naar Belgisch recht kunnen bepalen dat de voorschriften van de artikelen 6. tot 17 ook van toepassing zijn op lagere quota dan voorgeschreven in artikel 6, § 1, eerste lid, of op quota die gelegen zijn tussen de percentages bepaald in artikel 6, § 1, eerste en tweede lid.

In de statuten kunnen enkel de quota 1 %, 2 %, 3 %, 4 % en 7,5 % worden opgenomen.

De emittent die van deze mogelijkheid gebruik maakt, maakt de statutaire quota openbaar en geeft hiervan tegelijkertijd kennis aan de CBFA. De Koning bepaalt op advies van de CBFA de nadere regels voor de openbaarmaking van deze informatie, de nadere regels voor de opslag ervan, alsook de nadere regels voor de overmaking ervan aan de CBFA. De artikelen 23 tot 24 zijn van toepassing. § 2. Indien quota als bedoeld in § 1 worden ingevoerd in de statuten, geven houders van deelnemingen als bedoeld in de artikelen 6 en 7 hiervan kennis overeenkomstig de bepalingen van titel II en zijn uitvoeringsbesluiten wanneer de stemrechten die zij bezitten de statutair bepaalde percentages bereiken of overstijgen op het ogenblik van de invoering van de statutaire quota en zulks binnen de tien handelsdagen na de openbaarmaking van de statutaire quota door de emittent en ongeacht of een verwerving of overdracht heeft plaatsgevonden of niet. HOOFDSTUK IV. - Deelnemingen in emittenten waarvan aandelen tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten maar waarvoor België niet de lidstaat van herkomst is Afdeling 1. - Geviseerde emittenten

Art. 19.Dit hoofdstuk is van toepassing op deelnemingen in emittenten die niet bedoeld worden in artikel 5 en waarvan aandelen al dan niet uitsluitend tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten. Afdeling 2. - Taalregeling

Art. 20.Alle in de kennisgeving vervatte informatie wordt in België openbaar gemaakt in het Nederlands, in het Frans of in een taal die gangbaar is in internationale financiële kringen, naar keuze van de persoon die de kennisgeving openbaar maakt.

De informatie bedoeld in de uit hoofde van artikel 15 van Richtlijn 2004/109/EG aangenomen toepasselijke nationale wetgeving wordt in België openbaar gemaakt in het Nederlands, in het Frans of in een taal die gangbaar is in internationale financiële kringen. Afdeling 3. - Bewarende maatregelen

Art. 21.Wanneer de CBFA tot de bevinding komt dat een houder van een deelneming in een emittent als bedoeld in artikel 19 of een emittent als bedoeld in artikel 19 in het licht van Richtlijn 2004/109/EG onregelmatigheden heeft begaan of zijn verplichtingen niet is nagekomen, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst als bedoeld in Richtlijn 2004/109/EG van deze bevindingen in kennis.

Wanneer een houder van een deelneming in een emittent als bedoeld in artikel 19 of een emittent als bedoeld in artikel 19, in weerwil van de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst als bedoeld in Richtlijn 2004/109/EG getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn, inbreuk blijft plegen op de betreffende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, dan kan de CBFA, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld en, behoudens hoogdringendheid, na de betrokkene te hebben toegelaten zijn opmerkingen mee te delen op de wijze en binnen de termijnen die zij bepaalt, alle passende maatregelen nemen ter bescherming van de beleggers. Zij kan inzonderheid de in de artikelen 23 en 24 bedoelde maatregelen nemen, met dien verstande dat deze maatregelen kunnen worden genomen wegens niet-naleving door de emittent van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat van herkomst. De CBFA stelt de Europese Commissie zo spoedig mogelijk van die maatregelen op de hoogte. Afdeling 4. - Verplichtingen voor emittenten waarvan aandelen

uitsluitend tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten

Art. 22.Emittenten als bedoeld in artikel 19 waarvan aandelen uitsluitend tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten, maken de kennisgevingen die zij ontvangen of moeten doen uit hoofde van de tot omzetting van Richtlijn 2004/109/EG aangenomen toepasselijke nationale wetgeving, alsmede de informatie die zij openbaar moeten maken uit hoofde van de tot omzetting van artikel 15 van Richtlijn 2004/ 109/EG aangenomen toepasselijke nationale wetgeving, openbaar overeenkomstig door de Koning op advies van de CBFA te bepalen nadere regels.

Zij maken deze kennisgevingen alsmede deze informatie tegelijkertijd over aan de CBFA, overeenkomstig door de Koning op advies van de CBFA te bepalen nadere regels. HOOFDSTUK V. - Bevoegdheden van de CBFA

Art. 23.§ 1. De CBFA is belast met het toezicht op de naleving van titel II en zijn uitvoeringsbesluiten. § 2. Voor de uitvoering van haar toezichtsopdracht bedoeld in § 1, heeft de CBFA het recht om : 1° een emittent, diens bedrijfsleiding of de personen onder wier controle hij staat of over wie hij controle heeft, te bevelen kennis te geven van de informatie die moet worden verstrekt of openbaar gemaakt krachtens titel II of zijn uitvoeringsbesluiten en, indien nodig, verdere informatie en documenten te verstrekken;2° een emittent te bevelen de onder 1° bedoelde informatie aan het publiek openbaar te maken op de wijze en binnen de termijnen die zij bepaalt;3° een houder van een deelneming, diens bedrijfsleiding of de personen onder wier controle hij staat of over wie hij controle heeft, te bevelen kennis te geven van de informatie die moet worden verstrekt krachtens titel II of zijn uitvoeringsbesluiten en, indien nodig, verdere informatie en documenten te verstrekken;4° een kennisgevingsplichtige persoon te bevelen een kennisgeving te verrichten overeenkomstig de bepalingen van titel II en zijn uitvoeringsbesluiten;5° op het Belgisch grondgebied ter plaatse inspecties en expertises te verrichten, ter plaatse kennis te nemen van en een kopie te maken van elk document, elk gegevensbestand en elke registratie, alsook toegang te hebben tot elk informaticasysteem, om na te gaan of titel II en zijn uitvoeringsbesluiten worden nageleefd;6° de marktondernemingen van de gereglementeerde markten, de financiële tussenpersonen bedoeld in artikel 2, 9°, van de wet van 2 augustus 2002 en hun opdrachtgevers, te bevelen dat zij haar alle inlichtingen, documenten of stukken verstrekken die zij noodzakelijk acht voor de uitvoering van haar opdracht.De personen die achtereenvolgens optreden bij het doorgeven van de orders of bij de uitvoering van de betrokken verrichtingen, en hun opdrachtgevers, zijn door eenzelfde verplichting verbonden; 7° de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt telkens voor maximaal tien dagen te schorsen, door middel van een verzoek daartoe aan de betrokken marktonderneming, wanneer zij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de emittent inbreuk heeft gemaakt op de bepalingen van titel II of zijn uitvoeringsbesluiten;8° de handel op een Belgische gereglementeerde markt te verbieden, door middel van een verzoek daartoe aan de betrokken marktonderneming, wanneer zij tot de bevinding komt dat er inbreuk is gemaakt op de bepalingen van titel II of zijn uitvoeringsbesluiten, of gegronde redenen heeft om aan te nemen dat er inbreuk op werd gemaakt. § 3. De financiële tussenpersonen bedoeld in § 2, 6°, stellen de persoon, op wiens verzoek of voor wiens rekening zij optreden, vooraf ervan in kennis dat hun optreden afhankelijk is van de toestemming om de identiteit van de eindbegunstigde van de transactie kenbaar te maken aan de CBFA. Indien de voorschriften van het vorige lid niet worden nagekomen, mag de financiële tussenpersoon de verrichtingen niet uitvoeren. § 4. Bij toepassing van § 2, 2°, verzoekt de CBFA de emittent haar zijn eventuele opmerkingen, inzonderheid de redenen om de informatie niet openbaar te maken, mee te delen binnen de door haar vastgestelde termijn. De CBFA kan, na het verstrijken van die termijn, zelf tot openbaarmaking overgaan op kosten van de emittent. § 5. De CBFA kan eenieder die zich binnen de door haar bepaalde termijn niet voegt naar een hem krachtens § 2 opgelegd bevel, een dwangsom opleggen die per kalenderdag niet meer mag bedragen dan 50.000. euro, noch meer dan 2.500.000 euro voor de miskenning van eenzelfde bevel.

