Etaamb.openjustice.be
Wet van 06 oktober 2005
gepubliceerd op 21 december 2005

Wet houdende instemming met en uitvoering van het Protocol van 2003 bij het Internationaal Verdrag van 1992 ter oprichting van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Londen op 16 mei 2003

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2005015145
pub.
21/12/2005
prom.
06/10/2005
ELI
eli/wet/2005/10/06/2005015145/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 OKTOBER 2005. - Wet houdende instemming met en uitvoering van het Protocol van 2003 bij het Internationaal Verdrag van 1992 ter oprichting van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Londen op 16 mei 2003 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Protocol van 2003 bij het Internationaal Verdrag van 1992 ter oprichting van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Londen op 16 mei 2003, zal volkomen gevolg hebben.

Art. 3.Het opschrift van de wet van 6 augustus 1993 houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971 en van het Protocol bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 19 november 1976 wordt vervangen als volgt : « Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. »

Art. 4.De artikelen 2 tot 6 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1998, worden vervangen als volgt : «

Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1°) Verdrag van 1992 : het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, gewijzigd bij het Protocol van 1992 tot wijziging van het Internationaal Verdrag van 1971 ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Londen óp 27 november 1992; 2°) Protocol van 2003 : het Protocol bij het Verdrag van 1992, opgemaakt te Londen op 16 mei 2003; 3°) Verdrag van 1992 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid : het Internationaal Verdrag inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie en de Bijlage erbij, opgemaakt te Brussel op 29 november 1969, gewijzigd bij het Protocol van 1992 tot wijzeging van het Internationaal Verdrag van 1969 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor de schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Londen op 27 november 1992; 4°) Fonds van 1992 : het internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgericht bij artikel 2 van het Verdrag van 1992; 5°) Bijkomend Fonds : het bijkomend internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgericht bij artikel 2 van het Protocol van 2003; 6°) persoon, eigenaar en schade door verontreiniging : de termen gedefinieerd in artikel 1 van het Verdrag van 1992 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid; 7°) bij dragende olie, ton en garant : de termen gedefinieerd in artikel 1 van het Verdrag van 1992; 8°) minister : de federale minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort.

Art. 3.Het Fonds van 1992 en het Bijkomend Fonds worden als rechtspersoon erkend.

De beheerder van het Fonds van 1992 is de wettige vertegenwoordiger ervan in België. De beheerder van het Bijkomend Fonds is de wettige vertegenwoordiger ervan in België.

Art. 4.De rechtbank van eerste aanleg van Brussel is als enige bevoegd om kennis te nemen van : 1° vorderingen tot vergoeding van schade door verontreiniging tegen het Fonds van 1992 krachtens artikel 4 van het Verdrag van 1992 en tegen het Bijkomend Fonds krachtens artikel 4 van het Protocol van 2003;2° vorderingen van het Fonds van 1992 en van het Bijkomend Fonds met het oog op de betaling van de bijdragen die moeten gestort worden door de personen bedoeld in artikel 7, eerste lid, van deze wet. Een vordering tot vergoeding van schade door verontreiniging tegen het Fonds van 1992 wordt beschouwd als een eis geformuleerd door dezelfde eiser tegen het Bijkomend Fonds.

Art. 5.Het Fonds van 1992 en het Bijkomend Fonds kunnen optreden als tussenkomende partij bij elke vordering tot vergoeding van schade door verontreiniging ingesteld in uitvoering van artikel IX van het Verdrag van 1992 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid, tegen een eigenaar of zijn garant, voor de rechtbank van eerste aanleg van Brussel.

Wanneer een vordering tot vergoeding voor de rechtbank van eerste aanleg wordt ingesteld tegen een eigenaar of zijn garant overeenkomstig artikel IX van het verdrag van 1992 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid, kan elke procespartij deze vordering, bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, ter kennis brengen van het Fonds van 1992 en van het Bijkomend Fonds.

Art. 6.Bij betaling van elke som die zij storten overeenkomstig de artikelen 4 van het Verdrag van 1992 en van het Protocol van 2003, worden het Fonds van 1992 en het Bijkomend Fonds, ieder wat hem betreft, in de rechten gesteld waarop de vergoede persoon bij schade door verontreiniging aanspraak kan maken tegen de eigenaar of zijn garant alsook ten aanzien van derde personen.

Het Bijkomend Fonds verwerft bij indeplaatsstelling de rechten die de vergoede persoon kan genieten tegenover het Fonds van 1992.

Onverminderd andere eventuele rechten van indeplaatsstelling of verhaal tegen het Fonds van 1992 of het Bijkomend Fonds, treedt elke openbare dienst behorend tot de federale Regering of de Regeringen van de Gewesten of Gemeenschappen die vergoedingen voor schade door verontreiniging gestort heeft, in de rechten die de vergoede persoon zou gehad hebben krachtens het Verdrag van 1992 en het Protocol van 2003. » Art.5. In artikel 7 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden "van artikel 10 van het Verdrag" vervangen door de woorden "van de artikelen 10 van het Verdrag van 1992 en van het Protocol van 2003";2° in het tweede lid, in de Franse versie worden de woorden "de l'article 10 de la Convention" vervangen door de woorden "de l'article 10 de la Convention de 1992" en in de Nederlandse versie worden de woorden "van artikel 10" vervangen door de woorden "van artikel 10 van het Verdrag van 1992".

