Etaamb.openjustice.be
Wet van 09 maart 2003
gepubliceerd op 22 juli 2003

Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 132 betreffende vakantie met behoud van loon , aangenomen te Genève op 24 juni 1970 (1)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2003015050
pub.
22/07/2003
prom.
09/03/2003
ELI
eli/wet/2003/03/09/2003015050/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 MAART 2003. - Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 132 betreffende vakantie met behoud van loon (herzien in 1970), aangenomen te Genève op 24 juni 1970 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Verdrag nr. 132 betreffende vakantie met behoud van loon (herzien in 1970), aangenomen te Genève op 24 juni 1970, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 9 maart 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUKE De Minister van Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 2001-2003 : Senaat Documenten.- Ontwerp van wet ingediend op 27 september 2002, nr. 2-1284/1. - Verslag namens de commissie, nr. 2-1284/2.

Parlementaire Handelingen . - Bespreking, vergadering van 28 november 2002.

Stemming, vergadering van 28 november 2002.

Zitting 2002-2003 Kamer Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 50-2161/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-2161/2.

Parlementaire Handelingen . - Bespreking, vergadering van 13 december 2002. - Stemming, vergadering van 13 december 2002. VERDRAG BETREFFENDE VAKANTIE MET BEHOUD VAN LOON (HERZIEN IN 1970) De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie, Bijeengeroepen te Genève door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau, aldaar bijeengekomen op 3 juni 1970 in haar vierenvijftigste zitting, en Besloten hebbende tot het aannemen van bepaalde voorstellen met betrekking tot vakantie met behoud van loon, als vierde punt op de agenda van de zitting geplaatst, en Vastgesteld hebbende dat deze voorstellen de vorm van een Internationaal Arbeidsverdrag dienen te krijgen, neemt heden, 24 juni 1970 het volgende Verdrag aan, dat kan worden aangehaald als « Verdrag betreffende de jaarlijkse vakantie met behoud van loon (herzien), 1970 » : Artikel 1 De bepalingen van dit Verdrag, voorzover hieraan niet op andere wijze uitvoering is gegeven door collectieve overeenkomsten, scheidsrechterlijke en rechterlijke uitspraken, wettelijk voorgeschreven procedures voor vaststelling van het loon, of op zodanige andere wijze als verenigbaar met nationale gebruiken of dienstig in verband met nationale omstandigheden, dienen te worden uitgevoerd krachtens nationale wetten of voorschriften.