Art. 24.§ 1. De CBFA kan openbaar maken dat een emittent of een kennisgevingsplichtig persoon zich niet conformeert aan één of meer verplichtingen die voor hem uit titel II of zijn uitvoeringsbesluiten voortvloeien. § 2. Inzonderheid stelt de CBFA de betrokken kennisgevingsplichtige persoon of emittent ervan in kennis en verzoekt zij hem haar zijn opmerkingen mee te delen binnen de door haar vastgestelde termijn, wanneer zij van oordeel is dat : 1° een kennisgeving had moeten worden verricht;2° een kennisgeving die zij heeft ontvangen niet strookt met één van de bepalingen van titel II of zijn uitvoeringsbesluiten;3° een kennisgeving het publiek dreigt te misleiden;of 4° een emittent niet voldoet aan zijn verplichtingen die voortvloeien uit titel II of zijn uitvoeringsbesluiten. De CBFA kan, na het verstrijken van die termijn, een waarschuwing openbaar maken op kosten van de kennisgevingsplichtige persoon of emittent, op de wijze die zij bepaalt. Als zij dit aangewezen vindt, kan zij, om rekening te houden met de opmerkingen van de kennisgevingsplichtige persoon of emittent, een waarschuwing openbaar maken die verschilt van haar oorspronkelijke standpunt. HOOFDSTUK VI. - Samenwerking tussen autoriteiten

Art. 25.§ 1. Telkens wanneer nodig voor de vervulling van haar of hun taken en bevoegdheden, ongeacht of deze in Richtlijn 2004/109/EG dan wel in de uit hoofde van deze richtlijn aangenomen nationale wetgeving zijn vastgelegd, werkt de CBFA samen met de autoriteiten van de andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte die bevoegd zijn voor de toepassing van de uit hoofde van Richtlijn 2004/109/EG vastgestelde bepalingen. § 2. Voor de toepassing van § 1, kan de CBFA, wat de concrete punten betreft die zijn aangegeven in de aanvraag van de buitenlandse autoriteit : 1° de personen bedoeld in artikel 23 alsmede de in de aanvraag van de buitenlandse autoriteit aangeduide personen, bevelen informatie en documenten te verstrekken;2° op het Belgisch grondgebied bij de betrokken emittenten ter plaatse inspecties en expertises verrichten, ter plaatse kennisnemen van en een kopie maken van elk document, elk gegevensbestand en elke registratie, alsook toegang hebben tot elk informaticasysteem. De betrokken personen maken de in het eerste lid bedoelde informatie en documenten over binnen de termijn en in de vorm bepaald door de CBFA. Artikel 23, § 5, is van toepassing. § 3. Voor de toepassing van § 1, kan de CBFA, op gemotiveerd verzoek van de buitenlandse autoriteit : 1° de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt telkens voor maximaal tien dagen schorsen, door middel van een verzoek daartoe aan de betrokken marktonderneming, wanneer de buitenlandse autoriteit gegronde redenen heeft om aan te nemen dat er inbreuk werd gemaakt op de bepalingen van de betrokken buitenlandse wetgeving;2° de handel op een Belgische gereglementeerde markt verbieden, door middel van een verzoek aan de betrokken marktonderneming, wanneer de buitenlandse autoriteit tot de bevinding komt dat er inbreuk is gemaakt op de bepalingen van de betrokken buitenlandse wetgeving, of gegronde redenen heeft om aan te nemen dat er inbreuk op werd gemaakt. HOOFDSTUK VII. - Strafbepalingen en administratieve geldboetes

Art. 26.Met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met een geldboete van 50 euro tot 10.000 euro of met een van die straffen alleen worden gestraft : 1° zij die wetens en willens niet de kennisgevingen verrichten waartoe ze verplicht zijn overeenkomstig de bepalingen van titel II of die wetens en willens een onjuiste of onvolledige kennisgeving verrichten; en 2° zij die de CBFA weigeren de gegevens te verstrekken waartoe zij verplicht zijn krachtens artikel 23 of die wetens en willens onjuiste of onvolledige gegevens verstrekken. De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn van toepassing op de door titel II bestrafte misdrijven.

Art. 27.Onverminderd de andere bij deze wet voorgeschreven maatregelen, kan de CBFA, indien zij een inbreuk vaststelt op de bepalingen van titel II of zijn uitvoeringsbesluiten, aan de daarvoor verantwoordelijke persoon een administratieve geldboete opleggen die niet minder mag bedragen dan 2.500 euro, noch, voor het zelfde feit of zelfde geheel van feiten, meer mag bedragen dan 2.500.000 euro.

Art. 28.De dwangsommen en geldboetes opgelegd met toepassing van de artikelen 23, § 5, of 27 worden ten voordele van de Schatkist ingevorderd door de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen. HOOFDSTUK VIII. - Overgangsbepalingen

Art. 29.§ 1. Natuurlijke of rechtspersonen die op de datum van inwerkingtreding van titel II, rechtstreeks of onrechtstreeks, deelnemingen, als bedoeld in de artikelen 6 en 7, van een in artikel 5 bedoelde emittent houden die 5 % of meer vertegenwoordigen van het totaal van de bestaande stemrechten, geven hiervan kennis overeenkomstig de bepalingen van titel II en zijn uitvoeringsbesluiten, binnen de twee maanden na de inwerkingtreding van titel II. De in artikel 5 bedoelde emittenten maken de in artikel 15 bedoelde informatie, openbaar uiterlijk tien handelsdagen na de inwerkingtreding van titel II en maken de informatie vervat in de kennisgevingen die zij hebben ontvangen overeenkomstig het eerste lid, binnen drie handelsdagen na ontvangst openbaar overeenkomstig de bepalingen van titel II en zijn uitvoeringsbesluiten. § 2. Indien op de datum van inwerkingtreding van titel II in de statuten van een emittent naar Belgisch recht als bedoeld in artikel 5 lagere quota dan voorgeschreven in artikel 6, § 1, eerste lid, of quota die gelegen zijn tussen de percentages bepaald bij artikel 6, § 1, eerste en tweede lid, zijn bepaald, is § 1 van overeenkomstige toepassing, voor zover deze statutaire quota in overeenstemming zijn met artikel 18, § 1, tweede lid.

De emittenten als bedoeld in het eerste lid maken de statutaire quota die in overeenstemming zijn met artikel 18, § 1, tweede lid, openbaar overeenkomstig de bepalingen van titel II en zijn uitvoeringsbesluiten uiterlijk 10. handelsdagen na de inwerkingtreding van titel II. De bepalingen van de artikelen 6 tot 17 en 18, § 1, vijfde lid, zijn van toepassing op de aldus openbaar gemaakte statutaire quota.