Art. 6.In dezelfde wet wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidende : «

Art. 7bis.Wanneer de totale hoeveelheid bijdragende olie ontvangen in havens of laad- en losinstallaties gelegen op het Belgisch grondgebied minder dan 1.000.000 ton bedraagt, rusten op de Belgische Staat de verplichtingen die krachtens het Protocol van 2003 zouden rusten op elke persoon die aan het Bijkomend Fonds een bijdrage moet betalen in zover de totale ontvangen hoeveelheid olie niet aan een of andere persoon kan worden toegeschreven. »

Art. 7.Artikel 9 van dezelfde wet wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1 worden de woorden "artikel 15 van het Verdrag" vervangen door de woorden "artikel 15 van het Verdrag van 1992 en artikel 13 van het Protocol van 2003";2° in §§ 1, 2 en 3 worden de woorden "à l'administration du Fonds", in de Franse tekst, of "aan de beheerder van het Fonds" vervangen door de woorden "aan de beheerder van het Fonds van 1992 en aan de beheerder van het Bijkomend Fonds".

Art. 8.Artikel 10, eerste lid, van dezelfde wet wordt als volgt gewijzigd : 1° in de Franse versie worden de woorden "du ministre et" ingevoegd tussen de woorden "sur proposition" en "du ministre des Finances";2° de woorden "de beheerder van het Fonds" worden vervangen door "de beheerder van het Fonds van 1992 en de beheerder van het Bijkomend Fonds".

Art. 9.In artikel 11, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "van artikel 10 van het Verdrag" vervangen door de woorden "van de artikelen 10 van het Verdrag van 1992 en van het Protocol van 2003".

Art. 10.Artikel 569, eerste lid, 28°, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 10 augustus 1998, wordt vervangen als volgt : « 28° vorderingen gebaseerd op het Internationaal Verdrag ter oprichting van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, op de Protocollen bij dat Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003 en op de wetten houdende goedkeuring en uitvoering van dat Verdrag en deze Protocollen. »

Art. 11.De artikelen 3 tot 10 van deze wet treden in werking op een door de Koning te bepalen datum.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 6 oktober 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Energie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2004-2005. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 23 mei 2005, nr. 3-1198/1. - Verslag, nr. 3-1198/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 23 juni 2005.

Stemming, vergadering van 23 juni 2005.

Kamer van volksvertegenwoordigers Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 51-1893/1.

Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-1893/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 7 juli 2005.

Stemming, vergadering van 7 juli 2005.

Protocol van 2003 bij het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie van 1992 De Staten die partij zijn bij dit Protocol, Gelet op het Internationaal Verdrag inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie van 1992 (hierna "het aansprakelijkheidsverdrag van 1992"), Gezien het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie van 1992 (hierna "het fondsverdrag van 1992"), Bevestigend dat het belangrijk is een levensvatbaar internationaal aansprakelijkheids- en vergoedingssysteem voor verontreiniging door olie in stand te houden, Opmerkend dat de maximumvergoeding die door het fondsverdrag van 1992 wordt toegekend, in bepaalde omstandigheden ontoereikend kan zijn om de vergoedingen te dekken die een aantal staten die partij zijn bij dat verdrag, vereist zijn, Erkennend dat een aantal staten die partij zijn bij het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 en het fondsverdrag van 1992, het noodzakelijk en urgent achten extra vergoedingsfondsen beschikbaar te stellen door de instelling van een aanvullende regeling waartoe landen desgewenst kunnen toetreden, Ervan overtuigd dat de aanvullende regeling moet trachten te waarborgen dat slachtoffers van schade door olieverontreiniging volledig worden vergoed voor geleden schade, en tevens de moeilijkheden moet beperken waarmee de slachtoffers worden geconfronteerd als de krachtens het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 en het fondsverdrag van 1992 beschikbare vergoeding ontoereikend is om een geldige vordering volledig te vergoeden en dat het Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie van 1992 bijgevolg heeft besloten voorlopig slechts een gedeelte van een geldige vordering te vergoeden, Overwegende dat alleen staten die partij zijn bij het fondsverdrag van 1992 tot de aanvullende regeling kunnen toetreden, Zijn het volgende overeengekomen : Algemene bepalingen Artikel 1 Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder : 1. "Aansprakelijkheidsverdrag van 1992" het Internationaal Verdrag inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie van 1992;2. "Fondsverdrag van 1992" het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie van 1992;3. "Fonds van 1992" het internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie van 1992, dat bij het fondsverdrag van 1992 is ingesteld;4. "Verdragsluitende staat" een staat die partij bij dit Protocol is, tenzij anders vermeld;5. wanneer in dit Protocol naar bepalingen van het fondsverdrag van 1992 wordt verwezen, wordt onder "fonds" in dat verdrag verstaan "bijkomend fonds", tenzij anders vermeld;6. "schip", "persoon", "eigenaar", "olie", "schade door verontreiniging", "preventieve maatregelen" en "voorval" hebben dezelfde betekenis als in artikel 1 van het aansprakelijkheidsverdrag van 1992;7. "bijdragende olie", "rekeneenheid", "ton", "garant" en "terminalinstallatie" hebben dezelfde betekenis als in artikel 1 van het fondsverdrag van 1992, tenzij anders vermeld;8. "geldige vordering" een vordering die door het fonds van 1992 is erkend of ontvankelijk is verklaard door een beslissing van een bevoegde rechtbank die voor het fonds van 1992 verbindend is en waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, en die volledig zou zijn vergoed indien het in artikel 4, lid 4, van het fondsverdrag van 1992 vastgestelde plafond niet op dat voorval zou zijn toegepast;9. "algemene vergadering" de algemene vergadering van het internationaal bijkomend fonds voor vergoeding van verontreiniging door olie van 2003, tenzij anders vermeld;10. "organisatie" de Internationale Maritieme Organisatie;11. "secretaris-generaal" de secretaris-generaal van de organisatie. Artikel 2 1. Hierbij wordt een internationaal bijkomend fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging, te noemen "het internationaal bijkomend fonds voor vergoeding van verontreiniging door olie van 2003" (hierna "het bijkomend fonds"), ingesteld.2. Het bijkomend fonds wordt in elke verdragsluitende staat erkend als een rechtspersoon die ingevolge de wetgeving van die staat bevoegd is rechten en verplichtingen te aanvaarden en partij te zijn bij gedingen voor de rechtbanken van die staat.Elke verdragsluitende staat erkent de directeur van het bijkomend fonds als wettelijk vertegenwoordiger van het bijkomend fonds.