Artikel 2 1. Dit Verdrag is van toepassing op alle werknemers, met uitzondering van zeevarenden.2. Voorzover nodig, kunnen door het bevoegde gezag of de daarvoor geëigende organen in een land maatregelen worden getroffen, na overleg met de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties, voor zover deze bestaan, ten einde beperkte categorieën van werknemers van de toepassing van dit Verdrag uit te sluiten, indien hun beroep speciale problemen van ernstige aard, verband houdend met de uitvoering, of van grondwettelijke of wettelijke aard meebrengt.3. Elk Lid dat dit Verdrag bekrachtigt is gehouden, in het eerste rapport over de toepassing van het Verdrag, ingediend volgens artikel 22 van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie, alle categorieën loontrekkenden te vermelden welke eventueel zijn uitgesloten krachtens het tweede lid van dit artikel, met vermelding van redenen, en dient in volgende rapporten een opgave te doen van de bestaande wetten en gebruiken ten aanzien van de niet door dit Verdrag beschermde categorieën, en de mate waarin uitvoering is gegeven of zal worden gegeven aan het Verdrag ten aanzien van zulke categorieën. Artikel 3 1. Een ieder, op wie dit Verdrag van toepassing is, heeft recht op een jaarlijkse betaalde vakantie van een voorgeschreven minimumduur.2. Elk Lid dat dit Verdrag bekrachtigt dient de vakantieduur in een verklaring, gehecht aan zijn bekrachtiging, te vermelden.3. De vakantie zal in geen geval minder dan drie weken per dienstjaar bedragen.4. Elk Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd kan naderhand de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau berichten, door een nieuwe verklaring, dat het een langere vakantie wil voorschrijven dan ten tijde van de bekrachtiging werd vermeld. Artikel 4 1. Een persoon die in een jaar korter in dienst is geweest dan nodig is om volledige rechten te doen gelden als in het voorgaande artikel bepaald, heeft voor dat jaar recht op een vakantie met behoud van loon evenredig aan de duur van het dienstverband gedurende dat jaar.2. Met de uitdrukking « jaar » in het eerste lid van dit artikel is bedoeld het kalenderjaar of een andere periode van dezelfde duur als bepaald door het bevoegde gezag of door de daartoe geëigende organen in het betrokken land. Artikel 5 1. Er kan een minimumdiensttijd worden geëist om recht op vakantie met behoud van loon te kunnen doen gelden.2. De duur van een dergelijke periode dient te worden vastgesteld door het bevoegde gezag of door de daartoe geëigende organen in het betrokken land, doch mag niet meer bedragen dan zes maanden.3. De wijze waarop de duur van het dienstverband voor het vaststellen van het recht op vakantie wordt berekend, dient door het bevoegde gezag of door de daartoe geëigende organen in elk land te worden bepaald.4. Op voorwaarden, vast te stellen door het bevoegde gezag of door de daartoe geëingende organen in elk land, dient werkverzuim om redenen die buiten de macht van de betrokken persoon liggen, zoals ziekte, ongeval of zwangerschapsverlof, te worden gerekend als deel uitmakend van de diensttijd. Artikel 6 1. Officieel erkende en gebruikelijke vakantiedagen, al of niet vallend in de jaarlijkse vakantie, zullen niet worden gerekend als deel uitmakend van de minimum jaarlijkse vakantie met behoud van loon als voorgeschreven in artikel 3, derde lid, van dit Verdrag.2. Op voorwaarden vast te stellen door het bevoegde gezag of door de daartoe geëigende organen in elk land, dient arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte of letsel niet te worden gerekend als deel uitmakend van de minimum jaarlijkse vakantie met behoud van loon als voorgeschreven in artikel 3, derde lid, van dit Verdrag. Artikel 7 1. Eenieder, die de vakantie als bedoeld in dit Verdrag opneemt, dient over de gehele periode van deze vakantie ten minste zijn normale of gemiddelde loon te ontvangen (inclusief de waarde in contanten van een eventueel deel van dat loon dat in natura wordt betaald en dat geen permanente uitkering vormt die doorgaat ongeacht het al of niet met vakantie zijn van de persoon in kwestie), berekend op een wijze vast te stellen door het bevoegde gezag of door de daartoe geëigende organen in elk land.2. De krachtens het eerste lid van dit artikel verschuldigde bedragen dienen vóór de vakantie aan de persoon in kwestie te worden uitgekeerd, tenzij anders bepaald in een overeenkomst die op hem en de werkgever van toepassing is. Artikel 8 1. Het opnemen van de jaarlijkse vakantie met behoud van loon in gedeelten kan door het bevoegde gezag of door de daartoe geëigende organen in elk land worden goedgekeurd.2. Tenzij anders bepaalt in een overeenkomst die van toepassing is op de betrokken werkgever en werknemer, en op voorwaarde dat de duur van het dienstverband van de betrokken persoon hem recht geeft op zulk een periode, dient één van de gedeelten uit ten minste twee ononderbroken werkweken te bestaan. Artikel 9 1. Het ononderbroken gedeelte van de jaarlijkse vakantie met behoud van loon als vermeld in het tweede lid van artikel 8 van dit Verdrag dient te worden toegekend en opgenomen niet later dan één jaar en de rest van de jaarlijkse vakantie met behoud van loon niet later dan achttien maanden na het einde van het jaar ten aanzien waarvan het recht op vakantie is ontstaan.2. Een deel van de jaarlijkse vakantie, die een vastgesteld minimum overschrijdt, kan worden uitgesteld met goedkeuring van de betrokken werknemer, tot na de periode vermeld in het eerste lid van dit artikel en tot een nader onmschreven tijdslimiet.3. Het minimum en de tijdslimiet als vermeld in het tweede lid van dit artikel dienen te worden bepaald door het bevoegde gezag na overleg met de betrokken organisaties van werkgevers en werknemers, of door collectief overleg, of op enigerlei andere wijze in overeenstemming met wat in het betrokken land onder de heersende omstandigheden dienstig of gebruikelijk is. Artikel 10 1. De periode waarin de vakantie moet worden opgenomen dient, tenzij deze is gebonden aan voorschrift, collectieve overeenkomst, scheidsrechterlijke uitspraak of andere middelen in overeenstemming met nationaal gebruik, te worden bepaald door de werkgever na overleg met de betrokken werknemer of zijn vertegenwoordigers.2. Bij het vaststellen van de periode waarin de vakantie moet worden opgenomen, dient rekening te worden gehouden met de werkomstandigheden en de mogelijkheden van rust en ontspanning die de werknemer ter beschikking staan. Artikel 11 Een werknemer die een minimumdiensttijd, overeenkomend met wat volgens artikel 5, eerste lid, van dit Verdrag kan worden geëist, heeft voltooid, heeft bij beëindiging van het dienstverband recht op vakantie met behoud van loon naar evenredigheid van de duur van de dienstperiode waarvoor hij nog geen dergelijke vakantie of een compensatie of een overeenkomstige vakantie-uitkering heeft ontvangen.

