Etaamb.openjustice.be
Wet van 07 februari 2003
gepubliceerd op 18 maart 2004

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van Zijne Majesteit de Sultan en Yang Di-Pertuan van Brunei Darussalam inzake luchtvervoer, en de Bijlage, gedaan te Brussel op 18 februari 1994 (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2003015195
pub.
18/03/2004
prom.
07/02/2003
ELI
eli/wet/2003/02/07/2003015195/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 FEBRUARI 2003. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van Zijne Majesteit de Sultan en Yang Di-Pertuan van Brunei Darussalam inzake luchtvervoer, en de Bijlage, gedaan te Brussel op 18 februari 1994 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van Zijne Majesteit de Sultan en Yang Di-Pertuan van Brunei Darussalam inzake luchtvervoer, en de Bijlage, gedaan te Brussel op 18 februari 1994, zullen volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 7 februari 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 2001-2002. Senaat.

Documenten.

Ontwerp van wet ingediend op 31 mei 2002, nr. 2-1184/1.

Verslag, nr. 2-1184/2.

Tekst aangenomen door de Commissie, nr.

Parlementaire Handelingen.

Bespreking, vergadering van 10 oktober 2002.

Stemming, vergadering van 10 oktober 2002.

Kamer van volksvertegenwoordigers Documenten Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-2068/1.

Verslag, nr.

Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning te bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-2068/2.

Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 14 november 2002.

Stemming, vergadering van 14 november 2002. (2) Dit Verdrag is in werking getreden op 26 maart 2003. OVEREENKOMST TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE EN DE REGERING VAN ZIJNE MAJESTEIT DE SULTAN EN YANG DI-PERTUAN VAN BRUNEI DARUSSALAM INZAKE LUCHTVERVOER De Regering van het Koninkrijk België, en De Regering van Zijne Majesteit de Sultan en Yang Di-Pertuan van Brunei Darussalam.