Artikel 3 Dit Protocol is uitsluitend van toepassing op : a) schade door verontreiniging veroorzaakt : i) op het grondgebied, de territoriale zee daaronder begrepen, van een verdragsluitende staat, en ii) binnen de exclusieve economische zone van een verdragsluitende staat, vastgesteld overeenkomstig het internationale recht of, indien een verdragsluitende staat een dergelijke zone niet heeft vastgesteld, binnen een gebied buiten en grenzend aan de territoriale zee van die staat, door die staat vastgesteld overeenkomstig het internationale recht en zich niet verder uitstrekkend dan 200 zeemijl van de basislijnen waarvandaan de breedte van zijn territoriale zee wordt gemeten;b) preventieve maatregelen, waar ook genomen, ter voorkoming of ter beperking van zodanige schade. Bijkomende schadevergoeding Artikel 4 1. Het bijkomend fonds betaalt schadevergoeding aan iedere persoon die schade door verontreiniging heeft geleden, indien deze persoon geen volledige en toereikende vergoeding voor een geldige vordering voor zodanige schade op grond van het fondsverdrag van 1992 heeft kunnen verkrijgen, omdat de totale schade de maximumvergoeding, als vastgesteld in artikel 4, lid 4, van het fondsverdrag van 1992 per voorval, overschrijdt of dreigt te overschrijden.2. a) Het totale schadevergoedingsbedrag dat krachtens dit artikel door het bijkomend fonds moet worden betaald, is per voorval zodanig beperkt dat de som van dit bedrag en het schadevergoedingsbedrag dat krachtens het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 en het fondsverdrag van 1992 werkelijk wordt uitbetaald, binnen het toepassingsgebied van dit Protocol niet meer bedraagt dan 750 miljoen rekeneenheden.b) Het onder a) vermelde bedrag van 750 miljoen rekeneenheden wordt in de nationale munteenheid omgezet op basis van de waarde van die munteenheid ten opzichte van het bijzondere trekkingsrecht op de datum die de.algemene vergadering van het fonds van 1992 vaststelt voor de omrekening van het maximumbedrag dat krachtens het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 en het fondsverdrag van 1992 moet worden betaald. 3. Wanneer het bedrag van geldige vorderingen ten aanzien van het bijkomend fonds het totale bedrag dat ingevolge lid 2 aan vergoeding moet worden betaald, te boven gaat, wordt het beschikbare bedrag zodanig verdeeld dat de verhouding tussen een geldige vordering en het door de schuldeiser krachtens dit Protocol werkelijk ontvangen vergoedingsbedrag voor alle schuldeisers hetzelfde is.4. Het bijkomend fonds betaalt schadevergoeding voor geldige vorderingen als omschreven in artikel 1, punt 8, en alleen voor die vorderingen. Artikel 5 Het bijkomend fonds betaalt schadevergoeding, wanneer de algemene vergadering van het fonds van 1992 van oordeel is dat de totaliteit van de geldige vorderingen het totale vergoedingsbedrag dat krachtens artikel 4, lid 4, van het fondsverdrag van 1992 beschikbaar is, overschrijdt of dreigt te overschrijden en de algemene vergadering van het fonds van 1992 bijgevolg voorlopig of definitief heeft besloten dat slechts een gedeelte van elke geldige vordering zal worden vergoed. De algemene vergadering van het bijkomend fonds beslist dan of en, zo ja, in welke mate het bijkomend fonds het gedeelte van de geldige vorderingen zal betalen dat niet is vergoed op grond van het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 en het fondsverdrag van 1992.

