Etaamb.openjustice.be
Wet van 07 oktober 2002
gepubliceerd op 13 januari 2003

Wet houdende instemming met het Verdrag inzake de procedure van voorafgaande geïnformeerde toestemming voor bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel en de Bijlagen I tot V, aangenomen te Rotterdam op 10 september 1998

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2002015150
pub.
13/01/2003
prom.
07/10/2002
ELI
eli/wet/2002/10/07/2002015150/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 OKTOBER 2002. - Wet houdende instemming met het Verdrag inzake de procedure van voorafgaande geïnformeerde toestemming voor bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel en de Bijlagen I tot V, aangenomen te Rotterdam op 10 september 1998 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Verdrag inzake de procedure van voorafgaande geïnformeerde toestemming voor bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel en de bijlagen I tot V, aangenomen te Rotterdam op 10 september 1998, Zullen volkomen gevolg hebben.

De wijzigingen van de bijlagen bij het Verdrag of toevoeging van nieuwe bijlagen bij het Verdrag, die met toepassing van artikel 22 van het Verdrag aangenomen worden, zonder dat België zich tegen de aanneming ervan verzet, zullen volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 7 oktober 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Leefmilieu, J. TAVERNIER De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, E. BOUTMANS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Zitting 2001-2002. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 26 april 2002, nr. 2-1114/1. - Verslag, nr. 2-1114/2.

Parlementaire Handelingen; - Bespreking en stemming. Vergadering van 10 juli 2002.

Kamer.

Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-1922/1. Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-1922/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 20 juli 2002.

VERTALING Ontwerpverdrag inzake de procedure van « voorafgaande geïnformeerde toestemming » voor bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel De verdragsluitende partijen, Zich bewust van de schadelijke gevolgen voor gezondheid of milieu van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel, Wijzende op de terzake geldende bepalingen van de Verklaring van Rio inzake Milieu en Ontwikkeling en van Hoofdstuk 19 van Agenda 21 betreffende « Ecologisch verantwoord beheer van toxische chemische stoffen, met inbegrip van de voorkoming van illegale internationale handel in toxische en gevaarlijke producten », Indachtig de werkzaamheden van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties en van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties met betrekking tot de procedure van « Voorafgaande Geïnformeerde Toestemming » op vrijwillige basis, als bepaald in de gewijzigde « Richtsnoeren van Londen voor de uitwisseling van gegevens over chemische stoffen in de internationale handel » (hierna « Gewijzigde Richtsnoeren van Londen » genoemd) en de « Internationale Gedragscode voor de distributie en het gebruik van pesticiden » van FAO (hierna « Internationale Gedragscode » genoemd), Rekening houdende met de omstandigheden en specifieke behoeften van de ontwikkelingslanden en de landen met een overgangseconomie, en met name met de noodzaak om de nationale deskundigheid en capaciteit op het gebied van het beheer van chemische stoffen, o.m. de overdracht van technologie, te vergroten door financiële en technische bijstand te verlenen en de samenwerking tussen de Partijen te bevorderen, Vaststellende dat in bepaalde landen een specifieke behoefte aan informatie over grensoverschrijdend vervoer bestaat, Erkennende dat de toepassing van goede praktijken voor het beheer van chemische stoffen in alle landen moet worden aangemoedigd, waarbij, onder meer, rekening moet worden gehouden met de vrijwillig toegepaste normen die zijn vervat in de « Internationale Gedragscode voor de distributie en het gebruik van pesticiden » en in de « Ethische Code van UNEP betreffende de internationale handel in chemische stoffen », Wensende ervoor te zorgen dat gevaarlijke chemische stoffen die hun grondgebied verlaten, zodanig worden verpakt en geëtiketteerd dat gezondheid en milieu adequaat worden beschermd, in overeenstemming met de principes van de Gewijzigde Richtsnoeren van Londen en de Internationale Gedragscode, Erkennende dat handels- en milieubeleid elkaar moeten ondersteunen, wil men de duurzame ontwikkeling realiseren, Onderstrepende dat niets in dit Verdrag zo mag worden geïnterpreteerd dat het een wijziging van de rechten en verplichtingen van een Partij in het kader van een andere internationale overeenkomst betreffende chemische stoffen in de internationale handel of betreffende milieubescherming zou inhouden, Aannemende dat de vorenstaande overweging niet bedoeld is om tussen dit Verdrag en andere internationale overeenkomsten een hiërarchische verhouding te creëren, Vastbesloten de gezondheid van de mens, die de gezondheid van consumenten en werknemers omvat, en het milieu te beschermen tegen mogelijk schadelijke effecten van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel, Zijn het volgende overeengekomen : Artikel 1 Doelstelling Het doel van dit Verdrag is de Partijen aan te zetten tot gedeelde verantwoordelijkheid en gezamenlijke inspanningen in de internationale handel in bepaalde gevaarlijke chemische stoffen teneinde gezondheid en milieu tegen mogelijke schade te beschermen en bij te dragen tot een ecologisch verantwoord gebruik van deze stoffen door de uitwisseling van gegevens over hun eigenschappen te vergemakkelijken, door te voorzien in een nationale besluitvormingsprocedure betreffende de in- en uitvoer ervan en door de betrokken besluiten aan de andere Partijen mede te delen.

Artikel 2 Definities Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder : a) « Chemische stof », een vervaardigde of uit de natuur gewonnen stof in zuivere vorm of in een mengsel of preparaat, die geen levend organisme is.Het betreft een stof die onder één van beide volgende categorieën valt : pesticiden (met inbegrip van zeer gevaarlijke pesticideformuleringen) en industriële producten; b) « Verboden chemische stof », een chemische stof waarvan, ter bescherming van gezondheid of milieu, alle toepassingen in één of meer categorieën verboden zijn op grond van definitieve regelgeving.Het betreft ook chemische stoffen die zijn geweigerd bij de eerste gebruiksaanvraag of die door de sector hetzij van de binnenlandse markt zijn gehaald, hetzij in de loop van de binnenlandse goedkeuringsprocedure zijn geschrapt, en waarvoor duidelijk kan worden aangetoond dat deze maatregel is genomen ter bescherming van gezondheid of milieu; c) « Aan strenge beperkingen onderworpen chemische stof », een chemische stof waarvan, ter bescherming van gezondheid of milieu, nagenoeg alle toepassingen in één of meer categorieën verboden zijn op grond van definitieve regelgeving, maar waarvan bepaalde specifieke toepassingen nog toegestaan zijn.Het betreft ook chemische stoffen die voor nagenoeg alle toepassingen zijn geweigerd, dan wel door de sector van de binnenlandse markt zijn gehaald of in de loop van de binnenlandse goedkeuringsprocedure geschrapt, en waarvoor duidelijk kan worden aangetoond dat deze maatregel is genomen ter bescherming van gezondheid of milieu; d) « Zeer gevaarlijke pesticideformulering », een voor gebruik als pesticide geformuleerde chemische stof waarvan het gebruik ernstige gevolgen voor de gezondheid of milieu heeft die op korte termijn kunnen worden geconstateerd na eenmalige of herhaalde blootstelling onder de gewone gebruiksvoorwaarden.e) « Definitieve tegelgeving », door een Partij vastgestelde regelgeving dat geen verdere regelgeving van die Partij behoeft, met als doel een chemische stof te verbieden of het gebruik ervan aan strenge beperkingen te onderwerpen;f) « Uitvoer » en « invoer », met hun respectieve connotaties, het vervoer van een chemische stof van de ene Partij naar de andere, met uitzondering van louter doorvoer;g) « Partij », een Staat of een regionale organisatie voor economische integratie die ermee heeft ingestemd door het Verdrag gebonden te zijn en waarvoor het Verdrag van kracht is;h) « Regionale organisatie voor economische integratie », een door soevereine Staten in een bepaalde regio opgerichte organisatie, waaraan door haar lidstaten bevoegdheden zijn overgedragen ten aanzien van de in dit Verdrag geregelde aangelegenheden en die, in overeenstemming met haar interne procedures, gemachtigd is dit Verdrag te ondertekenen, te bekrachtigen, te aanvaarden, goed te keuren dan wel ertoe toe te treden;i) « Comité van toezicht voor chemische stoffen », het in artikel 18, lid 6, bedoelde hulporgaan. Artikel 3 Toepassingsgebied van het Verdrag 1. Dit Verdrag geldt voor : a) Verboden of aan strenge beperkingen onderworpen chemische stoffen; en b) Zeer gevaarlijke pesticideformuleringen.2. Dit Verdrag geldt niet voor : a) Verdovende middelen en psychotrope stoffen;b) Radioactief materiaal;c) Afvalstoffen;d) Chemische wapens;e) Geneesmiddelen, zowel voor menselijk als voor diergeneeskundig gebruik;f) Als voedingsmiddelenadditief gebruikte chemische stoffen;g) Voedingsmiddelen;h) Chemische stoffen in zo kleine hoeveelheden dat een gevaar voor gezondheid of milieu onwaarschijnlijk is, voor zover ze worden ingevoerd : i) voor onderzoeks- of analysedoeleinden;of ii) door een privé-persoon voor persoonlijk gebruik in een voor dergelijke toepassingen redelijk geachte hoeveelheid.

