Etaamb.openjustice.be
Wet van 04 maart 1998
gepubliceerd op 08 december 1999

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika aangaande de rechtshulp in strafzaken, en Bijlage, ondertekend te Washington op 28 januari 1988

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking
numac
1999015125
pub.
08/12/1999
prom.
04/03/1998
ELI
eli/wet/1998/03/04/1999015125/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 MAART 1998. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika aangaande de rechtshulp in strafzaken, en Bijlage, ondertekend te Washington op 28 januari 1988 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika aangaande de rechtshulp in strafzaken, en bijlage, ondertekend te Washington op 28 januari 1988, zal volkomen uitwerking hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 4 maart 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK _______ Nota (1) Zitting 1996-1997 : Senaat. Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 9 april 1997, nr. 1-606/1. - Verslag, nr. 1-606/2. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 1-606/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 16 juli 1997.- Stemming. Vergadering van 17 juli 1997.

Kamer.

Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 1139/1.

Zitting 1997-1998 : Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 9 december 1997.- Stemming. Vergadering van 11 december 1997.

OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELGI" EN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA AANGAANDE DE RECHTSHULP IN STRAFZAKEN De Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, geleid door de wens een overeenkomst te sluiten aangaande de rechtshulp in strafzaken, Zijn overeengekomen als volgt : Artikel 1 Toepassingsgebied 1. De overeenkomstsluitende Staten verlenen elkander, in overeenstemming met de bepalingen van deze Overeenkomst, rechtshulp bij alles wat betrekking heeft op de opsporing, de vervolging en de bestraffing van misdrijven.2. De rechtshulp heeft meer bepaald betrekking op : a) de lokalisatie of identificatie van personen;b) de mededeling van stukken;c) de mededeling van gegevens en de overlegging van voorwerpen, daaronder begrepen dossiers, stukken en bewijsmateriaal;d) het verhoor van getuigen en de overlegging van stukken;e) de uitvoering van verzoeken tot huiszoeking en inbeslagneming;f) de overbrenging van in hechtenis genomen personen met het oog op hun verhoor als getuige of tot andere doeleinden;g) de lokalisatie, de opsporing, het immobiliseren, de inbeslagneming en de verbeurdverklaring van wederrechtelijk verkregen winsten;en h) de teruggave van hun goederen aan de slachtoffers van een misdrijf.3. Tenzij deze Overeenkomst het anders bepaalt wordt de rechtshulp verleend voor elk misdrijf dat door de wetten van de verzoekende Staat wordt bestraft.4. Deze Overeenkomst beoogt enkel de rechtshulp tussen de overeenkomstsluitende Staten.Ze kent geen enkel nieuw recht toe aan de particuliere personen wat het bekomen, het achterhouden en het uitsluiten van bewijzen betreft; ze biedt hen evenmin de mogelijkheid zich tegen de uitvoering van een verzoek te verzetten.

Artikel 2 Lokalisatie of identificatie van personen De aangezochte Staat doet al het mogelijke om de in het verzoek vermelde personen te lokaliseren of te identificeren.