Artikel 6 1. Onverminderd artikel 15, leden 2 en 3, vervalt het recht op vergoeding uit het bijkomend fonds alleen indien het recht op vergoeding uit het fonds van 1992 krachtens artikel 6 van het fondsverdrag van 1992 vervalt.2. Een vordering tegen het fonds van 1992 wordt beschouwd als een vordering van dezelfde eiser tegen het bijkomend fonds. Artikel 7 1. De bepalingen van artikel 7, leden 1, 2, 4, 5 en 6, van het fondsverdrag van 1992 zijn van toepassing op vorderingen tot schadevergoeding die krachtens artikel 4, lid 1, van dit Protocol tegen het bijkomend fonds zijn ingesteld.2. Indien een vordering tot vergoeding voor schade door verontreiniging tegen de eigenaar van een schip of zijn garant bij een op grond van artikel IX van het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 bevoegde rechter is ingesteld, heeft deze rechter uitsluitende rechtsbevoegdheid over alle vorderingen tot schadevergoeding met betrekking tot hetzelfde schadegeval die tegen het bijkomend fonds zijn ingesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van dit Protocol.Indien echter een vordering tot vergoeding voor schade door verontreiniging krachtens het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 is ingesteld bij een rechter in een staat die partij is bij het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 maar niet bij dit Protocol, wordt de vordering tegen het bijkomend fonds krachtens artikel 4 van dit Protocol, naar keuze van de eiser, ingesteld bij een rechter van de staat waar de hoofdzetel van het bijkomend fonds is gevestigd of bij een op grond van artikel IX van het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 bevoegde rechter van een staat die partij is bij dit Protocol. 3. Ongeacht lid 1, wordt, indien een vordering tot vergoeding voor schade door verontreiniging tegen het fonds van 1992 is ingesteld bij een rechter in een staat die partij is bij het fondsverdrag van 1992 maar niet bij dit Protocol, een daarmee samenhangende vordering tegen het bijkomend fonds, naar keuze van de eiser, ingesteld bij een rechter van de staat waar de hoofdzetel van het bijkomend fonds is gevestigd of bij een op grond van lid 1 bevoegde rechter van een verdragsluitende staat. Artikel 8 1. Onverminderd de besluiten betreffende de in artikel 4, lid 3, van dit Protocol bedoelde verdeling, worden beslissingen van een uit hoofde van artikel 7 van dit Protocol bevoegde rechter ten aanzien van het bijkomend fonds die voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn in de staat waar zij zijn gegeven, en waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, in elke verdragsluitende staat erkend en zijn zij voor tenuitvoerlegging vatbaar op dezelfde voorwaarden als voorgeschreven in artikel X van het aansprakelijkheidsverdrag van 1992.2. Een verdragsluitende staat kan andere regels voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen toepassen, mits deze waarborgen dat de beslissingen ten minste in dezelfde mate als overeenkomstig lid 1 erkend en ten uitvoer gelegd worden. Artikel 9 1. Het bijkomend fonds treedt voor elk bedrag dat het aan vergoeding voor schade door verontreiniging in overeenstemming met artikel 4, lid 1, van dit Protocol heeft betaald, bij wege van subrogatie in de rechten die de persoon wiens schade aldus is vergoed, op grond van het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 kan doen gelden ten aanzien van de eigenaar of zijn garant.2. Het bijkomend fonds treedt bij wege van subrogatie in de rechten die de door dit fonds vergoede persoon op grond van het fondsverdrag van 1992 kan doen gelden ten aanzien van het fonds van 1992.3. Niets in dit Protocol tast enig recht van verhaal of subrogatie aan dat het bijkomend fonds kan doen gelden ten aanzien van andere dan de in de voorgaande leden bedoelde personen.In elk geval is het recht dat het bijkomend fonds bij wege van subrogatie ten aanzien van dergelijke personen heeft, ten minste gelijkwaardig aan dat van een verzekeraar van de persoon aan wie de schadevergoeding is betaald. 