Artikel 4 Aangewezen nationale autoriteiten 1. Elke Partij wijst één of meer nationale autoriteiten aan die bevoegd zijn om namens haar de bij dit Verdrag vereiste administratieve taken te vervullen.2. Elke Partij zorgt ervoor deze autoriteit(en) over voldoende middelen beschikt (beschikken) om haar (hun) taken efficiënt te kunnen vervullen.3. Elke Partij deelt het Secretariaat uiterlijk op de voor haar geldende datum van inwerkingtreding van dit Verdrag de naam en het adres van de aangewezen autoriteit(en) mee.Zij stelt het Secretariaat onmiddellijk in kennis van elke wijziging van de naam of het adres van deze autoriteit(en). 4. Het Secretariaat stelt de Partijen onverwijld in kennis van de op grond van lid 3 ontvangen kennisgevingen. Artikel 5 Procedures voor verboden of aan strenge beperkingen onderworpen chemische stoffen 1. Elke Partij die definitieve regelgeving heeft vastgesteld, stelt het Secretariaat daarvan schriftelijk in kennis.Deze kennisgeving dient zo snel mogelijk te gebeuren en in elk geval binnen 90 dagen na de datum waarop de definitieve regelgeving van kracht is geworden, en zij bevat, indien voorhanden, de in Bijlage I bedoelde informatie. 2. Elke Partij stelt het Secretariaat uiterlijk op de voor haar geldende datum van inwerkingtreding van dit Verdrag schriftelijk in kennis van de definitieve regelgeving die op dat ogenblik van kracht zijn, uitgezonderd de Partijen die de geldende definitieve regelgeving reeds hebben meegedeeld in het kader van de Gewijzigde Richtsnoeren van Londen of van de Internationale Gedragscode en dus geen nieuwe kennisgeving hoeven in te dienen.3. Zo spoedig mogelijk en uiterlijk zes maanden na ontvangst van een kennisgeving op grond van lid 1 of 2 onderzoekt het Secretariaat of de betrokken kennisgeving de in Bijlage I bedoelde vereiste gegevens bevat.Indien de kennisgeving de vereiste informatie bevat, stuurt het Secretariaat onverwijld aan alle Partijen een samenvatting van de ontvangen informatie. Indien de kennisgeving niet de vereiste informatie bevat, brengt het de kennisgevende Partij daarvan op de hoogte. 4. Om de zes maanden geeft het Secretariaat aan de Partijen een overzicht van de op grond van lid 1 en lid 2 ontvangen informatie, met inbegrip van de kennisgevingen die niet alle in Bijlage I bedoelde gegevens bevatten.5. Als het Secretariaat voor een bepaalde chemische stof een kennisgeving heeft ontvangen van minstens twee gebieden waarvoor de procedure voor Voorafgaande Geïnformeerde Toestemming geldt, en het heeft nagegaan of deze kennisgevingen aan het vereiste van Bijlage I beantwoorden, stuurt het Secretariaat deze kennisgevingen door aan het Comité van toezicht voor chemische stoffen.De gebieden waarvoor de procedure voor Voorafgaande Geïnformeerde Toesteming geldt, worden bij besluit vastgesteld, welk besluit door de Conferentie van de Partijen op haar eerste vergadering bij consensus moet worden goedgekeurd. 6. Het Comité van toezicht voor chemische stoffen onderzoekt de in die kennisgevingen meegedeelde informatie en doet, met inachtneming van de in Bijlage II vermelde criteria, een aanbeveling aan de Conferentie van de Partijen betreffende de vraag of voor de chemische stof de procedure van Voorafgaande Geïnformeerde Toestemming moet worden toegepast en bijgevolg in Bijlage III moet worden opgenomen. Artikel 6 Procedures voor zeer gevaarlijke pesticide formuleringen 1. Een ontwikkelingsland of een land met een overgangseconomie dat Partij is bij het Verdrag en dat als gevolg van het gebruik op zijn grondgebied, onder de gewone gebruiksvoorwaarden, van een zeer gevaarlijke pesticideformulering problemen ondervindt, kan aan het Secretariaat voorstellen de zeer gevaarlijke pesticideformulering in Bijlage III op te nemen.Bij het opstellen van haar voorstel kan de Partij een beroep doen op alle relevante technische expertise. In het voorstel wordt de in deel 1 van Bijlage IV bedoelde informatie opgenomen. 2. Zo spoedig mogelijk, en uiterlijk zes maanden na ontvangst van een voorstel op grond van lid 1, onderzoekt het Secretariaat of het betrokken voorstel de in deel 1 van Bijlage IV bedoelde vereiste gegevens bevat.Indien het voorstel de vereiste informatie bevat, stuurt het Secretariaat onverwijld aan alle Partijen een samenvatting van de ontvangen informatie. Indien het voorstel niet de vereiste informatie bevat, stelt het de Partij die het voorstel heeft ingediend, daarvan in kennis. 3. Ten aanzien van de op grond van lid 2 ingediende voorstellen verzamelt het Secretariaat de in deel 2 van Bijlage IV bedoelde aanvullende informatie.4. Als met betrekking tot een bepaalde zeer gevaarlijke pesticideformulering aan de in lid 2 en lid 3 vermelde voorwaarden is voldaan, geeft het Secretariaat het voorstel en de betreffende informatie door aan het Comité van toezicht voor chemische stoffen.5. Het Comité van toezicht voor chemische stoffen onderzoekt de in het voorstel vervatte informatie en de verzamelde aanvullende informatie en doet met inachtneming van de in deel 3 van Bijlage IV vermelde criteria een aanbeveling aan de Conferentie van de Partijen betreffende de vraag of voor de zeer gevaarlijke pesticideformulering de procedure van Voorafgaande Geïnformeerde Toestemming moet worden toegepast en het bijgevolg in Bijlage III moet worden opgenomen. Artikel 7 Lijst van chemische stoffen in Bijlage III 1. Voor elke chemische stof waarvoor het Comité van toezicht voor chemische stoffen heeft besloten opname in Bijlage III aan te bevelen, stelt dit Comité een ontwerpleidraad voor een besluit op.Dit ontwerp moet ten minste gebaseerd zijn op de in Bijlage I of, naar gelang van het geval, in Bijlage IV bedoelde gegevens, en moet informatie bevatten over de toepassing van de chemische stof in een andere categorie dan die waarvoor de definitieve regelgeving geldt. 2. De in lid 1 bedoelde aanbeveling en het daarin bedoelde ontwerp worden aan de Conferentie van de Partijen toegezonden.De Conferentie van de Partijen beslist of voor de chemische stof de procedure van Voorafgaande Geïnformeerde Toestemming moet worden toegepast en of ze bijgevolg in Bijlage III moet worden opgenomen, en keurt de ontwerpleidraad voor een besluit goed. 3. Wanneer is besloten een chemische stof aan Bijlage III toe te voegen en de corresponderende ontwerpleidraad voor een besluit door de Conferentie van de Partijen is goedgekeurd, geeft het Secretariaat deze informatie onmiddellijk aan alle Partijen door. Artikel 8 Chemische stoffen in het kader van de vrijwillig toegepaste procedure van Voorafgaande Geïnformeerde Toestemming Voor elke chemische stof die niet in Bijlage III voorkomt maar waarvoor de procedure van de Voorafgaande Geïnformeerde Toestemming op vrijwillige basis is toegepast vóór de eerste vergadering van de Conferentie van de Partijen, besluit de Conferentie van de Partijen op die vergadering deze chemische stof in Bijlage III op te nemen, voor zover zij er zeker van is dat aan alle voor opneming in die Bijlage geldende voorwaarden is voldaan.

