Etaamb.openjustice.be
Wet van 10 februari 1999
gepubliceerd op 23 maart 1999

Wet betreffende de bestraffing van corruptie

bron
ministerie van justitie
numac
1999009268
pub.
23/03/1999
prom.
10/02/1999
ELI
eli/wet/1999/02/10/1999009268/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 FEBRUARI 1999. - Wet betreffende de bestraffing van corruptie


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Het opschrift van boek II, titel IV, van het Strafwetboek wordt vervangen als volgt : « Misdaden en wanbedrijven tegen de openbare orde, gepleegd door personen die een openbaar ambt uitoefenen of door bedienaren der erediensten in de uitoefening van hun bediening. »

Art. 3.§ 1. Het opschrift van hoofdstuk III van boek II, titel IV, van hetzelfde Wetboek, wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk III. Verduistering, knevelarij en belangenneming gepleegd door personen die een openbaar ambt uitoefenen. » § 2. De artikelen 240 tot 243 van hetzelfde Wetboek worden vervangen als volgt : «

Art. 240.Met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van 500 frank tot 100 000 frank wordt gestraft iedere persoon die een openbaar ambt uitoefent, die openbare of private gelden, geldswaardige papieren, stukken, effecten, akten, roerende zaken verduistert, welke hij uit kracht of uit hoofde van zijn ambt onder zich heeft.

Art. 241.Met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van 500 frank tot 100 000 frank wordt gestraft iedere persoon die een openbaar ambt uitoefent, die akten of titels waarvan hij in die hoedanigheid de bewaarder is, die hem zijn bezorgd of waartoe hij uit hoofde van zijn ambt toegang heeft gehad, kwaadwillig of bedrieglijk vernietigt of wegmaakt.

Art. 242.Wanneer stukken of gerechtelijke procesakten, ofwel andere papieren, registers, geïnformatiseerde of magnetische dragers, akten of voorwerpen die in archieven, griffies of openbare bewaarplaatsen berusten, of die aan een openbaar bewaarder in die hoedanigheid zijn toevertrouwd, worden ontvreemd of vernietigd, wordt de nalatige bewaarder gestraft met gevangenisstraf van een maand tot zes maanden en met geldboete van 100 frank tot 10 000 frank of met één van die straffen.

Art. 243.Iedere persoon die een openbaar ambt uitoefent, die zich schuldig maakt aan knevelarij, door bevel te geven om rechten, taksen, belastingen, gelden, inkomsten of interesten, lonen of wedden te innen, of door die te vorderen of te ontvangen, wetende dat zij niet verschuldigd zijn of het verschuldigde te boven gaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met geldboete van 100 frank tot 50 000 frank of met één van die straffen, en hij kan bovendien, overeenkomstig artikel 33, worden veroordeeld tot ontzetting van het recht om openbare ambten, bedieningen of betrekkingen te vervullen.

De straf is opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en een geldboete van 500 frank tot 100 000 frank, indien de knevelarij met behulp van geweld of van bedreiging is gepleegd. » § 3. Artikel 244 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven. § 4. Het opschrift « Bijzondere bepaling » van artikel 245 van hetzelfde Wetboek wordt geschrapt. § 5. Artikel 245 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 245.Iedere persoon die een openbaar ambt uitoefent, die, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenpersonen of door schijnhandelingen, enig belang, welk het ook zij, neemt of aanvaardt in de verrichtingen, aanbestedingen, aannemingen of werken in regie waarover hij ten tijde van de handeling geheel of ten dele het beheer of het toezicht had, of die, belast met de ordonnancering van de betaling of de vereffening van een zaak, daarin enig belang neemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar, en met geldboete van 100 frank tot 50 000 frank of met één van die straffen en hij kan bovendien, overeenkomstig artikel 33, worden veroordeeld tot ontzetting van het recht om openbare ambten, bedieningen of betrekkingen te vervullen.

