Etaamb.openjustice.be
Wet van 10 juli 2016
gepubliceerd op 26 juli 2016

Wet tot toewijzing van nieuwe inningstaken aan en tot integratie van sommige opdrachten en een deel van het personeel van de dienst voor de bijzondere socialezekerheidsstelsels in de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid alsmede tot regeling van diverse aangelegenheden met betrekking tot Famifed en de Federale Pensioendienst

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2016022279
pub.
26/07/2016
prom.
10/07/2016
ELI
eli/wet/2016/07/10/2016022279/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

10 JULI 2016. - Wet tot toewijzing van nieuwe inningstaken aan en tot integratie van sommige opdrachten en een deel van het personeel van de dienst voor de bijzondere socialezekerheidsstelsels in de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid alsmede tot regeling van diverse aangelegenheden met betrekking tot Famifed en de Federale Pensioendienst (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingsbepalingen inzake sociale zekerheid

Art. 2.Het opschrift van hoofdstuk I van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders wordt vervangen als volgt : "Hoofdstuk I. - Definities en toepassingsgebied".

Art. 3.Artikel 1, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 15 mei 2014, wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Voor de toepassing van deze wet wordt onder "provinciale en plaatselijke besturen" verstaan : - de provincies; - de openbare instellingen die van de provincies afhangen; - de gemeenten; - de openbare instellingen die afhangen van de gemeenten; - de verenigingen van gemeenten; - de OCMW's; - de verenigingen van OCMW's; - de openbare instellingen die afhangen van de OCMW's; - de agglomeraties en federaties van gemeenten; - de openbare instellingen die afhangen van de agglomeraties en van de federaties van gemeenten; - de lokale politiezones, opgericht op basis van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus; - de hulpverleningszones opgericht op basis van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid; - de Franse Gemeenschapscommissie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie; - de gewestelijke economische instellingen bedoeld in de hoofdstukken II en III van de kaderwet van 15 juli 1970 houdende organisatie van de planning en economische decentralisatie, gewijzigd bij het decreet van 25 mei 1983 van de Waalse Gewestraad, de ordonnantie van 20 mei 1999 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het decreet van de Vlaamse Raad van 27 juni 1985; - "Net Brussel, Gewestelijk Agentschap voor Netheid"; - de "Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp"; - de verenigingen van meerdere hierboven vermelde instellingen; - de vzw "Vlaamse Operastichting" voor de personeelsleden die vast benoemd waren bij de Intercommunale "Opera voor Vlaanderen" en met behoud van hun statuut zijn overgenomen.

Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : - het "Beheerscomité" : het Beheerscomité bedoeld in artikel 4ter, § 1, van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, zoals gewijzigd bij artikel 38; - het "Beheerscomité van de Sociale Zekerheid" : het Beheerscomité bedoeld in artikel 4ter, § 2 van voormelde wet van 25 april 1963.

Art. 4.Het opschrift van afdeling 1 van hoofdstuk II van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "Afdeling 1. - Opdrachten".