De Koning kan op advies van de CBFA een uiterste tijdstip bepalen waartegen de emittenten bedoeld in het eerste lid hun statuten moeten aanpassen om ze in overeenstemming te brengen met artikel 18. Artikel 18, § 1, derde lid, is van toepassing op deze aanpassing.

TITEL III. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen HOOFDSTUK I. - Wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen

Art. 30.In artikel 23bis, § 4, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, ingevoegd bij de wet van 19 juli 1991, wordt de laatste zin vervangen als volgt : "De stemrechten worden berekend conform de bepalingen van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen, alsook conform de bepalingen van haar uitvoeringsbesluiten. ». HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet

Art. 31.In artikel 78, § 2, 1°, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, gewijzigd bij de wet van 24 augustus 2005, wordt na punt cc) een punt dd) ingevoegd, luidende : "dd) wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen. ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen

Art. 32.In artikel 3, § 1, 3°, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, worden de woorden "voor de berekening van de stemrechten wordt rekening gehouden met de stemrechten van effecten die zijn gelijkgesteld met aandelen op grond van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen;" vervangen door de woorden "de stemrechten worden berekend conform de bepalingen van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen, alsook conform de bepalingen van haar uitvoeringsbesluiten;".

Art. 33.In artikel 17 van dezelfde wet worden de laatste twee zinnen van het eerste lid vervangen als volgt "De stemrechten worden berekend conform de bepalingen van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen, alsook conform de bepalingen van haar uitvoeringsbesluiten. ».

Art. 34.In artikel 24 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 17 december 1998, 19 november 2004 en 20 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden "wet van 2.maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overname-aanbiedingen " vervangen door de woorden "wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen"; 2° paragraaf 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « De stemrechten worden berekend conform de bepalingen van de voornoemde wet van 2 mei 2007, alsook conform de bepalingen van haar uitvoeringsbesluiten.» ; 3° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt : « Indien de bij § 1 voorgeschreven kennisgeving niet wordt verricht of indien een deelneming wordt overgedragen waarvoor de bij § 4 vereiste kennisgeving niet is verricht, kan de voorzitter van de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waar de vennootschap haar zetel heeft, uitspraak doende als in kort geding, een persoon die de betrokken kennisgevingen had moeten verrichten, gelasten daartoe over te gaan, op straffe van een dwangsom, binnen de termijn en op de wijze die hij bepaalt.In dezelfde gevallen of indien, ondanks het verzet van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bedoeld in § 3, een deelneming wordt verworven of vergroot, kan hij tevens de maatregelen nemen bedoeld in artikel 516, § 1, 1° en 2°, van het Wetboek van vennootschappen, en alle of een deel van de beslissingen van een algemene vergadering nietig verklaren die in voornoemde gevallen zou zijn gehouden.

De procedure wordt ingeleid bij dagvaarding door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen.

Artikel 516, § 3, van het Wetboek van vennootschappen is van toepassing. » ; 4° In § 6, tweede lid, worden de woorden "artikel 5 van de voornoemde wet van 2 maart 1989" vervangen door de woorden "artikel 515 van het Wetboek van vennootschappen ". HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs

Art. 35.In artikel 59 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, worden de twee laatste zinnen van het eerste lid vervangen als volgt : « De stemrechten worden berekend conform de bepalingen van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen, alsook conform de bepalingen van haar uitvoeringsbesluiten. ».

Art. 36.In artikel 67 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1995 en bij de wetten van 17 december 1998 en 20 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden "wet van 2.maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overname-aanbiedingen " vervangen door de woorden "wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen"; 2° paragraaf 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « De stemrechten worden berekend conform de bepalingen van de voornoemde wet van 2 mei 2007, alsook conform de bepalingen van haar uitvoeringsbesluiten.»; 3° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt : « Indien de bij § 1 voorgeschreven kennisgeving niet wordt verricht of indien een deelneming wordt overgedragen waarvoor de bij § 4 vereiste kennisgeving niet is verricht, kan de voorzitter van de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waar de vennootschap haar zetel heeft, uitspraak doende als in kort geding, een persoon die de betrokken kennisgevingen had moeten verrichten, gelasten daartoe over te gaan, op straffe van een dwangsom, binnen de termijn en op de wijze die hij bepaalt.In dezelfde gevallen of indien, ondanks het verzet van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bedoeld in § 3, een deelneming wordt verworven of vergroot, kan hij tevens de maatregelen nemen bedoeld in artikel 516, § 1, 1° en 2°, van het Wetboek van vennootschappen, en alle of een deel van de beslissingen van een algemene vergadering nietig verklaren die in voornoemde gevallen zou zijn gehouden.

De procedure wordt ingeleid bij dagvaarding door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen. Artikel 516, § 3, van het Wetboek van vennootschappen is van toepassing. ». HOOFDSTUK V. - Wijzigingen van het Wetboek van Vennootschappen

Art. 37.In artikel 514 van het Wetboek van vennootschappen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "stemrechtverlenende effecten zijn genoteerd" worden vervangen door de woorden "aandelen of certificaten die deze aandelen vertegenwoordigen zijn genoteerd";2° de woorden "wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen" worden vervangen door de woorden "wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen";3° een tweede lid wordt toegevoegd luidende : « Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op personen op wie de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen een kennisgevingsplicht oplegt in andere gevallen.».

Art. 38.In artikel 515 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "artikelen 1 tot 4 van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overname aanbiedingen" worden vervangen door de woorden "artikelen 6 tot 17 van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen";2° de woorden "geen stemrechtverlenende effecten genoteerd zijn" worden vervangen door de woorden "geen aandelen of certificaten die deze aandelen vertegenwoordigen genoteerd zijn".

Art. 39.In artikel 545 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "Artikel 2 van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen" vervangen door de woorden "Artikel 9, § 3, van de wet van 2 mei 2007op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen";2° in het tweede lid, 2°, worden de woorden "artikel 1, § 1, van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen" vervangen door de woorden "artikel 6, § 1, van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen";3° in het tweede lid, 3°, wordt ".» vervangen door "; en"; 4° in het tweede lid wordt een 4° toegevoegd luidende : « 4° op de effecten waarvan werd kennisgegeven door een volmachtdrager met toepassing van artikel 7, eerste lid, 5°, van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen, op voorwaarde dat de betrokken volmachtgever of volmachtgevers ofwel zelf minstens twintig dagen voor de datum van de algemene vergadering een kennisgeving hebben gedaan voor de betrokken stemrechtverlenende effecten, ofwel zelf niet verplicht zijn om een kennisgeving te doen voor de betrokken stemrechtverlenende effecten.».

Art. 40.In artikel 606, 1°, van hetzelfde Wetboek worden het derde en het vierde lid vervangen als volgt : « Onder personen die in onderling overleg handelen wordt verstaan, a) de natuurlijke personen of rechtspersonen die in onderling overleg handelen in de zin van artikel 3, § 1, 5°, a), van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen;b) de natuurlijke personen of rechtspersonen die een akkoord hebben gesloten aangaande de onderling afgestemde uitoefening van hun stemrechten, om een duurzaam gemeenschappelijk beleid ten aanzien van de betrokken vennootschap te voeren;c) de natuurlijke personen of rechtspersonen die een akkoord hebben gesloten aangaande het bezit, de verwerving of de overdracht van stemrechtverlenende effecten.».

