Etaamb.openjustice.be
Wet van 10 augustus 1998
gepubliceerd op 15 oktober 1998

Wet tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs

bron
ministerie van financien en ministerie van justitie
numac
1998003502
pub.
15/10/1998
prom.
10/08/1998
ELI
eli/wet/1998/08/10/1998003502/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 AUGUSTUS 1998. - Wet tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Het ontwerp regelt een aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 2 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 april 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 maart 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid : a) worden de woorden « financiële ondernemingen en personen » vervangen door de woorden « ondernemingen en personen »;b) wordt punt 3° vervangen door de volgende bepaling : « 3° de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die een vergunning hebben als beursvennootschap overeenkomstig artikel 47, § 1er, van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs »;c) wordt punt 6° vervangen door de volgende bepaling : « 6° de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die een vergunning hebben als vennootschap voor makelariij in financiële instrumenten overeenkomstig artikel 47, § 1er, van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs »;d) wordt punt 8° vervangen door de volgende bepaling : « 8° de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die een vergunning hebben als vennootschap voor vermogensbeheer, overeenkomstig artikel 47, § 1er, van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs »;e) wordt punt 9° vervangen door de volgende bepaling : « 9° de in Belgïe gevestigde vennootschappen voor beleggingsadvies als bedoeld in artikel 123 van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs »;2° het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « 15° de bijkantoren in Belgïe van beleggingsondernemingen die onder het recht van een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap ressorteren, als bedoeld in artikel 110 van voornoemde wet van 6 april 1995;16° de bijkantoren in Belgïe van beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, als bedoeld in artikel 111 van voornoemde wet van 6 april 1995;17° de vastgoedmakelaars bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 6 september 1993 tot bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van het beroep van vastgoedmakelaar, die de beroepswerkzaamheden bedoeld in art.3, 1° van hetzelfde besluit uitoefenen; 18° de bewakingsondernemingen die diensten van toezicht op en bescherming bij het vervoer van goederen leveren, en een vergunning hebben met toepassing van artikel 1, § 1, c) en van artikel 2 van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten.» 3° in het tweede lid worden de woorden « financiële ondernemingen of personen » vervangen door de woorden « ondernemingen of personen ».

Art. 3.Een artikel 2bis wordt in dezelfde wet ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 2bis.- Voor zover zij daarin uitdrukkelijk voorzien, zijn de bepalingen van deze wet eveneens van toepassing op de hierna vermelde personen : 1° de notarissen;2° de gerechtsdeurwaarders;3° de natuurlijke personen of rechtspersonen die lid zijn van het Instituut der Bedrijfsrevisoren, overeenkomstig artikel 4 tot 4ter van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut der Bedrijfrevisoren, die in België activiteiten uitoefenen;4° de natuurlijke personen of rechtspersonen die ingeschreven zijn in het register van de externe accountants van het Instituut der Accountants, overeenkomstig de artikelen 72 tot 74 van de wet van 21 februari 1985 tot hervorming van het bedrijfrevisoraat;5° de natuurlijke personen of rechts- personen die één of meer casinospelen uitbaten bedoeld in artikel 45 van het koninklijk besluit van 23 november 1965 houdende codificatie van de wettelijke bepalingen betreffende de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen. »

Art. 4.In het opschrift van hoofdstuk II van dezelfde wet worden de woorden « in artikel 2 » vervangen door de woorden « in de artikelen 2 en 2bis ».

Art. 5.In artikel 4, eerste lid, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « de in artikel 2 beoogde ondernemingen en personen » worden vervangen door de woorden « de in de artikelen 2 en 2bis, 3° en 4°, bedoelde ondernemingen en personen »;2° de woorden « aan de hand van een bewijsstuk » worden vervangen door de woorden « aan de hand van een bewijs- stuk, waarvan een afschrift wordt genomen ».

Art. 6.In artikel 5 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « de in artikel 2 beoogde ondernemingen en personen » worden vervangen door de woorden « de in de artikelen 2 en 2bis, 3° en 4°, bedoelde ondernemingen en personen »;2° de woorden « nuttige maatregelen » worden vervangen door de woorden « alle redelijke maatregelen ».