Partijen zijnde bij het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart, dat op 7 december 1944 te Chicago voor ondertekening werd opengesteld, Verlangend een overeenkomst te sluiten tot aanvulling van genoemd Verdrag, met het doel luchtdiensten in te stellen tussen en via hun onderscheiden grondgebieden, Geleid door de wens de grootste mate van veiligheid en beveiliging wat het internationale luchtvervoer betreft, te waarborgen, Zijn overeengekomen als volgt : ARTIKEL 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze Overeenkomst en tenzij uit de inhoud anders blijkt hebben de volgende termen de daaraan hierbij toegekende betekenis : a) « Verdrag » : het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart, dat op 7 december 1944 te Chicago voor ondertekening werd opengesteld;deze term omvat mede alle krachtens artikel 90 van dat Verdrag aangenomen bijlagen en alle wijzigingen van de bijlagen of van het Verdrag, aangenomen krachtens de artikelen 90 en 94 daarvan, mits die bijlagen en wijzigingen door beide Overeenkomstsluitende Partijen zijn aanvaard of bekrachtigd; b) « Overeenkomst » : deze Overeenkomst, haar Bijlage alsmede elke eventuele wijziging van de Overeenkomst of de Bijlage;c) « luchtvaartautoriteiten » : wat België betreft, het Ministerie van Verkeer en, wat Brunei Darussalam betreft, de Minister van Verkeer, of, in beide gevallen, iedere andere autoriteit of persoon die bevoegd is de functies te vervullen die thans door genoemde autoriteiten worden vervuld;d) « grondgebied », « luchtdienst », « internationale luchtdienst », « luchtvaartmaatschappij » en « landing anders dan voor verkeersdoeleinden » : de betekenis die onderscheidenlijk daaraan is toegekend in de artikelen 2 en 96 van het Verdrag;e) « aangewezen luchtvaartmaatschappij » : een luchtvaartmaatschappij die is aangewezen en gemachtigd in overeenstemming met de artikelen 3 en 4 van deze Overeenkomst;f) « overeengekomen diensten » : geregelde luchtdiensten op de routes omschreven in de Bijlage bij deze Overeenkomst voor het vervoer van passagiers, vracht en post, afzonderlijk of gecombineerd;g) « tarieven » : de voor het vervoer van passagiers, bagage en vracht te betalen prijzen en de voorwaarden waaronder deze prijzen van toepassing zijn, met inbegrip van de prijzen en voorwaarden voor agentschapsdiensten en andere bijkomende diensten, doch met uitsluiting van de vergoeding en de voorwaarden betreffende het vervoer van post;h) « verandering van vliegtuigtype onderweg » : de exploitatie van een van de overeengekomen diensten door een aangewezen luchtvaartmaatschappij op zulk een wijze dat op een deel van de route wordt gevlogen met luchtvaartuigen met een andere capaciteit dan die welke op een ander deel worden gebruikt;i) « boorduitrustingsstukken », « gronduitrusting », « boordproviand » en « reserveonderdelen » : de betekenis die onderscheidenlijk daaraan is toegekend in Bijlage 9 van het Verdrag. ARTIKEL 2 Verlening van rechten 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent aan de andere Overeenkomstsluitende Partij, tenzij in de Bijlage anders is bepaald, de volgende rechten voor het verrichten van internationale luchtdiensten door de luchtvaartmaatschappij, aangewezen door de andere Overeenkomstsluitende Partij : a) het recht om zonder te landen over haar grondgebied te vliegen;b) het recht om op haar grondgebied te landen anders dan voor verkeersdoeleinden;en c) het recht om op haar grondgebied te landen voor het opnemen en afzetten, tijdens de exploitatie van de routes omschreven in de Bijlage, van internationaal vervoerde passagiers, vracht en post, afzonderlijk of gecombineerd.2. Geen van de bepalingen van het eerste lid van dit artikel wordt geacht de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een der Overeenkomstsluitende Partijen het recht te geven tot het opnemen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij van passagiers, vracht en post, vervoerd tegen vergoeding of beloning en bestemd voor een ander punt op het grondgebied van die andere Overeenkomstsluitende Partij. ARTIKEL 3 Aanwijzing voor de exploitatie van diensten 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht door middel van een diplomatieke nota aan de andere Overeenkomstsluitende Partij een luchtvaartmaatschappij aan te wijzen voor het exploiteren van de overeengekomen diensten op de in de Bijlage voor die Overeenkomstsluitende Partij omschreven routes.