Etaamb.openjustice.be
Wet van 08 december 2006
gepubliceerd op 13 december 2006

Wet tot vaststelling van een heffing ter bestrijding van het niet benutten van een site voor de productie van elektriciteit door een producent

bron
federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2006011552
pub.
13/12/2006
prom.
08/12/2006
ELI
eli/wet/2006/12/08/2006011552/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 DECEMBER 2006. - Wet tot vaststelling van een heffing ter bestrijding van het niet benutten van een site voor de productie van elektriciteit door een producent (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volg : HOOFDSTUK I - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: 1° site voor de productie van elektriciteit: het kadastraal perceel of het geheel van kadastrale percelen waarop een installatie voor elektriciteitsproductie met een productiecapaciteit van minstens 400 MW voor een gascentrale of met een productiecapaciteit van minstens 250 MW voor een koleninstallatie of een productie-installatie werkend op basis van hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling met een productiecapaciteit van minstens 250 MW kan worden gebouwd;2° niet-benutte site voor de productie van elektriciteit: elke site voor de productie van elektriciteit waarvoor een vergunning voor elektriciteitsproductie is of was afgeleverd en waarbij er een aansluiting is of was op het transmissienet en waarop gedurende vierentwintig maanden voorafgaand aan 1 november 2005 onafgebroken geen elektriciteit werd geproduceerd die geïnjecteerd werd op het transmissienet;3° onderbenutte site voor de productie van elektriciteit: elke site voor de productie van elektriciteit waarvoor een vergunning voor elektriciteitsproductie is afgeleverd en waarop bijkomend een installatie voor elektriciteitsproductie met een productiecapaciteit van minstens 400 MW voor een gascentrale of met een productiecapaciteit van minstens 250 MW voor een koleninstallatie of een productie-installatie werkend op basis van hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling met een productiecapaciteit van minstens 250 MW kan worden gebouwd;4° schuldenaar van de heffing: iedere producent, al dan niet onder de vorm van een geassocieerde of verbonden onderneming of dochteronderneming, met uitsluiting van een zelfopwekker, een transmissienetbeheerder en een distributienetbeheerder, die op 1 november 2005 een zakelijk recht uitoefende op een niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit en iedere derde, zoals bedoeld in artikel 10, § 1, die na 1 november 2005 een zakelijk recht verwerft op een niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit.Behoort het zakelijk recht in onverdeeldheid toe aan meer dan één producent dan geldt de onverdeeldheid als schuldenaar van de heffing. De leden van de onverdeeldheid zijn hoofdelijk gehouden tot betaling van de verschuldigde heffing; 5° derde : iedere natuurlijke of rechtspersoon die geen geassocieerde of verbonden of dochteronderneming is van de schuldenaar van de heffing;6° aanvaardbare marktvoorwaarden : de marktvoorwaarden die gelden voor de met niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit vergelijkbare onroerende goederen gelegen in dezelfde of andere industriegebieden;7° ambtenaar : de door de minister voor de toepassing van deze wet aangestelde ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie; 8° Algemene Directie Energie: algemene directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 9° minister : de Minister bevoegd voor Energie. § 2. De definities, bedoeld in artikel 2, 1°, 2°, 6°, 7°, 10°, 11°, 19°, 20° en 20°bis van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, zijn van toepassing op deze wet. HOOFDSTUK II. - Grondslag en bedrag van de jaarlijkse heffing

Art. 3.Op een niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit wordt een jaarlijkse heffing geheven. Deze heffing wordt berekend op basis van de potentiële productiecapaciteit van een niet-benutte of een onderbenutte site voor de productie van elektriciteit. De potentiële productiecapaciteit is de capaciteit die op de oppervlakte van een niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit kan gebouwd worden voor zover die minstens 400 MW bedraagt voor een gascentrale of minstens 250 MW voor een koleninstallatie of een installatie werkend op basis van hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling.

De globale heffing mag niet hoger zijn dan 3 procent van het gedeelte van het omzetcijfer dat betrekking heeft op de elektriciteitsproductie dat de schuldenaar van de heffing heeft gerealiseerd op de Belgische elektriciteitsmarkt tijdens het laatst afgesloten boekjaar.