Art. 7.Een artikel 5bis wordt in dezelfde wet ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 5bis.- De in artikel 2bis, 5°, bedoelde personen dienen zich aan de hand van een bewijsstuk, waarvan afschrift wordt genomen, te vergewissen van de identiteit van alle cliënten die een financiële verrichting in verband met het spel wensen uit te voeren. In dat geval is artikel 5 van toepassing. »

Art. 8.In artikel 6 van dezelfde wet worden de woorden « un organisme financier ou une personne » vervangen door de woorden « un organisme ou une personne ».

Art. 9.In artikel 7 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « De in artikel 2 beoogde ondernemingen en personen » vervangen door de woorden « De in de artikelen 2 en 2bis, 3° tot 5°, bedoelde ondernemingen en personen » en worden de woorden « of de verwijzingen ernaar » geschrapt;2° in het tweede lid worden de woorden « in artikel 5 » vervangen door de woorden « in de artikelen 5 en 5bis »;3° in het derde lid worden de woorden « de in artikel 2 beoogde ondernemingen en personen » vervangen door de woorden « de in de artikelen 2 en 2bis, 5° bedoelde ondernemingen en personen ».

Art. 10.In artikel 8 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « De in artikel 2 beoogde ondernemingen en personen » worden vervangen door de woorden « De in de artikelen 2 en 2bis, 5° bedoelde ondernemingen en personen ».2° het artikel wordt aangevuld als volgt : « Na advies van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen en de cel voor financiële informatieverwerking, kan de Koning een lijst opstellen van verrichtingen inzake deviezen die specifiek geacht worden verband te houden met het witwassen van geld en waarover in de artikel 2 bedoelde ondernemingen en personen een schriftelijk verslag moeten opstellen, dat aan de in artikel 10 bedoelde personnen wordt toegestuurd.»

Art. 11.In artikel 9 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « De in artikel 2 beoogde ondernemingen en personen » worden vervangen door de woorden « De in de artikelen 2 en 2bis bedoelde ondernemingen en personen »;2° de woorden « de verrichtingen » vervangen door de worden « de verrichtingen en de feiten ».

Art. 12.In artikel 10 van dezelfde wet worden de woorden « De in artikel 2 beoogde ondernemingen en personen »vervangen door de woorden « De in de artikelen 2 en 2bis, 5° bedoelde ondernemingen en personen ».

Art. 13.Een artikel 10bis wordt in dezelfde wet ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 10bis.- Wanneer een notariële akte een verrichting vaststelt waarvan de som 25 000 Ecus of meer bedraagt, moet de betaling van deze som gebeuren door middel van een overschrijving of cheque. De notaris moet in de akte het nummer van de financiële rekening vermelden waarlangs het badrag overgedragen werd of zal worden. »

Art. 14.In het opschrift van hoofdstuk III van dezelfde wet worden de woorden « in artikel 2 » vervangen door de woorden « in de artikelen 2 en 2 bis ».

Art. 15.In artikel 11 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 7 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 worden de woorden « de in artikel 2 beoogde ondernemingen en personen » vervangen door de woorden « de in de artikelen 2 en 2bis bedoelde ondernemingen en personen »;2° in § 3, tweede lid, worden de woorden « bij de in artikel 2 beoogde ondernemingen of personen » vervangen door de woorden « bij de in de artikelen 2 en 2bis, 5°, bedoelde ondernemingen en personen »;3° in § 7 worden de woorden « de in artikel 2 beoogde ondernemingen en personen » vervangen door de woorden « de in de artikelen 2 en 2bis bedoelde ondernemingen en personen, en de wijze waarop deze worden geïnd.»;

Art. 16.In artikel 13 van dezelfde wet worden de woorden « les organismes financiers ou les personnes » vervangen door de woorden « les organismes ou les personnes ».

