Etaamb.openjustice.be
Wet van 10 juli 2008
gepubliceerd op 21 augustus 2009

Wet houdende instemming met het Verdrag inzake de erkenning van diploma's betreffende het hoger onderwijs in de Europese Regio, gedaan te Lissabon op 11 april 1997 (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2008015123
pub.
21/08/2009
prom.
10/07/2008
ELI
eli/wet/2008/07/10/2008015123/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

10 JULI 2008. - Wet houdende instemming met het Verdrag inzake de erkenning van diploma's betreffende het hoger onderwijs in de Europese Regio, gedaan te Lissabon op 11 april 1997 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Verdrag inzake de erkenning van diploma's betreffende het hoger onderwijs in de Europese Regio, gedaan te Lissabon op 11 april 1997, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen, dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt Gegeven te Brussel, 10 juli 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Economie, Zelfstandigen en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE. Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, J. VANDEURZEN _______ Nota's (1) Zitting 2007-2008. Senaat.

Documenten Ontwerp van wet ingediend op 13 februari 2008, nr. 4-563/1.

Verslag nr.4-563/2 Parlementaire handelingen Bespreking, vergadering van 10 april 2008.

Stemming, vergadering van 10 april 2008.

Kamer van volksvertegenwoordigers.

Documenten Ontwerp overgezonden door de Senaat nr. 52-1057/1.

Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd nr. 52-1057/2.

Parlementaire handelingen Bespreking, vergadering van 15 mei 2008.

Stemming, vergadering van 15 mei 2008. (2) Zie decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 15 december 2006 (Belgisch Staatsblad van 18 januari 2007), decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juli 2007 (Belgisch Staatsblad van 16 augustus 2007), decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 25 mei 2009 (Belgisch Staatsblad van 24 juli 2009). Verdrag inzake de erkenning van diploma's betreffende het hoger onderwijs in de Europese regio De Partijen van dit Verdrag, Bewust van het feit dat het recht op onderwijs één van de rechten van de mens is en dat hoger onderwijs, als hulpmiddel bij het streven naar en de bevordering van kennis, een goed van uitzonderlijk rijk cultureel en wetenschappelijk belang is voor zowel individuele personen als voor de samenleving;

Overwegende dat hoger onderwijs een essentiële rol dient te spelen bij het bevorderen van vrede, wederzijds begrip en tolerantie, en in het scheppen van wederzijds vertrouwen tussen volken en landen;

Overwegende dat de grote verscheidenheid aan onderwijssystemen in de Europese regio een afspiegeling vormt van haar culturele, sociale, politieke, levensbeschouwelijke, religieuze en economische verscheidenheid, een goed van buitengewone waarde dat volledig dient te worden gerespecteerd;

Geleid door de wens alle mensen van de Europese regio in staat te stellen volledig te laten genieten van deze waardevolle verscheidenheid door voor de inwoners van iedere Staat en voor de studenten van de onderwijsinstellingen van iedere Partij de toegang tot het onderwijs van de andere Partijen te versoepelen, in het bijzonder door het vergemakkelijken van verder te studeren of een studieperiode te voltooien aan instellingen voor hoger onderwijs van die andere Partijen;

Overwegende dat de erkenning van studies, certificaten, getuigschriften en diploma's behaald in een ander land van de Europese Regio, een belangrijke maatregel is ter bevordering van de academische mobiliteit tussen de Partijen;

Veel belang hechtende aan het beginsel van de autonomie van de instellingen, en bewust van de noodzaak dit beginsel te handhaven en te beschermen;

Ervan overtuigd dat een billijke erkenning van diploma's een wezenlijk onderdeel vormt van het recht op onderwijs en behoort tot de verantwoordelijkheid van de samenleving;

Gelet op de verdragen van de Raad van Europa en UNESCO over de academische erkenning in Europa : -Europees Verdrag betreffende de gelijkwaardigheidverklaring van diploma's die toegang geven tot de universiteiten (1953, ETS nr. 15), en het bijbehorende Protocol (1964, ETS nr. 49); - Europees Verdrag betreffende de gelijkwaardigheidverklaring van universitaire studieperioden (1956, ETS nr. 21); - Europees Verdrag betreffende de academische erkenning van universitaire diploma's (1959, ETS nr. 32); - Verdrag betreffende de erkenning van studies, getuigschriften en diploma's van instellingen van hoger onderwijs in de Staten behorende tot de Europese Regio (1979); - Europees Verdrag betreffende de algemene gelijkwaardigheidverklaring van universitaire studieperioden (1990, ETS nr. 138);

Tevens gelet op het Internationale Verdrag betreffende de erkenning van studies, getuigschriften en diploma's van hoger onderwijs in de Arabische en Europese Staten die grenzen aan de Middellandse Zee (1976), goedgekeurd onder de auspiciën van UNESCO en gedeeltelijk de academische erkenning in Europa bestrijkt;

Indachtig het feit dat dit Verdrag dient samen gelezen te worden met de verdragen van UNESCO en de Internationale Aanbeveling die andere regio's van de wereld bestrijkt, en de noodzaak tot een verbeterde uitwisseling van informatie tussen deze regio's;

Bewust van de omvangrijke veranderingen in het hoger onderwijs in de Europese Regio sinds de goedkeuring van deze verdragen, die hebben geleid tot een aanzienlijk toegenomen diversificatie binnen en tussen nationale systemen van hoger onderwijs, en van de noodzaak de juridische instrumenten en de juridische praktijk aan te passen aan deze ontwikkelingen;

Bewust van de noodzaak gezamenlijke oplossingen te vinden voor praktische problemen betreffende de erkenning in de Europese Regio;

Bewust van de noodzaak de huidige erkenningpraktijk te verbeteren en deze transparanter te maken en beter af te stemmen op de huidige situatie van het hoger onderwijs in de Europese Regio;

Overtuigd van de positieve betekenis van een Verdrag dat is opgesteld en goedgekeurd onder de gezamenlijke auspiciën van de Raad van Europa en UNESCO en dat een kader verschaft voor de verdere ontwikkeling van de erkenningpraktijken in de Europese Regio;

Bewust van het belang te zorgen voor permanente uitvoeringsmechanismen om de beginselen en bepalingen van dit Verdrag in praktijk te brengen, Zijn het volgende overeengekomen : Hoofdstuk I. - Definities Artikel I Voor de toepassing van dit Verdrag wordt onder de volgende begrippen het volgende verstaan : Toegang (tot hoger onderwijs) Het recht van gekwalificeerde kandidaten toelating tot het hoger onderwijs aan te vragen en hiervoor in aanmerking te komen.