Artikel 12 Overeenkomsten om afstand te doen van het recht op de minimum jaarlijkse vakantie met behoud van loon als voorgeschreven in artikel 3, derde lid, van dit Verdrag, of het niet opnemen van een dergelijke vakantie tegen vergoeding of anderszins, zullen, afhankelijk van de in het betrokken land geldende omstandigheden, nietig of verboden zijn.

Artikel 13 Door de bevoegde instantie of door de daartoe geëigende organen in elk land kunnen speciale regels worden vastgesteld ten aanzien van gevallen waarin de werknemer gedurende de vakantie tegen betaling werkzaamheden verricht die strijdig zijn met het doel van deze vakantie.

Artikel 14 Er dienen doeltreffende maatregelen te worden genomen, aan gepast aan de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de bepalingen van dit Verdrag, ten einde een juiste toepassing en handhaving van de voorschriften of bepalingen betreffende vakantie met behoud van loon, door voldoende controle of anderszins, te garanderen.

Artikel 15 1. Elk Lid kan desgewenst de verplichtingen van dit Verdrag afzonderlijk aanvaarden : a) ten aanzien van personen werkzaam in andere economische sectoren dan de landbouw;b) ten aanzien van werknemers in de landbouw.2. Elk Lid dient in zijn akte van bekrachtiging te vermelden of het de verplichtingen van het Verdrag aanvaardt ten aanzien van de personen vallend onder paragraaf a) van het eerste lid van dit artikel, ten aanzien van de personen vallend onder paragraaf b) van het eerste lid van dit artikel, of ten aanzien van beide.3. Elk Lid dat bij de bekrachtiging alleen de verplichtingen van dit Verdrag aanvaardt ten aanzien van of de personen vallend onder paragraaf a) van het eerste lid van dit artikel, of de personen vallend onder paragraaf b) van het eerste lid van dit artikel kan naderhand de Directeur-Generaal van het International Arbeidsbureau berichten dat het de verplichtingen van het Verdrag aanvaardt ten aanzien van alle personen op wie het Verdrag van toepassing is. Artikel 16 Dit Verdrag wijzigt het Verdrag inzake vakantie met behoud van loon, 1936, en het Verdrag inzake vakantie met behoud van loon (Landbouw), 1952, op de volgende punten. a) het aanvaarden van de verplichtingen van laatstgenoemd Verdrag ten aanzien van werknemers in andere economische sectoren dan de landbouw door een lid-Staat die is toegetreden tot het Verdrag inzake vakantie met behoud van loon, 1936 betekent ispo jure onmiddellijke opzegging van dit Verdrag;b) het aanvaarden van de verplichtingen van laatstgenoemd Verdrag ten aanzien van werknemers in de landbouw door een Lid-Staat die is toegetreden tot het Verdrag inzake vakantie met behoud van loon (Landbouw), 1952 betekent ipso jure onmiddellijke opzegging van dat Verdrag;c) het in werking treden van dit Verdrag zal het Verdrag inzake vakantie met behoud van loon (Landbouw), 1952 niet van verdere bekrachtiging uitsluiten. Artikel 17 De officiële bekrachtigingen van dit Verdrag worden medegedeeld aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau en door hem geregistreerd.

