Etaamb.openjustice.be
Wet van 08 juni 2004
gepubliceerd op 04 augustus 2004

Wet houdende instemming met de Overeenkomst ter regeling van de activiteiten van Staten op de maan en andere hemellichamen, gedaan te New York op 18 december 1979

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2004015121
pub.
04/08/2004
prom.
08/06/2004
ELI
eli/wet/2004/06/08/2004015121/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 JUNI 2004. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst ter regeling van de activiteiten van Staten op de maan en andere hemellichamen, gedaan te New York op 18 december 1979 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst ter regeling van de activiteiten van Staten op de maan en andere hemellichamen, gedaan te New York op 18 december 1979, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 8 juni 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Wetenschappen, Mevr. F. MOERMAN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2003-2004. Senaat : Documenten Ontwerp van wet ingediend op 30 januari 2004, nr. 3-486/1.

Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 3-486/2.

Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 25 maart 2004.

Stemming, vergadering van 25 maart 2004.

Kamer van volksvertegenwoordigers : Documenten Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 51-965/1.

Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning te bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-965/2.

Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 6 mei 2004.

Stemming, vergadering van 6 mei 2004.

Overeenkomst ter regeling van de activiteiten van Staten op de maan en andere hemellichamen De Staten die partij zijn bij deze Overeenkomst, Gelet op de gunstige resultaten die Staten hebben verkregen bij het onderzoek en gebruik van de maan en andere hemellichamen, Erkennend dat de maan, als natuurlijke satelliet van de aarde, een belangrijke rol speelt bij het onderzoek van de kosmische ruimte, Vastbesloten op basis van gelijkheid de verdere samenwerking tussen Staten te bevorderen bij het onderzoek en gebruik van de maan en andere hemellichamen, Verlangend te verhinderen dat de maan een gebied van internationale conflicten wordt, Indachtig de voordelen die kunnen worden verkregen uit de exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van de maan en andere hemellichamen, In herinnering brengend het Verdrag inzake de beginselen waaraan de activiteiten van Staten zijn onderworpen bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, de Overeenkomst inzake de redding van ruimtevaarders, de terugkeer van ruimtevaarders en de teruggave van in de kosmische ruimte gebrachte voorwerpen, de Overeenkomst inzake de internationale aansprakelijkheid voor schade, veroorzaakt door ruimtevoorwerpen, en de Overeenkomst inzake de registratie van in de kosmische ruimte gebrachte voorwerpen, In aanmerking nemend de noodzaak tot een verdere verfijning en ontwikkeling van de bepalingen van deze internationale overeenkomsten met betrekking tot de maan en andere hemellichamen, daarbij rekening houdend met verdere vooruitgang bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, Zijn als volgt overeengekomen : Artikel 1 1. De bepalingen van deze Overeenkomst met betrekking tot de maan zijn tevens van toepassing op andere hemellichamen dan de aarde binnen het zonnestelsel, behalve voor zover bijzondere rechtsregels van kracht worden met betrekking tot een van deze hemellichamen.2. Voor de toepassing van deze Overeenkomst zijn in elke verwijzing naar de maan tevens begrepen de kringlopen om of andere banen naar of om de maan.3. Deze Overeenkomst is niet van toepassing op buitenaardse materialen die langs natuurlijke weg op het aardoppervlak terechtkomen. Artikel 2 Alle activiteiten op de maan, met inbegrip van het onderzoek en gebruik ervan, worden verricht in overeenstemming met de regels van het volkenrecht, in het bijzonder het Handvest van de Verenigde Naties, en met inachtneming van de Verklaring betreffende de beginselen van het volkenrecht inzake vriendschappelijke betrekkingen en samenwerking tussen de Staten overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties, aangenomen door de Algemene Vergadering op 24 oktober 1970, in het belang van de handhaving van de internationale vrede en veiligheid en van de bevordering van internationale samenwerking en wederzijds begrip, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de overeenkomstige belangen van alle andere Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst.