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht in een diplomatieke nota aan de andere Overeenkomstsluitende Partij de aanwijzing van een luchtvaartmaatschappij in te trekken en een andere luchtvaartmaatschappij aan te wijzen. ARTIKEL 4 Vergunning voor de exploitatie van diensten 1. Na ontvangst van een kennisgeving van aanwijzing door een der Overeenkomstsluitende Partijen ingevolge artikel 3 van deze Overeenkomst, verlenen de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij, in overeenstemming met haar wetten en voorschriften, onverwijld aan de aldus aangewezen luchtvaartmaatschappij de vereiste vergunningen voor het exploiteren van de overeengekomen diensten waarvoor de luchtvaartmaatschappij is aangewezen.2. Na ontvangst van deze vergunningen kan de luchtvaartmaatschappij op ieder tijdstip een aanvang maken met de gehele of gedeeltelijke exploitatie van de overeengekomen diensten, mits zij de van toepassing zijnde bepalingen van deze Overeenkomst in acht neemt en tarieven vastgesteld zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van deze Overeenkomst. ARTIKEL 5 Intrekking of opschorting van een vergunning tot exploitatie van diensten 1. De luchtvaartautoriteiten van elke Overeenkomstsluitende Partij hebben het recht de in artikel 4 vermelde vergunningen betreffende een door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij niet te verlenen, in te trekken, op te schorten of hieraan tijdelijk of blijvend voorwaarden te verbinden : a) indien een zodanige luchtvaartmaatschappij, met betrekking tot de exploitatie van internationale luchtdiensten, niet kan aantonen dat zij in staat is te voldoen aan de voorwaarden gesteld in de door die autoriteiten gewoonlijk en redelijkerwijze in overeenstemming met het Verdrag toegepaste wetten en voorschriften;b) indien de luchtvaartmaatschappij in gebreke blijft de diensten te exploiteren in overeenstemming met de in deze Overeenkomst opgenomen voorwaarden;c) indien de luchtvaartmaatschappij in gebreke blijft de wetten en voorschriften van die Overeenkomstsluitende Partij na te leven;d) indien niet te hunnen genoegen is aangetoond dat een aanmerkelijk deel van de eigendom en het daadwerkelijk toezicht op de luchtvaartmaatschappij berusten bij de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij aanwijst, of bij haar onderdanen.2. De in het eerste lid van dit artikel genoemde rechten worden slechts uitgeoefend na overleg met de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij, overeenkomstig artikel 17 van deze Overeenkomst, tenzij onmiddellijk optreden noodzakelijk is ten einde inbreuk op bovengenoemde wetten en voorschriften te voorkomen. ARTIKEL 6 Toepassing van wetten en voorschriften 1. De wetten en voorschriften van de ene Overeenkomstsluitende Partij betreffende de toelating tot, het verblijf binnen of het vertrek uit haar grondgebied van de voor een internationale luchtdienst gebruikte luchtvaartuigen of betreffende de exploitatie van en het vliegen met zulke luchtvaartuigen dienen door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij te worden nageleefd bij het binnenkomen in of het verlaten van en gedurende het verblijf binnen het grondgebied van de eerste Overeenkomstsluitende Partij.2. De wetten en voorschriften van de ene Overeenkomstsluitende Partij betreffende binnenkomst, in- en uitklaring, doorreis, immigratie, paspoorten, douane, deviezen, sanitaire formaliteiten en quarantaine dienen door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij en door of vanwege haar bemanningen en passagiers, alsook met betrekking tot vracht en post te worden nageleefd bij de doorreis over, het binnenkomen in of het verlaten van en gedurende het verblijf binnen het grondgebied van de eerstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij. Passagiers op doorreis over het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen worden ten hoogste onderworpen aan een vereenvoudigde controle. 3. Geen van beide Overeenkomstsluitende Partijen mag, bij de toepassing van haar in de eerste twee leden van dit artikel bedoelde voorschriften of bij het gebruik van de onder haar toezicht staande luchthavens, luchtwegen, luchtverkeersdiensten en aanverwante voorzieningen, haar eigen of enige andere luchtvaartmaatschappij begunstigen ten opzichte van een luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij die gelijkaardige internationale diensten uitvoert. ARTIKEL 7 Bewijzen en vergunningen 1. Bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en vergunningen die zijn uitgereikt of geldig verklaard door de ene Overeenkomstsluitende Partij en die nog van kracht zijn, worden door de andere Overeenkomstsluitende Partij als geldig erkend voor de exploitatie van de overeengekomen diensten op de in de Bijlage omschreven routes, mits zodanige bewijzen of vergunningen werden uitgereikt of geldig verklaard overeenkomstig de op grond van het Verdrag vastgestelde normen. Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich evenwel het recht voor, de erkenning van bewijzen van bevoegdheid en van vergunningen die aan haar eigen onderdanen zijn uitgereikt door de andere Overeenkomstsluitende Partij te weigeren voor vluchten boven haar eigen grondgebied. 2. Indien de in het eerste lid van dit artikel bedoelde bewijzen of vergunningen werden uitgereikt of geldig verklaard volgens andere dan de in het Verdrag vastgestelde normen, en indien deze afwijking ter kennis is gebracht van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, kunnen de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij verzoeken om overleg overeenkomstig artikel 17 van deze Overeenkomst, teneinde zich ervan te vergewissen dat de desbetreffende normen voor hen aanvaardbaar zijn. Indien geen bevredigende overeenstemming wordt bereikt in aangelegenheden inzake vliegveiligheid, vormt zulks een grond voor de toepassing van artikel 5 van deze Overeenkomst.