Art. 41.In artikel 632, § 2, derde lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen" vervangen door de woorden "wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen". HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten

Art. 42.Artikel 10 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, gewijzigd bij de wet van 6 december 2004. en de bijzondere machtenbesluiten van 25 maart 2003 en 24 augustus 2005, wordt vervangen als volgt : « § 1. Emittenten van financiële instrumenten die, op hun verzoek of met hun instemming, zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt, maken voorkennis die rechtstreeks op hen betrekking heeft, met inbegrip van de wijzigingen van betekenis in reeds openbaar gemaakte informatie, onmiddellijk openbaar. Deze informatie omvat ook financiële gegevens, indien de emittent daarover beschikt.

De in het eerste lid bedoelde verplichting is niet van toepassing op de door de Koning, op advies van de CBFA, aangeduide publiekrechtelijke entiteiten, in voorkomend geval onder de voorwaarden die Hij bepaalt.

De in het eerste lid bedoelde emittent kan, op eigen verantwoordelijkheid, de in het eerste lid bedoelde openbaarmaking van voorkennis uitstellen, wanneer hij oordeelt dat die openbaarmaking zijn rechtmatige belangen zou kunnen schaden, op voorwaarde dat dit uitstel de markt niet dreigt te misleiden en de emittent de vertrouwelijkheid van de betrokken informatie kan waar borgen. Op advies van de CBFA bepaalt de Koning welke maatregelen de emittent moet treffen om de vertrouwelijkheid van de betrokken informatie te waarborgen.

Wanneer een emittent of een persoon die namens of voor rekening van de emittent optreedt, de voorkennis waarvan hij de openbaarmaking heeft uitgesteld, in het kader van de normale uitoefening van zijn werk, beroep of functie meedeelt aan een derde, moet hij die voorkennis tegelijkertijd openbaar maken. Wanneer de voorkennis onopzettelijk wordt meegedeeld, moet de emittent die onmiddellijk openbaar maken.

Het vierde lid is niet van toepassing wanneer voornoemde derde een geheimhoudingsplicht heeft, ongeacht of die gebaseerd is op wet- of regelgeving, statutaire bepalingen of een overeenkomst.

De emittent moet de CBFA onverwijld in kennis stellen van zijn beslissing om de openbaarmaking van voorkennis uit te stellen.

Behalve in het geval van uitstel van openbaarmaking in overeenstemming met het derde lid of met de toepasselijke buitenlandse wetgeving, of wanneer zij niet onderworpen zijn aan een verplichting om voorkennis als bedoeld in het eerste lid openbaar te maken, maken emittenten als bedoeld in § 3 voorkennis als bedoeld in het eerste lid over aan de CBFA. Zij leven bij de openbaarmaking en de overmaking aan de CBFA de op grond van § 2, 5°, de door de Koning op advies van de CBFA vastgestelde regels na. § 2. Op advies van de CBFA bepaalt de Koning : 1° de verplichtingen van de in § 3 bedoelde emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, en in voorkomend geval van elke andere persoon die zonder toestemming van de emittent de toelating tot de verhandeling op een gereglementeerde markt heeft aangevraagd, op het gebied van informatieverstrekking aan het publiek : a) periodiek over hun activiteiten en resultaten;b) onverwijld over rechtstreekse of onrechtstreekse wijzigingen in de rechten verbonden aan de financiële instrumenten of aan daarvan afgeleide financiële instrumenten en over nieuwe emissies van leningen;2° de andere verplichtingen van de emittenten of andere personen bedoeld in 1° ten aanzien van de houders van financiële instrumenten specifiek omwille van de toelating van deze instrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, inzonderheid met het oog op een gelijke behandeling van de houders die zich in dezelfde omstandigheden bevinden, en om hen toe te laten de rechten verbonden aan de betrokken financiële instrumenten uit te oefenen;3° de mogelijkheden van de in 1° bedoelde emittenten ten aanzien van de houders van financiële instrumenten op het vlak van de toezending van informatie langs elektronische weg en, in bijzondere gevallen, de bepaling van de vergaderplaats van de algemene vergadering;4° de vereisten inzake boekhoudkundige normen die door de in 1° bedoelde emittenten worden toegepast voor de financiële informatieverstrekking aan het publiek;5° de nadere regels en termijnen voor de openbaarmaking, voor de overmaking aan de CBFA en voor de opslag van de in 1° en 2° bedoelde informatie, met inbegrip van de minimumnormen waaraan het of de opslagmechanismen moeten voldoen;6° onverminderd de artikelen 33 en volgende, de regels inzake het toezicht, inclusief de bevoegdheden en mogelijke maatregelen, van de CBFA op de naleving van het derde, het vierde en het vijfde lid en op de met toepassing van dit lid, 1° tot 5°, vastgestelde regels, en inzonderheid de voorwaarden tegen welke de CBFA, wanneer een emittent of andere persoon bedoeld in 1° in gebreke blijft : a) zelf op kosten van de emittent of van deze andere persoon bepaalde informatie kan bekendmaken;of b) zelf kan openbaar maken dat de emittent of deze andere persoon niet aan zijn verplichtingen voldoet. De bepalingen vastgesteld ter uitvoering van het eerste lid, 4°, doen geen afbreuk aan de verordenende bevoegdheden toegekend aan de ministers bevoegd voor de Economie, de Justitie en de Middenstand, noch aan de adviesbevoegdheid van de Commissie voor boekhoudkundige normen.

Wanneer hun financiële instrumenten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten, maken emittenten als bedoeld in § 3 de informatie bedoeld in het eerste lid en in § 1 openbaar in het Nederlands of in het Frans, met naleving van de eventueel geldende Belgische rechtsregels, of, als die regels niet van toepassing zijn, in het Nederlands, in het Frans of in een taal die gangbaar is in internationale financiële kringen.

Wanneer geen financiële instrumenten van de emittent tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten, of wanneer uitsluitend schuldinstrumenten met een nominale waarde per een heid van ten minste 50.000 euro tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, maken emittenten als bedoeld in § 3 de informatie bedoeld in het eerste lid en in § 1, in afwijking van het voorgaande lid, openbaar in het Nederlands, in het Frans of in een taal die gangbaar is in internationale financiële kringen.

Wanneer financiële instrumenten zonder toestemming van de emittent tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, rusten de verplichtingen uit hoofde van het derde en het vierde lid niet op de emittent, maar op de persoon die zonder toestemming van de emittent om toelating tot de verhandeling heeft verzocht. § 3. De emittenten bedoeld in § 2, eerste lid, 1°, zijn : 1° ingeval het gaat om emittenten van aandelen dan wel om emittenten van schuldinstrumenten met een nominale waarde per eenheid van minder dan 1.000 euro : a) emittenten met statutaire zetel in België;of b) emittenten waarvan de statutaire zetel gelegen is in een staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte en die de jaarlijks te verstrekken informatie moeten indienen bij de CBFA overeenkomstig titel X van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt;2° voor emittenten die niet onder 1° vallen, de emittenten die België hebben gekozen uit de lidstaat van de Europese Economische Ruimte waar zij in voorkomend geval hun statutaire zetel hebben en de lidstaten die hun financiële instrumenten tot de verhandeling op een op hun grondgebied gelegen of werkzame gereglementeerde markt hebben toegelaten, met dien verstande dat de emittent slechts één van die lidstaten mag kiezen. § 4. Voor de toepassing van § 2, vierde lid, en § 3, 1°, wordt verstaan onder "schuldinstrumenten" : obligaties en andere verhandelbare schuldinstrumenten, met uitzondering van effecten die met aandelen gelijk te stellen zijn of die door middel van conversie of door uitoefening van de daaraan verbonden rechten recht geven tot het verkrijgen van aandelen of met aandelen gelijk te stellen effecten.