Art. 17.Een artikel 14bis wordt in dezelfde wet ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 14bis.- § 1. De in artikel 2bis, 1° tot 4°, bedoelde personen die in de uitoefening van hun beroep feiten vaststellen waarvan ze weten dat ze verband houden met het witwassen van geld of die bewijsmateriaal voor het witwassen van geld kunnen vormen, moeten daarvan onmiddellijk de cel voor financiële informatieverwerking daarvan op de hoogte brengen. § 2. Wanneer de in artikel 2bis, 5°, bedoelde personen weten of vermoeden dat een verrichting verband houdt met het witwassen van geld, brengen zij dit onmiddellijk ter kennis van de cel voor financiële informatieverwerking.

Daarenboven moeten deze personen in elk geval en onmiddellijk de cel voor financiële informatieverwerking op de hoogte brengen van de verrichtingen, waarvan de lijst door de Koning wordt opgesteld op advies van de cel voor financiële informatieverwerking. »

Art. 18.In artikel 15 van de zelfde wet, gewijzigd bij de wet van 7 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « de in artikel 2 beoogde ondernemingen en personen » vervangen door de woorden « de in de artikelen 2 en 2bis, 5° bedoelde ondernemingen en personen ».2° dezelfde paragraaf wordt aangevuld als volgt : « In deze gevallen mag zij eveneens alle nuttige inlichtingen opvragen bij de personen bedoeld in artikel 2bis, 1° tot 4°.In afwijking van artikel 458 van het Strafwetboek hebben deze personen het recht deze inlichtingen aan de Cel te verstrekken ». 3° in § 2 worden de woorden « de in artikel 2 beoogde ondernemingen en personen » vervangen door de woorden « de in de artikelen 2 en 2bis, 5°, bedoelde ondernemingen en personen », en worden de woorden « de artikelen 4 tot 10 » vervangen door de woorden « de artikelen 4 tot 10, 12 tot 14bis en § 1 ».

Art. 19.In artikel 17, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 7 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° een lid wordt tussen het eerste en tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : « Paragraaf 1 is evenmin van toepassing op de verzoeken om inlichtingen die de cel richt aan de eenheid voor de coördinatie van de fraudebestrijding van de Europese Commissie in het kader van de toepassing van de artikelen 209A van het Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Gemeenschap en 183A van het Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor atoomenergie, gewijzigd door het Verdrag van 7 februari 1992.» 2° het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Voor de toepassing van artikel 22 mag de cel niettemin aan de door dit artikel bedoelde overheden de nodige informaties meedelen.» 3° het artikel wordt aangevuld als volgt : « Wanneer deze mededeling aan de procureur des Konings inlichtingen bevat betreffende het witwassen van geld dat afkomstig is van een strafbaar feit dat verband houdt met fraude ten nadele van de financiële belangen van de Europese Unie, mag de cel de eenheid voor de coördinatie van de fraudebestrijding van de Europese Commissie daarvan op de hoogte brengen.»

Art. 20.In artikel 18 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « de in de artikelen 12 tot 14 beoogde informatie » vervangen door de woorden « de in de artikelen 12 tot 14bis bedoelde informatie » en worden de woorden « in de schoot van de in artikel 2 beoogde ondernemingen of personen » vervangen door de woorden « in de in de artikelen 2 en 2bis, 5° bedoelde ondernemingen of personen »;2° in het tweede lid worden de woorden « van de in artikel 2 beoogde ondernemingen of personen » vervangen door de woorden « van de in de artikelen 2 en 2bis, 5° bedoelde ondernemingen of personen ».

Art. 21.In artikel 19 van dezelfde wet worden de woorden « van de door artikel 2 beoogde ondernemingen of personen » vervangen door de woorden « de in de artikelen 2 en 2bis bedoelde ondernemingen of personen » en worden de woorden « met toepassing van de artikelen 12 tot 14 » vervangen door de woorden « met toepassing van de artikelen 12 tot 15 ».

Art. 22.In artikel 20 van dezelfde wet worden de woorden « de door artikel 2 beoogde ondernemingen of personen » vervangen door de woorden « de in de artikelen 2 en 2bis bedoelde ondernemingen of personen ».