Art. 5.In afdeling 1 van hoofdstuk II van dezelfde wet wordt een artikel 5/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 5/1.De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is eveneens belast met de inning en invordering van de bijdragen, inhoudingen, contributies of andere ontvangsten hierna bedoeld : 1° de bijdrage bedoeld in artikel 12, § 2, van de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden;2° het percentage op de loonmassa bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet van 6 juli 1971 betreffende de op-richting van bpost en betreffende sommige postdiensten;3° de inhouding bedoeld in artikel 39quater van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de Sociale Zekerheid voor de werknemers, met uitzondering van de personeelsleden van de lokale politiezones en van de provinciegouverneurs, de burgemeesters, de schepenen en de voorzitters van de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn;4° de persoonlijke bijdrage bedoeld in artikel 60 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen;5° de patronale bijdrage bedoeld in artikel 176, § 4, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;6° de som bedoeld in de artikelen 18 en 20 van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector;7° de patronale bijdrage bedoeld in artikel 9, § 1, eerste lid en § 2, van de wet van 11 december 2003 houdende overname door de Belgische Staat van de wettelijke pensioenverplichtingen van de naamloze vennootschap van publiek recht Proximus ten opzicht van haar statutair personeel;8° de persoonlijke bijdrage bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, van de wet van 4 maart 2004 houdende toekenning van aanvullende voordelen inzake rustpensioen aan personen die werden aangesteld om een management of staffunctie uit te oefenen in een overheidsdienst;9° de patronale bijdrage bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 22 december 2004 tot overname van de wettelijke pensioenverplichtingen van Brussels International Airport Company;10° de bijdragen bedoeld in de artikelen 55 en 56, §§ 1 en 2, van de programmawet van 11 juli 2005;11° de bijdragen en inhoudingen bedoeld in artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 2005 betreffende de overname van de pensioenverplichtingen van de NMBS Holding door de Belgische Staat;12° de bijdragen bedoeld in artikel 55, derde lid, van de wet van 24 oktober 2011 tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake Sociale Zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen.

Art. 6.In afdeling 1 van hoofdstuk II van dezelfde wet wordt een artikel 5/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 5/2.§ 1. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is eveneens belast met de inning en invordering van de ontvangsten bedoeld in artikel 10, 1), 2), en 13) en in artikel 13, 1), streepje 3 en 4, van de wet van 24 oktober 2011 tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake Sociale Zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen. § 2. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is tevens belast met de inhouding bedoeld in artikel 39quater van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de Sociale Zekerheid voor de werknemers, voor de provinciegouverneurs, de burgemeesters, de schepenen en de voorzitters van de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn. § 3. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is eveneens belast met de inning van de bijdrage bedoeld in artikel 4 van de wet van 1 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector.".

Art. 7.In afdeling 1 van hoofdstuk II van dezelfde wet wordt een artikel 5/3 ingevoegd, luidende : "

Art. 5/3.De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is eveneens belast met de inning van de bijdragen bedoeld in de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese Sociale Zekerheid en van zijn uitvoeringsbesluiten.".

Art. 8.In artikel 6 van dezelfde wet, waarvan de huidige tekst paragraaf 1 vormt, worden de paragrafen 2 en 3 ingevoegd, luidende : " § 2. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan bij overeenkomst de inning van bijdragen die niet bedoeld zijn in § 1 en in de artikelen 5, 5/1, 5/2 en 5/3 verzekeren.

In dat geval zijn zowel voor de bijdragen als voor de bijdrageopslagen en de verwijlinteresten de wijzen van berekening, van inning en van invordering dezelfde als bij deze wet bepaald. § 3. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is belast met de inning van de bijdrage die verschuldigd is door de bij de Gemeenschappelijke sociale dienst van de provinciale en plaatselijke besturen aangesloten besturen bedoeld in artikel 23 van de wet van 18 maart 2016 tot wijziging van de benaming van de Rijksdienst voor Pensioenen in Federale Pensioendienst, tot integratie van de bevoegdheden en het personeel van de Pensioendienst voor de Overheidssector, van de opdrachten "Pensioenen" van de lokale en provinciale sectoren van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels en van HR Rail en tot overname van de gemeenschappelijke sociale dienst van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels .".

In dat geval zijn zowel voor de bijdragen als voor de bijdrageopslagen en de verwijlinteresten de wijzen van berekening, van inning en van invordering dezelfde als bij deze wet bepaald.".

Art. 9.In hetzelfde hoofdstuk II van dezelfde wet wordt een afdeling 1bis ingevoegd luidende : "Afdeling 1bis. - Opdrachten van de overzeese Sociale Zekerheid en andere specifieke opdrachten".

Art. 10.In afdeling 1bis, ingevoegd bij artikel 9, wordt een onderafdeling 1 ingevoegd, luidende : "Onderafdeling 1. - Overzeese Sociale Zekerheid".