Artikel 3 Mededeling van stukken 1. De aangezochte Staat zorgt voor de mededeling van elke gerechtelijke akte of stuk hiertoe door de verzoekende Staat toegezonden.2. Elk verzoek tot mededeling van een stuk, waarin om de verschijning van een persoon voor een overheid in de verzoekende Staat wordt verzocht, wordt verzonden binnen een redelijke termijn voor de datum vastgelegd voor de verschijning.3. De aangezochte Staat zendt als bewijs van de mededeling een ontvangstbewijs terug, ondertekend en gedagtekend door de geadresseerde, ofwel een verklaring ondertekend door de ambtenaar die de mededeling heeft gedaan, die de vorm en de datum van de mededeling vermeldt. Artikel 4 Verschijning van getuigen en deskundigen in de verzoekende Staat 1. Indien de verzoekende Staat oordeelt dat de verschijning in persoon van een getuige of van een deskundige voor zijn rechterlijke overheden in het bijzonder nodig is, kan hij hiervan melding maken in het verzoek en de aangezochte Staat verzoekt deze getuige of deskundige om te verschijnen.De aangezochte Staat laat onmiddellijk het antwoord van de getuige of van de deskundige weten aan de verzoekende Staat. 2. De getuige of de deskundige ontvangt, vanwege de verzoekende Staat, op passende wijze, terugbetaling van de reis- en verblijfkosten die werden gemaakt om aan het verzoek te voldoen.Indien de getuige of de deskundige hierom verzoekt kan de verzoekende Staat hem een voorschot betalen op de reis- en verblijfkosten; dit voorschot kan hem worden betaald door de Ambassade van deze Staat in de aangezochte Staat. 3. De getuige of deskundige die een dagvaarding om te verschijnen, waarvan de mededeling werd gevraagd, niet is nagekomen, kan aan geen enkele straf of dwangmaatregel worden onderworpen in de aangezochte Staat, zelfs niet wanneer deze dagvaarding een verplichting om te verschijnen bevat. Artikel 5 Mededeling van inlichtingen en overlegging van voorwerpen, in het bezit van overheidsbesturen of -instellingen Op verzoek en tot doeleinden van deze Overeenkomst : a) verstrekt de aangezochte Staat elke inlichting en alle voorwerpen, daaronder begrepen de stukken of dossiers, in het bezit van een overheidsbestuur of -instelling en die voor het publiek toegankelijk zijn;b) kan de aangezochte Staat elke inlichting en alle voorwerpen verstrekken, daaronder begrepen de stukken of dossiers, in het bezit van een overheidsbestuur of -instelling en die niet voor het publiek toegankelijk zijn, in dezelfde mate en onder dezelfde voorwaarden als diegene die van toepassing zijn op zijn eigen rechterlijke overheden of overheden die belast zijn met de toepassing van de wet.De aangezochte Staat kan het verzoek geheel of gedeeltelijk afwijzen zonder dat ze deze beslissing met redenen moet omkleden.

Artikel 6 Het horen van getuigen en de overlegging van stukken in de aangezochte Staat 1. Iedere persoon van wie bewijsmateriaal wordt verlangd wordt, indien nodig, gedagvaard om te verschijnen teneinde te getuigen of voorwerpen over te leggen, daaronder begrepen stukken, dossiers of bewijsmateriaal, in dezelfde mate als in geval van een aan de gang zijnd onderzoek of een lopende procedure in de aangezochte Staat. Rechten tot verschoning van het afleggen van getuigenissen krachtens de wetten van de verzoekende Staat worden niet in aanmerking genomen bij de uitvoering van verzoeken op grond van dit artikel; niettemin, indien deze worden ingeroepen, wordt er melding van gemaakt in het proces-verbaal. 2. De aangezochte Staat vermeldt op verzoek datum en plaats van het getuigenverhoor.3. De aangezochte Staat stemt, bij de uitvoering van een verzoek, in met de aanwezigheid van de beschuldigde, de raadsman van de beschuldigde en van iedere andere in het verzoek vermelde belanghebbende.4. De overheid die het verzoek uitvoert geeft iedere persoon wiens aanwezigheid is toegestaan de mogelijkheid om vragen te laten stellen aan de persoon wiens getuigenis gevraagd is.De vragen worden gesteld volgens de procedure die van toepassing is in de aangezochte Staat.

Artikel 7 Uitvoering van verzoeken tot huiszoeking en inbeslagneming 1. De aangezochte Staat geeft, voor zover zijn wetgeving zulks toelaat, gevolg aan een verzoek tot huiszoeking of tot inbeslagneming, alsmede tot overdracht aan de verzoekende Staat van alle voorwerpen, daaronder begrepen stukken, dossiers en bewijsmateriaal, op voorwaarde dat het verzoek gegevens bevat die een dergelijke handeling rechtvaardigen ten aanzien van de wetten van de aangezochte Staat.De huiszoeking en de inbeslagneming worden uitgevoerd overeenkomstig de wet van de aangezochte Staat. 2. De aangezochte Staat kan de overdracht van voorwerpen afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de verzoekende Staat voldoende waarborgen geeft dat ze zo spoedig mogelijk zullen worden teruggegeven aan de aangezochte Staat.Wanneer een dergelijke voorwaarde niet werd uitgedrukt bestaat er geen enkele verplichting om de voorwerpen aan de aangezochte Staat terug te geven. De aangezochte Staat kan de overdracht van voorwerpen ook verdagen indien ze in deze Staat als bewijs moeten dienen. 3. De rechten van derden op deze voorwerpen worden behoorlijk gevrijwaard. Artikel 8 Procedures betreffende de toelaatbaarheid van het bewijs 1. De verzoekende Staat kan vragen dat de aangezochte Staat bijzondere procedures volgt bij de uitvoering van een verzoek bepaald in de artikelen 5, 6 of 7, teneinde de toelaatbaarheid van de overgelegde of in beslag genomen voorwerpen te verzekeren;de aangezochte Staat volgt deze procedures op voorwaarde dat ze niet verboden zijn door zijn recht. 2. De in België in beslag genomen goederen worden onder de bewaring geplaatst van de griffie van de rechtbank nadat er vooraf een inventaris van werd opgemaakt.Deze voorwerpen worden door de griffie ter beschikking gehouden van de autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika. Deze griffie levert op verzoek, tegelijkertijd met de overgelegde voorwerpen, attesten af die in overeenstemming zijn met het formulier dat bij deze Overeenkomst in bijlage is gevoegd. Deze attesten worden opgemaakt door iedere persoon die het voorwerp in zijn bezit heeft gehad vanaf het ogenblik van de inbeslagneming.