ARTIKEL 8 Beveiliging van de luchtvaart 1. De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen opnieuw dat hun verplichting om in hun onderlinge betrekkingen de burgerluchtvaart te beveiligen tegen wederrechtelijke handelingen een integraal deel uitmaakt van deze Overeenkomst.2. De Overeenkomstsluitende Partijen verlenen elkaar op verzoek alle nodige bijstand om het wederrechtelijk in zijn macht brengen van burgerluchtvaartuigen of elke andere wederrechtelijke gedraging gericht tegen de veiligheid van de passagiers, de bemanningen, de luchtvaartuigen, de luchthavens en de voorzieningen voor de luchtvaart, alsook elke andere bedreiging voor de veiligheid van de luchtvaart, te voorkomen.3. De Overeenkomstsluitende Partijen handelen in overeenstemming met de bepalingen van het op 14 september 1963 te Tokio ondertekende Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, het op 16 december 1970 te 's Gravenhage ondertekende Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen en het op 23 september 1971 te Montreal ondertekende Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart.4. In hun onderlinge betrekkingen handelen de Overeenkomstsluitende Partijen in overeenstemming met de bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart, vastgesteld door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie en opgenomen in de bijlagen bij het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart, voor zover deze bepalingen toepasselijk zijn op de Partijen;zij zullen erop staan dat de exploitanten van de bij hen geregistreerde luchtvaartuigen, of de exploitanten die hun hoofdzetel of hun vaste verblijfplaats op hun grondgebied hebben, alsook de exploitanten van luchthavens op hun grondgebied handelen in overeenstemming met deze bepalingen inzake luchtvaartbeveiliging. 5. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt er zich toe de door de andere Overeenkomstsluitende Partij voorgeschreven beveiligingsmaatregelen voor de binnenkomst op het grondgebied van deze Overeenkomstsluitende Partij in acht te nemen en passende voorzieningen te treffen om passagiers en bemanningen, handbagage en vracht te controleren vóór het inschepen of inladen.Elke Overeenkomstsluitende Partij onderzoekt welwillend elk verzoek van de andere Overeenkomstsluitende Partij om bijzondere beveiligingsvoorzieningen voor haar luchtvaartuigen of passagiers ten einde aan een bijzondere bedreiging het hoofd te bieden. 6. Wanneer zich een voorval voordoet als het wederrechtelijk in zijn macht brengen van een luchtvaartuig of enige andere wederrechtelijke gedraging gericht tegen de veiligheid van passagiers, bemanningen, luchtvaartuigen, luchthavens en voorzieningen en diensten voor de luchtvaart, of dreigt zich voor te doen, verlenen de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar bijstand door de verbindingen en maatregelen die bedoeld zijn om op snelle en veilige wijze aan zulk een voorval of de dreiging daarvan een einde te maken, te vergemakkelijken.7. Wanneer een Overeenkomstsluitende Partij zich niet houdt aan de bepalingen van dit artikel met betrekking tot de beveiliging van de luchtvaart, kunnen de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij verzoeken om onmiddellijk overleg met de luchtvaartautoriteiten van die Partij.Indien binnen dertig (30) dagen geen bevredigend akkoord kan worden bereikt, vormt zulks een grond voor de toepassing van artikel 5 van deze Overeenkomst.