Art. 11.In onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel 10, wordt een artikel 8/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 8/1.De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is belast met de uitvoering van de bepalingen : 1° van de wet van 16 juni 1960 die de organismen belast met het beheer van de Sociale Zekerheid van de werknemers van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi onder de controle en de waarborg van de Belgische Staat plaatst, en dat waarborg draagt door de Belgische Staat van de maatschappelijke prestaties ten gunste van deze werknemers verzekerd;2° van de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese Sociale Zekerheid;3° van de uitvoeringsbesluiten van de wetten bedoeld in 1° en 2°.".

Art. 12.In dezelfde afdeling 1bis, ingevoegd bij artikel 9, wordt een onderafdeling 2 ingevoegd, luidende "Onderafdeling 2. Tegemoetkomingen betaald door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.".

Art. 13.In onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 12, worden de artikelen 8/2 tot 8/4 ingevoegd, luidende : "

Art. 8/2.De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is belast met de betaling van de tussenkomsten bedoeld in afdeling 5 van hoofdstuk II van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector.

De door de Rijksdienst uitgekeerde tegemoetkomingen worden terugbetaald door de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en zijn ten laste van het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid, opgericht bij artikel 5 van het voormelde koninklijk besluit nr. 25.

De Rijksdienst vordert de onrechtmatig ontvangen tussenkomsten terug.

Bij gebrek aan betaling binnen een termijn van 60 dagen na ontvangst van de invorderingsbrief zijn de wettelijke verwijlinteresten verschuldigd. De Rijksdienst kan eveneens de onrechtmatig uitgekeerde tegemoetkomingen terugvorderen via inhoudingen op de later verschuldigde tegemoetkomingen.

Art. 8/3.De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is belast met de betaling van een jaarlijkse toelage aan de door de minister van Binnenlandse Zaken aangewezen plaatselijke besturen, voor de verwezenlijking van een programma betreffende de maatschappelijke problemen inzake veiligheid, voor de verwezenlijking van initiatieven inzake criminaliteitspreventie, voor de werving en de opleiding van de gemeentelijke politieagenten en voor het uitwerken van maatregelen tot coördinatie van de politietaken.

Wanneer de toelage dient om de opleiding van politieagenten te financieren, kan zij eveneens worden toegekend aan de erkende trainings- en opleidingscentra.

Deze toelage wordt ten laste van een specifiek begrotingsartikel ingeschreven in de begroting van de Rijksdienst en wordt gedekt door fiscale ontvangsten ten belope van een bedrag van 40 902 000,00 euro per jaar met ingang van 1 januari 1999 dat in maandelijkse schijven aan de Rijksdienst wordt gestort. Het eventuele saldo van het lopende begrotingsjaar op het betreffende begrotingsartikel wordt het volgende begrotingsjaar naar datzelfde begrotingsartikel overgedragen en met de lopende ontvangsten samengevoegd.

De Koning bepaalt de bevoegdheden van de Rijksdienst met betrekking tot het bestaan van de voorwaarden tot toekenning van de toelage en de controle op de aanwending ervan.

Art. 8/4.De Koning bepaalt de wijze waarop de bestuurskosten worden vastgesteld die kunnen worden toegekend aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor de uitbetaling aan de begunstigden van de tegemoetkomingen bedoeld in deze onderafdeling.".

Art. 14.In dezelfde afdeling 1bis, ingevoegd bij artikel 9, wordt een onderafdeling 3 ingevoegd, luidende "Onderafdeling 3. - Sociale en Fiscale Maribel.".

Art. 15.In onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel 14, wordt een artikel 8/5 ingevoegd, luidende : "

Art. 8/5.De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is belast met de uitvoering van de financiering en de controle van de bijkomende tewerkstelling in het kader van de Sociale Maribel en de Fiscale Maribel die onder de bevoegdheid vallen van het Beheerscomité bedoeld in artikel 35, § 5, C, 2°, a), tweede lid van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de Sociale Zekerheid voor werknemers.".