4. Onverminderd enig ander recht van subrogatie of verhaal op het bijkomend fonds treedt een verdragsluitende staat, of een orgaan daarvan, die vergoeding voor schade door verontreiniging heeft betaald overeenkomstig de bepalingen van de wetgeving van die staat, bij wege van subrogatie in de rechten die de persoon wiens schade aldus is vergoed, op grond van dit Protocol zou hebben gehad. Bijdragen Artikel 10 1. Jaarlijkse bijdragen aan het bijkomend fonds worden ten aanzien van elke verdragsluitende staat gedaan door iedere persoon die in het in artikel 11, lid 2, onder a) of b), bedoelde kalenderjaar een totale hoeveelheid van meer dan 150 000 ton heeft ontvangen : a) in de havens of terminalinstallaties op het grondgebied van die staat, aan bijdragende olie welke over zee is aangevoerd naar die havens of terminalinstallaties en b) in installaties op het grondgebied van die verdragsluitende staat, aan bijdragende olie welke over zee is vervoerd en gelost in een haven of terminalinstallatie van een niet-verdragsluitende staat, met dien verstande dat de bijdragende olie in het kader van dit punt slechts in aanmerking wordt genomen bij de eerste ontvangst in een verdragsluitende staat na het lossen in die niet-verdragsluitende staat.2. De bepalingen van artikel 10, lid 2, van het fondsverdrag van 1992 zijn van toepassing op de verplichting om bijdragen aan het bijkomend fonds te betalen. Artikel 11 1. Teneinde het bedrag van de eventueel verschuldigde jaarlijkse bijdragen te bepalen en rekening houdend met de noodzaak steeds voldoende middelen beschikbaar te hebben, maakt de algemene vergadering voor elk kalenderjaar een raming in de vorm van een begroting van : i) uitgaven a) kosten en uitgaven voor de administratie van het bijkomend fonds in het betreffende jaar en tekorten die voortvloeien uit verrichtingen in de voorgaande jaren;b) door het bijkomend fonds in het betreffende jaar te verrichten betalingen in verband met vorderingen tegen het bijkomend fonds op grond van artikel 4, met inbegrip van aflossingen op leningen die het bijkomend fonds heeft opgenomen om die vorderingen te kunnen betalen; ii) inkomsten a) overschotten uit verrichtingen in de voorgaande jaren, met inbegrip van eventuele renten;b) jaarlijkse bijdragen die nodig kunnen zijn voor een sluitende begroting;c) andere inkomsten.2. De algemene vergadering beslist welk totaalbedrag aan jaarlijkse bijdragen wordt geheven.Op basis van die beslissing berekent de directeur van het bijkomend fonds, ten aanzien van elke verdragsluitende staat, voor elke in artikel 10 bedoelde persoon, het bedrag van de jaarlijkse bijdrage van die persoon : a) voorzover de bijdrage bestemd is voor in lid 1, onder i), a) bedoelde betalingen, uitgaande van een vast bedrag per ton bijdragende olie die de betrokken persoon in de betreffende staat heeft ontvangen in het voorgaande kalenderjaar en b) voorzover de bijdrage bestemd is voor in lid 1, onder i), b) bedoelde betalingen, uitgaande van een vast bedrag per ton bijdragende olie die de betrokken persoon heeft ontvangen in het kalenderjaar dat voorafgaat aan dat waarin het voorval in kwestie zich heeft voorgedaan, mits die staat partij bij dit Protocol was op de datum van het voorval.3. De in lid 2 bedoelde bedragen worden verkregen door het totaal van de verschuldigde bijdragen te delen door de totale hoeveelheid bijdragende olie die in het betreffende jaar in alle verdragsluitende staten is ontvangen.4. De jaarlijkse bijdrage is verschuldigd op de datum die in het reglement van orde van het bijkomend fonds is vastgesteld.De algemene vergadering kan een andere datum van betaling vaststellen. 5. De algemene vergadering kan, op voorwaarden die in het financieel reglement van het bijkomend fonds worden vastgesteld, besluiten geld over te boeken van fondsen die overeenkomstig lid 2, onder a) zijn ontvangen naar fondsen die overeenkomstig lid 2, onder b) zijn ontvangen, en omgekeerd. Artikel 12 1. De bepalingen van artikel 13 van het fondsverdrag van 1992 zijn van toepassing op bijdragen aan het bijkomend fonds.2. Een verdragsluitende staat kan zelf de verplichting op zich nemen bijdragen aan het bijkomend fonds te betalen overeenkomstig de procedure van artikel 14 van het fondsverdrag van 1992. Artikel 13 1. Verdragsluitende staten verstrekken de directeur van het bijkomend fonds informatie over olieontvangsten overeenkomstig artikel 15 van het fondsverdrag van 1992, met dien verstande echter dat mededelingen die aan de directeur van het fonds van 1992 overeenkomstig artikel 15, lid 2, van het fondsverdrag van 1992 zijn gedaan, geacht worden ook overeenkomstig dit Protocol te zijn gedaan.2. Wanneer een verdragsluitende staat niet aan zijn verplichtingen voldoet om de in lid 1 bedoelde informatie te verstrekken en dit tot een financieel verlies voor het bijkomend fonds leidt, is die verdragsluitende staat gehouden het bijkomend fonds hiervoor schadeloos te stellen.De algemene vergadering bepaalt, na aanbeveling van de directeur van het bijkomend fonds, of die schadeloosstelling invorderbaar is bij die verdragsluitende staat.