Artikel 9 Schrapping van chemische stoffen uit Bijlage III 1. Als een Partij bij het Secretariaat informatie indient die niet beschikbaar was op het ogenblik waarop is besloten de chemische stof in Bijlage III op te nemen, en die chemische stof blijkens die informatie niet in Bijlage III mag voorkomen, gelet op de ter zake geldende criteria van Bijlage II of Bijlage IV, geeft het Secretariaat deze informatie door aan het Comité van toezicht voor chemische stoffen.2. Het Comité van toezicht voor chemische stoffen onderzoekt de ontvangen informatie als bedoeld in lid 1.Voor elke chemische stof waarvoor het Comité van toezicht voor chemische stoffen op grond van de desbetreffende criteria van Bijlage II of, naar gelang van het geval, van Bijlage IV, besluit schrapping uit Bijlage III aan te bevelen, stelt het Comité een gewijzigde ontwerpleidraad voor een besluit op. 3. De in lid 2 bedoelde aanbeveling wordt aan de Conferentie van de Partijen toegezonden, vergezeld van een gewijzigde ontwerpleidraad voor een besluit.De Conferentie van de Partijen beslist of de chemische stof uit Bijlage III moet worden geschrapt en of de gewijzigde ontwerpleidraad voor een besluit moet worden goedgekeurd. 4. Als de Conferentie van de Partijen heeft besloten een chemische stof uit Bijlage III te schrappen en zij de gewijzigde ontwerpleidraad voor een besluit heeft goedgekeurd, deelt het Secretariaat deze informatie onmiddellijk aan alle Partijen mee. Artikel 10 Verplichtingen met betrekking tot de invoer van in Bijlage III opgenomen chemische stoffen 1. Elke Partij treft de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat tijdig een besluit kan worden genomen betreffende de invoer van in Bijlage III vermelde chemische stoffen.2. Zo spoedig mogelijk, en uiterlijk negen maanden na de datum van verzending van de in Artikel 7, lid 3, bedoelde ontwerpleidraad voor een besluit, dient elke Partij bij het Secretariaat een antwoord in ten aanzien van de toekomstige invoer van de betrokken chemische stof. Als een Partij haar antwoord wijzigt, dient zij het gewijzigde antwoord onmiddellijk bij het Secretariaat in. 3. Zodra de in lid 2 vermelde termijn verstreken is, zendt het Secretariaat aan de Partij die geen antwoord kenbaar heeft gemaakt, een schriftelijk verzoek om dit te doen.Is de betrokken Partij niet in staat een antwoord te geven, dan kan het Secretariaat, waar passend, bijstand verlenen om binnen de in de laatste zin van Artikel 11, lid 2, vermelde termijn een antwoord te geven. 4. Het in lid 2 bedoelde antwoord is : a) ofwel een definitief besluit, op grond van wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen, om : i) invoer toe te staan; ii) invoer niet toe te staan; iii) invoer toe te staan onder nader bepaalde voorwaarden; b) ofwel een voorlopig antwoord, dat eventueel omvat : i) een voorlopig besluit waarbij invoer, al dan niet onder nader bepaalde voorwaarden, wordt toegestaan, of waarbij invoer voorlopig niet wordt toegestaan; ii) een verklaring dat een definitief besluit wordt voorbereid; iii) een verzoek om nadere informatie aan het Secretariaat of aan de Partij die de definitieve regelgeving heeft meegedeeld; iv) een verzoek aan het Secretariaat om bijstand voor de evaluatie van de betrokken chemische stof. 5. Een antwoord als bedoeld in lid 4, onder a) of onder b), betreft de voor de chemische stof in Bijlage III vermelde categorie of categorieën.6. Een definitief besluit moet vergezeld gaan van een beschrijving van de wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen waarop het is gebaseerd.7. Alle Partijen delen de antwoorden voor elke in Bijlage III vermelde chemische stof aan het Secretariaat mee, uiterlijk op de voor hen vastgestelde datum van inwerkingtreding van dit Verdrag.Een Partij die die antwoorden reeds heeft meegedeeld in het kader van de Gewijzigde Richtsnoeren van Londen of van de Internationale Gedragscode, hoeft deze niet nogmaals in te dienen. 8. Elke Partij stelt overeenkomstig haar wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen haar in dit artikel bedoelde antwoorden ter beschikking van de belanghebbenden in haar rechtsgebied.9. Een Partij die op grond van bovenvermelde leden 2 en 4 en van artikel 11, lid 2, besluit de invoer van een chemische stof niet toe te staan of alleen onder nader bepaalde voorwaarden toe te staan, moet, tenzij dit reeds is gebeurd, tegeljkertijd een verbod instellen of dezelfde voorwaarden opleggen voor : a) de invoer van deze chemische stof van elke andere oorsprong;en b) de binnenlandse productie van deze chemische stof voor binnenlands gebruik.10. Het Secretariaat stelt om de zes maanden alle Partijen in kennis van de antwoorden die het heeft ontvangen.Die informatie omvat, indien voorhanden, een beschrijving van de wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen waarop de besluiten gebaseerd zijn.