Art. 16.In dezelfde afdeling 1bis, ingevoegd bij artikel 9, wordt een onderafdeling 4 ingevoegd, luidende "Onderafdeling 4. Uitvoering van sociale akkoorden.".

Art. 17.In onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel 16, worden de artikelen 8/6 en 8/7 ingevoegd, luidende : "

Art. 8/6.De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is belast met de uitvoering van bepaalde maatregelen van de sociale akkoorden voor de federale gezondheidssectoren die onder de bevoegdheid vallen van het Beheerscomité bedoeld in artikel 35, § 5, C, 2°, a), tweede lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de Sociale Zekerheid voor werknemers.

Het betreft : - de financiering en de controle van de bijkomende tewerkstelling in het kader van de maatregel met betrekking tot bijkomend verlof; - de controle van de bijkomende tewerkstelling in het kader van het sociaal akkoord 2011; - de financiële tegemoetkoming toegekend aan ziekenhuizen in het kader van de maatregel met betrekking tot statutarisering.

Art. 8/7.De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan door de Koning worden belast met de uitvoering van maatregelen die werden vastgesteld in andere sociale akkoorden dan deze bedoeld in artikel 8/6.".

Art. 18.De artikelen 19 en 20 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 30 maart 1994, worden hersteld als volgt : "

Art. 19.De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid draagt na afhouding van de in artikel 20 bedoelde bestuurskosten de met toepassing van artikel 5/2, § 1, geïnde bijdragen over aan de Federale Pensioendienst. De Federale Pensioendienst hevelt naar de voorzorgsinstellingen de fondsen over die bestemd zijn voor de betaling van de pensioenen die ten laste van het Gesolidariseerd Pensioenfonds van de provinciale en plaatselijke besturen zijn en die door deze beheerd worden.". "

Art. 20.De Koning bepaalt de wijze tot vaststelling van de bestuurskosten die ingehouden worden op de bijdragen geïnd met toepassing van afdeling 1 van dit hoofdstuk.".

Art. 19.Artikel 22 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 28 december 2008, wordt aangevuld met drie leden, luidende : "De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid mag de door het provinciaal of plaatselijke bestuur verschuldigde bijdragen ramen op het bedrag dat laatstelijk werd aangegeven.

Het eventuele verschil tussen de werkelijk verschuldigde en de geraamde bijdragen wordt teruggestort aan het bestuur.

Van het bedrag van de aldus vastgestelde schuldvordering wordt het bestuur bij aangetekende brief in kennis gesteld.".

Art. 20.Artikel 27 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 30 december 2009, wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kent het kwaliteitslabel "Full service" toe aan de dienstverleners die de socialezekerheidsaangiften indienen voor de provinciale en plaatselijke besturen en die aan de door dit Comité vastgestelde kwaliteitsvoorwaarden voldoen. Het label is een middel om deze dienstverleners ertoe aan te zetten om, voor zover nodig, de kwaliteit te verbeteren van de behandeling van de gegevens en de elektronische gegevensuitwisseling met de Rijksdienst, nodig voor een goed beheer van de Sociale Zekerheid.

Het in het vorige lid bedoelde Beheerscomité bepaalt de objectieve criteria die gehanteerd worden voor de toekenning van het kwaliteitslabel "Full service", de duur voor dewelke het label wordt toegekend alsook de procedure volgens dewelke de toekenning of de niet-toekenning van het label wordt meegedeeld aan de dienstverleners.".