Artikel 14 1. Ongeacht artikel 10, wordt voor de doeleinden van dit Protocol uitgegaan van een minimumontvangst van 1 miljoen ton bijdragende olie in elke verdragsluitende staat.2. Wanneer de totaliteit van de in een verdragsluitende staat ontvangen bijdragende olie minder dan 1 miljoen ton bedraagt, neemt de verdragsluitende staat de verplichtingen over die op grond van dit Protocol zouden rusten op personen die gehouden zijn aan het bijkomend fonds bij te dragen voor olie die op het grondgebied van die staat is ontvangen, voorzover geen aansprakelijke persoon bestaat voor de totale hoeveelheid ontvangen olie. Artikel 15 1. Indien in een verdragsluitende staat geen enkele persoon aan de voorwaarden van artikel 10 voldoet, stelt de verdragsluitende staat voor de doeleinden van dit Protocol de directeur van het bijkomend fonds daarvan in kennis.2. Door het bijkomend fonds wordt geen vergoeding betaald voor schade door verontreiniging binnen het grondgebied, de territoriale zee, de exclusieve economische zone of het overeenkomstig artikel 3, onder a) ii), van dit Protocol vastgestelde gebied van een verdragsluitende staat voor een bepaald voorval of voor preventieve maatregelen die, waar dan ook, zijn genomen om die schade te voorkomen of te beperken, zolang niet is voldaan aan de verplichting om aan de directeur van het bijkomend fonds de in artikel 13, lid 1, en lid 1 van dit artikel bedoelde informatie te verstrekken met betrekking tot die verdragsluitende staat voor alle jaren die voorafgaan aan dat voorval. De algemene vergadering stelt in het reglement van orde vast in welke omstandigheden een verdragsluitende staat wordt geacht zijn verplichtingen niet te zijn nagekomen. 3. Wanneer de vergoeding tijdelijk is geweigerd in overeenstemming met het bepaalde in lid 2, wordt zij voor het voorval in kwestie definitief geweigerd, indien aan de verplichting om aan de directeur van het bijkomend fonds de in artikel 13, lid 1, en lid 1 van dit artikel bedoelde informatie te verstrekken niet wordt voldaan binnen één jaar nadat de directeur van het bijkomend fonds de verdragsluitende staat in kennis heeft gesteld van deze nalatigheid.4. Betalingen van aan het bijkomend fonds verschuldigde bijdragen worden in mindering gebracht op vergoedingen die aan de schuldenaar of diens lasthebbers zijn verschuldigd. Organisatie en administratie Artikel 16 1. Het bijkomend fonds heeft een algemene vergadering en een secretariaat dat onder leiding van een directeur staat.2. De artikelen 17 tot en met 20 en 28 tot en met 33 van het fondsverdrag van 1992 zijn van toepassing op de algemene vergadering, het secretariaat en de directeur van het bijkomend fonds.3. Artikel 34 van het fondsverdrag van 1992 is van toepassing op het bijkomend fonds. Artikel 17 1. Het secretariaat van het fonds van 1992 onder leiding van de directeur van het fonds van 1992 kan eveneens als secretariaat en directeur van het bijkomend fonds fungeren.2. Indien overeenkomstig lid 1 het secretariaat en de directeur van het fonds van 1992 tevens als secretariaat en directeur van het bijkomend fonds fungeren, wordt het bijkomend fonds in gevallen van belangenconflict tussen het fonds van 1992 en het bijkomend fonds vertegenwoordigd door de voorzitter van de algemene vergadering.3. De directeur van het bijkomend fonds en de door hem aangestelde personeelsleden en deskundigen die hun taken overeenkomstig dit Protocol en het fondsverdrag van 1992 verrichten, worden niet geacht de bepalingen van artikel 30 van het fondsverdrag van 1992, zoals toegepast door artikel 16, lid 2, van dit Protocol, te overtreden, voorzover zij hun taken in overeenstemming met dit artikel vervullen.4. De algemene vergadering streeft ernaar geen besluiten te nemen die onverenigbaar zijn met door de algemene vergadering van het fonds van 1992 genomen besluiten.Indien met betrekking tot gemeenschappelijke administratieve kwesties meningsverschillen rijzen, tracht de algemene vergadering een consensus met de algemene vergadering van het fonds van1992 te bereiken in een geest van onderlinge samenwerking en met de gemeenschappelijke doelstellingen van beide organisaties voor ogen. 5. Het bijkomend fonds betaalt het fonds van 1992 alle kosten en uitgaven terug in verband met administratieve diensten die het fonds van 1992 namens het bijkomend fonds heeft verricht. Overgangsbepalingen Artikel 18 1. Onverminderd lid 4, mag het totaalbedrag van de jaarlijkse bijdragen die moeten worden betaald voor bijdragende olie die gedurende een kalenderjaar in één verdragsluitende staat is ontvangen, niet meer bedragen dan 20 % van het totaal bedrag van de jaarlijkse bijdragen die op grond van dit Protocol voor dat kalenderjaar zijn betaald.2. Indien de toepassing van de bepalingen in artikel 11, leden 2 en 3, ertoe leidt dat het totaalbedrag van de bijdragen die in een bepaald kalenderjaar in één verdragsluitende staat moeten worden betaald, meer dan 20 % van de totale jaarlijkse bijdragen beloopt, worden de in die staat te betalen bijdragen pro rato verminderd, zodat de totaliteit van de bijdragen gelijk is aan 20 % van de totale jaarlijkse bijdragen aan het bijkomend fonds voor dat jaar.3. Indien de bijdragen die personen in een bepaalde verdragsluitende staat moeten betalen overeenkomstig lid 2 worden verminderd, worden de bijdragen die personen in alle andere verdragsluitende staten moeten betalen pro rato verhoogd, zodat het totale bedrag van de bijdragen die moeten worden betaald door alle personen die aan het aanvullende fonds moeten bijdragen voor het kalenderjaar in kwestie het door de algemene vergadering vastgestelde totaalbedrag van de bijdragen bereikt.4. De bepalingen in de leden 1 tot en met 3 blijven van kracht totdat de totale hoeveelheid bijdragende olie die in een kalenderjaar in alle verdragsluitende staten, inclusief de in artikel 14, lid 1, bedoelde hoeveelheden, 1 000 miljoen ton heeft bereikt of, indien zulks zich eerder voordoet, totdat een periode van 10 jaar na de datum van inwerkingtreding van dit Protocol is verstreken. Slotbepalingen Artikel 19 Ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring en toetreding 1. Dit Protocol staat van 31 juli 2003 tot en met 30 juli 2004 te Londen open voor ondertekening.2. Staten kunnen het feit dat zij ermee instemmen door dit Protocol te worden gebonden tot uitdrukking brengen door : a) ondertekening zonder voorbehoud ten aanzien van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring;of b) ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of. goedkeuring, gevolgd door bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring; of c) toetreding.3. Alleen staten die partij zijn bij het fondsverdrag van 1992, kunnen partij bij dit Protocol worden.4. Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding geschiedt door nederlegging van een daartoe strekkende akte bij de secretaris-generaal Artikel 20 Gegevens over bijdragende olie Voordat dit Protocol voor een staat in werking treedt, deelt die staat, bij de ondertekening van dit Protocol overeenkomstig artikel 19, lid 2, onder a), of bij de nederlegging van een in artikel 19, lid 4, van dit Protocol bedoelde akte, en daarna jaarlijks op een door de secretaris-generaal te bepalen tijdstip, de secretaris-generaal de naam en het adres mede van elke persoon die voor die staat ingevolge artikel 10 gehouden is bij te dragen aan het bijkomend fonds alsmede gegevens betreffende de relevante hoeveelheden bijdragende olie die elke persoon op het grondgebied van die staat in het voorafgaande kalenderjaar heeft ontvangen. Artikel 21 Inwerkingtreding 1. Dit Protocol treedt in werking drie maanden na de datum waarop aan de volgende vereisten is voldaan : a) ten minste acht staten hebben het Protocol zonder voorbehoud ten aanzien van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring ondertekend of bij de secretaris-generaal een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding nedergelegd;en b) de secretaris-generaal heeft van de directeur van het fonds van 1992 mededeling ontvangen dat de personen die op grond van artikel 10 gehouden zijn bij te dragen, gedurende het voorgaande kalenderjaar in totaal een hoeveelheid van ten minste 450 miljoen ton bijdragende olie, inclusief de in artikel 14, lid 1, bedoelde hoeveelheden, hebben ontvangen.2. Voor elke staat die dit Protocol zonder voorbehoud ten aanzien van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring ondertekent of die dit Protocol bekrachtigt, aanvaardt, goedkeurt of ertoe toetreedt, nadat aan de voorwaarden van lid 1 voor de inwerkingtreding is voldaan, treedt het Protocol in werking drie maanden na de datum van nederlegging van de geëigende akte door die staat.3. Ongeacht de leden 1 en 2, treedt dit Protocol voor een staat pas in werking, nadat het fondsverdrag van 1992 voor die staat in werking is getreden. Artikel 22 Eerste zitting van de algemene vergadering De secretaris-generaal roept de eerste zitting van de algemene vergadering bijeen. Deze zitting vindt plaats zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit Protocol en in elk geval uiterlijk dertig dagen na die inwerkingtreding.