Deze attesten worden in de Verenigde Staten van Amerika aanvaard als bewijs van de erin vermelde feiten; er wordt geen enkel ander attest vereist. 3. Indien de omstandigheden dit vereisen plegen de Centrale Overheden met elkaar overleg aangaande de modaliteiten voor de te volgen bijzondere procedures. Artikel 9 Overbrenging naar de verzoekende Staat van personen die in de aangezochte Staat in hechtenis verkeren 1. Iedere persoon die in de aangezochte Staat in hechtenis verkeert en waarvan de aanwezigheid in de verzoekende Staat noodzakelijk is voor de rechtshulp waarin deze Overeenkomst voorziet, wordt naar de verzoekende Staat overgebracht op voorwaarde dat deze persoon daarmee instemt en dat de aangezochte Staat geen redenen heeft om deze overbrenging te weigeren.2. De aangezochte Staat kan de uitvoering van het verzoek uitstellen zolang de aanwezigheid van deze persoon noodzakelijk is, in deze Staat voor een onderzoek of een procedure.3. De verzoekende Staat heeft de bevoegdheid en is verplicht de persoon in hechtenis te houden, tenzij de aangezochte Staat zijn invrijheidstelling heeft bevolen.4. Zodra de omstandigheden het toestaan, tenzij anders werd overeengekomen, levert de verzoekende Staat elke persoon die niet krachtens § 3 in vrijheid werd gesteld terug over aan de bewaring van de aangezochte Staat. De verzoekende Staat kan niet weigeren een overgebrachte persoon terug te zenden om reden dat deze persoon een onderdaan van die Staat is.

Artikel 10 Overbrenging naar de aangezochte Staat van personen die in de verzoekende Staat in hechtenis verkeren 1. De verzoekende Staat kan vragen, met het oog op de rechtshulp waarin deze Overeenkomst voorziet, dat een persoon die hij in hechtenis houdt, wordt overgebracht naar de aangezochte Staat op voorwaarde dat deze persoon daarmee instemt en dat de aangezochte Staat geen redenen heeft om deze overbrenging te weigeren.2. De aangezochte Staat heeft de bevoegdheid en is verplicht deze persoon in hechtenis te houden tenzij de verzoekende Staat zijn invrijheidstelling heeft bevolen.3. Zodra de omstandigheden het toestaan, tenzij anders werd overeengekomen, levert de aangezochte Staat elke persoon die niet krachtens § 2 in vrijheid werd gesteld terug over aan de bewaring van de verzoekende Staat.De aangezochte Staat kan niet weigeren de overgebrachte persoon terug te zenden om reden dat deze persoon een onderdaan van die Staat is.

