Etaamb.openjustice.be
Wet van 10 februari 1999
gepubliceerd op 23 maart 1999

Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht

bron
ministerie van justitie
numac
1999009267
pub.
23/03/1999
prom.
10/02/1999
ELI
eli/wet/1999/02/10/1999009267/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 FEBRUARI 1999. - Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Het opschrift van de wet van 16 juni 1993 betreffende de bestraffing van de ernstige inbreuken op de Internationale Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 en op de Aanvullende Protocollen I en II bij die Verdragen, van 8 juni 1977, wordt vervangen door het volgende opschrift : « Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht ».

Art. 3.In artikel 1 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : A. Een paragraaf 1 wordt ingevoegd, luidend als volgt : « § 1. De misdaad van genocide, zoals hierna omschreven, gepleegd zowel in vredes- als in oorlogstijd, is een internationaalrechtelijke misdaad en wordt gestraft volgens de bepalingen van deze wet. In overeenstemming met het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide van 9 december 1948, en onverminderd de strafrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn op misdrijven door nalatigheid, wordt onder genocide verstaan een van de volgende handelingen, gepleegd met de bedoeling om, geheel of gedeeltelijk, een nationale, etnische of godsdienstige groep of rassengroep uit te roeien, en wel : 1° het doden van leden van de groep;2° het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep;3° het opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden bedoeld om de lichamelijke vernietiging van de gehele groep of van een gedeelte ervan te veroorzaken;4° het opleggen van maatregelen bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen;5° het gewelddadig overbrengen van kinderen van een groep naar een andere groep.» B. Een paragraaf 2 wordt ingevoegd, luidend als volgt : « § 2. De misdaad tegen de mensheid, zoals hierna omschreven, gepleegd zowel in vredes- als in oorlogstijd, is een internationaalrechtelijke misdaad en wordt gestraft volgens de bepalingen van deze wet. In overeenstemming met het Statuut van het Internationaal Strafgerechtshof wordt onder misdaad tegen de mensheid verstaan een van de volgende handelingen gepleegd in het kader van een veralgemeende of stelselmatige aanval op burgerbevolking en met kennis van bedoelde aanval : 1° moord;2° uitroeiing;3° verlaging tot slavernij;4° gedwongen deportatie of overbrenging van bevolking;5° gevangenneming of elke andere vorm van ernstige beroving van de lichamelijke vrijheid met schending van de fundamentele bepalingen van het internationaal recht;6° martelen;7° verkrachting, seksuele slavernij, gedwongen prostitutie, gedwongen zwangerschap, gedwongen sterilisatie en elke andere vorm van seksueel geweld met een vergelijkbare ernst;8° vervolging van enige groep of van enige identificeerbare collectiviteit wegens politieke, raciale, nationale, etnische, godsdienstige of seksistische redenen of wegens andere in het internationaal recht als universeel onaanvaardbaar erkende criteria, in samenhang met iedere handeling bedoeld in dit artikel.» C. De huidige tekst van het artikel wordt paragraaf 3.

Art. 4.Artikel 2 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 2.De misdrijven bedoeld in artikel 1, eerste en tweede paragraaf, en in artikel 1, derde paragraaf, 1°, 2° en 11° tot 15°, worden gestraft met levenslange opsluiting.

De misdrijven bedoeld in artikel 1, derde paragraaf, 3° en 10°, worden gestraft met opsluiting van twintig tot dertig jaar. Zij worden gestraft met levenslange opsluiting als zij de dood van een of meer personen ten gevolge hebben gehad.

Het misdrijf bedoeld in artikel 1, derde paragraaf, 8°, wordt gestraft met opsluiting van vijftien tot twintig jaar. Hetzelfde misdrijf, alsmede het misdrijf bedoeld in artikel 1, derde paragraaf, 16°, worden gestraft met opsluiting van twintig tot dertig jaar als zij hetzij een ongeneeslijk lijkende ziekte, hetzij een blijvende ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijk werk, hetzij het volledige verlies van het gebruik van een orgaan, hetzij een zware verminking ten gevolge hebben gehad. Zij worden gestraft met levenslange opsluiting indien zij de dood van een of meer personen ten gevolge hebben gehad.

De misdrijven bedoeld in artikel 1, derde paragraaf, 4° tot 7° en 17°, worden gestraft met opsluiting van tien tot vijftien jaar. Wanneer de in het voorgaande lid bedoelde verzwarende omstandigheden aanwezig zijn, worden zij, naar gelang van het geval, gestraft met de daarin vastgestelde straffen.

De misdrijven bedoeld in artikel 1, derde paragraaf, 18° tot 20°, worden gestraft met opsluiting van tien tot vijftien jaar, onder voorbehoud van de toepassing van strengere strafbepalingen houdende bestraffing van ernstige aanslagen op de menselijke waardigheid.

Het misdrijf bedoeld in artikel 1, derde paragraaf, 9°, wordt gestraft met opsluiting van tien tot vijftien jaar. Het wordt gestraft met opsluiting van vijftien tot twintig jaar indien het ernstige gevolgen voor de volksgezondheid ten gevolge heeft gehad. »

Art. 5.In artikel 5 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : A. In de eerste paragraaf worden de woorden « van paragraaf 3 » ingevoegd na de woorden « 9°, 12° en 13° »;

B. In de tweede paragraaf worden de woorden « van een misdaad van genocide of van een misdaad tegen de mensheid, zoals omschreven in deze wet, of » ingevoegd na de woorden « het plegen van »;

C. Het artikel wordt aangevuld met een derde paragraaf, luidend als volgt : « § 3. De immuniteit welke verbonden is aan een officiële hoedanigheid staat de toepassing van deze wet niet in de weg. » Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 10 februari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Zitting 1997-1998. Senaat.

Parlementaire bescheiden. 1-749-97/98 : Nr. 1 : Wetsvoorstel van de heer Foret c.s. 1-749-98/99 : Nr. 2 : Amendementen.

Nr. 3 : Verslag.

Nr. 4 : Tekst aangenomen door de commissie.

Nr. 5 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 3 december 1998.

Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire bescheiden. 1863-98/99 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Senaat.

Nr. 2 : Verslag.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 3 en 4 februari 1999.

^