Het Secretariaat meldt de Partijen bovendien de gevallen waarin geen antwoord is meegedeeld.

Artikel 11 Verplichtingen met betrekking tot de uitvoer van in Bijlage III vermelde chemische stoffen 1. Elke uitvoerende Partij : a) past de nodige wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen toe om de door het Secretariaat meegedeelde antwoorden op haar beurt overeenkomstig artikel 10, lid 10, aan de belanghebbenden in haar rechtsgebied mee te delen;b) treft de nodige wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de in elk antwoord vervatte besluiten uiterlijk zes maanden na de datum waarop het Secretariaat de Partijen overeenkomstig artikel 10, lid 10 voor het eerst van het antwoord op de hoogte heeft gebracht, door de exporteurs in haar rechtsgebied in acht worden genomen;c) verleent invoerende Partijen, op hun verzoek, het nodige advies en de nodige bijstand : i) om nadere informatie te verkrijgen om maatregelen te kunnen treffen als bedoeld in artikel 10, lid 4, en in lid 2, onder c);en ii) ter verbetering van hun deskundigheid en capaciteit om chemische stoffen gedurende de volledige levensduur ervan veilig te beheren. 2. Elke Partij zorgt ervoor dat een in Bijlage III vermelde chemische stof niet uit haar grondgebied wordt uitgevoerd naar een invoerende Partij die er door uitzonderlijke omstandigheden niet in is geslaagd een antwoord mee te delen of die een voorlopig antwoord zonder voorlopig besluit heeft meegedeeld, tenzij : a) het om een chemische stof gaat die op het ogenblik van invoer bij de invoerende Partij geregistreerd staat als chemische stof;of b) het om een chemische stof gaat waarvoor kan worden aangetoond dat ze reeds eerder door de invoerende Partij is gebruikt of ingevoerd en waarvan het gebruik niet op grond van regelgeving is verboden;of c) de exporteur via een angewezen nationale autoriteit van de invoerende Partij een expliciete toestemming tot invoer heeft gevraagd en gekregen.De invoerende Partij beantwoordt dergelijke aanvraag binnen zestig dagen en deelt haar besluit onmiddellijk aan het Secretariaat mee.

De in dit lid genoemde verplichtingen van uitvoerende Partijen gelden gedurende één jaar vanaf de laatste dag van de zesde maand na de datum waarop het Secretariaat de Partijen voor het eerst heeft gemeld dat een Partij er niet in geslaagd is een antwoord mee te delen of dat een Partij een voorlopig antwoord zonder voorlopig besluit heeft meegedeeld.

Artikel 12 Kennisgeving van uitvoer 1. Indien een chemische stof die door een Partij verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is, uit het grondgebied van deze Partij wordt uitgevoerd, heeft deze Partij aan de invoerende Partij een kennisgeving van uitvoer.De kennisgeving van uitvoer bevat de in Bijlage V bedoelde informatie. 2. De kennisgeving van uitvoer van die chemische stof vindt plaats vóór de eerste uitvoer na de goedkeuring van de corresponderende definitieve regelgeving.Daarna vindt de kennisgeving van uitvoer plaats vóór de eerste uitvoer van het kalenderjaar. De verplichting om de uitvoer vooraf te melden kan worden opgeheven door de aangewezen nationale autoriteit van de invoerende Partij. 3. Een uitvoerende Partij dient een gewijzigde kennisgeving van uitvoer in wanneer definitieve regelgeving is goedgekeurd die een belangrijke wijziging met betrekking tot het verbod of een verregaande beperking ten aanzien van de chemische stof meebrengt.4. De invoerende Partij bevestigt de ontvangst van de eerste kennisgeving van uitvoer die zij na de goedkeuring van de definitieve regelgeving ontvangt.Als de uitvoerende Partij de bevestiging niet binnen dertig dagen na de verzending van de kennisgeving van uitvoer ontvangt, zendt zij een tweede kennisgeving van uitvoer. De uitvoerende Partij levert een redelijke inspanning om ervoor te zorgen dat de invoerende Partij de tweede kennisgeving ontvangt. 5. De in lid 1 vermelde verplichtingen van een Partij komen te vervallen wanneer : a) de chemische stof in Bijlage III wordt opgenomen;b) de invoerende Partij voor deze chemische stof aan het Secretariaat een antwoord heeft meegedeeld overeenkomstig artikel 10, lid 2;en; c) het Secretariaat dit antwoord aan de Partijen heeft meegedeeld overeenkomstig artikel 10, lid 10. Artikel 13 Bij uitgevoerde chemische stoffen te voegen informatie 1. De Conferentie van de Partijen zet de Werelddouaneorganisatie ertoe aan specifieke douanecodes van het Geharmoniseerde Systeem toe te kennen aan, naar gelang van het geval, de afzonderlijke chemische stoffen of de groepen chemische stoffen die zijn opgenomen in Bijlage III.Wanneer aan een chemische stof een code is toegekend, eisen de Partijen dat die code bij uitvoer ook in het vervoersdocument voor de betrokken chemische stof wordt vermeld. 2. Onverminderd de beperkingen van de invoerende Partij, eist elke Partij dat zowel in Bijlage III vermelde chemische stoffen als op haar grondgebied verboden of aan strenge beperkingen onderworpen chemische stoffen, bij uitvoer voldoen aan zodanige etiketteringsvoorwaarden dat, met inachtneming van de terzake geldende internationale normen, adequate informatie beschikbaar is inzake de risico's en/of gevaren voor gezondheid of milieu.3. Onverminderd de beperkingen van de invoerende Partij, kan elke Partij eisen dat chemische stoffen waarvoor op haar grondgebied om milieu- of gezondheidsredenen etiketteringsbeperkingen gelden, bij uitvoer aan zodanige etiketteringsvoorwaarden onderworpen zijn dat, met inachtneming van de terzake geldende internationale normen, adequate informatie beschikbaar is inzake de risico's en/of gevaren voor gezondheid of milieu.4. Met betrekking tot in lid 2 bedoelde chemische stoffen die voor professionele doeleinden moeten worden gebruikt, eist elke uitvoerende Partij dat aan de invoerder een veiligheidsnotitie met, op internationaal erkend formaat, de meest recente informatie, wordt toegezonden.5. De informatie op het etiket en in de veiligheidsnotitie moet, voor zover mogelijk, in één of meer officiële talen van de invoerende Partij worden vermeld. Artikel 14 Uitwisseling van informatie 1. Elke Partij vergemakkelijkt, naar gelang van het geval en met inachtneming van de doeleinden van dit Verdrag : a) de uitwisseling van wetenschappelijke, technische, economische en juridische informatie betreffende de chemische stoffen die onder dit Verdrag vallen, met inbegrip van toxicologische en ecotoxicologische informatie betreffende veiligheid;b) het verstrekken van voor het publiek beschikbare informatie over de nationale regelgeving die relevant is voor de doelstellingen van dit Verdrag;en c) in voorkomend geval, het verstrekken van informatie aan andere Partijen, rechtstreeks of via het Secretariaat, met betrekking tot regelgeving die één of meer toepassingen van de chemische stof aan aanzienlijke beperkingen onderwerpen.2. Partijen die in het kader van dit Verdrag informatie uitwisselen, beschermen vertrouwelijke informatie zoals onderling is overeengekomen.3. De volgende informatie wordt niet als vertrouwelijk aangemerkt voor de toepassing van dit Verdrag : a) de in bijlagen I en IV bedoelde informatie, meegedeeld overeenkomstig respectievelijk artikel 5 en artikel 6;b) de informatie van de in artikel 13, lid 4, genoemde veiligheidsnotities;c) de uiterste gebruiksdatum van de chemische stof;d) informatie over voorzorgsmaatregelen, met inbegrip van de gevarencategorie, gegevens over de aard van het gevaar en terzake dienende waarschuwingen;en e) de beknopte resultaten van de toxicologische en ecotoxicologische proeven.4. De productiedatum wordt voor de toepassing van dit Verdrag in de regel niet als vertrouwelijke informatie aangemerkt.5. Elke Partij die informatie vraagt over de doorvoer over haar grondgebied van in Bijlage III vermelde chemische stoffen, kan deze vraag melden aan het Secretariaat, dat alle Partijen daarvan op de hoogte stelt. Artikel 15 Toepassing van het Verdrag 1. Elke Partij neemt de nodige maatregelen om op nationaal vlak de voor de daadwerkelijke toepassing van het Verdrag benodigde infrastructuur en instellingen te creëren en te verbeteren.Deze maatregelen kunnen, naar gelang van het geval, de vaststelling of wijziging van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen omvatten, alsook : a) de instelling van nationale registers en gegevensbanken, met inbegrip van veiligheidsinformatie over chemische stoffen;b) de bevordering van initiatieven van het bedrijfsleven om de veiligheid van chemische stoffen te verbeteren;en c) de bevordering van vrijwillige overeenkomsten, waarbij het bepaalde in artikel 16 in acht wordt genomen.2. Elke Partij zorgt ervoor dat, voor zover dit uitvoerbaar is, het publiek op passende wijze kan beschikken over informatie betreffende het omgaan met chemische stoffen en de te nemen maatregelen bij ongevallen en over informatie betreffende alternatieve middelen die voor gezondheid of milieu minder gevaarlijk zijn dan de in Bijlage III vermelde chemische stoffen.3. De Partijen komen overeen om rechtstreeks of, in voorkomend geval, via de bevoegde internationale organisaties samen te werken met het oog op de toepassing van dit Verdrag op subregionaal, regionaal en mundiaal niveau.4. Niets in dit Verdrag mag worden opgevat als een beperking van het recht van de Partijen om voor de gezondheid en voor het milieu strengere beschermingsmaatregelen te treffen dan op grond van dit Verdrag vereist is, voor zover deze maatregelen verenigbaar zijn met het bepaalde in dit Verdrag en in overeenstemming zijn met het internationaal recht. Artikel 16 Technische bijstand Met name rekening houdende met de behoeften van ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie, werken de Partijen samen om de verlening van technische bijstand te bevorderen zodat de voor het beheer van chemische stoffen vereiste infrastructuur en capaciteit met het oog op de uitvoering van dit Verdrag worden ontwikkeld. Partijen die verder gevorderd zijn op het stuk van regulering inzake chemische stoffen moeten technische bijstand verlenen, onder meer in de vorm van opleiding van de andere Partijen, voor de ontwikkeling van de infrastructuur en capaciteit die vereist is voor het beheer van chemische stoffen tijdens de volledige levensduur daarvan.