Artikel 11 Toepassing van de artikelen 9 en 10 1. In geval van toepassing van de artikelen 9 en 10 : a) de hechtenis ondergaan in de Staat naar dewelke de persoon werd overgebracht wordt afgetrokken van de duur van de vrijheidsbeneming die in de andere Staat nog moet worden ondergaan;b) de overgebrachte persoon kan in de Staat naar dewelke hij werd overgebracht niet worden vervolgd, in hechtenis gehouden, of aan enige andere vrijheidsbeperking worden onderworpen voor feiten of veroordelingen welke voorafgingen aan zijn overbrenging;c) de in letter b) van dit artikel bedoelde immuniteit neemt een einde wanneer de overgebrachte persoon : (i) hoewel hij gedurende vijftien opeenvolgende dagen de mogelijkheid had de Staat naar dewelke hij werd overgebracht te verlaten, daar gebleven is;of (ii) na deze Staat te hebben verlaten, er is teruggekeerd. 2. In geval van vlucht van de overgebrachte persoon neemt de Staat naar dewelke deze persoon werd overgebracht alle maatregelen die tot zijn aanhouding kunnen leiden.3. Elke persoon die krachtens de artikelen 9 of 10 is overgebracht wordt teruggebracht zonder dat de uitleveringsprocedure moet worden aangewend. Artikel 12 Wederrechtelijk verkregen winsten en restitutie aan de slachtoffers 1. Iedere overeenkomstsluitende Staat verbindt zich ertoe, voor zover zijn intern recht toepasselijk op het ogenblik van het verzoek zulks toestaat, de hulp toe te kennen waardoor het mogelijk is : a) over te gaan tot de lokalisatie, de opsporing, het immobiliseren, de inbeslagneming en de verbeurdverklaring van op wederrechtelijke wijze bekomen winsten;en b) te zorgen voor de teruggave van hun goederen aan slachtoffers van een misdrijf.2. De Centrale Overheid van een overeenkomstsluitende Staat die redenen heeft om aan te nemen dat de andere Staat op wederrechtelijke wijze bekomen winsten kunnen worden ontdekt, brengt de Centrale Overheid van deze Staat hiervan op de hoogte.Deze laatste oordeelt welk gevolg er aan deze informatie dient gegeven te worden en laat zo spoedig mogelijk weten welke maatregelen werden getroffen.

Artikel 13 Beperkingen van de rechtshulp 1. De Centrale Overheid van de aangezochte Staat kan weigeren gevolg te geven aan een verzoek in de mate waarin : a) de uitvoering van het verzoek een aantasting zou zijn van de soevereiniteit, de veiligheid of andere wezenlijke algemene belangen van de aangezochte Staat;b) het verzoek betrekking heeft op een overtreding van de militaire wetten die geen misdrijf naar de gewone strafwet is;of c) het verzoek niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst.2. De Centrale Overheid van de aangezochte Staat kan eveneens weigeren gevolg te geven aan een verzoek indien deze betrekking heeft op een politiek misdrijf. Deze paragraaf is niet van toepassing op de misdrijven voor dewelke de overeenkomstsluitende Staten de mogelijkheid hebben ze niet als politiek te beschouwen naar luid van elk ander verdrag of elke andere Overeenkomst waarbij ze partij zijn. 3. Indien, in overeenstemming met dit artikel, een beslissing tot weigering wordt overwogen, plegen de Centrale Overheden voorafgaand overleg om te bepalen onder welke voorwaarden de rechtshulp eventueel kan worden toegekend.Indien de verzoekende Staat de hulp onder deze voorwaarden aanvaardt verbindt hij zich ertoe deze te eerbiedigen. 4. De Centrale Overheid van de aangezochte Staat kan de uitvoering van een verzoek uitstellen of er slechts gevolg aan geven onder bepaalde voorwaarden indien de uitvoering een aan de gang zijnd onderzoek of een lopende wettelijke procedure in die Staat kan belemmeren.5. De Centrale Overheid van de aangezochte Staat licht de Centrale Overheid van de verzoekende Staat zo spoedig mogelijk in over de reden van de weigering of van het uitstel van de uitvoering van het verzoek. Artikel 14 Bescherming van de vertrouwelijke aard De aangezochte Staat stelt alles in het werk, indien de verzoekende Staat dit wenst, om de vertrouwelijke aard van een verzoek en van de inhoud ervan te vrijwaren.

Indien er geen gevolg kan worden gegeven aan het verzoek zonder aantasting van het gevraagde vertrouwelijk karakter, dan brengt de Centrale Overheid van de aangezochte Staat dit ter kennis van de Centrale Overheid van de verzoekende Staat die dient te beslissen of het verzoek niettemin mag worden uitgevoerd.