De voorafgaande bepaling is niet toepasselijk op hem die in de gegeven omstandigheden zijn private belangen door zijn betrekking niet kon bevorderen en openlijk heeft gehandeld. »

Art. 4.§ 1. Het opschrift van hoofdstuk IV van boek II, titel IV, van hetzelfde Wetboek, wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk IV. Omkoping van personen die een openbaar ambt uitoefenen. » § 2. De artikelen 246 tot 252 van hetzelfde Wetboek worden vervangen als volgt : «

Art. 246.§ 1. Passieve omkoping bestaat in het feit dat een persoon die een openbaar ambt uitoefent, rechtstreeks of door tussenpersonen, voor zichzelf of voor een derde, een aanbod, een belofte of een voordeel van welke aard dan ook vraagt of aanneemt om een van de in artikel 247 bedoelde gedragingen aan te nemen. § 2. Actieve omkoping bestaat in het rechtstreeks of door tussenpersonen voorstellen aan een persoon die een openbaar ambt uitoefent, van een aanbod, een belofte of een voordeel van welke aard dan ook voor zichzelf of voor een derde om een van de in artikel 247 bedoelde gedragingen aan te nemen. § 3. Met een persoon die een openbaar ambt uitoefent in de zin van dit artikel wordt gelijkgesteld elke persoon die zich kandidaat heeft gesteld voor een dergelijk ambt, die doet geloven een dergelijk ambt te zullen uitoefenen of die, door gebruik te maken van valse hoedanigheden, doet geloven een dergelijk ambt uit te oefenen.

Art. 247.§ 1. Indien de omkoping het verrichten door de persoon die een openbaar ambt uitoefent, van een rechtmatige maar niet aan betaling onderworpen handeling van zijn ambt tot doel heeft, is de straf een gevangenisstraf van zes maanden tot een jaar en een geldboete van 100 frank tot 10 000 frank of één van die straffen.

Indien, in het geval bepaald in het vorige lid, de vraag bedoeld in artikel 246, § 1, gevolgd wordt door een voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, evenals ingeval het voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, aangenomen wordt, is de straf een gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar en een geldboete van 100 frank tot 25 000 frank of één van die straffen. § 2. Indien de omkoping het verrichten door de persoon die een openbaar ambt uitoefent, van een onrechtmatige handeling naar aanleiding van de uitoefening van zijn ambt of het nalaten van een handeling die tot zijn ambtsplichten behoort tot doel heeft, is de straf een gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar en een geldboete van 100 frank tot 25 000 frank.

Indien, in het geval bepaald in het vorige lid, de vraag bedoeld in artikel 246, § 1, gevolgd wordt door een voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, evenals ingeval dat voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, aangenomen wordt, is de straf een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een geldboete van 100 frank tot 50 000 frank.

Ingeval de omgekochte persoon de onrechtmatige handeling heeft verricht of nagelaten heeft een handeling te verrichten die tot zijn ambtsplichten behoort, wordt deze gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met geldboete van 100 frank tot 75 000 frank. § 3. Indien de omkoping het plegen door de persoon die een openbaar ambt uitoefent, van een misdaad of een wanbedrijf naar aanleiding van de uitoefening van zijn ambt tot doel heeft, is de straf een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een geldboete van 100 frank tot 50 000 frank.

Indien, in het geval bepaald in het vorige lid, de vraag bedoeld in artikel 246, § 1, gevolgd wordt door een voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, evenals ingeval het voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, aangenomen wordt, is de straf een gevangenisstraf van twee jaar tot vijf jaar en een geldboete van 500 frank tot 100 000 frank. § 4. Indien de omkoping het gebruik tot doel heeft door de persoon die een openbaar ambt uitoefent, van de echte of vermeende invloed waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt om een handeling van een openbare overheid of een openbaar bestuur of het nalaten van die handeling te verkrijgen, is de straf een gevangenisstraf van zes maanden tot een jaar en een geldboete van 100 frank tot 10 000 frank.

Indien, in het geval bepaald in het vorige lid, de vraag bedoeld in artikel 246, § 1, gevolgd wordt door een voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, evenals ingeval het voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, aangenomen wordt, is de straf een gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar en een geldboete van 100 frank tot 25 000 frank.

Indien de omgekochte persoon de invloed waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikte, effectief heeft aangewend, wordt deze gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met geldboete van 100 frank tot 50 000 frank.

Art. 248.Wanneer de feiten bedoeld in de artikelen 246 en 247, §§ 1 tot 3, een politieambtenaar, een persoon met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie of een lid van het openbaar ministerie betreffen, worden de omkoper en de omgekochte gestraft met een straf waarvan het maximum wordt gebracht op het dubbele van de straf die in artikel 247 voor de feiten is bepaald.