Artikel 17 Naleving Zodra dit uitvoerbaar is, worden door de Conferentie van de Partijen procedures en institutionele mechanismen opgezet en goedgekeurd waarmee de naleving van de bepalingen van dit Verdrag kan worden nagegaan en kan worden opgetreden tegen de Partijen die het Verdrag niet naleven.

Artikel 18 Conferentie van de Partijen 1. Hierbij wordt een Conferentie van de Partijen ingesteld.2. Uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag wordt de eerste vergadering van de Conferentie van de Partijen geconvoceerd door de Directeur van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties en de Directeur-generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, die hierbij gezamenlijk optreden.Daarna worden gewone vergaderingen van de Conferentie van de Partijen gehouden volgens een door de Conferentie te bepalen regelmaat. 3. Buitengewone vergaderingen van de Conferentie van de Partijen kunnen op ieder ander tijdstip worden gehouden indien de Conferentie zulks noodzakelijk acht of op schriftelijk verzoek van een Partij, op voorwaarde dat dit verzoek door ten minste een derde van de Partijen wordt gesteund.4. De Conferentie van de Partijen keurt bij consensus voor haarzelf en voor elk door haar in te stellen hulporgaan een reglement van orde en een financieel reglement goed, alsmede het financieel reglement betreffende de financiering van het Secretariaat.5. De Conferentie van de Partijen toetst en evalueert voortdurend de toepassing van dit Verdrag.Zij vervult de haar op grond van het Verdrag toegewezen taken en daartoe : a) stelt zij de hulporganen in die zij noodzakelijk acht voor de toepassing van dit Verdrag;b) werkt zij, waar nodig, samen met bevoegde internationale organisaties en met intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties;en c) onderzoekt en neemt zij alle andere maatregelen die noodzakelijk kunnen zijn om de doelstellingen van dit Verdrag te bereiken.6. De Conferentie van de Partijen stelt op haar eerste vergadering een hulporgaan in, het « Comité van toezicht voor chemische stoffen », om de taken uit te voeren die op grond van dit Verdrag aan dat Comité zijn toegewezen.Ter zake geldt het volgende : a) de leden van het Comité van toezicht voor chemische stoffen worden aangewezen door de Conferentie van de Partijen.Het Comité bestaat uit een beperkt aantal door de regeringen aangewezen deskundigen inzake beheer van chemische stoffen. De leden van het Comité worden aangewezen volgens een billijke geografische spreiding, waarbij gezorgd wordt voor evenwicht tussen ontwikkelde Partijen en Partijen met een ontwikkelingsachterstand; b) De Conferentie van de Partijen beslist over het mandaat, de organisatie en de werking van het Comité;c) Het Comité stelt alles in het werk om aanbevelingen te doen op basis van consensus.Als alle middelen om een consensus te bereiken zijn uitgeput zonder dat deze bereikt is, kan de aanbeveling alsnog worden goedgekeurd met een meerderheid van twee derde van de aanwezige en hun stem uitbrengende leden. 7. De Verenigde Naties, haar gespecialiseerde organisaties en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, alsmede elke Staat die geen Partij bij dit Verdrag is, kunnen als waarnemer worden vertegenwoordigd op de vergaderingen van de Conferentie van de Partijen.Elke andere instelling of organisatie, nationaal of internationaal, gouvernementeel of niet-gouvernementeel, die bevoegd is op gebieden die onder dit Verdrag vallen, en die aan het Secretariaat haar wens te kennen heeft gegeven op een vergadering van de Conferentie van de Partijen als waarnemer vertegenwoordigd te zijn, kan als zodanig worden toegelaten, tenzij ten minste één derde van de aanwezige Partijen hiertegen bezwaar maakt. De toelating en de deelneming van waarnemers wordt geregeld in het door de Conferentie van de Partijen goedgekeurd reglement van orde.