Art. 21.In afdeling 5 van hoofdstuk IV van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 maart 2012, wordt artikel 40quater ingevoegd, luidende : "

Artikel 40quater.Bij gebrek aan betaling binnen de vastgestelde termijn kunnen de bijdragen, de bijdrageverhogingen, de verwijlinteresten, de forfaitaire vergoedingen en de bijdragen ingevolge regularisatie, die verschuldigd zijn aan de Rijksdienst, volgens de door de Koning bepaalde nadere regels, ambtshalve worden afgehouden van de rekening van de aangesloten provinciale en plaatselijke besturen bij de hierna volgende instellingen : BELFIUS, BNP PA-RIBAS FORTIS, bpost en de Nationale Bank van België, achtereenvolgens in de voornoemde volgorde.

Het koninklijk besluit nr. 286 van 31 maart 1984 houdende maatregelen om een betere inning te verzekeren van de Sociale Zekerheidsbijdragen en solidariteitsbijdragen is eveneens van toepassing met betrekking tot de aan de Rijksdienst verschuldigde bedragen.".

Art. 22.In artikel 42 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 juli 2015, wordt tussen het vijfde en het zesde lid een lid ingevoegd, luidende : "De schuldvorderingen van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid met betrekking tot de onrechtmatig uitgekeerde premies, tegemoetkomingen en toelagen bedoeld in de artikelen 8/2 en 8/3 verjaren na vijf jaar te rekenen vanaf de dag van de betaling. De tegen de Rijksdienst ingestelde vorderingen tot betaling van bovenvermelde verschuldigde premies, tegemoetkomingen en toelagen verjaren na vijf jaar te rekenen vanaf de dag dat zij opeisbaar zijn.".

Art. 23.In dezelfde wet wordt een hoofdstuk Vbis ingevoegd, luidende : "Hoofdstuk Vbis. - Diverse budgettaire bepalingen".

Art. 24.In hoofdstuk Vbis, ingevoegd bij artikel 23, wordt een afdeling 1 ingevoegd, luidende : "Afdeling 1. - Algemene opdrachten".

Art. 25.In afdeling 1, ingevoegd bij artikel 24, wordt een artikel 43/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 43/1.De andere inkomsten van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid omvatten alle andere ontvangsten die betrekking hebben op zijn opdrachten en zijn beheer.".

Art. 26.In hoofdstuk Vbis, ingevoegd bij artikel 23, wordt een afdeling 2 ingevoegd, luidende "Afdeling 2. - Opdrachten van de overzeese Sociale Zekerheid en andere specifieke opdrachten bedoeld in afdeling 1bis van hoofdstuk II.".

Art. 27.In afdeling 2, ingevoegd bij artikel 26, wordt een artikel 43/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 43/2.De hierna vermelde fondsen van de DIBISS worden omgezet in fondsen van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid : 1) het fonds Sociale Maribel bedoeld in artikel 35, § 5, C), 2, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de Sociale Zekerheid voor werknemers;2) de fondsen bedoeld in artikel 5 van de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese Sociale Zekerheid; De hiervoor vermelde fondsen behouden hun bestemming. Hun actief op 31 december 2016, dat wordt overgedragen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, kan niet worden aangewend voor andere doeleinden dan diegene waarvoor zij op 31 december 2016 bestemd waren.".

Art. 28.In afdeling 2, ingevoegd bij artikel 26, wordt een artikel 43/3 ingevoegd, luidende : "

Art. 43/3.De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid ontvangt de volgende toelagen : 1) de toelagen bedoeld in de artikelen 10 tot 14 van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake Sociale Zekerheid;2) de toelage bedoeld in artikel 154, § 2, van de wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen; 3) de tenlasteneming bedoeld in artikel 58 van de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid.".

Art. 29.In artikel 44, § 1, eerste lid van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 oktober 1989, worden de woorden "of de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten" opgeheven.

Art. 30.In artikel 46 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 december 1989, worden de woorden "de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten" opgeheven.