Toelating (tot instellingen en opleidingen hoger onderwijs) De handeling die, of het systeem dat, het mogelijk maakt dat gekwalificeerde aanvragers een studie in het hoger onderwijs kunnen aanvatten in een bepaalde instelling en/of een bepaalde opleiding kunnen volgen.

Waardering (van instellingen of opleidingen) Het proces dat de kwaliteit van het onderwijs van een instelling of opleiding in het hoger onderwijs constateert.

Waardering (van individuele diploma's) De schriftelijke appreciatie of evaluatie door een bevoegde instantie van buitenlandse diploma's van een individu.

Bevoegde erkenningautoriteit Een instantie die officieel is belast met het nemen van bindende beslissingen betreffende de erkenning van buitenlandse diploma's.

Hoger onderwijs Elke onderwijsopleiding, geheel van opleidingsonderdelen, vorming of scholing tot wetenschappelijk onderzoek op het niveau postsecundair, die door de betrokken autoriteiten van een Partij zijn erkend als behorende tot haar hoger onderwijs.

Instelling voor hoger onderwijs Een instituut dat hoger onderwijs aanbiedt en door de bevoegde autoriteiten van een Partij is erkend als behorende tot haar hoger onderwijs.

Opleiding hoger onderwijs Een onderwijsopleiding dat door de bevoegde autoriteit van een Partij is erkend als behorende tot haar hoger onderwijs en waarvan de voltooiing de student een diploma hoger onderwijs verschaft.

Studieperiode Elk geheel van opleidingsonderdelen hoger onderwijs dat is geëvalueerd en gedocumenteerd en dat, ook al is het geen volledige onderwijsopleiding, een aanzienlijke verwerving van kennis of vaardigheden vertegenwoordigt.

Diploma A. Diploma hoger onderwijs Elk diploma, getuigschrift of attest, uitgereikt door een bevoegde autoriteit, waaruit de succesvolle voltooiing van een opleiding hoger onderwijs blijkt.

B. Diploma dat toegang verleent tot het hoger onderwijs Elk diploma, getuigschrift of attest, uitgereikt door een bevoegde autoriteit, waaruit de succesvolle voltooiing van een onderwijsopleiding blijkt en die de houder van het diploma het recht geeft in aanmerking te komen voor toelating tot hoger onderwijs (zie de definitie van toegang).

Erkenning Een formele bevestiging door een bevoegde autoriteit van de waarde van een buitenlands diploma met het oog op toegang tot onderwijs- en/of beroepsactiviteiten.

Voorwaarden A. Algemene voorwaarden Eisen waaraan in alle gevallen dient te worden voldaan om in aanmerking te komen voor toegang tot hoger onderwijs, of tot een bepaald niveau daarvan, of voor het verkrijgen van een diploma hoger onderwijs op een bepaald niveau.

B. Specifieke voorwaarden Eisen waaraan dient te worden voldaan in aanvulling op de algemene voorwaarden om te worden toegelaten tot een bepaalde opleiding hoger onderwijs, of ter verkrijging van een specifiek diploma hoger onderwijs in een bepaalde studierichting.

Hoofdstuk II. - Bevoegdheden van de autoriteiten Artikel II.1 1. Wanneer de centrale autoriteiten van een Partij bevoegd zijn tot het nemen van erkenningbeslissingen, is deze Partij onmiddellijk gebonden door de bepalingen van dit Verdrag.Die Partij treft de nodige maatregelen om de uitvoering van die bepalingen op haar grondgebied te verzekeren.

Wanneer de bevoegdheid tot het nemen van erkenningbeslissingen ligt bij onderafdelingen van de Partij, zal de Partij aan één van de depositarissen haar grondwettelijke situatie of structuur kort verklaren op het moment van de ondertekening of bij de neerlegging van haar ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, of op enig tijdstip daarna. In dit geval treffen de bevoegde autoriteiten van de onderafdelingen van de betrokken Partijen de nodige maatregelen om te zorgen voor de uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag op hun grondgebied. 2. Wanneer de bevoegdheid tot het nemen van erkenningbeslissingen ligt bij individuele instellingen voor hoger onderwijs of andere entiteiten, geeft iedere Partij volgens haar grondwettelijke situatie of structuur de tekst van dit Verdrag door aan deze instellingen voor hoger onderwijs of entiteiten.Die Partij treft alle mogelijke maatregelen om deze instellingen voor hoger onderwijs of entiteiten te stimuleren de bepalingen van dit Verdrag welwillend in overweging te nemen en toe te passen. 3. De bepalingen van punt 1 en punt 2 van dit artikel zijn mutatis mutandis van toepassing op de verplichtingen van de Partijen voortvloeien de uit de hiernavolgende artikelen van dit Verdrag. Artikel II.2 Op het moment van de ondertekening of bij de neerlegging van de akte van ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, of op een tijdstip daarna, deelt iedere Staat, de Heilige Stoel of de Europese Gemeenschap aan één van de depositarissen van dit Verdrag mee welke autoriteiten bevoegd zijn tot het nemen van de verschillende categorieën van erkenningbeslissingen.

Artikel II.3 Niets in dit Verdrag kan afbreuk doen aan bepalingen van een meer gunstige erkenning van diploma's, uitgereikt door één van de Partijen, in of voortvloeiende uit een bestaand of toekomstig verdrag waarbij een Partij van dit Verdrag partij is of wordt.