Het bedrag van de heffing wordt vastgesteld in termen van euro per potentiële productiecapaciteit uitgedrukt in MW, zijnde 11 000 euro / MW HOOFDSTUK III. - Vaststellen van een niet-benutte en een onderbenutte site voor de productie van elektriciteit

Art. 4.§ 1 Uiterlijk vijftien kalenderdagen na de inwerkingtreding van deze wet zendt iedere schuldenaar van de heffing een aangifte voor elke niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit waarop hij een zakelijk recht uitoefent, bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs aan de Algemene Directie van Energie.

In deze aangifte wordt minstens melding gemaakt van volgende gegevens: 1° de kadastrale gegevens en oppervlakte van de niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit;2° de potentiële productiecapaciteit mogelijk op de desbetreffende niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit, met staving van het opgegeven cijfer;3° de aanwezigheid op of in de nabijheid van de niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit van het transmissienet, gasleidingen, waterwegen, landwegen en spoorwegen;4° de datum waarop van op de niet-benutte site voor de productie van elektriciteit voor het laatst elektriciteit geproduceerd en geïnjecteerd werd in het transmissienet;5° het actueel gebruik van en/of de toegestane zakelijke rechten op de niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit;6° de verkoopwaarde per m2 van de niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit overeenkomstig de aanvaardbare marktvoorwaarden 7° de ingeroepen reden van vrijstelling of schorsing, overeenkomstig de artikelen 8 en 10. Maken integraal deel uit van de aangifte en worden in bijlage toegevoegd: 1° de kadastrale leggers en de kadastrale plannen van de niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit;2° het afschrift van de laatst verleende vergunning voor de productie van elektriciteit op de niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit;3° een summiere beschrijving van de potentiële productiecapaciteit zijnde de te gebruiken technologie om aan die productiecapaciteit te voldoen;4° een summiere beschrijving van de niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit op het ogenblik van de aangifte;5° het bewijs van een eventuele vrijstelling of schorsing, zoals voorzien in de artikelen 8 en 10 6° het schattingsverslag betreffende de verkoopwaarde van de niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit. § 2. Onverminderd § 1, zendt iedere schuldenaar van de heffing elk kalenderjaar, uiterlijk op 1 juli en dit voor de eerste maal op 1 juli 2007, een nieuwe aangifte voor elke niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit waarop hij nog steeds een zakelijk recht uitoefent, per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, aan de Algemene Directie van Energie.

Art. 5.§ 1 De ambtenaar bepaalt binnen de vijftien dagen na ontvangst van de aangifte, bedoeld in artikel 4, : 1° het aantal m2 van de niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit; 2°de potentiële productiecapaciteit; 3° het bedrag van de heffing overeenkomstig artikel 3, derde lid. De ambtenaar doet ook uitspraak over de eventuele gevraagde vrijstelling of schorsing en hij legt de schorsingsperiode vast.

De resultaten van de voorgaande leden worden door de ambtenaar vastgelegd in een beslissing. § 2 De beslissing wordt binnen drie werkdagen bij een ten post aangetekende brief met ontvangstbewijs aan de schuldenaar van de heffing betekend, met vermelding van de mogelijkheden tot beroep.

Art. 6.De ambtenaar kan : 1° gebouwen, werkplaatsen en hun aanhorigheden tijdens de openings- of werkuren betreden, wanneer zulks voor de uitoefening van zijn opdracht noodzakelijk is;2° alle dienstige vaststellingen doen, zich documenten, stukken, boeken en voorwerpen die voor het uitoefenen van zijn bevoegdheden nodig zijn, doen overleggen en inzage laten verschaffen;3° de bevoegde dienst binnen de federale overheidsdienst Financiën verzoeken na te gaan of de aangegeven geschatte waarde per m2 van de niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit overeenstemt met de reële verkoopwaarde per m2. Indien de huiszoekingen in bebouwde lokalen noodzakelijk zijn, dienen deze te gebeuren tussen vijf en éénentwintig uur en door ten minste twee ambtenaren samen, die de lokalen slechts mogen betreden na voorafgaandelijke machtiging van de onderzoeksrechter van de plaats van de huiszoeking.

Art. 7.§ 1 Op straffe van nietigheid kan de schuldenaar van de heffing binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van de beslissing, bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs, bij de directeur-generaal van de algemene directie Energie een met redenen omkleed administratief beroep aantekenen tegen de beslissing. Op straffe van nietigheid voegt hij aan dit schrijven het afschrift van de aangifte en, de beslissing, toe en geeft hij ook aan of hij gehoord wil worden.