Voor de toepassing van § 2, vierde lid, worden schuldinstrumenten in een andere munteenheid dan de euro gelijkgesteld met schuldinstrumenten met een nominale waarde per eenheid van ten minste 50.000 euro wanneer de tegenwaarde van de nominale waarde per eenheid op de uitgiftedatum gelijk is aan ten minste 50.000 euro.

Voor de toepassing van § 3, 1°, worden schuldinstrumenten in een andere munteenheid dan de euro gelijkgesteld met schuldinstrumenten met een nominale waarde per eenheid van minder dan 1.000 euro, wanneer de tegenwaarde van de nominale waarde per eenheid op de uitgiftedatum minder dan 1.000 euro is, of nagenoeg gelijk is aan 1.000 euro.

Voor de toepassing van § 3, 2° : 1° kan de Koning op advies van de CBFA de procedure vaststellen volgens welke een emittent de daarin bedoelde keuze maakt;2° kan de Koning op advies van de CBFA de minimumduur bepalen waarvoor de daarin bedoelde keuze geldig blijft. § 5. Op advies van de CBFA kan de Koning voor andere emittenten dan die bedoeld in § 3 waarvan financiële instrumenten al dan niet uitsluitend zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt regels bepalen voor de samenwerking van de CBFA met de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst in de zin van Richtlijn 2004/109/EG, bepalen onder welke voorwaarden de CBFA bewarende maatregelen kan nemen en bepalen welke bewarende maatregelen de CBFA inzonderheid kan nemen.

De informatie betreffende de in het eerste lid bedoelde emittenten wordt openbaar gemaakt in het Nederlands, in het Frans of in een taal die gangbaar is in internationale financiële kringen.

Op advies van de CBFA kan de Koning de regels inzake openbaarmaking en overmaking aan de CBFA vastgesteld voor informatie betreffende de emittenten bedoeld in § 3 geheel of gedeeltelijk toepasselijk maken voor informatie betreffende andere emittenten dan die bedoeld in § 3 waarvan financiële instrumenten uitsluitend zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt en die moet worden openbaar gemaakt uit hoofde van de nationale wetgeving tot omzetting van Richtlijn 2004/109/EG. § 6. Op advies van de CBFA kan de Koning, in voorkomend geval onder de voorwaarden die Hij bepaalt, de toepassing van dit artikel geheel of gedeeltelijk uitbreiden tot en sommige bepalingen van de met toepassing ervan getroffen besluiten geheel of gedeeltelijk toepasselijk maken op emittenten waarvan financiële instrumenten zijn toegelaten tot de verhandeling op een MTF of daarop worden verhandeld.

De Koning kan daarbij de regels van dit artikel of van de met toepassing ervan getroffen besluiten aanpassen aan de specificiteit van de betrokken MTF. De Koning kan bij de uitoefening van deze machtiging, in voorkomend geval, regels bepalen voor bepaalde types van emittenten, voor bepaalde types van MTF's of voor door Hem aangeduide MTF's. § 7. Op advies van de CBFA kan de Koning bepalen dat een emittent naar Belgisch recht waarvan minstens een gedeelte van de effecten met stemrecht is toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt, bepaalde inlichtingen, die inzonderheid betrekking hebben op zijn bescherming tegen een openbaar overnamebod, moet bekend maken in zijn jaarverslag bedoeld in de artikelen 95 en 119 van het Wetboek van vennootschappen en dat het bestuursorgaan van de betrokken vennootschap dienaangaande een toelichtend verslag voorlegt aan de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders. § 8. Onverminderd de verplichtingen van de emittenten inzake informatieverstrekking aan het publiek, stelt het openbaar ministerie de CBFA in kennis van elk advies dat het uitbrengt strekkende tot het toekennen of herroepen van een gerechtelijk akkoord of een faillietverklaring, alsook elke dagvaarding tot faillietverklaring ten aanzien van een emittent waarvan de financiële instrumenten zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische of buitenlandse gereglementeerde markt. De rechtbank van koophandel stelt de CBFA in kennis van de beslissingen die ze neemt conform de adviezen van het openbaar ministerie of van de faillietverklaring op dagvaarding van het openbaar ministerie. » .

Art. 43.In artikel 19 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « De stemrechten worden berekend conform de bepalingen van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen, alsook conform de bepalingen van haar uitvoeringsbesluiten.»; 2° in § 2 worden de woorden "personen bedoeld in artikel 2 van voornoemde wet van 2 maart 1989" vervangen door de woorden "personen die zich in één van de in artikel 9 van de voornoemde wet van 2 mei 2007 bedoelde situaties bevinden";3° in § 3, tweede lid, worden de woorden "door personen bedoeld in artikel 2 van voornoemde wet van 2.maart 1989" vervangen door de woorden "door personen die zich in één van de in artikel 9 van de voornoemde wet van 2 mei 2007 bedoelde situaties bevinden".

Art. 44.Artikel 21, eerste lid, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt : « De erkenningsraad bezit rechtspersoonlijkheid. ».

Art. 45.Artikel 29 van dezelfde wet, gewijzigd bij de bijzondere machtenbesluiten van 25 maart 2003 en 24 augustus 2005, wordt aangevuld als volgt : « 4° volgens de nadere regels die Hij bepaalt, de overdraagbaarheid beperken van financiële instrumenten die zijn verworven buiten het kader van een openbare aanbieding tot verkoop of inschrijving, onder de voorwaarden die Hij vastlegt, en voor een periode die Hij bepaalt en die voorafgaat aan de eerste toelating van die instrumenten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt of een Belgische MTF. ».

Art. 46.Artikel 34 van dezelfde wet, zoals gewijzigd bij de wet van 19 november 2004, wordt vervangen als volgt : « § 1. Voor de uitvoering van haar toezichtsopdracht bedoeld in artikel 33 of om tegemoet te komen aan verzoeken om samenwerking vanwege bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 75, § 1, 3° of 4°, beschikt de CBFA 1° ten aanzien van de financiële tussenpersonen, leden van een Belgische gereglementeerde markt of MTF, marktondernemingen, MTF's, verrekenings- of vereffeningsinstellingen, met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen en emittenten van financiële instrumenten over de volgende bevoegdheden : a) zij kan zich elke informatie en elk document, in welke vorm ook, doen meedelen, met inbegrip van informatie en documenten die betrekking hebben op de relaties tussen de tussenpersoon en een bepaalde cliënt;b) zij kan ter plaatse inspecties en expertises verrichten, ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk document, gegevensbestand en registratie, en toegang hebben tot elk informaticasysteem;c) zij kan de commissarissen of de met de controle van de jaarrekeningen belaste personen van deze entiteiten, op kosten van deze entiteiten, om bijzondere verslagen vragen over de door haar aangegeven onderwerpen;daarnaast kan zij commissarissen of de met de controle van de jaarrekeningen belaste personen van emittenten van financiële instrumenten, op kosten van deze emittenten, periodieke verslagen vragen over de door haar aangegeven onderwerpen; d) wanneer deze entiteiten in België gevestigd zijn, kan de CBFA vereisen dat zij haar alle nuttige informatie en documenten bezorgen met betrekking tot ondernemingen die deel uitmaken van dezelfde groep en in het buitenland zijn gevestigd;2° ten aanzien van de bedrijfsleiding van emittenten van financiële instrumenten, de personen die onder de controle van emittenten van financiële instrumenten staan of die controle uitoefenen over emittenten van financiële instrumenten, de personen die zonder toestemming van een emittent om toelating van zijn financiële instrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt of een MTF hebben verzocht, alsook de commissarissen of de met de controle van de jaarrekeningen van deze emittenten belaste personen, over de bevoegdheid om zich elke informatie en elk document, in welke vorm ook, te doen bezorgen;3° ten aanzien van emittenten van financiële instrumenten over de bevoegdheid om te bevelen de onder 1°, a), bedoelde informatie aan het publiek openbaar te maken op de wijze en binnen de termijnen die zij bepaalt. § 2. Wanneer dit noodzakelijk is in het kader van haar toezicht op de naleving van de regels inzake marktmisbruik, de informatieverplichtingen van emittenten en de regels inzake gereglementeerde markten, MTF's of andere handelsplatformen, of wanneer zij daartoe wordt verzocht door een bevoegde autoriteit in de zin van artikel 75, § 1, 3° of 4°, kan de CBFA de verhandeling van een financieel instrument op een onder haar toezicht ressorterende gereglementeerde markt, MTF of enig ander handelsplatform schorsen door middel van een verzoek daartoe aan de betrokken marktonderneming, beleggingsonderneming of kredietinstelling die daaraan het nodige gevolg geeft.