Artikel 23 Herziening en wijziging 1. De organisatie kan een conferentie tot herziening of wijziging van dit Protocol bijeenroepen.2. De organisatie roept een conferentie van verdragsluitende staten tot herziening of wijziging van dit Protocol bijeen als ten minste een derde van alle verdragsluitende staten daartoe een verzoek indient. Artikel 24 Wijziging van de vergoedingslimiet 1. Als ten minste een vierde van de verdragsluitende staten daarom verzoekt, worden voorstellen tot wijziging van de in artikel 4, lid 2, onder a), bepaalde limiet van het vergoedingsbedrag door de secretaris-generaal aan alle leden van de organisatie en aan alle verdragsluitende staten toegezonden.2. Elke zoals hierboven aangegeven voorgestelde en toegezonden wijziging wordt voorgelegd aan de juridische commissie van de organisatie, opdat deze de wijziging binnen zes maanden na de datum van toezending bestudeert.3. Alle staten die partij zijn bij dit Protocol, ongeacht of zij lid zijn van de organisatie, zijn gerechtigd deel te nemen aan de werkzaamheden van de juridische commissie ter bestudering en aanneming van wijzigingen.4. Wijzigingen worden aangenomen met een twee derde meerderheid van de verdragsluitende staten die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen in de juridische commissie, die is uitgebreid overeenkomstig lid 3, mits ten minste de helft van de verdragsluitende staten bij de stemming aanwezig is.5. Wanneer de juridische commissie een voorstel tot wijziging van de limiet bespreekt, houdt zij rekening met de ervaring opgedaan bij voorvallen en in het bijzonder het bedrag van de daaruit voortvloeiende schade en met wijzigingen in muntwaarden. 6 a) Er mag geen wijziging van de limiet ingevolge dit artikel in overweging worden genomen voor de datum van inwerkingtreding van dit Protocol en evenmin binnen drie jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van een voorgaande wijziging ingevolge dit artikel. b) De limiet mag niet zodanig worden verhoogd dat een bedrag wordt overschreden dat overeenkomt met de in dit Protocol vastgestelde limiet, verhoogd met zes procent per jaar, berekend op samengestelde basis vanaf de datum waarop dit Protocol voor ondertekening werd opengesteld tot de datum waarop het besluit van de juridische commissie in werking treedt.c) De limiet mag niet zodanig worden verhoogd dat een bedrag wordt overschreden dat overeenkomt met de in dit Protocol vastgestelde limiet, vermenigvuldigd met drie.7. Elke overeenkomstig lid 4 aangenomen wijziging wordt door de organisatie aan alle verdragsluitende staten ter kennis gebracht.De wijziging wordt geacht te zijn aanvaard aan het einde van een tijdvak van twaalf maanden na de datum van kennisgeving, tenzij binnen dat tijdvak ten minste een vierde van de staten die verdragsluitende staten waren op het tijdstip van de aanneming van de wijziging door de juridische commissie, aan de organisatie hebben meegedeeld dat zij de wijziging niet aanvaarden, in welk geval de wijziging is verworpen en niet van kracht wordt. 8. Een wijziging die wordt geacht te zijn aanvaard overeenkomstig lid 7, treedt in werking twaalf maanden na aanvaarding daarvan.9. Alle verdragsluitende staten zijn door de wijziging gebonden, tenzij zij ten minste.zes maanden voordat de wijziging in werking treedt, dit Protocol opzeggen overeenkomstig artikel 26, leden 1 en 2.