Hoofdstuk III. - Grondbeginselen over de waardering van diploma's Artikel III.1 1. Houders van diploma's, uitgereikt door één van de Partijen, hebben - na een verzoek ingediend bij de juiste instantie - de geschikte gelegenheid tot een waardering van deze diploma's.2. Ten aanzien van de aanvrager mag geen enkel onderscheid worden gemaakt, op welke grond ook, zoals geslacht, ras, huidskleur, handicap, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale, etnische of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status, of op grond van enige andere toestand die geen betrekking heeft op de waarde van het diploma waarvoor erkenning wordt gevraagd.Om dit recht te waarborgen, verplicht iedere Partij zich ertoe, passende maatregelen te treffen dat een aanvraag voor de erkenning van diploma's uitsluitend wordt beoordeeld op grond van verworven kennis en vaardigheden.

Artikel III.2 Iedere Partij zorgt ervoor dat de procedures en criteria bij de waardering en erkenning van diploma's doorzichtig, samenhangend en betrouwbaar zijn.

Artikel III.3 1. Erkenningbeslissingen worden genomen op grond van geschikte informatie over de diploma's waarvoor erkenning wordt gevraagd.2. De verantwoordelijkheid voor het verstrekken van adequate informatie ligt in eerste instantie bij de aanvrager, die deze informatie te goeder trouw verstrekt.3. Niettegenstaande de verantwoordelijkheid van de aanvrager zijn de instellingen die de diploma's in kwestie hebben uitgereikt, verplicht om op verzoek van de aanvrager en binnen redelijke grenzen, relevante informatie te verstrekken aan de houder van het diploma, aan de instelling, of aan de bevoegde autoriteiten van het land waar erkenning wordt gevraagd.4. De Partijen geven instructies of stimuleren, indien van toepassing, alle onderwijsinstellingen die deel uitmaken van hun onderwijssysteem om aan elk redelijk verzoek om informatie te voldoen dat is bedoeld om diploma's te waarderen die aan de betrokken instellingen zijn behaald.5. De verantwoordelijkheid aan te tonen dat een aanvraag niet voldoet aan de relevante criteria ligt bij de waarderingsinstantie. Artikel III.4 Om de erkenning van diploma's te vergemakkelijken, zorgt iedere Partij ervoor dat adequate en duidelijke informatie wordt verstrekt over haar onderwijssysteem.

Artikel III.5 Erkenningbeslissingen dienen te worden genomen binnen een redelijke termijn welke vooraf door de bevoegde erkenningautoriteit is aangegeven en wordt berekend vanaf het tijdstip dat alle noodzakelijke informatie betreffende het verzoek is verstrekt. Wanneer geen erkenning wordt verleend, worden de redenen van de weigering van de erkenning aangegeven en wordt informatie verstrekt over mogelijke stappen die de aanvrager zou kunnen nemen om in een later stadium alsnog erkenning te verkrijgen. Wanneer geen erkenning wordt verleend of wanneer geen beslissing wordt genomen, heeft de aanvrager de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn beroep aan te tekenen.

Hoofdstuk IV. - Erkenning van diploma's die toegang geven tot hoger onderwijs Artikel IV.1 Iedere Partij erkent de diploma's, die uitgereikt zijn door andere Partijen en die voldoen aan de algemene voorwaarden tot toegang tot het hoger onderwijs van die andere Partijen, met het oog op de toegang tot opleidingen van haar hoger onderwijs, tenzij een substantieel verschil kan worden aangetoond tussen de algemene voorwaarden tot toegang tot het hoger onderwijs van de Partij waar het diploma werd behaald en die van de Partij waar erkenning van het diploma wordt gevraagd.

Artikel IV.2 In het alternatieve geval is het voldoende dat een Partij de houder van een diploma, uitgereikt door één van de andere Partijen, in staat stelt een waardering te verkrijgen van dat diploma op verzoek van de houder; de bepalingen van artikel IV.1 zijn in dit geval mutatis mutandis van toepassing.

Artikel IV.3 Wanneer een diploma slechts toegang geeft tot specifieke instellingen of opleidingen hoger onderwijs van de Partij waar het diploma werd behaald, verleent iedere andere Partij aan de houders van dergelijk diploma toegang tot vergelijkbare specifieke opleidingen aan instellingen behorende tot haar hoger onderwijs, tenzij een substantieel verschil kan worden aangetoond tussen de voorwaarden tot toegang tot hoger onderwijs van de Partij waar het diploma werd behaald en die van de Partij waar erkenning van het diploma wordt gevraagd.

Artikel IV.4 Wanneer de toelating tot welbepaalde opleidingen hoger onderwijs afhankelijk is van de vervulling van specifieke voorwaarden in aanvulling op de algemene toegangsvoorwaarden, kunnen de bevoegde autoriteiten van de betrokken Partij de aanvullende voorwaarden op gelijke wijze opleggen aan houders van diploma's behaald in de andere Partijen, of nagaan of de aanvragers met diploma's behaald in andere Partijen voldoen aan gelijkwaardige voorwaarden.

Artikel IV.5 Wanneer in de Partij waar de einddiploma's secundair onderwijs werden behaald, deze slechts in combinatie met aanvullende kwalificerende examens toegang geven tot hoger onderwijs, kunnen de andere Partijen de toegang afhankelijk maken van deze eisen of een alternatief aanbieden om binnen hun eigen onderwijssysteem te voldoen aan deze aanvullende eisen. Op het moment van de ondertekening of bij de neerlegging van de akte van ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, of op enig tijdstip daarna, kan iedere Staat, de Heilige Stoel of de Europese Gemeenschap één der depositarissen ervan in kennis stellen dat het gebruik maakt van de bepalingen van dit artikel, waarbij het aangeeft ten opzichte van welke Partijen het voornemens is dit artikel toe te passen evenals de redenen hiervoor.

Artikel IV.6 Onverminderd de artikelen IV.1, IV.2, IV.3, IV.4 en IV.5 kan de toelating tot een bepaalde instelling voor hoger onderwijs of tot een bepaalde opleiding van zo een instelling beperkt of selectief zijn. In de gevallen waarin toelating tot een instelling en/of opleiding hoger onderwijs selectiefis, dienen toelatingsprocedures te worden opgesteld die ervoor zorgen dat buitenlandse diploma's worden gewaardeerd volgens de beginselen van billijkheid en non-discriminatie, beschreven in hoofdstuk III. Artikel IV.7 Onverminderd de artikelen IV.1, IV.2, IV.3, IV.4 en IV.5 kan toelating tot een bepaalde instelling hoger onderwijs afhankelijk zijn van een door de aanvrager af te leggen proeve van voldoende kennis van de onderwijstaal of onderwijstalen aan de betrokken instelling of andere voorgeschreven talen.