Artikel 19 Secretariaat 1. Hierbij wordt een Secretariaat ingesteld.2. Het Secretariaat heeft tot taak : a) vergaderingen van de Conferentie van de Partijen en hun hulporganen te organiseren en de daarvoor vereiste diensten te verlenen;b) voor bijstand voor de toepassing van dit Verdrag te zorgen aan de Partijen die erom verzoeken en met name aan ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie;c) zorg te dragen voor de coördinatie met de secretariaten van andere terzake bevoegde internationale organisaties;d) onder de algemene leiding van de Conferentie van de Partijen, de administratieve en contractuele regelingen aan te gaan die noodzakelijk zijn voor een doelmatige taakverrichting;e) alle andere in dit Verdrag vermelde of nog door de Conferentie van de Partijen vast te stellen taken te verrichten.3. De taken van het Secretariaat in verband met dit Verdrag worden uitgevoerd in samenwerking met de Directeur van UNEP en de Directeur-generaal van FAO, in overeenstemming met de regelingen die zij zullen afspreken en die door de Conferentie van de Partijen zullen worden goedgekeurd.4. Mocht de Conferentie van de Partijen van oordeel zijn dat het Secretariaat niet naar behoren werkt, dan kan zij met een meerderheid van twee derde van de aanwezige en hun stem uitbrengende Partijen besluiten de taken van het Secretariaat toe te vertrouwen aan één of meer andere bevoegde internationale organisaties. Artikel 20 Regeling van geschillen 1. Ingeval tussen verdragsluitende Partijen een geschil ontstaat betreffende de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag, trachten de betrokken Partijen dit geschil te regelen door middel van onderhandelingen of op een andere door henzelf te kiezen vreedzame wijze.2. Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van dit Verdrag dan wel bij de toetreding hiertoe of op een later tijdstip kan elke verdragsluitende Partij die geen regionale organisatie voor economische integratie is, verklaren, door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de Depositaris, dat zij ten aanzien van een geschil betreffende de uitlegging of toepassing van het Verdrag één van beide of beide hierna te noemen middelen voor geschillenbeslechting als dwingend aanvaardt : a) zodra dit praktisch uitvoerbaar is, arbitrage in overeenstemming met de in een Bijlage beschreven procedures die door de Conferentie van de Partijen zijn goedgekeurd;en b) voorlegging van het geschil aan het Internationaal Gerechtshof.3. Een Partij die een regionale organisatie voor economische integratie is, kan een gelijkwaardige verklaring afleggen met betrekking tot arbitrage overeenkomstig de in lid 2, onder a), bedoelde procedure.4. Een op grond van lid 2 afgelegde verklaring blijft van kracht tot de daarin vermelde termijn verstreken is, of tot drie maanden nadat de Depositaris schriftelijk in kennis is gesteld van de herroeping ervan.5. Het verstrijken van een verklaring, een kennisgeving van herroeping of een nieuwe verklaring heeft hoe dan ook geen gevolgen voor geschillen die reeds bij een scheidsgerecht of het Internationaal Gerechtshof aanhangig zijn gemaakt, tenzij de Partijen bij het geschil anders overeenkomen.6. Indien de Partijen bij het geschil niet dezelfde of geen enkele procedure als bedoeld in lid 2 hebben aanvaard, en indien zij er niet in geslaagd zijn hun geschil te regelen binnen twaalf maanden na de kennisgeving van de ene Partij aan de andere dat tussen hen een geschil bestaat, wordt het geschil op verzoek van één van de betrokken Partijen aan een verzoeningscommissie voorgelegd.De verzoeningscommissie brengt verslag uit en doet aanbevelingen.

Uiterlijk bij de tweede verklaring van de Conferentie van de Partijen worden aanvullende procedures met betrekking tot de verzoeningscommissie opgenomen in een door de Conferentie van de Partijen goedgekeurde Bijlage.

Artikel 21 Wijzigingen van het Verdrag 1. Wijzigingen van dit Verdrag kunnen door elke verdragsluitende Partij worden voorgesteld.2. Wijzigingen van dit Verdrag worden goedgekeurd op een vergadering van de Conferentie van de Partijen.De tekst van voorgestelde wijzigingen van dit Verdrag wordt uiterlijk zes maanden vóór de vergadering waarop zij ter goedkeuring wordt voorgelegd, door het Secretariaat aan de Partijen meegedeeld. Voorgestelde wijzigingen worden door het Secretariaat tevens toegezonden aan de ondertekenaars van dit Verdrag en, ter kennisgeving, aan de Depositaris. 3. De Partijen stellen alles in het werk om over elke voorgestelde wijziging van dit Verdrag een consensus te bereiken.Indien alle pogingen om tot consensus te komen mislukken, wordt de wijziging alsnog goedgekeurd met een meerderheid van twee derde van de op de vergadering aanwezige en hun stem uitbrengende Partijen. 4. De wijziging wordt door de Depositaris aan de Partijen voorgelegd ter bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.5. De bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van wijzigingen wordt schriftelijk medegedeeld aan de Depositaris.Overeenkomstig lid 3 goedgekeurde wijzigingen worden voor de Partijen die deze hebben aanvaard, van kracht negentig dagen nadat de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door ten minste twee derde van de Partijen zijn ingediend. Daarna worden de wijzigingen voor elke andere Partij van kracht op de negentigste dag nadat die Partij haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeurig van die wijzigingen heeft ingediend.

Artikel 22 Goedkeuring en wijziging van bijlagen 1. De bijlagen bij dit Verdrag maken een integrerend deel uit van het Verdrag en een verwijzing naar het Verdrag vormt tegelijkertijd een verwijzing naar de bijlagen daarbij, tenzij dit uitdrukkelijk anders is bepaald.2. De bijlagen hebben uitsluitend betrekking op aangelegenheden van procedurele, wetenschappelijke, technische en administratieve aard.3. De volgende procedure is van toepassing op het voorstellen, de goedkeuring en het in werking treden van aanvullende bijlagen bij dit Verdrag : a) Bijlagen bij dit Verdrag worden voorgesteld en aangenomen in overeenstemming met de in de leden 1, 2 en 3 van artikel 21 vervatte procedure.b) Een Partij die niet in staat is een aanvullende bijlage bij dit Verdrag waarbij zij Partij is te aanvaarden, stelt de Depositaris daarvan schriftelijk in kennis binnen een jaar na de datum van mededeling van de goedkeuring van die bijlage door de Depositaris.De Depositaris stelt alle Partijen onverwijld in kennis van elke ontvangen kennisgeving. Een Partij kan te allen tijde een eerdere verklaring van bezwaar herroepen, waarna de betrokken bijlage voor die Partij in werking treedt, behoudens het bepaalde onder c). c) Na het verstrijken van een jaar na de datum van mededeling van de goedkeuring door de Depositaris treedt de bijlage in werking voor alle Partijen bij dit Verdrag die geen kennisgeving hebben gedaan als bedoeld onder b).4. Behalve in het geval van Bijlage III, geldt voor het voorstellen, de goedkeuring en de inwerkingtreding van wijzigingen in de bijlagen bij dit Verdrag dezelfde procedure als voor het voorstellen, de goedkeuring en de inwerkingtreding van aanvullende bijlagen bij het Verdrag.5. De volgende procedure is van toepassing op het voorstellen, de goedkeuring en de inwerkingtreding van wijzigingen in Bijlage III : a) Wijzigingen in Bijlage III worden voorgesteld en goedgekeurd in overeenstemming met de in de artikels 5 tot met 9 en Artikel 21, lid 2, vervatte procedure.b) De Conferentie van de Partijen besluit bij consensus over de goedkeuring.c) Een besluit om Bijlage III te wijzigen wordt door de Depositaris onverwijld aan de verdragsluitende Partijen meegedeeld.De wijziging treedt voor alle Partijen in werking op een in het besluit vast te stellen datum. 6. Indien een aanvullende bijlage of een wijziging in een bijlage verband houdt met een wijziging in het Verdrag, treedt die aanvullende bijlage of die wijziging pas in werking wanneer de wijziging in het Verdrag van kracht wordt. Artikel 23 Stemrecht 1. Behoudens het bepaalde in lid 2, heeft elke Partij bij dit Verdrag één stem.2. Regionale organisaties voor economische integratie beschikken, wat binnen hun bevoegdheid vallende aangelegenheden betreft, over een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal stemmen van hun lidstaten die Partij zijn bij dit Verdrag.Bedoelde organisaties oefenen hun stemrecht niet uit indien hun lidstaten hun stemrecht uitoefenen, en omgekeerd. 3. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder « aanwezige en hun stem uitbrengende Partijen », aanwezige Partijen die een stem voor of tegen uitbrengen. Artikel 24 Ondertekening Dit Verdrag staat open voor ondertekening te Rotterdam voor alle Staten en regionale organisaties voor economische integratie op 11 september 1998 en in de zetel van de Verenigde Naties te New York van 12 september 1998 tot en met 10 september 1999.