Wanneer dit noodzakelijk is in het kader van haar toezicht op de naleving van de informatieverplichtingen van emittenten en de regels inzake gereglementeerde markten, MTF's of andere handelsplatformen, of wanneer zij daartoe wordt verzocht door een bevoegde autoriteit in de zin van artikel 75, § 1, 3° of 4°, kan de CBFA de verhandeling van een financieel instrument op een onder haar toezicht ressorterende gereglementeerde markt, MTF of enig ander handelsplatform verbieden door middel van een verzoek daartoe aan de betrokken marktonderneming, beleggingsonderneming of kredietinstelling die daaraan het nodige gevolg geeft.

Wanneer de CBFA de verhandeling van een financieel instrument op een Belgische gereglementeerde markt schorst of verbiedt, maakt zij deze beslissing onmiddellijk openbaar en stelt de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten daarvan in kennis.

Wanneer de CBFA door een andere bevoegde autoriteit in kennis wordt gesteld van de schorsing van of het verbod op de verhandeling van een financieel instrument op één of meer gereglementeerde markten, schorst of verbiedt de CBFA de verhandeling van dit financieel instrument op één of meer onder haar ressorterende gereglementeerde markten en MTF's, tenzij zulks de belangen van de beleggers of de ordelijke werking van de markt aanzienlijk zou kunnen schaden. § 3. De CBFA kan zich elke informatie en elk document, in welke vorm ook, doen meedelen door leden op afstand van een Belgische gereglementeerde markt die in de Europese Economische Ruimte gevestigd zijn, of bij hen ter plaatse inspecties en expertises verrichten.

Wanneer zij van deze bevoegdheid gebruik maakt, stelt de CBFA de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst hiervan op de hoogte.

De bevoegde autoriteiten van buitenlandse gereglementeerde markten hebben ten aanzien van in België gevestigde leden op afstand van die markten de bevoegdheid om zich elke informatie en elk document, in welke vorm ook, te doen meedelen, of om bij hen ter plaatse inspecties en expertises te verrichten. Wanneer zij van deze bevoegdheid gebruik maken, stellen zij de CBFA hiervan op de hoogte. § 4. Marktondernemingen, beleggingsondernemingen en kredietinstellingen verschaffen de CBFA continue toegang tot de informaticasystemen die de verhandeling van financiële instrumenten mogelijk maken op de gereglementeerde markten en de MTF's die onder het toezicht van de CBFA ressorteren.

Onverminderd § 1 kan de CBFA verrekenings- en vereffeningsinstellingen, alsmede met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, verzoeken om haar periodiek informatie te verschaffen over transacties in financiële instrumenten die toegelaten zijn tot verhandeling op de gereglementeerde markten en MTF's die onder het toezicht van de CBFA ressorteren, ongeacht of deze transacties op de betrokken markt of handelsfaciliteit zijn uitgevoerd of daarbuiten. ».

Art. 47.Artikel 35 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « § 1. De CBFA heeft ten aanzien van elke natuurlijke persoon en elke rechtspersoon de bevoegdheid om zich elke informatie en elk document, in welke vorm ook, te doen meedelen en toegang te verkrijgen tot elk document, in welke vorm ook, voor de volgende doeleinden : 1° om toezicht uit te oefenen op transacties in financiële instrumenten en desbetreffende gedragsregels, alsmede op de naleving van de artikelen 39 en 40, en om te verifiëren of beleggingsdiensten niet illegaal worden geleverd;2° om tegemoet te komen aan verzoeken om samenwerking vanwege bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 75, § 1, 3° of 4°. § 2. De CBFA kan de gerechtelijke overheden verzoeken alle informatie en documenten te verzamelen die nuttig worden geacht voor de in § 1 bedoelde doeleinden. De gerechtelijke overheden delen deze informatie en documenten mee aan de CBFA, met dien verstande dat de informatie en documenten met betrekking tot hangende gerechtelijke procedures niet kunnen worden meegedeeld zonder de uitdrukkelijke toestemming van de procureur-generaal.

De bevoegde procureur-generaal kan weigeren om gevolg te geven aan het in het eerste lid bedoelde verzoek wanneer reeds een gerechtelijke procedure is ingesteld wegens dezelfde feiten en tegen dezelfde personen of wanneer zij reeds definitief wegens dezelfde feiten werden veroordeeld. § 3. De financiële tussenpersonen mogen geen verrichtingen in financiële instrumenten uitvoeren voor rekening van of op verzoek van een persoon zonder deze erover te hebben ingelicht dat zij pas kunnen tussenkomen als zij toestemming hebben om de identiteit van die persoon kenbaar te maken aan de CBFA en aan de bevoegde autoriteiten van de buitenlandse gereglementeerde markten waarvan zij lid op afstand zijn. » .

Art. 48.In dezelfde wet wordt in de plaats van artikel 79, dat artikel 87 wordt, welk artikel was opgeheven bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, een nieuw artikel 79 ingevoegd, luidende : «

Art. 79.Voor de in artikel 35, § 1, 1° en 2°, bedoelde doeleinden beschikt de CBFA over de bevoegdheid om iedere persoon op te roepen en te verhoren, volgens de hierna bepaalde regels.

De oproeping voor een verhoor door de CBFA geschiedt hetzij door gewone kennisgeving, hetzij door een ter post aangetekende brief, hetzij door een dagvaarding.

Eenieder die met toepassing van het eerste lid wordt opgeroepen is gehouden om te verschijnen.

Bij het verhoren van personen, ongeacht in welke hoedanigheid zij worden verhoord, neemt de CBFA ten minste de volgende regels in acht : 1° het verhoor begint met de mededeling aan de ondervraagde persoon dat : a) hij kan vragen dat alle vragen die hem worden gesteld en alle antwoorden die hij geeft, worden genoteerd in de gebruikte bewoordingen;b) hij kan vragen dat een bepaalde onderzoekshandeling wordt verricht of een bepaald verhoor wordt afgenomen;c) zijn verklaringen als bewijs in rechte kunnen worden gebruikt;2° eenieder die ondervraagd wordt, mag gebruik maken van de documenten in zijn bezit, zonder dat daardoor het verhoor wordt uitgesteld.Hij mag, tijdens de ondervraging of later, eisen dat deze documenten bij het proces-verbaal van het verhoor worden gevoegd; 3° aan het einde van het verhoor geeft de ondervrager de ondervraagde persoon het proces-verbaal van zijn verhoor te lezen, tenzij hij vraagt dat het hem wordt voorgelezen.Er wordt hem gevraagd of hij zijn verklaringen wil verbeteren of daaraan iets wil toevoegen; 4° indien de ondervraagde persoon zich in een andere taal dan die van de procedure wenst uit te drukken, worden zijn verklaringen genoteerd in zijn taal, ofwel wordt hem gevraagd zelf zijn verklaring te noteren;5° er wordt de ondervraagde persoon meegedeeld dat hij kosteloos een kopie van de tekst van zijn verhoor kan verkrijgen, die hem, desgevraagd, onmiddellijk of binnen een maand wordt overhandigd of verstuurd.».