Artikel IV.8 In de Partijen waar de toegang tot hoger onderwijs kan worden verkregen op grond van niet-traditionele diploma's, worden vergelijkbare diploma's die zijn behaald in andere Partijen op dezelfde wijze gewaardeerd als niet-traditionele diploma's die zijn behaald in die Partij waar erkenning wordt gevraagd.

Artikel IV.9 Met als doel de toelating tot opleidingen hoger onderwijs kan iedere Partij de erkenning van diploma's, uitgereikt door buitenlandse onderwijsinstellingen die op haar grondgebied actief zijn, afhankelijk maken van specifieke voorwaarden bepaald in nationale wetgeving of in specifieke overeenkomsten die zijn aangegaan met de Partij van herkomst van die instellingen.

Hoofdstuk V. - Erkenning van studieperioden Artikel V.1 Iedere Partij erkent de studieperioden die zijn voltooid in het kader van een opleiding hoger onderwijs van een andere Partij. Deze erkenning slaat op studieperioden die gericht zijn op de voltooiing van een opleiding hoger onderwijs van de Partij waar erkenning wordt gevraagd, tenzij een substantieel verschil kan worden aangetoond tussen de studieperioden voltooid in de andere Partij en het onderdeel van de opleiding hoger onderwijs dat door deze studieperioden vervangen zou worden in de Partij waar erkenning wordt gevraagd.

Artikel V.2 In het alternatieve geval is het voldoende dat een Partij een persoon die in het kader van een opleiding hoger onderwijs een studieperiode in een andere Partij heeft voltooid, in staat stelt op verzoek van betrokkene een waardering te verkrijgen van die studieperiode; de bepalingen van artikel V.1 zijn in dit geval mutatis mutandis van toepassing.

Artikel V.3 In het bijzonder geldt dat iedere Partij de erkenning van studieperioden vergemakkelijkt indien : a. er vooraf overeenstemming is bereikt tussen enerzijds de instelling voor hoger onderwijs of de bevoegde autoriteit verantwoordelijk voor de bedoelde studieperiode en anderzijds de instelling voor hoger onderwijs of de bevoegde erkenningautoriteit die verantwoordelijk is voor de gevraagde erkenning;en b. de instelling voor hoger onderwijs aan welke de studieperiode is voltooid, een getuigschrift of overzicht van de studieresultaten heeft uitgereikt, waaruit blijkt dat de student succesvol heeft voldaan aan de voor de bedoelde studieperiode gestelde voorwaarden. Hoofdstuk VI. - Erkenning van diploma's hoger onderwijs Artikel VI.1 Voor zover de erkenningbeslissing is gebaseerd op de kennis en vaardigheden die blijken uit de diploma's hoger onderwijs, erkent iedere Partij de diploma's hoger onderwijs die zijn uitgereikt in een andere Partij, tenzij een substantieel verschil kan worden aangetoond tussen het diploma waarvoor erkenning wordt gevraagd en het overeenkomstige diploma van de Partij waar erkenning wordt gevraagd.

Artikel VI.2 In het alternatieve geval is het voldoende dat een Partij de houder van een diploma hoger onderwijs, uitgereikt in één van de andere Partijen, op verzoek van de houder in staat stelt een waardering van dat diploma te verkrijgen; de bepalingen van artikel VI.1 zijn in dit geval mutatis mutandis van toepassing.

Artikel VI.3 Erkenning in een Partij van een diploma hoger onderwijs, uitgereikt in een andere Partij, heeft één van de volgende, of beide, gevolgen : a. toegang tot verdere studies hoger onderwijs, met inbegrip van relevante examens en/of voorbereidende studies voor het behalen van de graad van doctor, onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor houders van diploma's van de Partij waar erkenning wordt gevraagd;b. het gebruik van een academische titel, met inachtneming van de wet- en regelgeving van de Partij of van een rechtsgebied van de Partij waar erkenning wordt gevraagd. Bovendien kan erkenning ook de toegang tot de arbeidsmarkt vergemakkelijken, met inachtneming van de wet- en regelgeving van de Partij of van het rechtsgebied van de Partij waar erkenning wordt gevraagd.

Artikel VI.4 Een waardering door een Partij van een diploma hoger onderwijs dat is uitgereikt door een andere Partij, kan de vorm hebben van een : a. advies voor algemene tewerkstellingsdoeleinden;b. advies aan een onderwijsinstelling met het oog op de toelating tot haar opleidingen;c. advies aan elke andere bevoegde erkenningautoriteit. Artikel VI.5 Iedere Partij kan de erkenning van diploma's hoger onderwijs, die zijn uitgereikt door buitenlandse onderwijsinstellingen die actief zijn op haar grondgebied, afhankelijk maken van specifieke voorwaarden bepaald in de nationale wetgeving of in specifieke overeenkomsten die zijn aangegaan met de Partij van herkomst van deze instellingen.

Hoofdstuk VII. - Erkenning van diploma's van vluchtelingen, ontheemden en personen in een vluchtelingensituatie Artikel VII Iedere Partij neemt alle praktisch uitvoerbare en redelijke maatregelen in het kader van haar onderwijssysteem en in overeenstemming met haar grondwettelijke, wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om procedures te ontwikkelen die zijn gericht op een billijk en doeltreffend erkenningonderzoek dat nagaat of vluchtelingen, ontheemden en personen in een vluchtelingensituatie, voldoen aan de relevante voorwaarden voor toegang tot hoger onderwijs, tot verdere studies hoger onderwijs of tot de arbeidsmarkt, zelfs in die gevallen waarin de diploma's, behaald in één van de Partijen, niet door documenten kunnen worden gestaafd.