Artikel 3 1. De maan wordt door alle Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, uitsluitend gebruikt voor vreedzame doeleinden.2. Elke dreiging met of gebruik van geweld of enige andere vijandige daad of dreiging daarmee op de maan is verboden.Het is eveneens verboden de maan is verboden. Het is eveneens verboden de maan te gebruiken om een zodanige vijandige daad te begaan of met een zodanige vijandige daad te dreigen gericht tegen de aarde, de maan, ruimtevaartuigen, hun bemanning of door mensen vervaardigde ruimtevoorwerpen. 3. De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, brengen geen voorwerpen die kernwapens of andere wapens voor massavernietiging vervoeren, in een kringloop om de maan of in een andere baan naar of om de maan, noch plaatsen of gebruiken zij zulke wapens op de maan of onder het oppervlak van de maan.4. De vestiging van militaire bases, installaties en versterkingen, het beproeven van wapens van welke aard dan ook, en het houden van militaire manoeuvres op de maan zijn verboden.Het gebruikmaken van militair personeel voor wetenschappelijk onderzoek of enig ander vreedzaam doel is niet verboden. Het gebruik van welke uitrusting of voorziening dan ook die noodzakelijk is voor vreedzaam onderzoek en gebruik van de maan, is evenmin verboden.

Artikel 4 1. Het onderzoek en gebruik van de maan gaan de gehele mensheid aan en vinden plaats ten voordele en in het belang van alle landen, ongeacht de mate van hun economische of wetenschappelijke ontwikkeling.Er wordt naar behoren aandacht geschonken aan de belangen van de huidige en de toekomstige generaties, alsmede aan de noodzaak tot bevordering van een hogere levensstandaard en verbetering van de voorwaarden voor economische en sociale vooruitgang en ontwikkeling overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties. 2. De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, laten zich leiden door het beginsel van samenwerking en onderlinge bijstand bij al hun activiteiten betreffende het onderzoek en gebruik van de maan. Internationale samenwerking ingevolge deze Overeenkomst dient zo ruim mogelijk te zijn en kan plaatsvinden op multilaterale basis, op bilaterale basis of door middel van internationale intergouvernementele organisaties.

Artikel 5 1. De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, stellen de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, alsmede het publiek en de internationale wetenschappelijke gemeenschap, voorzover zulks ook maar enigszins mogelijk en uitvoerbaar is, in kennis van hun activiteiten betreffende het onderzoek en gebruik van de maan.Inlichtingen omtrent het tijdschema, de doeleinden, de locaties, de baanparameters en de duur worden met betrekking tot elke vlucht naar de maan zo spoedig mogelijk na de lancering verstrekt, terwijl gegevens omtrent de resultaten van elke vlucht, met inbegrip van de wetenschappelijke resultaten, na het voltooien van de vlucht beschikbaar worden gesteld.

Ingeval een vlucht langer dan zestig dagen duurt, worden periodiek, met tussenpozen van dertig dagen, inlichtingen omtrent het verloop van de vlucht, inclusief eventuele wetenschappelijke resultaten gegeven.