Met uitzondering van de eed, kan de schuldenaar van de heffing met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, de beslissing zowel in feite als ten gronde betwisten. § 2 De directeur-generaal van de algemene directie Energie doet binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van het administratief beroep uitspraak over het beroep. Wanneer er geen uitspraak wordt gedaan binnen deze termijn, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd. § 3 Binnen drie werkdagen na het verstrijken van de termijn voorzien in § 2 wordt de beslissing van de directeur-generaal van de algemene directie Energie bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs aan de schuldenaar van de heffing betekend, met vermelding van het verder verloop van de procedure. HOOFDSTUK IV. - Vrijstelling, terugbetaling en schorsing

Art. 8.De schuldenaar van de heffing is vrijgesteld van de heffing indien hij met vaste dagtekening aan een derde een zakelijk recht heeft verleend op een niet-benutte site voor de productie van elektriciteit of op een onderbenutte site voor de productie van elektriciteit, met de verplichting voor de derde hierop een elektriciteitscentrale te bouwen met een productiecapaciteit van minstens 400 MW voor een gascentrale of met een productiecapaciteit van minstens 250 MW voor een koleninstallatie of een productie-installatie werkend op basis van hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling met een productiecapaciteit van minstens 250 MW. De bedoelde overeenkomst moet een vaste dagtekening hebben verkregen ten laatste bij het verstrijken van de indieningtermijn, bedoeld in artikel 4.

Art. 9.Tot twaalf maanden na de verzendingsdatum van de aangifte overeenkomstig artikel 4 kan de schuldenaar van de heffing, per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, aan de ambtenaar terugbetaling van de betaalde heffing vragen indien hij bewijst aan een derde een zakelijk recht met vaste dagtekening op een niet-benutte site voor de productie van elektriciteit of op een onderbenutte site voor de productie van elektriciteit te hebben verleend, met de verplichting voor de derde hierop een elektriciteitscentrale te bouwen met een productiecapaciteit van minstens 400 MW voor een gascentrale of met een productiecapaciteit van minstens 250 MW voor een koleninstallatie of een productie-installatie werkend op basis van hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling met een productiecapaciteit van minstens 250 MW;

De ambtenaar neemt een beslissing omtrent de vraag tot terugbetaling overeenkomstig artikel 5. De terugbetaling bedraagt 90% van het betaalde bedrag. Tegen deze beslissing kan de schuldenaar van de heffing binnen de dertig dagen na ontvangst van de uitspraak bij de directeur-generaal van de algemene directie Energie een met redenen omkleed administratief beroep aantekenen. De directeur-generaal behandelt het beroep overeenkomstig artikel 7, §§ 2 et 3.

Art. 10.§ 1 De derde die een zakelijk recht verwerft overeenkomstig de artikelen 8 en 9 wordt schuldenaar van de heffing. Hij geniet evenwel van een schorsing van de heffing indien hij binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de vaste dagtekening van het verkregen zakelijk recht, een aangifte doet overeenkomstig artikel 4. § 2 Binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het aangetekend schrijven bedoeld in § 1, neemt de ambtenaar een beslissing omtrent de vraag tot schorsing van de heffing overeenkomstig artikel 5. De schorsing bedoeld in § 1 bedraagt twee jaar, te rekenen vanaf de datum van verzending van de beslissing. § 3 De schorsingstermijn kan verlengd worden met vier jaar, indien de derde, voor het verstrijken van de schorsingstermijn bedoeld in § 2, aan de ambtenaar per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs het bewijs levert een individuele vergunning voor de bouw van een nieuwe installatie van elektriciteitsproductie te hebben verkregen, overeenkomstig artikel 4 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, en met de bouwwerken te zijn gestart. De periode van vier jaar kan maximaal met één jaar verlengd worden, indien, voor het verstrijken van de vier jaar en op uitdrukkelijke vraag van de derde, bewezen wordt dat de bouwwerken dermate omvangrijk zijn, dat zij niet voorlopig opgeleverd kunnen worden binnen de vier jaar.