Hoofdstuk VIII. - Informatie over de waardering van instellingen en opleidingen hoger onderwijs Artikel VIII.1 Iedere Partij verstrekt adequate informatie over elke instelling die deel uitmaakt van haar hoger onderwijs en over elke opleiding die door deze instellingen wordt aangeboden, om de bevoegde autoriteiten van de andere Partijen in staat te stellen na te gaan of de kwaliteit van de door deze instellingen uitgereikte diploma's de erkenning rechtvaardigt in de Partij waar erkenning wordt gevraagd. De verstrekte informatie kan de volgende vorm hebben : a. voor Partijen die een officieel systeem van waardering van instellingen en opleidingen hoger onderwijs hebben : informatie over de methoden en de resultaten van deze waardering en over de specifieke kwaliteitsnormen voor elk type instelling hoger onderwijs die diploma's hoger onderwijs uitreikt en voor de opleidingen leidende tot diploma's hoger onderwijs;b. voor Partijen die geen officieel systeem van waardering van instellingen en opleidingen hoger onderwijs hebben : informatie over de erkenning van de verscheidene diploma's die worden behaald bij iedere instelling voor hoger onderwijs, of binnen elke opleiding hoger onderwijs die deel uitmaken van hun hoger onderwijs. Artikel VIII.2 Iedere Partij treft passende maatregelen voor het opstellen, bijhouden en verschaffen van : a. een overzicht van de verschillende types instellingen hoger onderwijs die deel uitmaken van haar hoger onderwijs, met de specifieke kenmerken van elk type instelling;b. een lijst van erkende instellingen (publiek en privaat) die deel uitmaken van haar hoger onderwijs met de aanduiding van hun bevoegdheden om verschillende types diploma's uit te reiken en de voorwaarden betreffende de toegang tot elk type instelling en opleiding;c. een beschrijving van de opleidingen hoger onderwijs;d. een lijst van onderwijsinstellingen die zich bevinden buiten haar grondgebied, welke de Partij beschouwt als deel uitmakende van haar onderwijssysteem. Hoofdstuk IX. - Informatie over de erkenning Artikel IX.1 Om de erkenning van diploma's hoger onderwijs te vergemakkelijken, verplichten de Partijen zich ertoe transparante systemen op te zetten die de behaalde diploma's volledig beschrijven.

Artikel IX.2 1. Beseffende dat relevante, juiste en actuele informatie nodig is, vestigt of handhaaft iedere Partij een nationaal informatiecentrum en brengt één van de depositarissen op de hoogte van de vestiging ervan of de aangebrachte veranderingen.2. In elke Partij zorgt het nationale informatiecentrum voor : a.het vergemakkelijken van de toegang tot formele en correcte informatie over het hoger onderwijs en diploma's hoger onderwijs van het land waar het is gevestigd; b. het vergemakkelijken van de toegang tot informatie over het hoger onderwijs en de diploma's hoger onderwijs van de andere Partijen;c. adviezen of informatie over de erkenning en de waardering van diploma's in overeenstemming met de nationale wet- en regelgeving.3. Elk nationaal informatiecentrum beschikt over de noodzakelijke middelen die het in staat moet stellen zijn functies te vervullen. Artikel IX.3 De Partijen promoten, via de nationale informatiecentra of via andere kanalen, het gebruik van het diplomasupplement van de UNESCO/Raad van Europa of elk ander vergelijkbaar document bij hun instellingen hoger onderwijs.

Hoofdstuk X. - Implementatiemechanismen Artikel X.1 De volgende instanties houden toezicht op, bevorderen en vergemakkelijken de implementatie van het Verdrag : a. het Comité van het Verdrag betreffende de erkenning van diploma's hoger onderwijs in de Europese Regio;b. het Europese Netwerk van nationale informatiecentra voor academische mobiliteit en erkenning (het ENIC Netwerk), opgericht bij besluit van het Comité van ministers van de Raad van Europa op 9 juni 1994 en het Regionale Comité voor Europa van de UNESCO op 18 juni 1994. Artikel X.2 1. Het Comité van het Verdrag betreffende de erkenning van diploma's hoger onderwijs in de Europese Regio (hierna « het Comité ») is hierbij opgericht.Het is samengesteld uit één vertegenwoordiger van elke Partij. 2. Voor de toepassing van artikel X.2 geldt het begrip « Partij » niet voor de Europese Gemeenschap. 3. De Staten vermeld in artikel XI.1.1 en de Heilige Stoel, indien zij geen Partij zijn van dit Verdrag, de Europese Gemeenschap en de voorzitter van het ENIC Netwerk kunnen als waarnemer deelnemen aan de vergaderingen van het Comité. Vertegenwoordigers van gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties die in de Regio actief zijn op het gebied van erkenning, kunnen ook worden uitgenodigd om de vergaderingen van het Comité als waarnemer bij te wonen. 4. De voorzitter van de Regionale Commissie van de UNESCO voor de toepassing van het Verdrag betreffende de erkenning van studies, getuigschriften en diploma's van instellingen van hoger onderwijs in de Staten behorende tot de Europese Regio, wordt ook uitgenodigd om als waarnemer deel te nemen aan de vergaderingen van het Comité.5. Het Comité bevordert de toepassing van dit Verdrag en houdt toezicht op de uitvoering ervan.Hiertoe kan het Comité, bij een meerderheid van de Partijen, aanbevelingen, verklaringen, voorschriften en goedpraktijk voorbeelden aannemen die de bevoegde autoriteiten van de Partijen als leidraad dienen bij de uitvoering van het Verdrag en bij de aanvragen tot erkenning van diploma's hoger onderwijs. Ondanks het niet-bindend karakter van deze teksten, zullen de Partijen zich toch inspannen om deze toe te passen, de teksten onder de aandacht te brengen van de bevoegde autoriteiten en de toepassing ervan door die bevoegde autoriteiten te stimuleren.