Art. 249.§ 1. Indien de in artikel 246 bepaalde omkoping een arbiter betreft en betrekking heeft op een handeling die behoort tot zijn rechtsprekend ambt, is de straf een gevangenisstraf van één jaar tot drie jaar en een geldboete van 100 frank tot 50 000 frank.

Indien, in het geval bepaald in het vorige lid, de vraag bedoeld in artikel 246, § 1, gevolgd wordt door een voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, evenals ingeval het voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, aangenomen wordt, is de straf een gevangenisstraf van twee jaar tot vijf jaar en een geldboete van 500 frank tot 100 000 frank. § 2. Indien de in artikel 246 bepaalde omkoping een rechter-assessor of een gezworene betreft en betrekking heeft op een handeling die behoort tot zijn rechtsprekend ambt, is de straf een gevangenisstraf van twee jaar tot vijf jaar en een geldboete van 500 frank tot 100 000 frank.

Indien, in het geval bepaald in het vorige lid, de vraag bedoeld in artikel 246, § 1, gevolgd wordt door een voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, evenals ingeval het voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, aangenomen wordt, is de straf opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en een geldboete van 500 frank tot 100 000 frank. § 3. Indien de in artikel 246 bepaalde omkoping een rechter betreft en betrekking heeft op een handeling die behoort tot zijn rechtsprekend ambt, is de straf opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en een geldboete van 500 frank tot 100 000 frank.

Indien, in het geval bepaald in het vorige lid, de vraag bedoeld in artikel 246, § 1, gevolgd wordt door een voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, evenals ingeval het voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, aangenomen wordt, is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar en een geldboete van 500 frank tot 100 000 frank.

Art. 250.§ 1. Indien de in de artikelen 246 tot 249 bepaalde omkoping een persoon betreft die in een vreemde Staat een openbaar ambt uitoefent, zijn de straffen die welke in die bepalingen gesteld zijn. § 2. De hoedanigheid van persoon die in een andere Staat een openbaar ambt uitoefent, wordt beoordeeld overeenkomstig het recht van de Staat waar die persoon dat ambt uitoefent. Indien het een Staat betreft die geen lid is van de Europese Unie, wordt deze hoedanigheid voor de toepassing van § 1 enkel erkend, als het betreffende ambt ook beschouwd wordt als een openbaar ambt naar Belgisch recht.

Art. 251.§ 1. Indien de in de artikelen 246 tot 249 bepaalde omkoping een persoon betreft die een openbaar ambt uitoefent in een internationaal publiekrechtelijke organisatie, zijn de straffen die welke in die bepalingen gesteld zijn. § 2. De hoedanigheid van deze persoon wordt beoordeeld overeenkomstig de statuten van de internationaal publiekrechtelijke organisatie waaronder hij ressorteert.

Art. 252.Zij die op grond van de bepalingen van dit hoofdstuk worden gestraft, kunnen ook worden veroordeeld tot ontzetting van rechten, overeenkomstig artikel 33 en onverminderd de artikelen 31 en 32. » § 3. Artikel 253 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 5.In hetzelfde Wetboek wordt in boek II, titel IX, hoofdstuk II, een afdeling 3bis ingevoegd, houdende de artikelen 504bis en 504ter, luidend als volgt : « Afdeling 3bis : Private omkoping «

Art. 504bis.§ 1. Passieve private omkoping bestaat in het feit dat een persoon die bestuurder of zaakvoerder van een rechtspersoon, lasthebber of aangestelde van een rechtspersoon of van een natuurlijke persoon is, rechtstreeks of door tussenpersonen, voor zichzelf of voor een derde, een aanbod, een belofte of een voordeel van welke aard dan ook vraagt of aanneemt, om zonder medeweten en zonder machtiging van, naar gelang van het geval, de raad van bestuur of de algemene vergadering, de lastgever of de werkgever, een handeling van zijn functie of een door zijn functie vergemakkelijkte handeling te verrichten of na te laten. § 2. Actieve private omkoping bestaat in het rechtstreeks of door tussenpersonen voorstellen aan een persoon die bestuurder of zaakvoerder van een rechtspersoon, lasthebber of aangestelde van een rechtspersoon of van een natuurlijke persoon is, van een aanbod, een belofte of een voordeel van welke aard dan ook voor zichzelf of voor een derde om zonder medeweten en zonder machtiging van, naar gelang van het geval, de raad van bestuur of de algemene vergadering, de lastgever of de werkgever, een handeling van zijn functie of een door zijn functie vergemakkelijkte handeling te verrichten of na te laten.