De ambtenaar neemt een beslissing omtrent de vraag tot verlenging van de schorsingstermijnen bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig artikel 5. Tegen deze beslissing kan de schuldenaar van de heffing binnen de dertig dagen na ontvangst van de uitspraak bij de directeur-generaal van de algemene directie Energie een met redenen omkleed administratief beroep aantekenen. De directeur-generaal behandelt het beroep overeenkomstig artikel 7, §§ 2 en 3. HOOFDSTUK V. - Inning en Invordering

Art. 11.Binnen drie werkdagen wordt de beslissing met het te betalen bedrag doorgestuurd naar de Federale Overheidsdienst Financiën.

Art. 12.Binnen vijf werkdagen, na ontvangst van de beslissing bedoeld in artikel 11, verstuurt de Ontvanger der domeinen aan de schuldenaar van de heffing een betalingsbericht.

Het betalingsbericht vermeldt de grondslag van de heffing, het te betalen bedrag, de berekeningswijze, de vervaldatum van betaling en de na te leven formaliteiten.

Art. 13.Het bedrag van de heffing moet zijn betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand van verzending van het betalingsbericht.

Indien geen betaling volgt binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, is van rechtswege een intrest verschuldigd berekend tegen de wettelijke intrestvoet voor de ganse duur van het verwijl en worden de verschuldigde bedragen ingevorderd bij dwangbevel, overeenkomstig de bepalingen van artikel 94 van de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit.

Art. 14.De tenuitvoerlegging van het dwangbevel kan slechts worden gestuit door een vordering in rechte, ingeleid voor de rechtbank van eerste aanleg. HOOFDSTUK VI. - Toezicht, straf- en slotbepalingen

Art. 15.De ambtenaar is onderworpen aan het beroepsgeheim met betrekking tot de individuele gegevens, verkregen in het kader van deze wet. Elk gebruik van de verzamelde gegevens voor andere doeleinden dan die welke bepaald zijn in deze wet zijn verboden.

Elke inbreuk op het eerste lid wordt bestraft met de straffen, bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek. De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing.

Art. 16.Met gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met een geldboete van ten minste 26 euro of met één van deze straffen, worden gestraft zij die de verificaties en onderzoeken van de ambtenaar krachtens deze wet hinderen, weigeren hem informatie te verstrekken die zij gehouden zijn mee te delen krachtens deze wet, of hem bewust verkeerde of onvolledige informatie verstrekken.

De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85 zijn van toepassing op de inbreuken bepaald in het eerste lid. De vennootschappen zijn burgerlijk aansprakelijk voor de geldboeten waarvoor hun bestuurders, zaakvoerders of lasthebbers wegens dergelijke inbreuken worden veroordeeld.

Art. 17.De ambtenaar kan de schuldenaar van de heffing of de derde verplichten tot naleving van de artikelen 4 en 10, § 1, binnen een termijn door de ambtenaar bepaald. Indien deze persoon bij het verstrijken van deze termijn in gebreke blijft, kan de ambtenaar, op voorwaarde dat de persoon werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, een administratieve geldboete opleggen. De geldboete bedraagt 1% van het gedeelte van het omzetcijfer dat betrekking heeft op de elektriciteitsproductie dat de schuldenaar van de heffing heeft gerealiseerd op de Belgische elektriciteitsmarkt tijdens het laatst afgesloten boekjaar. De geldboete wordt geïnd door de Federale Overheidsdienst Financiën ten gunste van de tarieven bedoeld in artikel 12 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt.

Art. 18.Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 8 december 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Energie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2006-2007 Kamer van Volksvertegenwoordigers: Parlementaire stukken.- Wetsontwerp, nr. 51-2711/001. - Verslag, nr. 51-2711/003. - Advies Raad van State nrs. 40.146/3 en 41.114/1/V. Amendementen nr. 51-2711/002. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 51-2711/004. - Tekst aangenomen in de plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 51-2711/005. - Verbonden documenten : wetsontwerp nr. 51-2712/001.

Integraal verslag : 23 november 2006, nr. 244.

Senaat : Parlementaire stukken. - Ontwerp geëvoceerd door de Senaat, nr. 3-1944/1. - Amendementen nr. 3-1944/2. - Verslag namens de commissie nr. 3-1944/3 - Tekst verbeterd door de commissie nr. 3-1944/4.

Handelingen van de Senaat : 29 november 2006.

^