ARTIKEL 9 Gebruiksvergoedingen 1. De heffingen die op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij worden opgelegd voor het gebruik van luchthavens en andere luchtvaartvoorzieningen door luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij, mogen niet hoger zijn dan die welke in rekening worden gebracht aan een nationale luchtvaartmaatschappij van de eerstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij die soortgelijke internationale luchtdiensten uitvoert.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert het overleg tussen haar autoriteiten die bevoegd zijn de heffingen te innen en de aangewezen luchtvaartmaatschappij die van de diensten en voorzieningen gebruik maakt;waar mogelijk loopt dit overleg via de organisaties die de luchtvaartmaatschappijen vertegenwoordigen. Van elk voorstel tot wijziging van de gebruiksvergoedingen dient tijdig kennisgeving te worden gedaan ten einde de gebruikers in staat te stellen hun visie kenbaar te maken voordat de wijzigingen worden ingevoerd.

ARTIKEL 10 Douane en accijnzen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij stelt de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij vrij van alle invoerbeperkingen, douanerechten, accijnzen, inspectiekosten en andere nationale, regionale of plaatselijke rechten en heffingen op vliegtuigen, brandstof, smeermiddelen, technische verbruiksvoorraden, reserveonderdelen met inbegrip van motoren, gebruikelijke boorduitrustingsstukken, gronduitrusting, boordproviand en andere producten die uitsluitend worden gebruikt of bestemd zijn voor gebruik in verband met de exploitatie of het onderhoud van luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij die de overeengekomen diensten exploiteert, alsmede voorraden vervoersbewijzen, luchtvrachtbrieven, alle gedrukt materiaal waarop het embleem van de maatschappij is gedrukt, alsook het gebruikelijke reclamemateriaal, dat gratis door die aangewezen luchtvaartmaatschappij wordt verspreid.2. De bij dit artikel toegekende vrijstellingen zijn van toepassing op de in het eerste lid van dit artikel genoemde goederen, ongeacht of zodanige goederen geheel worden gebruikt of verbruikt op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de vrijstelling toekent, mits zodanige goederen : a) worden ingevoerd in het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij door of namens de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij maar niet worden vervreemd op het grondgebied van eerstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij;b) aan boord worden gehouden van de luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de ene Overeenkomstsluitende Partij bij aankomst op of vertrek uit het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij;c) aan boord worden genomen van luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de ene Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij en bestemd zijn voor het gebruik bij de exploitatie van de overeengekomen diensten.3. De gewone boorduitrustingsstukken, de gronduitrusting alsmede de goederen en voorraden die gewoonlijk aan boord worden gehouden van de luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij, mogen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij slechts worden uitgeladen met de toestemming van de douane-autoriteiten van dat grondgebied.In dat geval kunnen ze onder toezicht van gezegde autoriteiten worden geplaatst tot ze weer worden uitgevoerd of tot er, met inachtneming van de douanevoorschriften, op andere wijze over is beschikt. 4. Bagage en vracht in direct doorgaand verkeer zijn vrijgesteld van douanerechten en andere heffingen.5. De bij dit artikel ingestelde vrijstellingen worden ook verleend wanneer de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de ene Overeenkomstsluitende Partij met een andere luchtvaartmaatschappij, die vanwege de andere Overeenkomstsluitende Partij dezelfde vrijstellingen geniet, afspraken heeft gemaakt terzake van het lenen of overdragen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij van goederen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. ARTIKEL 11 Capaciteit 1. De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Overeenkomstsluitende Partijen worden op billijke en gelijke wijze in de gelegenheid gesteld de overeengekomen diensten tussen en via hun wederzijdse grondgebieden te exploiteren op de in de Bijlage bij deze Overeenkomst omschreven routes.2. Bij het exploiteren van de overeengekomen diensten houdt de aangewezen luchtvaartmaatschappij van elke Overeenkomstsluitende Partij rekening met de belangen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij, zodat de diensten die de laatstgenoemde maatschappij op dezelfde route of op delen daarvan onderhoudt, hierdoor niet op onredelijke wijze worden getroffen.3. De overeengekomen diensten die worden onderhouden door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de Overeenkomstsluitende Partijen dienen op redelijke wijze te worden afgestemd op de vervoersbehoeften van het publiek op de omschreven routes en hebben als eerste doel de verschaffing, met inachtneming van een redelijke beladingsgraad, van capaciteit die voldoet aan de huidige en redelijkerwijs te verwachten behoefte aan vervoer van passagiers, vracht en post tussen het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen en de landen die de eindbestemming van dat vervoer zijn.4. Het vervoer van passagiers, vracht en post, opgenomen en afgezet op punten op de omschreven routes op het grondgebied van andere Staten dan de Staat die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen, geschiedt overeenkomstig het algemeen beginsel dat de capaciteit dient te zijn afgestemd op : a) de vervoersbehoeften naar en van het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen;b) de vervoersbehoeften van het gebied via hetwelk de overeengekomen diensten gaan, nadat rekening is gehouden met de andere vervoersdiensten, ingesteld door luchtvaartmaatschappijen van de Staten uit dit gebied;en c) de vereisten van lange-afstandsdiensten.5. De exploitatieprogramma's van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen, met onder meer het type van luchtvaartuig, de aard van het vervoer, de frekwentie van de diensten en de dienstregeling, moeten uiterlijk 30 dagen voor het aanvangen van de exploitatie van een overeengekomen dienst ter goedkeuring worden voorgelegd aan de luchtvaartautoriteiten van de twee Overeenkomstsluitende Partijen. Deze bepaling is eveneens van toepassing op eventuele latere wijzigingen.

In bijzondere gevallen kunnen die autoriteiten instemmen met een kortere termijn.

ARTIKEL 12 Verandering van vliegtuigtype De aangewezen luchtvaartmaatschappij van de ene Overeenkomstsluitende Partij kan op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een luchtvaartuig met een andere capaciteit inzetten op voorwaarde dat : a) zulks met het oog op een economische exploitatie verantwoord is;b) het luchtvaartuig, gebruikt op het gedeelte van de route dat het verst verwijderd is van het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen, slechts geëxploiteerd wordt in aansluiting op het luchtvaartuig dat wordt gebruikt op het dichtstbijgelegen gedeelte en dat zulks in de dienstregeling tot uiting komt;het eerstbedoelde luchtvaartuig komt naar het punt waar de verandering van luchtvaartuig plaatsvindt met het doel vracht, post of passagiers op te nemen van, dan wel aan te voeren voor het laatstbedoelde luchtvaartuig, en de capaciteit ervan wordt in de allereerste plaats bepaald met het oog op dit doel; c) de luchtvaartmaatschappij niet tegenover het publiek voorwendt, door middel van advertenties of anderszins, dat zij een luchtdienst onderhoudt beginnend op het punt waar de verandering van luchtvaartuig plaatsvindt, tenzij de Bijlage bij deze Overeenkomst anderszins bepaalt;d) tegenover iedere vlucht naar het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij waar de verandering van luchtvaartuig plaatsvindt, slechts één vlucht vanuit dat grondgebied staat, tenzij de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij meer dan één vlucht toestaan. ARTIKEL 13 Tarieven 1. De Overeenkomstsluitende Partijen staan toe dat elk der aangewezen luchtvaartmaatschappijen, zo mogelijk na onderling overleg, op een der in de Bijlage omschreven routes een tarief vaststelt.2. De tarieven voor vervoer op de overeengekomen diensten van en naar het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij dienen te worden vastgesteld op een redelijk niveau, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met alle daarvoor in aanmerking komende factoren, daaronder begrepen de exploitatiekosten, een redelijke winst, de kenmerkende eigenschappen van de dienst, het belang van de gebruikers en, waar zulks passend wordt geacht, de tarieven van andere luchtvaartmaatschappijen die geheel of gedeeltelijk dezelfde route bedienen.3. De tarieven worden aan de luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen ter goedkeuring voorgelegd en dienen in hun bezit te zijn ten minste zestig (60) dagen voor de voorgestelde datum van invoering.In bijzondere gevallen kunnen de luchtvaartautoriteiten een verkorting van dit tijdvak aanvaarden.