Artikel 15 Inhoud van de verzoeken 1. Een verzoek om rechtshulp vermeldt : a) de naam van de overheid die het onderzoek of de procedure waarop het verzoek betrekking heeft, leidt;b) het onderwerp en de aard van het onderzoek of van de procedure;c) een beschrijving van de gewenste gegevens of van het gezochte voorwerp of van de te verrichten tussenkomst;en d) het doel waartoe de gegevens, het voorwerp of de tussenkomst worden gevraagd.2. Voor zover noodzakelijk, en in de mate van het mogelijke, houdt het verzoek in : a) de beschikbare gegevens betreffende de identiteit en de lokalisatie van een op te sporen persoon;b) de identiteit en de lokalisatie van de persoon voor wie een stuk bestemd is, zijn betrokkenheid bij de procedure en de wijze waarop de mededeling moet geschieden;c) de identiteit en de lokalisatie van personen van wie bewijsmateriaal wordt verlangd;d) een beschrijving van de wijze waarop een getuigenis dient te worden afgenomen en opgetekend;e) een lijst van de te beantwoorden vragen;f) een nauwkeurige beschrijving van de plaats waar de huiszoeking moet worden verricht en van de voorwerpen die in beslag moeten worden genomen;g) een beschrijving van iedere bijzondere procedure die moet worden gevolgd bij de uitvoering van het verzoek;en h) gegevens betreffende de vergoedingen waarop de getuige of de deskundige, die in de verzoekende Staat moeten verschijnen, recht zouden kunnen hebben. Artikel 16 Uitvoering van het verzoek en terugzending van de voorwerpen 1. De Centrale Overheid van de aangezochte Staat geeft zo spoedig mogelijk gevolg aan het verzoek of verzendt het, indien nodig, voor uitvoering aan de bevoegde overheid die, in de mate van het mogelijke, het verzoek uitvoert. De rechterlijke overheden van de aangezochte Staat zijn bevoegd voor het uitreiken van dagvaardingen om te verschijnen, van huiszoekingsbevelen of van andere beschikkingen die nodig zijn voor de uitvoering van het verzoek. 2. De verzoeken worden uitgevoerd in overeenstemming met het intern recht en de interne procedures van de aangezochte Staat, tenzij deze Overeenkomst er anders over beschikt.De in het verzoek aangegeven procedures worden nageleefd, zelfs indien zij in de aangezochte Staat ongebruikelijk zijn, voor zover zij niet uitdrukkelijk verboden zijn door de wetten van die Staat. 3. De aangezochte Staat kan afschriften van de stukken verstrekken, daaronder begrepen documenten, dossiers en bewijsmateriaal, verkregen ter uitvoering van het verzoek.De aangezochte Staat verstrekt, op verzoek van de verzoekende Staat, in de mate van het mogelijke de originelen. 4. De verzoekende Staat zendt, onverminderd de bepalingen van artikel 7, alle voorwerpen die verstrekt werden voor de uitvoering van het verzoek tot rechtshulp zo snel mogelijk terug, tenzij de aangezochte Staat er afstand van doet. Artikel 17 Centrale Overheden 1. Alle verzoeken om rechtshulp worden ingediend en uitgevoerd door tussenkomst van een Centrale Overheid voor elk van de overeenkomstsluitende Staten.Deze Centrale Overheden onderhouden rechtstreeks contact met elkaar met het oog op de toepassing van de bepalingen van deze Overeenkomst. 2. In deze Overeenkomst wordt verstaan onder Centrale Overheid : a) voor het Koninkrijk België, de Minister van Justitie, zijn vertegenwoordiger of zijn gemachtigde;b) voor de Verenigde Staten van Amerika, de Attorney General of de door hem aangewezen vertegenwoordigers. Artikel 18 Kosten en vertalingen 1. De aangezochte Staat verleent hulp aan de verzoekende Staat zonder financiële tussenkomst van deze Staat, met uitzondering van de erelonen van particuliere deskundigen indien het verzoek toestaat op deze deskundigen een beroep te doen.2. De verzoekende Staat draagt alle kosten met betrekking tot de overbrenging, op grond van de artikelen 9 en 10, van een persoon in hechtenis.3. Indien in de loop van de uitvoering van het verzoek duidelijk blijkt dat uitzonderlijke kosten moeten gemaakt worden om er gevolg aan te geven, dan plegen de Centrale Overheden overleg met elkaar wat de modaliteiten en voorwaarden betreft volgens dewelke de uitvoering van het verzoek kan worden verdergezet.4. De door deze Overeenkomst bedoelde verzoeken worden opgesteld in de Engelse taal en in de Franse of de Nederlandse taal;de begeleidende brieven uitgaande van een Centrale Overheid hoeven echter niet te worden vertaald.