Artikel 18 1. Dit Verdrag is slechts verbindend voor de Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie, die hun bekrachtigingen door de Directeur-Generaal hebben doen registreren.2. Het treedt in werking twaalf maanden na de datum waarop de bekrachtigingen van twee Leden door de Directeur-Generaal zijn geregistreerd.3. Vervolgens treedt dit Verdrag voor elk Lid in werking twaalf maanden na de datum waarop zijn bekrachtiging is geregistreerd. Artikel 19 1. Ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd, kan het opzeggen na verloop van een termijn van tien jaren na de datum, waarop dit Verdrag van kracht is geworden, door een verklaring aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau te zenden en deze door hem te laten registreren.De opzegging wordt eerst van kracht een jaar nadat zij is geregistreerd. 2. Ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd en binnen een jaar na verloop van de termijn van tien jaar, bedoeld in het vorig lid, geen gebruik maakt van de bevoegdheid tot opzegging, voorzien in dit artikel, is voor een nieuwe termijn van tien jaren gebonden en kan daarna dit Verdrag opzeggen na verloop van elke termijn van tien jaren, onder de voorwaarden gesteld in dit artikel. Artikel 20 1. De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau stelt alle Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie in kennis van de registratie van alle bekrachtigingen en opzeggingen, welke hem door de Leden van de Organisatie zijn medegedeeld.2. Bij de kennisgeving aan de Leden van de Organisatie van de tweede hem medegedeelde bekrachtiging vestigt de Directeur-Generaal de aandacht van de Leden van de Organisatie op de datum waarop dit Verdrag in werking treedt. Artikel 21 De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau doet aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties mededeling, ter registratie overeenkomstig het bepaalde in artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties, van de volledige bijzonderheden omtrent alle bekrachtigingen en opzeggingen welke hij overeenkomstig de voorgaande artikelen heeft geregistreerd.

Artikel 22 De Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau brengt, telkens wanneer hij dat noodzakelijk acht, aan de Algemene Conferentie verslag uit over de toepassing van dit Verdrag en onderzoekt of het wenselijk is een gehele of gedeeltelijke herziening van dit Verdrag op de agenda van de Conferentie te plaatsen.

Artikel 23 1. Indien de Conferentie een nieuw verdrag aanneemt, houdende gehele of gedeeltelijke herziening van dit Verdrag, zal, tenzij het nieuwe verdrag anders bepaalt : a) de bekrachtiging door een Lid van het nieuwe verdrag, houdende herziening, ipso jure onmiddelijk opzegging van het onderhavige Verdrag ten gevolge hebben, niettegenstaande het bepaalde in artikel 19, zodra het nieuwe verdrag, houdende herziening, in werking is getreden : b) met ingang van de datum, waarop het nieuwe verdrag, houdende herziening, in werking is getreden, dit Verdrag niet langer door de Leden bekrachtigd kunnen worden.2. Dit Verdrag blijft in elk geval naar vorm en inhoud van kracht voor de Leden, die het bekrachtigd hebben en die het nieuwe verdrag, houdende herziening, niet bekrachtigen. Artikel 24 De Engelse en Franse versies van dit Verdrag zijn gelijkelijk gezaghebbend.

De voorgaande tekst is de authentieke tekst van het Verdrag, naar behoren aangenomen door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie in haar Vierenvijftigste Zitting, gehouden te Genève en voor gesloten verklaard op 25 juni 1970.

Ten blijke waarvan, wij onze handtekeningen hebben geplaatst op de vijfentwintigste dag van de maand juni 1970.

Verdrag nr. 132 betreffende vakantie met behoud van loon (herzien in 1970), aangenomen te Genève op 24 juni 1970 LIJST MET DE GEBONDEN STATEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld België heeft de volgende verklaringen afgelegd : 1) De minimumduur van de vakantie bedraagt ten minste 24 dagen voor twaalf maanden werk, met inbegrip de dagen van inactiviteit die bij koninklijk besluit zijn gelijkgeschakeld aan effectieve werkdagen. 2) De Regering van het Koninkrijk België verklaart dat de verplichtingen van het verdrag van toepassing zijn voor de landbouwsector alsook voor de andere sectoren.

^