Art. 49.Het opschrift van "Hoofdstuk IV - Controledienst voor de Verzekeringen" in dezelfde wet wordt geschrapt en de nummering van de navolgende hoofdstukken wordt daaraan aangepast.

Art. 50.Artikel 80 van dezelfde wet, opgeheven bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 80.Voor de in artikel 35, § 1, 1° en 2°, bedoelde doeleinden, kan de auditeur, in geval van hoogdringendheid en buiten een privé-woning, bij gemotiveerde beslissing de voorlopige inbeslagneming bevelen van gelden, waarden, titels of rechten die eigendom zijn van de persoon die het voorwerp uitmaakt van een onderzoek door de CBFA of door een bevoegde autoriteit in de zin van artikel 75, § 1, 3° of 4°, en die hetzij het voorwerp van de onderzochte inbreuk uitmaken, hetzij tot het plegen van de inbreuk bestemd waren of gediend hebben, hetzij een vermogensvoordeel vormen dat rechtstreeks uit de inbreuk is verkregen of er het equivalent van uitmaken.

De maatregel bedoeld in het vorige lid, kan worden bevolen voor een tijdsduur die 48 uur niet mag overschrijden.

Deze termijn kan niet worden hernieuwd.

Voor de uitvoering van dit bevel kunnen de auditeur en de door hem aangewezen personeelsleden, indien nodig, de bijstand vorderen van de openbare macht.

Van de uitvoering van de inbeslagneming wordt procesverbaal opgesteld waaraan een inventaris wordt gehecht waarin alle in beslag genomen zaken worden vermeld.

Voor zover als mogelijk worden die zaken geïndividualiseerd.

Het proces-verbaal wordt ter ondertekening aan de beslagene of de derde-beslagene aangeboden, die er kosteloos een kopie van ontvangen. ».

Art. 51.Artikel 81 van dezelfde wet, opgeheven bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 81.§ 1. Voor de in artikel 35, § 1, 1° en 2°, bedoelde doeleinden, kan de auditeur bij een gemotiveerde en schriftelijke beslissing, van de operator van een telecommunicatienetwerk of van de verstrekker van een telecommunicatiedienst vorderen : 1° de abonnee of de gewoonlijke gebruiker van een telecommunicatiedienst te identificeren;2° de identificatiegegevens mee te delen met betrekking tot telecommunicatiediensten waarop een bepaald persoon geabonneerd is of die door een bepaald persoon gewoonlijk worden gebruikt. De auditeur doet in zijn beslissing opgave van de feitelijke omstandigheden die de maatregel rechtvaardigen en hij houdt rekening met het evenredigheids- en subsidiariteitsbeginsel bij de motivering van zijn beslissing. § 2. De operator van een telecommunicatienetwerk of de verstrekker van een telecommunicatiedienst delen na ontvangst van de in § 1, eerste lid, bedoelde vordering, onverwijld aan de auditeur de schatting van de kostprijs mee van de gevraagde inlichtingen en van de termijn die nodig is om de informatie te verzamelen.

Na ontvangst van de bevestiging van de vordering van de auditeur verschaffen de in het eerste lid bedoelde operator en verstrekker de gevraagde gegevens binnen een door de auditeur bepaalde termijn. § 3. Iedere persoon die uit hoofde van zijn bediening kennis krijgt van een vordering als bedoeld in § 1, of daaraan zijn medewerking verleent, is tot geheimhouding verplicht. Iedere schending van het geheim wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek. ».

Art. 52.Artikel 82 van dezelfde wet, opgeheven bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 82.Voor de in artikel 35, § 1, 1° en 2°, bedoelde doeleinden, kan de auditeur, mits voorafgaande toestemming van een onderzoeksrechter : 1° buiten een privé-woning de inbeslagneming bevelen van gelden, waarden, titels of rechten die eigendom zijn van de persoon die het voorwerp uitmaakt van een onderzoek door de CBFA of door een bevoegde autoriteit in de zin van artikel 75, § 1, 3° of 4°, en die hetzij het voorwerp van de onderzochte inbreuk uitmaken, hetzij tot het plegen van de inbreuk bestemd waren of gediend hebben, hetzij een vermogensvoordeel vormen dat rechtstreeks uit de inbreuk is verkregen of er het equivalent van uitmaken, volgens de regels bepaald bij artikel 83;2° de mededeling vorderen van oproepgegevens van telecommunicatiemiddelen, evenals van de oorsprong of de bestemming van telecommunicatie, volgens de regels bepaald bij artikel 84;3° een tijdelijk verbod op de beroepsuitoefening opleggen, volgens de regels bepaald bij artikel 85.».

Art. 53.Artikel 83 van dezelfde wet, opgeheven bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Artikel 83.§ 1. Voor de doeleinden bedoeld in artikel 82, 1°, en mits de voorafgaandelijke toestemming van een onderzoeksrechter, kan de auditeur, bij een gemotiveerde beslissing, buiten een privé-woning de inbeslagneming bevelen van de zaken bedoeld in artikel 82, 1°.

De auditeur doet in zijn beslissing opgave van de feitelijke omstandigheden die de maatregel rechtvaardigen en hij houdt rekening met het evenredigheids- en subsidiariteitsbeginsel bij de motivering van zijn beslissing.

Voor de uitvoering van dit bevel kunnen de auditeur en de door hem aangewezen personeelsleden, indien nodig, de bijstand vorderen van de openbare macht.

De bepalingen van artikel 80, vierde en vijfde lid, zijn van toepassing op deze onderzoekshandeling. § 2. De maatregel van inbeslagneming door de auditeur vervalt van rechtswege, hetzij vanaf het verstrijken van de in artikel 121, § 2, tweede lid, bedoelde termijn van beroep tegen de beslissing van het directiecomité, hetzij de dag volgend op het arrest van het Hof van Beroep te Brussel uitgesproken met toepassing van artikel 121, § 1, eerste lid, 4°.

In afwijking van het eerste lid, vervalt de inbeslagneming wat de zaken betreft die in de beslissing van het directiecomité of, in voorkomend geval, van het hof van beroep te Brussel worden aangemerkt als een vermogensvoordeel dat rechtstreeks uit de inbreuk is verkregen of als het equivalent ervan, slechts op het ogenblik waarop de geldboete die met toepassing van artikel 36, § 2, werd opgelegd, integraal werd betaald. ».