Bij vluchten die langer dan zes maanden duren, behoeven naderhand slechts van belang zijnde aanvullingen van deze gegevens te worden medegedeeld. 2. Indien een Staat die Partij is bij deze Overeenkomst, verneemt dat een andere Staat die Partij is bij deze Overeenkomst, van plan is gelijktijdig activiteiten te ontplooien in hetzelfde gebied of in dezelfde kringloop om of baan naar of om de maan, licht deze Staat de andere Staat onderwijld in over het tijdschema van en de plannen voor zijn eigen activiteiten.3. Bij de uitvoering van activiteiten krachtens deze Overeenkomst stellen de Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, onmiddellijk de Secretaris-Generaal, alsmede het publiek en de internationale wetenschappelijke gemeenschap, in kennis van alle verschijnselen die zij waarnemen in de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan, voorzover die een gevaar zouden kunnen betekenen voor het leven of de gezondheid van de mensen, alsmede van alle aanwijzingen van organisch leven. Artikel 6 1. Alle Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, hebben, zonder enig onderscheid, op voet van gelijkheid en in overeenstemming met het volkenrecht, de vrijheid wetenschappelijk onderzoek op de maan te verrichten.2. Bij de uitvoering van wetenschappelijke onderzoekingen krachtens de bepalingen van deze Overeenkomst hebben de Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, het recht monsters te nemen van minerale en andere stoffen op de maan en deze mee te nemen.Deze monsters blijven ter beschikking van die Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst en die deze hebben laten nemen, en mogen door deze Staten voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt. De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, houden rekening met de wenselijkheid een deel van deze monsters ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek ter beschikking te stellen van andere belangstellende Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, alsmede van de internationale wetenschappelijke gemeenschap. De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, mogen tijdens de wetenschappelijke onderzoekingen ook hoeveelheden minerale en andere stoffen van de maan gebruiken voor zover dienstig voor hun vluchten. 3. De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, zijn het eens over de wenselijkheid, voor zover zulks ook maar enigszins mogelijk en uitvoerbaar is, wetenschappelijk en ander personeel uit te wisselen bij expedities naar of in installaties op de maan. Artikel 7 Bij het onderzoek en gebruik van de maan nemen de Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, maatregelen ter voorkoming van verstoring van het bestaande evenwicht in het milieu, hetzij door het teweegbrengen van nadelige veranderingen in dit milieu, hetzij door schadelijke besmetting ervan als gevolg van het daarin brengen van niet tot dit milieu behorende materie, of op andere wijze. De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, nemen tevens maatregelen ter vermijding van de nadelige beïnvloeding van het milieu op aarde als gevolg van het daarin brengen van niet van de aarde afkomstige materie, of anderszins. 2. De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, lichten de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties in omtrent de maatregelen die door hen zijn genomen overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid van dit artikel, en stellen hem tevens, zo uitgebreid mogelijk, vooraf in kennis van alle plaatsingen van radioactieve stoffen door hen op de maan, alsmede van het doel van deze plaatsingen.3. De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, brengen verslag uit aan de andere Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst en aan de Secretaris-Generaal omtrent de gebieden op de maan, die van bijzonder wetenschappelijk belang zijn, opdat de mogelijkheid kan worden overwogen deze, onverminderd de rechten van andere Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, aan te wijzen als internationale, voor de wetenschap gereserveerde gebieden waarvoor bijzondere beschermende maatregelen dienen te worden overeengekomen in overleg met de bevoegde organen van de Verenigde Naties. Artikel 8 1. De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, mogen hun activiteiten met betrekking tot het onderzoek en gebruik van de maan verrichten op elke plaats op of onder het oppervlak ervan, behoudens de bepalingen van deze Overeenkomst.2. Daartoe mogen de Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst in het biijzonder : a.hun ruimtevoorwerpen doen landen op de maan en deze lanceren vanaf de maan; b. hun personeel, ruimtevaartuigen, uitrusting, voorzieningen, stations en installaties stationeren op elke plaats op of onder het oppervlak van de maan. Personeel, ruimtevaartuigen, uitrusting, voorzieningen, stations en installaties mogen zich vrij bewegen of mogen vrijelijk worden bewogen over of onder het oppervlak van de maan. 3. Activiteiten van Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst en die in overeenstemming met het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel worden verricht, mogen de activiteiten op de maan van andere Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, niet hinderen. Wanneer zulks het geval zou zijn, plegen de betrokken Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst overleg overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede en derde lid, van deze Overeenkomst.