Indien binnen dertig (30) dagen vanaf de datum van ontvangst de luchtvaartautoriteiten van de ene Overeenkomstsluitende Partij aan de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij geen kennisgeving hebben gedaan van hun bezwaar, wordt een zodanig tarief beschouwd als zijnde aanvaard en wordt het van kracht op de in het tariefvoorstel genoemde datum. Ingeval de luchtvaartautoriteiten instemmen met een verkorting van het tijdvak voor indiening van een tarief, kunnen zij tevens overeenkomen dat het tijdvak voor de kennisgeving van bezwaar korter zal zijn dan dertig (30) dagen. 4. Indien overeenkomstig het derde lid van dit artikel kennisgeving van bezwaar is gedaan, plegen de luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen overleg overeenkomstig artikel 17 van deze Overeenkomst en trachten zij het tarief in onderlinge overeenkomst vast te stellen.5. Indien de luchtvaartautoriteiten niet tot overeenstemming kunnen komen over een tarief dat hun is voorgelegd overeenkomstig het derde lid van dit artikel, of over de vaststelling van een tarief volgens het vierde lid van dit artikel, wordt het geschil opgelost overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 van deze Overeenkomst.6. Indien de luchtvaartautoriteiten van een der Overeenkomstsluitende Partijen bezwaar maken tegen een reeds bestaand tarief, brengen zij zulks ter kennis van de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij en trachten de aangewezen luchtvaartmaatschappijen, waar vereist, tot een regeling te komen. Indien binnen negentig (90) dagen na ontvangst van een kennisgeving van bezwaar geen nieuw tarief kan worden vastgesteld, vinden de in de leden vier en vijf van dit artikel omschreven procedures toepassing. 7. De overeenkomstig het bepaalde in dit artikel vastgestelde tarieven blijven van kracht totdat nieuwe tarieven zijn vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in dit artikel of het bepaalde in artikel 18 van deze Overeenkomst.8. Behoudens op grond van het bepaalde in het vierde lid van artikel 18 van deze Overeenkomst wordt een tarief niet van kracht, indien de luchtvaartautoriteiten van een van beide Overeenkomstsluitende Partijen hiertegen bezwaar hebben.9. De luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen zien erop toe dat de in rekening gebrachte en geïnde tarieven overeenkomen met de door hen goedgekeurde tarieven en dat daarop geen kortingen worden gegeven.10. Onverminderd de toepassing van het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel mogen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op de secties van de overeengekomen diensten waar zij vijfdevrijheidsverkeersrechten uitoefenen, hetzelfde tarief bieden als de luchtvaartmaatschappijen die derde- en vierdevrijheidsrechten uitoefenen op die secties. De luchtvaartmaatschappijen die vijfdevrijheidsrechten uitoefenen mogen geen lagere tarieven noch minder beperkende tariefvoorwaarden toepassen dan gezegde luchtvaartmaatschappijen die derde- en vierdevrijheidsrechten uitoefenen.