Art. 23.In artikel 21 van dezelfde wet worden de woorden « De controle- of toezichthoudende overheden van de in artikel 2 beoogde ondernemingen en personen » vervangen door de woorden « De controle- of toezichthoudende overheden, of de tuchtoverheden van de in de artikelen 2 en 2bis bedoelde ondernemingen en personen ».

Art. 24.In artikel 22 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de eerste zin van het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Onverminderd de bij andere wetten of reglementen bepaalde maatregelen, kan de bevoegde controle- of toezichthoudende overheid, of de bevoegde tuchtoverheid bij niet-naleving van de bepalingen van de artikelen 4 tot 19 of de ter uitvoering ervan genomen besluiten door een in de artikelen 2 en 2bis bedoelde onderneming of persoon die onder haar ressorteert : » 2° het artikel wordt aangevuld met volgend lid : « Deze sancties kunnen door de Minister van Financiën worden uitgesproken ten opzichte van de in de artikelen 2 en 2bis bedoelde ondernemingen of personen die onder geen enkele controle- of toezichthoudende overheid, noch onder een tuchtoverheid ressorteren.»

Art. 25.Artikel 24 van dezelfde wet wordt door de volgende bepaling vervangen : De identificatie van de personen die op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet gewone cliënt zijn bij een in de artikelen 2, 15° tot 18°, en 2bis, 3° tot 4°, bedoelde onderneming of persoon overeenkomstig het eerste lid van artikel 4, zal binnen het jaar na de inwerkingtreding van deze wet moeten gebeuren.

Art. 26.In artikel 139, eerste lid, en tweede lid, van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseur, worden de woorden « artikel 137, tweede lid, » vervangen door de woorden « de artikelen 137, tweede lid en 139bis, tweede lid ».

Art. 27.Een artikel 139bis wordt in dezelfde wet ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 139bis.Onverminderd artikel 4 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, zijn enkel de volgende personen en instellingen gerechtigd om in België beroepshalve tegen vergoeding aan het publiek diensten inzake geldoverdraachten te verlenen of aan te bieden : 1° de Natioanle Bank van België, het Herdiscontering -en Waarborginstituut en de Post;2° de in België krachtens de wet van 22 maart 1998 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen werkzame kredietinstellingen;3° de Belgische beleggingsondernemingen;4° de in België krachtens boek II, titels III en IV, werkzame buitenlandse beleggingsondernemingen;5° de personen geregistreerd krachtens artikel 139. Voor de toepassing van deze bepaling wordt verstaan onder diensten van geldoverdrachten de dienstverlening waarbij een bemiddelaar op instructie van zijn cliënt een geldsom overmaakt aan een door deze cliënt aangewezen begunstigde, met uitsluiting van de diensten van uitgifte, beheer of verdeling van als betaalinstrumenten gebruikte kaarten, ongeacht hun vorm.

Deze bepaling is niet van toepassing op instellingen belast met de verrekening of de vereffening van betalingen of van financiële transacties, waarvan kredietinstellingen lid zijn of waartoe zij rechtstreeks of onrechtstreeks toegang hebben. Deze bepaling is evenmin van toepassing op de bewakingsondernemingen die diensten van toezicht op en bescherming bij vervoer goederen leveren. ».

Art. 28.Artikel 148, § 4 van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt : « 13° wie zich niet conformeert aan artikel 139bis. ».

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie, E. DI RUPO De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, L. TOBBACK De Minister van Justitie, T. VAN PARIJS De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, J.J. VISEUR Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers 1335/1 : Wetsontwerp.- 1335/2 en 3 : Amendementen. - 1335/4 : Verslag. - 1335/5 : Tekst aangenomen door de commissie. - 1335/6 : Amendement. - 1335/7 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Handelingen : 18 en 19 februari 1998.

Senaat : 1-895/1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers. - 1-895/2 en 3 : Amendementen. - 1-895/4 : Verslag. - 1-895/5 : Tekst aangenomen door de Commissie voor de financiën en de economische aangelegenheden. - 1-895/6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

^