Art. 504ter.§ 1. In geval van private omkoping is de straf een gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar en een geldboete van 100 frank tot 100 000 frank of één van die straffen. § 2. Indien de vraag bedoeld in artikel 504bis, § 1, gevolgd wordt door een voorstel bedoeld in artikel 504bis, § 2, evenals ingeval het voorstel bedoeld in artikel 504bis, § 2, aangenomen wordt, is de straf een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een geldboete van 100 frank tot 50 000 frank of één van die straffen. »

Art. 6.In de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering wordt een artikel 10quater ingevoegd, luidende : «

Artikel 10quater.Een persoon kan in België vervolgd worden wanneer hij zich buiten het grondgebied van het Rijk schuldig maakt : 1° aan een misdrijf bepaald in de artikelen 246 tot 249 van het Strafwetboek;2° aan een misdrijf bepaald in artikel 250 van het Strafwetboek, als het misdrijf een persoon betreft die een openbaar ambt uitoefent in een Lid-Staat van de Europese Unie. In dit laatste geval kan de vervolging niet plaatshebben dan op een officieel bericht, door de overheid van deze Staat aan de Belgische overheid gegeven; 3° aan een misdrijf bepaald in artikel 250 van het Strafwetboek, als het misdrijf een persoon betreft die een openbaar ambt uitoefent in een andere Staat dan die bedoeld in het 2°. In dit laatste geval is de vervolging onderworpen aan de voorwaarde dat het feit bestraft wordt door de wetgeving van het land waar het is gepleegd, en voor zover de wetgeving van deze Staat de omkoping die een persoon betreft die een openbaar ambt in België uitoefent, eveneens strafbaar stelt. Ze kan bovendien niet plaatshebben dan op een officieel bericht, door de overheid van deze Staat aan de Belgische overheid gegeven; 4° aan een misdrijf bepaald in artikel 251 van het Strafwetboek, als het misdrijf een persoon betreft die een openbaar ambt uitoefent bij een van de instellingen van de Europese Unie;5° aan een misdrijf bepaald in artikel 251 van het Strafwetboek, als het misdrijf een persoon betreft die een openbaar ambt uitoefent in een internationale publiekrechtelijke organisatie. In dit laatste geval kan de vervolging niet plaatshebben dan op een officieel bericht, door de bevoegde overheid van deze organisatie aan de Belgische overheid gegeven. »

Art. 7.Artikel 58 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « Deze toestemming mag niet worden verleend voor het verwerven of behouden van overheidsopdrachten of van administratieve vergunningen. »

Art. 8.Artikel 19, § 1, 1°, d), van de wet van 20 maart 1991 houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken wordt vervangen als volgt : « d) Niet-naleving van het verbod op handelingen, overeenkomsten of afspraken die de normale mededingingsvoorwaarden kunnen vertekenen, zoals bepaald in artikel 11 van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, met inbegrip van de daden van omkoping die strafbaar worden gesteld door de artikelen 246, 247, 250 en 251 van het Strafwetboek. »

Art. 9.Artikel 1, f), van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, vervangen door de wet van 4 augustus 1978 en gewijzigd door de wet van 6 april 1995, wordt aangevuld met de woorden « private omkoping ».

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 10 februari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Zitting 1995. Senaat.

Parlementaire bescheiden : 1-107-S.E.1995 : Nr. 1 : Wetsvoorstel van de heer Lallemand cs. 1-107-95/96 : Nr. 2 : Addendum. 1-107-96/97 : Nr. 3 : Amendementen. 1-107-97/98 : Nr. 4 : Amendementen.

Nr. 5 : Verslag.

Nr. 6 : Tekst aangenomen door de commissie.

Nrs. 7 en 8 : Amendementen.

Nr. 9 : Aanvullend verslag.

Nr. 10 : Tekst verbeterd door de commissie na terugzending door de plenaire vergadering.

Nr. 11 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 9 juli 1998.

Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire bescheiden. 1664-97/98 : Nr. 1. : Ontwerp overgezonden door de Senaat.

Nr. 2 : Amendementen.

Nr. 3 : Verslag. 82-1995 (B.Z) Nr. 40 : Beslissing van de parlementaire overlegcommissie.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 3 en 4 februari 1999.

^