Art. 54.Artikel 84 van dezelfde wet, opgeheven bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 84.§ 1. Voor de doeleinden bedoeld in artikel 82, 2°, en mits de voorafgaandelijke toestemming van een onderzoeksrechter, kan de auditeur, wanneer hij van oordeel is dat er omstandigheden zijn die het doen opsporen van telecommunicatie of het lokaliseren van de oorsprong of de bestemming van telecom municatie noodzakelijk maken om de waarheid aan de dag te brengen, zo nodig door daartoe de medewerking van de operator van een telecommunicatienetwerk of van de verstrekker van een telecommunicatiedienst te vorderen : 1° de oproepgegevens doen opsporen van telecommunicatiemiddelen van waaruit of waarnaar oproepen werden gedaan;2° de oorsprong of de bestemming van telecommunicatie laten lokaliseren. In de gevallen bedoeld in het eerste lid wordt voor ieder telecommunicatiemiddel waarvan de oproepgegevens worden opgespoord of waarvan de oorsprong of de bestemming van de telecommunicatie wordt gelokaliseerd, de dag, het uur, de duur, en, indien nodig, de plaats van de oproep vastgesteld en opgenomen in een proces-verbaal.

De auditeur doet in zijn beslissing opgave van de feitelijke omstandigheden die de maatregel rechtvaardigen en hij houdt rekening met het evenredigheids- en subsidiariteitsbeginsel bij de motivering van zijn beslissing. § 2. De operator van een telecommunicatienetwerk of de verstrekker van een telecommunicatiedienst deelt, na ontvangst van de in § 1 bedoelde vordering, onverwijld aan de auditeur de schatting van de kostprijs mee van de gevraagde inlichtingen en van de termijn die nodig is om de informatie te verzamelen.

Na ontvangst van de bevestiging van de vordering van de auditeur verschaffen de in het eerste lid bedoelde operator en verstrekker, de gevraagde gegevens binnen een door de auditeur bepaalde termijn. § 3. Iedere persoon die uit hoofde van zijn bediening kennis krijgt van de maatregel of daaraan zijn medewerking verleent, is tot geheimhouding verplicht. Iedere schending van het geheim wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek. » .

Art. 55.Artikel 85 van dezelfde wet, opgeheven bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 85.§ 1. Voor de doeleinden bedoeld in artikel 82, 3°, en mits de voorafgaandelijke toestemming van een onderzoeksrechter kan de auditeur bij gemotiveerde beslissing een natuurlijke persoon of rechtspersoon, in wiens hoofde manifeste aanwijzingen bestaan dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan een inbreuk in de zin van de artikelen 25, 26, 27, 39 en 40, het tijdelijk verbod opleggen om de beroepsactiviteiten die een risico inhouden op een nieuwe inbreuk op één van die bepalingen en die in de beslissing nader worden gepreciseerd, uit te oefenen.

Het verbod kan uitsluitend betrekking hebben op de natuurlijke personen en rechtspersonen en op de nauwkeurig omschreven beroepsactiviteiten die in de beslissing van de auditeur worden aangewezen.

De auditeur doet in zijn beslissing opgave van de feitelijke omstandigheden die de maatregel rechtvaardigen en hij houdt rekening met het evenredigheids- en subsidiariteitsbeginsel bij de motivering van zijn beslissing.

Het verbod geldt voor een termijn van drie maanden die éénmaal hernieuwbaar is volgens dezelfde procedure.

Het verbod gaat slechts in vanaf het ogenblik waarop de beslissing aan de betrokkene werd betekend door de auditeur. ».

Art. 56.Artikel 86 van dezelfde wet, opgeheven bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 86.De bepalingen van de artikelen 36 en 37 zijn van toepassing ingeval de op grond van de artikelen 79 tot en met 85 opgelegde verplichtingen of maatregelen niet worden nageleefd. ». HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen van de wet van 20 juli 200 4. betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles

Art. 57.In artikel 150 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, worden de laatste twee zinnen van het eerste lid vervangen als volgt : « De stemrechten worden berekend conform de bepalingen van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen, alsook conform de bepalingen van haar uitvoeringsbesluiten. ».

Art. 58.In artikel 159 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 22 juli 2004 en 20 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden "wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overname-aanbiedingen " vervangen door de woorden "wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen";2° paragraaf 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « De stemrechten worden berekend conform de bepalingen van de voornoemde wet van 2 mei 2007, alsook conform de bepalingen van haar uitvoeringsbesluiten.»; 3° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt : « Indien de bij § 1 voorgeschreven kennisgeving niet wordt verricht of indien een deelneming wordt overgedragen waarvoor de bij § 4 vereiste kennisgeving niet is verricht, kan de voorzitter van de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waar de vennootschap haar zetel heeft, uitspraak doende als in kort geding, een persoon die de betrokken kennisgevingen had moeten verrichten, gelasten daartoe over te gaan, op straffe van een dwangsom, binnen de termijn en op de wijze die hij bepaalt.In dezelfde gevallen of indien, ondanks het verzet van de CBFA bedoeld in § 3, een deelneming wordt verworven of vergroot, kan hij tevens de maatregelen nemen als bedoeld in artikel 516, § 1, 1° en 2°, van het Wetboek van vennootschappen, en alle of een deel van de beslissingen van een algemene vergadering nietig verklaren die in voornoemde gevallen zou zijn gehouden.

De procedure wordt ingeleid bij dagvaarding door de CBFA. Artikel 516, § 3, van het Wetboek van vennootschappen is van toepassing. ». HOOFDSTUK VIII. - Toekomstige wijzigingen en opheffingsbepalingen

Art. 59.De Koning kan bij een besluit vastgesteld an overleg in de Ministerraad, op advies van de CBFA, overgaan tot het treffen van maatregelen voor de omzetting van de dwingende bepalingen die voortvloeien uit internationale verdragen of uit krachtens dergelijke verdragen genomen internationale akten, inzonderheid uit de com munautaire uitvoeringsbesluiten van Richtlijn 2004/109/EG, alsook tot het treffen van de aanpassingsmaatregelen die nodig zijn geworden als gevolg van de goedkeuring van dergelijke internationale akten, met betrekking tot de materies die bij deze wet worden geregeld en voor zover het maatregelen betreft die de Grondwet niet aan de wetgever voorbehoudt. De Koning kan via dezelfde procedure bepalen dat, voor de inbreuken op die bepalingen, administratieve geldboetes kunnen worden opgelegd met toepassing van artikel 27.

De koninklijke besluiten die krachtens het eerste lid worden genomen, kunnen de van kracht zijnde wettelijke bepalingen wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen.

De ter uitvoering van het eerste lid genomen koninklijke besluiten worden van rechtswege opgeheven indien zij niet bij wet zijn bekrachtigd binnen vierentwintig maanden na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 60.Met uitzondering van artikel 8, wordt de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1991, 29 juni 1993, 22 december 1998, 10 maart 1999, 7 mei 1999, 2 augustus 2002 en 1 april 2007 opgeheven.

TITEL IV. - Uitvoering en inwerkingtreding

Art. 61.De Koning neemt de besluiten die Hij dient te nemen ter uitvoering van deze wet op voorstel van de minister van Financiën.

Art. 62.Deze wet treedt in werking op de door de Koning te bepalen datum, met uitzondering van artikel 44, dat uitwerking heeft met ingang van 19 augustus 2003, en van de artikelen 45 tot 56, die in werking treden op de tiende dag na de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad. De Koning kan voor artikel 42 een andere datum van inwerkingtreding voorzien dan voor de overige artikelen.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 2 mei 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Economie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Parlementaire verwijzingen : Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51 2963/2006/2007 001 : Wetsontwerp. 002 : Tekst verbeterd door de commissie 003 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat Integraal verslag : 29 maart 2007 Documenten van de Senaat : 3-2371-2006/2007 Nr. 1 : Tekst aangenomen door de commissie Nr. 2 : Tekst aangenomen zonder amendering en overzending aan Kamer ter berkrachtiging Nr. 3 : Aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

^