Alvorens een beslissing te nemen, vraagt het Comité de opinie van het ENIC Netwerk. 6. Het Comité rapporteert aan de relevante instanties van de Raad van Europa en UNESCO.7. Het Comité onderhoudt betrekkingen met de Regionale Commissies van de UNESCO voor de toepassing van het Verdrag betreffende de erkenning van studies, getuigschriften en diploma's van instellingen van hoger onderwijs in de Staten behorende tot de Europese Regio, goedgekeurd onder de auspiciën van UNESCO.8. De meerderheid van de Partijen vormt een quorum.9. Het Comité stelt zijn procedureregels vast.Het komt ten minste driejaarlijks in gewone zitting bijeen. De eerste vergadering van het Comité wordt binnen het jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag gehouden. 10. Het Secretariaat van het Comité wordt toevertrouwd gezamenlijk aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa en de directeur-generaal van UNESCO. Artikel X.3 1. Iedere Partij benoemt als lid van het Europese Netwerk van nationale informatiecentra voor academische mobiliteit en erkenning (het ENIC Netwerk) het nationale informatiecentrum dat is gevestigd of wordt gehandhaafd conform artikel IX.2. Indien in een Partij meer dan één nationaal informatiecentrum conform artikel IX.2 is gevestigd of wordt gehandhaafd, zijn zij allemaal lid van het Netwerk, maar beschikken slechts over één stem. 2. Het ENIC Netwerk, in de hoedanigheid van zijn samenstelling beperkt tot nationale informatiecentra van de Partijen van dit Verdrag, ondersteunt en bevordert de praktische uitvoering van het Verdrag via de bevoegde nationale autoriteiten.Het Netwerk komt ten minste eenmaal per jaar samen in een plenaire vergadering. Het kiest zijn voorzitter en Bureau volgens zijn beginselverklaring. 3. Het Secretariaat van het ENIC Netwerk wordt toevertrouwd gezamenlijk aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa en de directeur-generaal van UNESCO.4. De Partijen werken samen met de nationale informatiecentra van de andere Partijen via het ENIC Netwerk, in het bijzonder door hen in staat te stellen alle nuttige informatie te verzamelen voor de academische erkenning en mobiliteit. Hoofdstuk XI. - Slotbepalingen Artikel XI.1 1. Dit Verdrag is open voor ondertekening door : a.Lidstaten van de Raad van Europa; b. lidstaten van de Europese Regio van UNESCO;c. iedere andere ondertekenaar, verdragsluitende Staat of Partij van het Europees Cultureel Verdrag van de Raad van Europa en/of van het UNESCO Verdrag betreffende de erkenning van studies, getuigschriften en diploma's van instellingen van hoger onderwijs in de Staten behorende tot de Europese Regio, die zijn uitgenodigd op de diplomatieke conferentie, belast met de goedkeuring van dit Verdrag.2. Deze Staten en de Heilige Stoel kunnen hun instemming met het gebonden zijn door dit Verdrag tot uiting brengen door : a.ondertekening zonder voorbehoud van ratificatie, aanvaarding of goedkeuring; of b. ondertekening onder voorbehoud van ratificatie, aanvaarding of goedkeuring, gevolgd door ratificatie, aanvaarding of goedkeuring;of c. toetreding.3. De ondertekening vindt plaats bij één van de depositarissen.De akten van ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding dienen te worden neergelegd bij één van de depositarissen.

Artikel XI.2 Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van één maand na de datum waarop vijf Staten, waaronder ten minste drie Lidstaten van de Raad van Europa en/of van de Europese Regio van UNESCO, hun instemming met het gebonden zijn door het Verdrag tot uiting hebben gebracht. Ten aanzien van iedere andere Staat treedt het in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van één maand na de datum waarop de Staat zijn instemming met het gebonden zijn door het Verdrag tot uiting heeft gebracht.

Artikel XI.3 1. Na de inwerkingtreding van dit Verdrag kan iedere Staat anders dan die welke vallen onder één van de in artikel XI.1 genoemde categorieën, verzoeken om toetreding tot dit Verdrag. Een verzoek hiertoe moet worden gericht aan één van de depositarissen, die dit ten minste drie maanden voor de bijeenkomst van het Comité van het Verdrag betreffende de erkenning van diploma's hoger onderwijs in de Europese Regio doet toekomen aan de Partijen. De depositaris informeert ook het Comité van ministers van de Raad van Europa en de Uitvoerende Raad van UNESCO. 2. De beslissing een Staat, die erom verzocht, uit te nodigen toe te treden tot dit Verdrag wordt genomen met een tweederde meerderheid van de Partijen.3. Na de inwerkingtreding van dit Verdrag kan ook de Europese Gemeenschap toetreden na een verzoek van haar lidstaten gericht aan één van de depositarissen.In dat geval is artikel XI.3.2 niet van toepassing. 4. Ten aanzien van een toetredende Staat of de Europese Gemeenschap treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van één maand na de neerlegging van de akte van toetreding bij één van de depositarissen. Artikel XI.4 1. De Partijen van dit Verdrag die tegelijkertijd partij zijn van één of meer van de volgende verdragen : - Europees Verdrag betreffende de gelijkwaardigheidverklaring van diploma's die toegang geven tot de universiteiten (1953, ETS nr.15), en het bijbehorende Protocol (1964, ETS nr. 49); - Europees Verdrag betreffende de gelijkwaardigheidverklaring van universitaire studieperioden (1956, ETS nr. 21); - Europees Verdrag betreffende de academische erkenning van universitaire diploma's (1959, ETS nr. 32); - Internationale Verdrag betreffende de erkenning van studies, getuigschriften en diploma's van hoger onderwijs in de Arabische en Europese Staten die grenzen aan de Middellandse Zee (1976); - Verdrag betreffende de erkenning van studies, getuigschriften en diploma's van instellingen van hoger onderwijs in de Staten behorende tot de Europese Regio (1979); - Europees Verdrag betreffende de algemene gelijkwaardigheidverklaring van universitaire studieperioden (1990, ETS nr. 138); a. passen de bepalingen van dit Verdrag toe in hun wederzijdse betrekkingen;b. blijven bovengenoemde verdragen waarbij zij partij zijn, toepassen in hun betrekkingen met andere Staten die partij zijn bij die verdragen maar niet bij dit Verdrag.2. De Partijen bij dit Verdrag verplichten zich ertoe geen partij te worden bij één van de in het eerste lid genoemde verdragen bij welke zij nog geen partij zijn, met uitzondering van het Internationale Verdrag betreffende de erkenning van studies, getuigschriften en diploma's van hoger onderwijs in de Arabische en Europese Staten die grenzen aan de Middellandse Zee. Artikel XI.5 1. Iedere Staat kan ten tijde van de ondertekening of bij de neerlegging van zijn akte van ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, het grondgebied of de grondgebieden aanduiden waarop dit Verdrag van toepassing is.2. Iedere Staat kan op ieder tijdstip daarna, door middel van een verklaring gericht aan één van de depositarissen, de toepassing van dit Verdrag uitbreiden tot elk ander grondgebied gespecificeerd in de verklaring.Ten aanzien van dat grondgebied treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van één maand na de datum van ontvangst van deze verklaring door de depositaris. 3. Iedere verklaring, opgemaakt op basis van de vorige twee punten van dit artikel, kan worden ingetrokken ten aanzien van elk in die verklaring genoemd grondgebied door één van de depositarissen in te lichten.De intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van één maand na de datum van ontvangst van deze kennisgeving door de depositaris.