ARTIKEL 14 Personeel 1. Het is de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de ene Overeenkomstsluitende Partij toegestaan, op basis van wederkerigheid, op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij vertegenwoordigers en commercieel, operationeel en technisch personeel in dienst te hebben, zoals vereist in verband met de exploitatie van de overeengekomen diensten.2. Aan deze behoefte aan personeel kan naar goeddunken van de aangewezen luchtvaartmaatschappij worden voldaan door eigen personeel van welke nationaliteit ook, dan wel door gebruik te maken van de diensten van een andere organisatie, maatschappij of luchtvaartmaatschappij die op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij haar bedrijf uitoefent en gemachtigd is deze diensten op het grondgebied van deze Overeenkomstsluitende Partij te verrichten.3. De vertegenwoordigers en het personeel zijn onderworpen aan de van kracht zijnde wetten en voorschriften van de andere Overeenkomstsluitende Partij.Overeenkomstig deze wetten en voorschriften verleent elke Overeenkomstsluitende Partij op basis van wederkerigheid en zo spoedig mogelijk de benodigde werkvergunningen, tewerkstellingsvisa of andere soortgelijke documenten aan de vertegenwoordigers en het personeel, bedoeld in het eerste lid van dit artikel. 4. In de mate waarin de nationale wetgeving zulks toestaat doen beide Overeenkomstsluitende Partijen afstand van het vereiste van werkvergunningen, tewerkstellingsvisa of andere soortgelijke documenten voor personeelsleden die bepaalde tijdelijke diensten of werkzaamheden verrichten. ARTIKEL 15 Verkoop en inkomsten 1. Elke aangewezen luchtvaartmaatschappij heeft het recht op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks luchtvervoer te verkopen of naar goeddunken zulks te doen door tussenkomst van vertegenwoordigers. Elke aangewezen luchtvaartmaatschappij heeft het recht zodanig vervoer te verkopen in de valuta van dat grondgebied of naar goeddunken in vrij inwisselbare valuta's van andere landen.

Het staat een ieder vrij zodanig vervoer te kopen in door die luchtvaartmaatschappij voor de verkoop aanvaarde valuta's. 2. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij het recht de nettoinkomsten welke deze aangewezen luchtvaartmaatschappij op het grondgebied van de eerste Overeenkomstsluitende Partij heeft verkregen, vrijelijk over te maken.Zodanige overmakingen geschieden op basis van de officiële wisselkoersen voor lopende betalingen of, bij afwezigheid van officiële wisselkoersen, tegen de gangbare buitenlandse marktkoersen voor lopende betalingen op de dag waarop de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij de aanvraag tot overmaking indient. Daarbij worden geen andere lasten dan de normale banklasten over zodanige transacties geheven. 3. Elke Overeenkomstsluitende Partij stelt, op basis van wederkerigheid, de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij vrij van elke vorm van belasting naar het inkomen en op winsten die deze Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van eerstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij heeft verkregen uit de exploitatie van internationale luchtvervoerdiensten, alsmede van elke belasting op de omzet of het vermogen. Deze bepaling geldt niet wanneer tussen de twee Overeenkomstsluitende Partijen een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting van kracht is die in een dergelijke vrijstelling voorziet.

ARTIKEL 16 Uitwisseling van informatie 1. De luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen wisselen zo snel mogelijk informatie uit over de nog van kracht zijnde vergunningen, verleend aan hun onderscheiden aangewezen luchtvaartmaatschappij voor het verrichten van diensten naar, via en vanuit het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.Met name wisselen zij afschriften uit van de nog van kracht zijnde bewijzen en vergunningen voor diensten op omschreven routes alsook van de wijzigingen, vrijstellingen en goedgekeurde dienstregelingen. 2. Elke Overeenkomstsluitende Partij zorgt ervoor dat haar aangewezen luchtvaartmaatschappij zo lang vooraf als mogelijk is de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij afschriften bezorgt van de tarieven, dienstregelingen en wijzigingen daarvan, alsook alle relevante informatie inzake de exploitatie van de overeengekomen diensten, inclusief gegevens over de aangeboden capaciteit op elke omschreven route en alle andere inlichtingen waardoor ten genoege van de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij kan worden aangetoond dat de bepalingen van deze Overeenkomst behoorlijk worden nageleefd.3. Elke Overeenkomstsluitende Partij zorgt ervoor dat haar aangewezen luchtvaartmaatschappij de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij in het bezit stelt van statistieken over het vervoersvolume op de overeengekomen diensten, met opgave van de punten waar vervoer wordt opgenomen en afgezet. ARTIKEL 17 Overleg 1. De luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen plegen van tijd tot tijd overleg ten einde een nauwe samenwerking te verzekeren in alle aangelegenheden betreffende de uitvoering en de bevredigende naleving van de bepalingen van deze Overeenkomst en haar Bijlage.2. Zulk overleg vangt aan binnen een termijn van zestig (60) dagen na de datum van ontvangst van een desbetreffend verzoek, tenzij anderszins door de Overeenkomstsluitende Partijen is overeengekomen. ARTIKEL 18 Regeling van geschillen 1. Indien tussen de Overeenkomstsluitende Partijen een geschil mocht ontstaan omtrent de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst, trachten de Overeenkomstsluitende Partijen in de eerste plaats dit geschil te regelen door onderling overleg.2. Indien de Overeenkomstsluitende Partijen er niet in slagen door middel van overleg een regeling te treffen, kunnen zij overeenkomen het geschil ter beslissing voor te leggen aan een persoon of instantie, dan wel kan elk van beide Overeenkomstsluitende Partijen het geschil ter beslissing voorleggen aan een scheidsgerecht bestaande uit drie scheidsmannen.3. Het scheidsgerecht wordt samengesteld als volgt : Elke Overeenkomstsluitende Partij wijst een scheidsman aan binnen zestig (60) dagen na het tijdstip waarop zij van de andere Overeenkomstsluitende Partij langs diplomatieke weg een verzoek heeft ontvangen om het geschil aan een scheidsgerecht voor te leggen.Deze twee scheidsmannen wijzen in onderling overleg een derde scheidsman aan binnen het daaraan aansluitende tijdvak van zestig (60) dagen.