Indien nodig worden de bij deze verzoeken gevoegde stukken vertaald door de verzoekende Staat.

De verzoekende Staat is belast met de vertaling van de stukken die verstrekt worden ter uitvoering van de verzoeken.

Artikel 19 Andere overeenkomsten en intern recht De uit deze Overeenkomst voortvloeiende rechtshulp en procedures vormen geen belemmering voor de rechtshulp en procedures waarin voorzien is door andere internationale overeenkomsten of akkoorden, alsmede door het intern recht en de interne praktijk van de overeenkomstsluitende Staten.

Artikel 20 Inwerkingtreding en opzegging 1. Deze Overeenkomst dient te worden bekrachtigd.De uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden vindt zo spoedig mogelijk plaats te Brussel. 2. Deze Overeenkomst treedt in werking de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van de uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden.3. Deze Overeenkomst is van toepassing op misdrijven, begaan zowel voor als na zijn inwerkingtreding.4. Iedere overeenkomstsluitende Staat kan deze Overeenkomst opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere overeenkomstsluitende Staat.De opzegging wordt effectief zes maanden na de datum van de kennisgeving.

Ten blijke waarvan, de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Washington, op achtentwintig januari 1988, in twee exemplaren, ieder in de Engelse, de Franse en de Nederlandse taal, de drie teksten zijnde gelijkelijk authentiek.

FORMULIER Ik ondergetekende, naam . . . . . voornamen . . . . . woonplaats . . . . . hoedanigheid of functie . . . . . bevestig op straffe van strafrechtelijke vervolgingen uit hoofde van een valse getuigenis of van valsheid in geschriften, - op ................................................................................. te . . . . . te zijn overgegaan tot de inbeslagneming van (*) - op ............................................................... te . . . . . onder mijn bewaring te hebben ontvangen van (naam) ................................................................ de (*) hieronder beschreven voorwerpen : ........................................................

Ik verklaar op .............................................................. te . . . . . deze voorwerpen te hebben toevertrouwd aan de bewaring van naam . . . . . voornamen . . . . . woonplaats . . . . . hoedanigheid of functie . . . . .

Ik verklaar dat, terwijl ze onder mijn bewaring waren, - deze voorwerpen geen enkele verandering hebben ondergaan (*) - deze voorwerpen de hierna aangeduide verandering hebben ondergaan : (*) Gedaan op ............................................ te . . . . .

Handtekening _______ (*) de overbodige vermeldingen schrappen.

Overeenkomstig de bepalingen van haar artikel 20 zal deze Overeenkomst op 1 januari 2000 inwerkingtreden.

Het Belgisch bekrachtigingsinstrument bevat de volgende interpretatieve verklaringen : « 1) Niets in deze Overeenkomst vereist of machtigt dat enige wetgeving wordt uitgevaardigd of enige actie wordt ondernomen door het Koninkrijk België die strijdig is met zijn Grondwet. 2) Overeenkomstig het recht dat het Koninkrijk België heeft krachtens deze Overeenkomst om te weigeren gevolg te geven aan een verzoek in de mate waarin de waarin de uitvoering ervan een aantasting zou zijn van zijn wezelijke algemene belangen zal het Koninkrijk België weigeren gevolg te geven aan een verzoek wanneer de centrale autoriteit, na overleg met de bevoegde autoriteiten, bijzondere informatie heeft dat een hogere ambtenaar die toegang zou hebben tot de informatie die verstrekt zou worden overeenkomstig deze Overeenkomst, betrokken is in de productie of distributie van illegale verdovende middelen of deze vergemakkelijkt.» Het bekrachtigingsinstrument van de Vernigde Staten van Amerika bevat de volgende "understandings" : « 1) Nothing in this Treaty requires or authorizes legislation or other action by the United States of America prohibited by the Constitution of the United States. 2) Pursuant to the rights of the United States under this Treaty to deny requests which prejudice its essential public interests, the United States shall deny a request for assistance when the Central Authority, after consultation with all appropriate intelligence, anti-narcotic, and foreign policy agencies, has specific information that a senior government official who will have access to information to be provided under this treaty is engaged in or facilitates the production or distribution of illegal drugs.»

^