Artikel 9 1. De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst mogen bemande en onbemande stations op de maan vestigen.Een Staat die Partij is bij deze Overeenkomst en die een station op de maan vestigt, maakt uitsluitend gebruik van het voor het functioneren van het station vereiste gebied en stelt de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties onmiddellijk in kennis van de plaats en het doel van dit station. Vervolgens dient deze Staat ieder jaar tevens aan de Secretaris-Generaal mede te delen of het station in gebruik blijft en of het doel ervan is gewijzigd. 2. De stations worden op zodanige wijze geplaatst, dat zij de vrije toegang tot alle gebieden van de maan niet belemmeren voor personeel, voertuigen en uitrusting van andere Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst en die activiteiten op de maan verrichten in overeenstemming met de bepalingen van deze Overeenkomst of met artikel 1 van het Verdrag inzake de beginselen waaraan de activiteiten van Staten zijn onderworpen bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen. Artikel 10 1. De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, nemen alle maatregelen die praktisch uitvoerbaar zijn, om het leven en de gezondheid van personen op de maan te beschermen.Daartoe beschouwen zij elke persoon op de maan als ruimtevaarder in de zin van artikel V van het Verdrag inzake de beginselen waaraan de activiteiten van Staten zijn onderworpen bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, en als lid van de bemanning van een ruimtevaartuig in de zin van de Overeenkomst inzake de redding van ruimtevaarders, de terugkeer van ruimtevaarders en de teruggave van in de kosmische ruimte gebrachte voorwerpen. 2. De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, bieden in nood verkerende personen op de maan bescherming in hun stations, installaties, voertuigen en andere voorzieningen. Artikel 11 1. De maan en haar natuurlijke rijkdommen zijn het gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid, hetgeen tot uitdrukking komt in de bepalingen van deze Overeenkomst, in het bijzonder in het vijfde lid van dit artikel.2. De maan is niet vatbaar voor toeëigening door Staten door middel van soevereiniteitsaanspraken, gebruik of bezetting, of op enige andere wijze.3. Noch het maanoppervlak, noch het daaronder gelegen gebied, noch enig deel daarvan, noch de zich daarin bevindende natuurlijke rijkdommen wordt, respectievelijk worden, eigendom van een Staat, een internationale intergouvernementele of niet-gouvernementele organisatie, een nationale organisatie of een niet-gouvernementele rechtspersoon of een natuurlijke persoon.Aan het stationeren van personeel, ruimtevoertuigen, uitrusting, voorzieningen, stations en installaties op of onder het oppervlak van de maan, met inbegrip van met dit oppervlak of het gebied daaronder verbonden constructies, kunnen geen eigendomsrechten op het oppervlak of het daaronder gelegen gebied worden ontleend. De voorgaande bepalingen laten het in het vijfde lid van dit artikel bedoelde internatioinale regime onverlet. 4. De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, hebben het recht tot onderzoek en gebruik van de maan zonder enige vorm van discriminatie, op voet van gelijkheid en in overeenstemming met het volkenrecht en de bepalingen van deze Overeenkomst.5. De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, verbinden zich hierbij een internationale regime in te stellen, met inbegrip van passende procedures, ter regeling van de exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van de maan, wanneer deze exploitatie praktisch uitvoerbaar wordt.Deze bepaling wordt uitgevoerd in overeenstemming met artikel 18 van deze Overeenkomst. 6. Ten einde de instelling van het internationale regime, als bedoeld in het vijfde lid van dit artikel te vergemakkelijken, stellen de Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, alsmede het publiek en de internationale wetenschappelijke gemeenschap, voor zover zulks ook maar enigszins mogelijk en praktisch uitvoerbaar is, in kennis van alle natuurlijke rijkdommen die zij eventueel op de maan ontdekken.7. De voornaamste doeleinden van het in te stellen internationale regime omvatten : a.de ordelijke en veilige exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van de maan; b. het verstandige beheer van deze rijkdommen;c. de uitbreiding van de mogelijkheden voor het gebruik van deze rijkdommen;d. een billijk aandeel voor alle Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, in de voordelen die deze rijkdommen opleveren, waarbij met de belangen en de behoeften van de ontwikkelingslanden, alsmede met de inspanningen van de landen die, direct of indirect, hebben bijgedragen tot het onderzoek van de maan, in het bijzonder rekening wordt gehouden.8. Alle activiteiten met betrekking tot de natuurlijke rijkdommen van de maan worden verricht op een wijze die in overeenstemming is met de in het zevende lid van dit artikel omschreven doeleinden en met het bepaalde in het tweede lid van artikel 6 van deze Overeenkomst. Artikel 12 1. De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, behouden rechtsmacht en zeggenschap over hun personeel, voertuigen, uitrusting, voorzieningen, stations en installaties op de maan.Op de eigendom van ruimtevoertuigen, uitrusting, voorzieningen, stations en installaties is de aanwezigheid daarvan op de maan niet van invloed. 2. Ten aanzien van voertuigen, installaties en uitrusting of de samenstellende delen daarvan, aangetroffen op andere plaatsen dan de beoogde locatie, wordt gehandeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 van de Overeenkomst inzake de redding van ruimtevaarders, de terugkeer van ruimtevaarders en de teruggave van in de kosmische ruimte gebrachte voorwerpen.3. In geval van een noodsituatie waarin mesenlevens worden bedreigd, mogen de Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, gebruik maken van de op de maan aanwezige uitrusting, voertuigen, installaties, voorzieningen of voorraden van andere Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst.Van dit gebruik wordt onverwijld kennis gegeven aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties of aan de betrokken Staat die Partij is bij deze Overeenkomst.