Artikel 25 Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding 1. Dit Verdrag kan worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd door Staten en regionale organisaties voor economische integratie.Het staat open voor toetreding door Staten en regionale organisaties voor economische integratie vanaf de datum waarop het Verdrag is gesloten voor ondertekening. De akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding worden ingediend bij de Depositaris. 2. Een regionale organisatie voor economische integratie die Partij wordt bij dit Verdrag zonder dat één van haar lidstaten Partij is, is gebonden aan alle verplichtingen ingevolge het Verdrag.Wanneer één of meer lidstaten van zo'n organisatie Partij zijn bij dit Verdrag, besluit de organisatie en haar lidstaten over hun onderscheiden verantwoordelijkheden met betrekking tot de nakoming van hun verplichtingen krachtens het Verdrag. In dergelijke gevallen zijn de organisatie en de lidstaten niet gerechtigd de uit het Verdrag of een protocol voortvloeiende rechten tegelijkertijd uit te oefenen. 3. In hun akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding geven regionale organisaties voor economische integratie de omvang van hun bevoegdheid ter zake van door het Verdrag geregelde aangelegenheden aan.Deze organisaties melden aan de Depositaris ook elke relevante wijziging betreffende de omvang van hun bevoegdheid, en de Depositaris stelt de verdragsluitende Partijen daarvan in kennis.

Artikel 26 Inwerkingtreding 1. Dit Verdrag treedt in werking op de negentigste dag na de datum van indiening van de vijftigste akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.2. Voor elke Staat of regionale organisatie voor economische integratie die na de indiening van de vijftigste akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, dit Verdrag bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt, dan wel hiertoe toetreedt, treedt het Verdrag in werking op de negentigste dag na de datum van indiening van de akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding door die Staat of regionale organisatie voor economische integratie.3. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt een door een regionale organisatie voor economische integratie ingediende akte niet meegeteld naast de door haar lidstaten ingediende akten. Artikel 27 Voorbehouden Ten aanzien van dit Verdrag kan geen enkel voorbehoud worden gemaakt.

Artikel 28 Opzegging 1. Drie jaar na de datum waarop dit Verdrag voor een verdragsluitende Partij in werking is getreden, kan die verdragsluitende Partij te allen tijde het Verdrag opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de Depositaris.2. De opzegging wordt van kracht een jaar na de datum waarop de Depositaris de kennisgeving van opzegging heeft ontvangen of op een latere in de kennisgeving vermelde datum. Artikel 29 Depositaris De Secretaris-generaal van de Verenigde Naties neemt de taken van Depositaris van dit Verdrag op zich.

Artikel 30 Authentieke teksten Het oorspronkelijke exemplaar van dit Verdrag, waarvan de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt neergelegd bij de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

Gedaan te Rotterdam, op 10 september negentienhonderd en achtennegentig.

Bijlage I MEE TE DELEN GEGEVENS BIJ DE INGEVOLGE ARTIKEL 5 GEDANE KENNISGEVING De kennis geving omvat : 1. Eigenschappen, identificatie en toepassingen a) Gangbare naam;b) Benaming van de chemische stof volgens een internationaal erkende nomenclatuur (bijvoorbeeld International Union of Pure and Applied chemistry (IUPAC)), indien beschikbaar;c) Handelsnamen en namen van preparaten;d) Codenummers : chemicals Abstract Service (CAS) nummer, douanecode van het Geharmoniseerde Systeem en andere nummers;e) Informatie inzake indeling bij een gevarencategorie indien voor de chemische stof classificatie-eisen gelden;f) Toepassing(en) van de chemische stof;g) Fysische en chemische, toxicologische en ecotoxicologische eigenschappen.2. Definitieve regelgeving a) Specifieke informatie over de definitieve regelgeving : i) Samenvatting van de definitieve regelgeving; ii) Referentie van het regelgevingsdocument; iii) Datum van inwerkingtreding van de definitieve regelgeving; iv) Vermelding of de definitieve regelgeving al dan niet op basis van een evaluatie van de risico's of gevaren is vastgesteld; in voorkomend geval, informatie over de evaluatie met vermelding van de referenties van de betrokken documenten; v) Redenen voor de definitieve regelgeving die verband houden met de gezondheid van de mens, die de gezondheid van consumenten en werknemers omvat, of met het milieu; vi) Overzicht van de gevaren en risico's die de chemische stof meebrengt voor de gezondheid van de mens, die de gezondheid van consumenten en werknemers omvat, of voor het milieu, alsook het verwachte effect van de definitieve regelgeving; b) Categorie(en) waarvoor de definitieve regelgeving is vastgesteld, en per categorie : i) op grond van de definitieve regelgeving verboden toepassing(en); ii) overblijvende niet-verboden toepassing(en); iii) raming van de geproduceerde, ingevoerde, uitgevoerde en gebruikte hoeveelheden chemische stof, indien beschikbaar; c) een indicatie, indien mogelijk, of de betrokken definitieve regelgeving ook voor andere Staten en gebieden van nut kan zijn;d) Overige ter zake geldende informatie zoals : i) beoordeling van sociaal-economische effecten van de definitieve regelgeving; ii) indien beschikbaar, informatie over alternatieven en de risico's daarvan, zoals : - geïntegreerde ziektebestrijding; - industriële praktijken en processen, waaronder schone technologie.