Artikel XI.6 1. Iedere Partij kan steeds dit Verdrag opzeggen door dit te melden aan één van de depositarissen.2. De opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van twaalf maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de depositaris.Deze opzegging heeft geen effect op de eerder genomen erkenningbeslissingen in het kader van dit Verdrag. 3. Beëindiging van dit Verdrag of opschorting van de toepassing ervan als gevolg van het feit dat een Partij een bepaling heeft geschonden die essentieel is voor de verwezenlijking van het doel of opzet van dit Verdrag, geschiedt in overeenstemming met het internationale recht. Artikel XI.7 1. Iedere Staat, Heilige Stoel of de Europese Gemeenschap kan op het moment van de ondertekening of bij de neerlegging van de akte van ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, verklaren zich het recht voor te behouden één of meer van de volgende artikelen van dit Verdrag geheel of gedeeltelijk niet toe te passen : Artikel IV.8 Artikel V.3 Artikel VI.3 Artikel VIII.2 Artikel IX.3 Geen enkel ander voorbehoud kan worden gemaakt. 2. Iedere Partij die conform het voorgaande lid een voorbehoud heeft gemaakt, kan dit geheel of gedeeltelijk intrekken door één van de depositarissen in te lichten.De intrekking wordt van kracht op de datum van ontvangst van de kennisgeving door de depositaris. 3. Een Partij die een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van een bepaling van dit Verdrag, kan de toepassing ervan door een andere Partij niet eisen;indien het voorbehoud gedeeltelijk of voorwaardelijk is, kan een Partij wel de toepassing van die bepaling eisen maar dan enkel in dezelfde mate.

Artikel XI.8 1. Het Comité van het Verdrag betreffende de erkenning van diploma's hoger onderwijs in de Europese Regio kan ontwerpwijzigingen van dit Verdrag aannemen met een tweederde meerderheid van de Partijen.Iedere ontwerpwijziging die op deze wijze wordt aangenomen, wordt opgenomen in een Protocol bij dit Verdrag. Het Protocol geeft de modaliteiten aan voor de inwerkingtreding ervan, waarvoor in elk geval de kennisgeving tot instemming nodig is van de Partijen die hierdoor worden gebonden. 2. Er kan geen wijziging worden aangebracht in hoofdstuk III van dit Verdrag conform de procedure beschreven in het eerste lid.3. Ieder voorstel tot wijziging dient meegedeeld te worden aan één van de depositarissen, die dit ten minste drie maanden voor de vergadering van het Comité overmaakt aan de Partijen.De depositaris informeert ook het Comité van ministers van de Raad van Europa en de Uitvoerende Raad van UNESCO. Artikel XI.9 1. De secretaris-generaal van de Raad van Europa en de directeur-generaal van UNESCO zijn de depositarissen van dit Verdrag.2. De depositaris bij wie een akte, kennisgeving of mededeling is neergelegd, brengt de Partijen van dit Verdrag en ook de andere lidstaten van de Raad van Europa en/of van de Europese Regio van UNESCO op de hoogte van : a.iedere ondertekening; b. de neerlegging van iedere akte van ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding; c. iedere datum van inwerkingtreding van dit Verdrag in overeenstemming met de bepalingen in de artikelen XI.2 en XI.3.4; d. ieder voorbehoud dat is gemaakt conform artikel XI.7 en de intrekking van ieder voorbehoud die heeft plaatsgevonden conform artikel XI.7; e. iedere opzegging van dit Verdrag conform artikel XI.6; f. iedere verklaring afgelegd in overeenstemming met de bepalingen in artikel II.1 of in artikel II.2; g. iedere verklaring afgelegd in overeenstemming met de bepalingen in artikel IV.5; h. ieder verzoek tot toetreding in overeenstemming met de bepalingen in artikel XI.3; i. ieder voorstel in overeenstemming met de bepalingen in artikel XI.8; j. iedere ander akte, kennisgeving of mededeling die betrekking heeft op dit Verdrag.3. De depositaris, die een mededeling ontvangt of een kennisgeving opstelt in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag, brengt de andere depositaris hiervan onmiddellijk op de hoogte. Ten getuige waarvan de ondertekenende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

Gedaan te Lissabon op 11 april 1997 in de Engelse, Franse, Russische en Spaanse taal, waarbij deze vier teksten legitiem evenwaardig zijn, in twee exemplaren. Eén exemplaar zal worden neergelegd in het archief van de Raad van Europa en het andere in het archief van UNESCO. Een voor eensluidend verklaard afschrift zal worden verstuurd naar alle in artikel XI.1 bedoelde Staten, Heilige Stoel en de Europese Gemeenschap en aan het Secretariaat van de Verenigde Naties.