Artikel 13 Een Staat die Partij is bij deze Overeenkomst en die kennis neemt van het neerstorten, de noodlanding of andere onvoorziene landing op de maan van een niet door deze Staat gelanceerd ruimtevoorwerp, of van de onderdelen daarvan, geeft daarvan onverwijld kennis aan de Staat die Partij is bij deze Overeenkomst en die de lancering heeft verricht, alsmede aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.

Artikel 14 1. De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst zijn internationaal aansprakelijk voor nationale activiteiten op de maan, ongeacht of deze activiteiten worden verricht door overheidsinstanties of door niet-gouvernementele lichamen, en dienen te waarborgen dat deze nationale activiteiten worden verricht in overeenstemming met de bepalingen van deze Overeenkomst.De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst zorgen ervoor dat de niet-gouvernementele lichamen die onder hun rechtsmacht vallen, uitsluitend activiteiten op de maan verrichten onder de zeggenschap en het voortdurend toezicht van de betrokken Staat die Partij is bij deze Overeenkomst. 2. De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst erkennen dat, ter aanvulling van de bepalingen van het Verdrag inzake de beginselen waaraan de activiteiten van de Staten zijn onderworpen bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, en de Overeenkomst inzake de internationale aansprakelijkheid voor schade, veroorzaakt door ruimtevoorwerpen, uitvoerige regelingen inzake aansprakelijkheid voor op de maan veroorzaakte schade nodig kunnen worden als gevolg van de uitbreiding van de activiteiten op de maan.Elke zodanige regeling wordt opgesteld overeenkomstig de in artikel 18 van deze Overeenkomst vastgestelde procedure.

Artikel 15 1. Elke Staat die Partij is bij deze Overeenkomst mag zich ervan overtuigen dat de activiteiten van andere Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst met betrekking tot het onderzoek en gebruik van de maan verenigbaar zijn met de bepalingen van deze Overeenkomst.Daartoe staan alle ruimtevoertuigen, uitrusting, voorzieningen, stations en installaties op de maan open voor andere Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst.

Deze Staten geven een redelijke tijd van tevoren kennis van een voorgenomen bezoek, opdat passend overleg kan plaatsvinden en maximale voorzorgsmaatregelen kunnen worden genomen om de veiligheid te verzekeren en verstoring van de gewone werkzaamheden in het te bezoeken object te vermijden.

Ter uitvoering van dit artikel kan een Staat die Partij is bij deze Overeenkomst, zelf handelen of geheel of gedeeltelijk met hulp van een andere Staat die Partij is bij deze Overeenkomst of door middel van passende internationale procedures binnen het kader van de Verenigde Naties en in overeenstemming met het Handvest. 2. Een Staat die Partij is bij deze Overeenkomst en die op goede gronden meent dat een andere Staat die Partij is bij deze Overeenkomst niet voldoet aan de verplichtingen die uit deze Overeenkomst voor hem voortvloeien, of dat een andere Staat die Partij is bij deze Overeenkomst inbreuk maakt op de rechten die de eerstgenoemde Staat krachtens deze Overeenkomst heeft, kan deze Staat verzoeken daarover in overleg te treden. Een Staat die Partij is bij deze Overeenkomst en die een zodanig verzoek heeft ontvangen, gaat onverwijld een zodanig overleg aan. Elke andere Staat die Partij is bij deze Overeenkomst en die zulks verzoekt, heeft het recht aan dit overleg deel te nemen. Elke Staat die Partij is bij deze Overeenkomst en die deelneemt aan dit overleg, streeft naar een wederzijds aanvaardbare oplossing van elk geschil en houdt rekening met de rechten en belangen van alle Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst.

De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties wordt in kennis gesteld van de resultaten van het overleg en zendt de ontvangen inlichtingen door aan alle betrokken Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst. 3. Indien het overleg niet leidt tot een wederzijds aanvaardbare regeling waarin naar behoren rekening is gehouden met de rechten en belangen van alle Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, treffen de betrokken partijen alle vereiste maatregelen om het geschil te regelen met andere vreedzame middelen naar eigen keuze en aangepast aan de omstandigheden en de aard van het geschil. Indien zich moeilijkheden voordoen in verband met het aangaan van het overleg of indien het overleg niet leidt tot een wederzijds aanvaardbare regeling, kan een Staat die Partij is bij deze Overeenkomst, zonder voorafgaande toestemming van enige andere daarbij betrokken Staat die Partij is bij deze Overeenkomst de hulp inroepen van de Secretaris-Generaal ten einde het geschil op te lossen.