De opzegging wordt van kracht wanneer de wijziging van kracht wordt. 10. Wanneer een wijziging, door de juridische commissie is aangenomen, maar het tijdvak van twaalf maanden voor de aanvaarding ervan nog niet is verstreken, is een staat die gedurende dat tijdvak een verdragsluitende staat wordt, door de wijziging gebonden indien deze van kracht wordt.Een staat die na dat tijdvak een verdragsluitende staat wordt, is gebonden door een wijziging die overeenkomstig lid 7 is aanvaard. In de in dit lid bedoelde gevallen wordt een staat gebonden door een wijziging, wanneer deze wijziging van kracht wordt of wanneer dit Protocol voor die staat in werking treedt, indien deze datum later valt.

Artikel 25 Protocollen bij het fondsverdrag van 1992 1. Indien de in het fondsverdrag van 1992 vastgestelde limieten zijn verhoogd door een protocol bij dat verdrag, mag de in artikel 4, lid 2, onder a), vastgestelde limiet met hetzelfde bedrag worden verhoogd volgens de procedure van artikel 24.De bepalingen van artikel 24, lid 6, zijn in die gevallen niet van toepassing. 2. Indien de in lid 1 bedoelde procedure is toegepast, worden verdere wijzigingen van de in artikel 4, lid 2, vastgestelde limiet door toepassing van de procedure van artikel 24, voor de doeleinden van artikel 24, lid 6, onder b) en c), berekend op basis van de nieuwe overeenkomstig lid 1 verhoogde limiet Artikel 26 Opzegging 1.Een verdragsluitende staat kan dit Protocol na de datum waarop het voor die verdragsluitende staat in werking is getreden, te allen tijde opzeggen. 2. Opzegging geschiedt door nederlegging van een akte van opzegging bij de secretaris-generaal.3. Een opzegging wordt van kracht twaalf maanden na de nederlegging van de akte van opzegging bij de secretaris-generaal of na een langere termijn wanneer zulks in de akte is bepaald.4. Opzegging van het fondsverdrag van 1992 wordt beschouwd als een opzegging van dit Protocol Deze opzegging wordt van kracht op de datum waarop de opzegging van het Protocol van 1992 tot wijziging van het fondsverdrag van 1971 van kracht wordt overeenkomstig artikel 34 van dat Protocol.5. Niettegenstaande een opzegging van het onderhavige Protocol ingevolge dit artikel door een verdragsluitende staat, blijven de bepalingen van dit Protocol die verband honden met de verplichtingen om op grond van artikel 11, lid 2, onder b), bij te dragen aan het bijkomend fonds voor een voorval dat zich heeft voorgedaan voor de opzegging van kracht wordt, van toepassing. Artikel 27 Buitengewone zittingen van de algemene vergadering 1. Iedere verdragsluitende staat kan binnen negentig dagen na de nederlegging van een akte van opzegging die naar zijn mening een aanzienlijke stijging van de bijdragen voor de overblijvende verdragsluitende staten ten gevolge zal hebben, de directeur van het bijkomend fonds verzoeken een buitengewone zitting van de algemene vergadering bijeen te roepen.Uiterlijk zestig dagen na ontvangst van het verzoek roept de directeur van het bijkomend fonds de algemene vergadering bijeen. 2. De directeur van het bijkomend fonds kan op eigen initiatief een buitengewone zitting van de algemene vergadering bij een roepen binnen zestig dagen na de nederlegging van een akte van opzegging, indien hij van mening is dat deze opzegging zal leiden tot een aanzienlijke stijging van de bijdragen voor de overblijvende verdragsluitende staten.3. Indien de algemene vergadering in een buitengewone zitting, bijeengeroepen overeenkomstig lid 1 of 2, besluit dat de opzegging zal leiden tot een aanzienlijke stijging van de bijdragen voor de overblijvende verdragsluitende staten, kan ieder van deze staten, uiterlijk honderdtwintig dagen voor de datum waarop de opzegging van kracht wordt, dit Protocol opzeggen met ingang van dezelfde datum. Artikel 28 Beëindiging van het Protocol 1. Dit Protocol houdt op van kracht te zijn op de datum waarop het aantal verdragsluitende staten minder dan zeven wordt of de totale hoeveelheid bijdragende olie die in de overblijvende verdragsluitende staten is ontvangen, inclusief de in artikel 14, lid 1, bedoelde hoeveelheden, minder dan 350 miljoen ton bedraagt, naargelang welke datum eerder valt.2. De staten die door dit Protocol zijn gebonden op de dag voorafgaand aan die waarop het ophoudt van kracht te zijn, stellen het bijkomend fonds in staat zijn functies, als beschreven in artikel 29, uit te oefenen en blijven slechts voor dat doel door dit Protocol gebonden. Artikel 29 Vereffening van het bijkomend fonds 1. Indien dit Protocol ophoudt van kracht te zijn, is het bijkomend fonds niettemin : a) gehouden zijn verplichtingen na te komen ten aanzien van een voorval dat zich heeft voorgedaan toen het Protocol nog van kracht was;b) gerechtigd zijn rechten op bijdragen uit te oefenen in zoverre deze bijdragen noodzakelijk zijn om te voldoen aan de verplichtingen ingevolge dit lid, onder a), met inbegrip van de daartoe noodzakelijke uitgaven ten behoeve van het beheer van het bijkomend fonds.2. De algemene vergadering neemt de passende maatregelen voor de vereffening van het bijkomend fonds, met inbegrip van een billijke verdeling van eventueel overblijvende activa onder de personen die aan het bijkomend fonds hebben bij gedragen.3. Voor de doeleinden van dit artikel blijft het bijkomend fonds een rechtspersoon. Artikel 30 Depositaris 1. Dit Protocol en alle ingevolge artikel 24 aangenomen wijzigingen worden nedergelegd bij de secretaris-generaal.2. De secretaris-generaal : a) stelt alle staten die dit Protocol hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden, in kennis van : i) elke nieuwe ondertekening of nederlegging van een akte en de datum daarvan; ii) de datum van inwerkingtreding van dit Protocol; iii) alle voorstellen tot wijziging van de limiet van het vergoedingsbedrag die zijn gedaan overeenkomstig artikel 24, lid 1;. iv) alle wijzigingen die zijn aangenomen overeenkomstig artikel 24, lid 4; v) alle wijzigingen die ingevolge artikel 24, lid 7, worden geacht te zijn aanvaard en de datum waarop de wijziging in werking treedt overeenkomstig de leden 8 en 9 van dat artikel; vi) de nederlegging van elke akte van opzegging van dit Protocol, de datum van nederlegging en de datum waarop de opzegging van kracht wordt; vii) alle mededelingen die ingevolge een artikel van dit Protocol zijn vereist; b) zendt voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van dit Protocol toe aan alle staten die het hebben ondertekend en aan alle staten die ertoe toetreden.3. Zodra dit Protocol in werking treedt, wordt de tekst daarvan door de secretaris-generaal toegezonden aan het secretariaat van de Verenigde Naties ter registratie en publicatie overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties. Artikel 31 Talen Dit Protocol is opgesteld in een enkel oorspronkelijk exemplaar in de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Gedaan te Londen, de zestiende mei tweeduizend en drie.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun respectieve regeringen, dit Protocol hebben ondertekend.

Protocol van 2003 bij het Internationaal Verdrag van 1992 ter oprichting van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Londen op 16 mei 2003 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^