Verdrag inzake de erkenning van diploma's betreffende het hoger onderwijs in de Europese Regio, gedaan te Lissabon op 11 april 1997

Staten/Organisatie

Datum Authentificatie

Type instemming

Datum instemming

Datum interne inwerkingtreding

ALBANIE

04/11/1999

Bekrachtiging

06/03/2002

01/05/2002

ANDORRA

Toetreding

22/04/2008

01/06/2008

ARMENIE

26/05/2000

Bekrachtiging

07/01/2005

01/03/2005

AUSTRALIE

19/09/2000

Bekrachtiging

22/11/2002

01/01/2003

AZERBEIDZJAN

11/04/1997

Bekrachtiging

10/03/1998

01/02/1999

BELARUS

Toetreding

19/02/2002

01/04/2002

BOSNIE EN HERZEGOVINA

17/07/2003

Bekrachtiging

09/01/2004

01/03/2004

BULGARIJE

11/04/1997

Bekrachtiging

19/05/2000

01/07/2000

België

07/03/2005

Bekrachtiging

22/07/2009

01/09/2009

CANADA

04/11/1997

Onbepaald


CYPRUS

25/03/1998

Bekrachtiging

21/11/2001

01/01/2002

DENEMARKEN

11/04/1997

Bekrachtiging

20/03/2003

01/05/2003

DUITSLAND

11/04/1997

Bekrachtiging

23/08/2007

01/10/2007

ESTLAND

11/04/1997

Bekrachtiging

01/04/1998

01/02/1999

FINLAND

22/01/1998

Bekrachtiging

21/01/2004

01/03/2004

FRANKRIJK

11/04/1997

Bekrachtiging

04/10/1999

01/12/1999

GEORGIE

11/04/1997

Bekrachtiging

13/10/1999

01/12/1999

HEILIGE STOEL

11/04/1997

Bekrachtiging

28/02/2001

01/04/2001

HONGARIJE

11/04/1997

Bekrachtiging

04/02/2000

01/04/2000

IERLAND

08/03/2004

Ondertekening

08/03/2004

01/05/2004

IJSLAND

11/04/1997

Bekrachtiging

21/03/2001

01/05/2001

ISRAEL

24/11/1997

Bekrachtiging

12/07/2007

01/09/2007

ITALIE

24/07/1997

Onbepaald


KAZACHSTAN

11/04/1997

Bekrachtiging

07/10/1998

01/02/1999

KIRGIZISTAN

Toetreding

09/03/2004

01/05/2004

KROATIE

11/04/1997

Bekrachtiging

17/10/2002

01/12/2002

LETLAND

11/04/1997

Bekrachtiging

20/07/1999

01/09/1999

LIECHTENSTEIN

Toetreding

01/02/2000

01/04/2000

LITOUWEN

11/04/1997

Bekrachtiging

17/12/1998

01/02/1999

LUXEMBURG

11/04/1997

Bekrachtiging

04/10/2000

01/12/2000

MACEDONIE (VOORMALIGE JOEGOSLAVISCHE REP.)

11/04/1997

Bekrachtiging

29/11/2002

01/01/2003

MALTA

11/04/1997

Bekrachtiging

16/11/2005

01/01/2006

MOLDAVIE

06/05/1997

Bekrachtiging

23/09/1999

01/11/1999

MONTENEGRO

03/03/2004

Bekrachtiging

03/03/2004

06/06/2006

NEDERLAND

14/05/2002

Aanvaarding

19/03/2008

01/05/2008

NIEUW-ZEELAND

Toetreding

04/12/2007

01/02/2008

NOORWEGEN

11/04/1997

Bekrachtiging

29/04/1999

01/06/1999

OEKRAINE

11/04/1997

Bekrachtiging

14/04/2000

01/06/2000

OOSTENRIJK

07/07/1997

Bekrachtiging

03/02/1999

01/04/1999

POLEN

11/04/1997

Bekrachtiging

17/03/2004

01/05/2004

PORTUGAL

11/04/1997

Bekrachtiging

15/10/2001

01/12/2001

ROEMENIE

11/04/1997

Bekrachtiging

12/01/1999

01/03/1999

RUSLAND

07/05/1999

Bekrachtiging

25/05/2000

01/07/2000

SERVIE-MONTENEGRO

03/03/2004

Bekrachtiging

03/03/2004

01/05/2004

SLOVAKIJE

11/04/1997

Bekrachtiging

13/07/1999

01/09/1999

SLOVENIE

11/04/1997

Bekrachtiging

21/07/1999

01/09/1999

SPANJE

20/12/2009

-

-

-

TSJECHISCHE REP.

11/04/1997

Bekrachtiging

15/12/1999

01/02/2000

TURKIJE

01/12/2004

Bekrachtiging

08/01/2007

01/03/2007

VERENIGD KONINKRIJK

07/11/1997

Bekrachtiging

23/05/2003

01/07/2003

VERENIGDE STATEN

11/04/1997

Onbepaald


ZWEDEN

11/04/1997

Bekrachtiging

28/09/2001

01/11/2001

ZWITSERLAND

24/03/1998

Ondertekening

24/03/1998

01/02/1999


VERKLARING Overeenkomstig de artikelen II.2 en IX.2 van het Verdrag, verklaart het Koninkrijk België dat de bevoegde overheden de volgende zijn : Voor de Franse Gemeenschap van België : Chantal KAUFMANN Directrice générale f.f.

Direction générale de l'Enseignement non obligatoire et de la Recherche scientifique Ministère de la Communauté française Rue A. Lavallée 1 B-1080 Bruxelles Tel : 02-690 87 03 et 02 - Fax : 02-690 87 60 Mail : chantal.kaufmann@cfwb.be Kevin GUILLAUME (personne de contact du centre NARIC) Attaché Direction générale de l'Enseignement non obligatoire et de la Recherche scientifique Ministère de la Communauté française Rue A. Lavallée 1 B-1080 Bruxelles Tel : 02-690 87 47 - Fax : 02-690 87 60 Mail : kevin.guillaume@cfwb.be Voor de Vlaamse Gemeenschap van België : NARIC- Vlaanderen Hendrik Consciencegebouw Toren A - 6de verdieping Koning Albert II- laan 15 1210 Brussel Tel : 02-553 97 44 Mail : naric@vlaanderen.be Voor de Duitstalige Gemeenschap van België : Ministerium der Deutschsprachigen Gemeinschaft Abteilung Unterricht und Ausbildung Fachbereich Unterrichtsorganisation und Rechtsfragen Gospertstrasse 1 B-4700 Eupen Jörg Vomberg Tel : 087 59 63 64 Mail : joerg.vomberg@dgov.be

^