De derde scheidsman moet een onderdaan zijn van een derde Staat; hij treedt op als voorzitter van het scheidsgerecht en bepaalt de plaats waar dit zal zetelen.

Indien een der Overeenkomstsluitende Partijen nalaat binnen het aangegeven tijdvak een scheidsman aan te wijzen, of indien de derde scheidsman niet binnen het aangegeven tijdvak wordt benoemd, kan door elk der Overeenkomstsluitende Partijen een verzoek worden gericht tot de Voorzitter van de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie om een scheidsman of eventueel scheidsmannen te benoemen. 4. De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich iedere ingevolge het tweede en derde lid van dit artikel tot stand gekomen beslissing of uitspraak na te komen. Als een der Overeenkomstsluitende Partijen in gebreke blijft bij het naleven van zulke beslissing, geeft dit de andere Overeenkomstsluitende Partij grond voor de toepassing van artikel 5 van deze Overeenkomst. 5. De kosten voor het scheidsgerecht zullen gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen worden gedragen. ARTIKEL 19 Wijzigingen 1. Indien een van beide Overeenkomstsluitende Partijen het wenselijk acht enige bepaling van deze Overeenkomst te wijzigen, kan zij de andere Overeenkomstsluitende Partij om overleg verzoeken.Dit overleg, dat zowel mondeling als schriftelijk kan worden gepleegd, kan plaatsvinden tussen de luchtvaartautoriteiten en vangt aan binnen een termijn van zestig (60) dagen te rekenen van de datum van het verzoek. 2. Indien een algemeen multilateraal luchtvaartverdrag in werking treedt dat beide Overeenkomstsluitende Partijen bindt, hebben de bepalingen van zodanig verdrag voorrang.Overeenkomstig het eerste lid van dit artikel kan overleg worden gepleegd teneinde vast te stellen in welke mate de bepalingen van het multilateraal verdrag van invloed zijn op deze Overeenkomst. 3. Alle ingevolge zodanig overleg overeengekomen wijzigingen worden van kracht nadat ze door een diplomatieke notawisseling zijn bevestigd. ARTIKEL 20 Beëindiging 1. Elk der Overeenkomstsluitende Partijen kan te allen tijde de andere Overeenkomstsluitende Partij schriftelijk langs diplomatieke weg mededeling doen van haar besluit deze Overeenkomst te beëindigen. Deze mededeling wordt tegelijkertijd gezonden aan de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. 2. De Overeenkomst eindigt één (1) jaar na de datum van ontvangst van de mededeling door de andere Overeenkomstsluitende Partij, tenzij de mededeling van opzegging in onderling overleg vóór het einde van dit tijdvak wordt ingetrokken. Indien de andere Overeenkomstsluitende Partij nalaat de ontvangst te bevestigen, wordt de mededeling geacht te zijn ontvangen veertien (14) dagen na ontvangst van de mededeling door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.

ARTIKEL 21 Registratie Deze Overeenkomst en alle daarin aangebrachte wijzigingen worden geregistreerd bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.

ARTIKEL 22 Inwerkingtreding Deze Overeenkomst treedt in werking op de datum van de laatste langs diplomatieke weg gegeven schriftelijke kennisgeving waarin wordt bevestigd dat de Overeenkomstsluitende Partijen aan hun interne procedures voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst hebben voldaan.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Brussel, op 18 februari 1994, in twee originelen, elk in de Franse, Nederlandse, Engelse en Maleise taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.

Bijlage Routetabel Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Overeenkomstsluitende Partijen kunnen op een bepaalde dan wel op elke vlucht één of meer punten om de overeengekomen routes niet of in een andere volgorde aandoen, op voorwaarde dat het punt van vertrek of aankomst gelegen is in het land waarvan zij de nationaliteit hebben.

^