Bijlage II CRITERIA VOOR DE VERMELDING VAN VERBODEN OF AAN STRENGE BEPERKINGEN ONDERWORPEN CHEMISCHE STOFFEN IN BIJLAGE III Bij de beoordeling van de kennisgevingen die het Secretariaat op grond van artikel 5, lid 5, aan het Comité van toezicht voor chemische stoffen heeft toegezonden, wordt door dit Comité : a) bevestigd dat de definitieve regelgeving is vastgesteld ter bescherming van gezondheid of milieu;b) aangetoond dat de definitieve regelgeving op een risicoanalyse berust.Deze analyse is gebaseerd op een onderzoek van wetenschappelijke gegevens die voor de specifieke context van de betrokken Partij relevant zijn. Daarom moet uit de verstrekte documenten blijken dat : i) de gegevens verkregen zijn volgens wetenschappelijk erkende methodes; ii) de gegevens geanalyseerd en gedocumenteerd zijn volgens algemeen erkende wetenschappelijke principes en procedures; iii) de definitieve regelgeving gebaseerd is op een risicoanalyse waarvoor rekening is gehouden met de specifieke context van de betrokken Partij. c) overwogen of de definitieve regelgeving een voldoende brede basis biedt om de chemische stof in Bijlage III op te nemen, door na te gaan of : i) de definitieve regelgeving tot een significante vermindering van het gebruik van de chemische stof of van het aantal toepassingen ervan heeft geleid, dan wel naar verwachting daartoe zal leiden; ii) de definitieve regelgeving tot een werkelijke risicoverkleining heeft geleid, dan wel verwacht wordt dat het voor de Partij die de kennisgeving heeft ingediend, in een significante verkleining van het risico voor de menselijke gezondheid of het milieu zal resulteren; iii) de overwegingen die aan de definitieve regelgeving ten grondslag liggen, alleen in een beperkt geografisch gebied gelden of in andere gelimiteerde omstandigheden; iv) kan worden aangetoond dat de chemische stof momenteel in het internationale handelsverkeer aanwezig is; d) ermee rekening gehouden dat opzettelijk misbruik op zichzelf geen voldoende reden is om een chemische stof in Bijlage III op te nemen. Bijlage III CHEMISCHE STOFFEN WAARVOOR DE PROCEDURE VAN « VOORAFGAANDE GEINFORMEERDE TOESTEMMING » GELDT Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bijlage IV INFORMATIE EN CRITERIA VOOR DE VERMELDING VAN ZEER GEVAARLIJKE PESTICIDEFORMULERINGEN IN BIJLAGE IIII Deel 1. Door de voorstellende Partij mee te delen gegevens Op grond van artikel 6, lid 1, ingediende voorstellen omvatten de nodige documenten met de volgende gegevens : a) benaming van de gevaarlijke pesticideformulering;b) benaming van de werkzame stof(fen) in de formulering;c) aandeel van de werkzame stof(fen) in de formulering;d) type formulering;e) handelsbenaming en naam van de producenten, indien voorhanden;f) in de voorstellende Partij gebruikelijke en erkende toepassingen van de formulering;g) duidelijke omschrijving van feiten in verband met het probleem, met inbegrip van de schadelijke effecten en de wijze waarop de formulering is gebruikt;h) alle wettelijke, adminstratieve of andere maatregelen die door de voorstellende Partij genomen of gepland zijn als reactie op de genoemde feiten. Deel 2. Door het Secretariaat te verzamelen informatie Overeenkomstig artikel 6, lid 3, verzamelt het Secretariaat relevante informatie betreffende de formulering, zoals : a) de fysische en chemische, toxicologische en ecotoxicologische eigenschappen van de formulering;b) gebruiks- en toepassingsbeperkingen in andere Staten;c) informatie over incidenten als gevolg van het gebruik van de formulering in andere Staten;d) door andere Partijen, internationale organisaties, niet-gouvernementele organisaties ingediende informatie, of informatie uit andere relevante bronnen, nationaal of internationaal;e) risicoanalyse en/of gevarenevaluatie, indien voorhanden;f) indicaties, indien beschikbaar, inzake de mate van gebruik van de formulering, zoals het aantal registraties of de geproduceerde of verkochte hoeveelheden;g) andere formuleringen van de pesticide, en, eventueel, incidenten als gevolg van het gebruik van deze formuleringen;h) alternatieve ziektebestrijdingsmethodes;i) overige informatie die het Comité van toezicht voor chemische stoffen als relevant kan beschouwen. Deel 3. Criteria voor de vermelding in Bijlage III van zeer gevaarlijke pesticideformuleringen Bij de beoordeling van de voorstellen die het Secretariaat op grond van artikel 6, lid 5, aan het Comité van toezicht voor chemische stoffen heeft toegezonden, wordt door dit Comité rekening gehouden met : a) de betrouwbaarheid van de bewijzen waaruit blijkt dat het gebruik van de formulering in de voorstellende Partij, volgens gebruikelijke of erkende praktijken, heeft geleid tot de gemelde incidenten;b) de relevantie van die incidenten voor andere Staten met een vergelijkbaar klimaat waar de formulering op vergelijkbare wijze en in vergelijkbare omstandigheden wordt gebruikt;c) het bestaan van gebruiks- en toepassingsbeperkingen die technologieën of technieken vereisen die redelijkerwijze niet of niet op grote schaal kunnen worden toegepast in Staten met een ontoereikende infrastructuur;d) de betekenis van de gemelde effecten in vergelijking met de gebruikte hoeveelheid van de formulering;e) het feit dat opzettelijke misbruik op zichzelf geen voldoende reden is om een formulering op te nemen in Bijlage III. Bijlage V IN DE KENNISGEVING VAN UITVOER TE VERMELDEN INFORMATIE 1. Kennisgevingen van uitvoer bevatten de volgende gegevens : a) naam en adres van de bevoegde aangewezen nationale autoriteiten van de uitvoerende en van de invoerende Partij;b) verwachte datum van uitvoer naar de invoerende Partij;c) benaming van de verboden of aan strenge beperkingen onderworpen chemische stof en een samenvatting van de in Bijlage I bedoelde informatie die overeenkomstig artikel 5 aan het Secretariaat moet worden toegezonden.Wanneer een mengsel of preparaat meer dan één chemische stof bevat, moet de bedoelde informatie voor elke chemische stof worden meegedeeld. d) een verklaring waarin wordt aangegeven, voor zover bekend, tot welke categorie de chemische stof behoort en het doel waarvoor ze binnen die categorie wordt gebruikt in de invoerende Partij;e) informatie betreffende voorzorgsmaatregelen om de blootstelling aan en de emissie van de chemische stof te verminderen;f) in het geval van een mengsel of preparaat, de concentratie van de betrokken verboden of aan strenge beperkingen onderworpen chemische stof(fen);g) naam en adres van de importeur;h) aanvullende informatie die de bevoegde aangewezen nationale autoriteit van de uitvoerende Partij tot haar onmiddellijke beschikking heeft en die voor de bevoegde aangewezen nationale autoriteit van de invoerende Partij van nut kan zijn.2. Behalve de in punt 1 bedoelde informatie, verstrekt de uitvoerende Partij de in Bijlage I bedoelde informatie voor zover de invoerende Partij daarom verzoekt. Wet houdende instemming met het Verdrag inzake de procedure van voorafgaande geïnformeerde toestemming voor bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel en met de Bijlagen I tot V, aangenomen te Rotterdam op 10 september 1998.

LIJST MET DE GEBONDEN STATEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^