Een Staat die Partij is bij deze Overeenkomst en die geen diplomatieke betrekkingen onderhoudt met de andere bij het geschil betrokken Staat die Partij is bij deze Overeenkomst, neemt naar verkiezing zelf deel aan dit overleg of doet zulks door tussenkomst van een andere Staat die Partij is bij deze Overeenkomst of van de Secretaris-Generaal.

Artikel 16 Met uitzondering van de artikelen 17 en 21 worden verwijzingen naar Staten in deze Overeenkomst geacht van toepassing te zijn op alle internationale intergouvernementele organisaties die activiteiten in de kosmische ruimte verrichten, mits een zodanige organisatie verklaart de rechten en verplichtingen van deze Overeenkomst te aanvaarden en mits de meerderheid van de lid-Staten van de organisatie wordt gevormd door Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst en bij het Verdrag inzake de beginselen waaraan de activiteiten van Staten zijn onderworpen bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen.

De lid-Staten van een zodanige organisatie, die tevens Partij zijn bij deze Overeenkomst, nemen alle passende maatregelen om te verzekeren dat de organisatie een verklaring overeenkomstig het bepaalde in dit artikel aflegt.

Artikel 17 Elke Staat die Partij is bij deze Overeenkomst kan voorstellen doen tot wijziging ervan. Wijzigingen worden van kracht voor elke Staat die Partij is bij deze Overeenkomst en die deze aanvaardt, nadat de meerderheid van de Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, deze wijzigingen heeft aanvaard, en vervolgens voor elke andere Staat die Partij is bij deze Overeenkomst op de datum waarop deze Staat de wijzigingen aanvaardt.

Artikel 18 Tien jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst wordt de kwestie van de toetsing van de Overeenkomst op de voorlopige agenda van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties geplaatst, ten einde na te gaan, aan de hand van de opgedane ervaring met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst, of deze dient te worden herzien.

De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, als depositaris, roept echter ten minste vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst op verzoek van één derde van de Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, en met instemming van de meerderheid van de Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, een conferentie van de Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst bijeen om deze Overeenkomst te toetsen.

Op een toetsingsconferentie wordt tevens de kwestie van de uitvoering van de bepalingen van het vijfde lid van artikel 11 in overweging genomen aan de hand van het in het eerste lid van dat artikel genoemde beginsel, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met eventuele technologische ontwikkelingen op dit gebied.

Artikel 19 1. Deze Overeenkomst staat open voor ondertekening door alle Staten op het Hoofdkwartier van de Verenigde Naties te New York.2. Deze Overeenkomst dient door de ondertekenende Staten te worden bekrachtigd.Elke Staat die deze Overeenkomst niet ondertekent vóór de inwerkingtreding ervan overeenkomstig het bepaalde in het derde lid van dit artikel, kan te allen tijde tot deze Overeenkomst toetreden.

De akten van bekrachtiging of toetreding worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. 3. Deze Overeenkomst treedt in werking op de dertigste dag na de datum van nederlegging van de vijfde akte van bekrachtiging.4. Voor elke Staat waarvan de akte van bekrachtiging of toetreding wordt nedergelegd na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, treedt de Overeenkomst in werking op de dertigste dag na de datum van nederlegging van deze akte.5. De Secretaris-Generaal doet terstond alle ondertekenende en toetredende Staten mededeling van de datum van elke ondertekening, de datum van nederlegging van elke akte van bekrachtiging van, of toetreding tot, deze Overeenkomst, de datum van inwerkingtreding ervan, alsmede van andere gegevens. Artikel 20 Elke Staat die Partij is bij deze Overeenkomst kan door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties deze Overeenkomst opzeggen. Deze opzegging wordt van kracht een jaar na de datum van ontvangst van deze kennisgeving.

Artikel 21 Het origineel van deze Overeenkomst, waarvan de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, die daarvan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toezendt aan alle ondertekenende en toetredende Staten.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, hiertoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden regeringen, deze Overeenkomst welke op 18 december 1979 te New York voor ondertekening is opengesteld, hebben ondertekend.

Overeenkomst ter regeling van de activiteiten van staten op de maan en andere hemellichamen, gedaan te New York op 18 december 1979 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^