Art. 31.In artikel 24 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 worden de woorden "artikel 1, § 2ter van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen" vervangen door de woorden "artikel 8/2 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders" en worden de woorden "aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de plaatselijke en provinciale overheidsdiensten" opgeheven;2° § 3 wordt aangevuld met een lid, luidende : "In afwijking van het voorgaande lid stort de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, na voorafneming van de bestuurskosten, aan het Fonds voor beroepsziekten het deel van de in artikel 38, § 3, 5° bedoelde bijdrage dat bestemd is voor de regeling van de beroepsziekten op basis van de te financieren thesauriebehoeften van deze regeling.Het deel van de in artikel 38, § 3, 5° bedoelde bijdrage dat niet gestort is aan het Fonds voor beroepsziekten wordt toegewezen aan het Fonds voor de amortisatie van de verhoging van de pensioenbijdragevoeten bedoeld in artikel 4, § 3, van de wet van 24 oktober 2011 tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake Sociale Zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen.".

Art. 32.In artikel 31ter, § 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 30 december 2009 en gewijzigd bij de wet van 29 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1° worden de woorden "of bij de diensten van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten" opgeheven;2° in de bepaling onder 4° worden de woorden "of de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten," opgeheven.

Art. 33.In artikel 31quater van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 30 december 2009 en gewijzigd bij de wet van 21 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 worden de woorden "of aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de plaatselijke en provinciale overheidsdiensten" opgeheven;2° in § 6, tweede lid, worden de woorden "of naar de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de plaatselijke en provinciale overheidsdiensten" opgeheven;3° in § 6, derde lid, 1°, worden de woorden "of aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de plaatselijke en provinciale overheidsdiensten" opgeheven;4° in § 6, derde lid, 3°, worden de woorden "of aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de plaatselijke en provinciale overheidsdiensten" opgeheven;5° in § 6, derde lid, 4°, worden de woorden "of aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de plaatselijke en provinciale overheidsdiensten" opgeheven.

Art. 34.In artikel 35, § 5, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 juni 2010, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder C, 2°, a), eerste lid, worden de woorden "Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten" vervangen door de woorden "Rijksdienst voor Sociale Zekerheid"; 2° in de bepaling onder C, 2°, a), wordt het derde lid vervangen als volgt : "Dit Fonds wordt gespijsd met de door de Rijksdienst voor sociale zekerheid gestorte opbrengst van de in dit artikel bedoelde werkgeversbijdrageverminderingen van sociale zekerheid, waarop de werkgevers van de overheidssector aanspraak kunnen maken."; 3° in de bepaling onder C, 2°, a), wordt het vijfde lid vervangen als volgt : "De boekhouding van het Fonds bevat de volgende rubrieken : 1.rubriek voor de betaling van de werkingskosten; 2. rubriek voor de financiering van de administratie- en personeelskosten;3. rubriek voor de financiering van bijkomende tewerkstelling, met de volgende subrubrieken : - de bijdrageverminderingen waarop de ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen bedoeld bij artikel 1, § 1, derde lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders aanspraak kunnen maken; - de bijdrageverminderingen waarop de andere dan in het vorige streepje bedoelde ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen van de overheidssector aanspraak kunnen maken; - de bijdrageverminderingen waarop de andere dan in het eerste streepje bedoelde provinciale en plaatselijke besturen aanspraak kunnen maken; - de bijdrageverminderingen waarop de andere dan in het de vorige streepjes bedoelde werkgevers van de overheidssector aanspraak kunnen maken; - de bedragen die de minister bevoegd voor Werkgelegenheid, de minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Volksgezondheid onder de niet-recurrente middelen van het Fonds toewijzen voor de financiering van opleidingsprojecten."; 4° in de bepaling onder C, 2°, b), eerste lid, worden de woorden "Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten" vervangen door de woorden "Rijksdienst voor Sociale Zekerheid";5° in de bepaling onder C, 2°, b), wordt het tweede lid vervangen als volgt : "De boekhouding van dit Fonds bevat de volgende rubrieken : 1.rubriek voor de terugvordering ten laste van de overheidswerkgevers bedoeld bij artikel 1, § 1, derde lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; 2. rubriek voor de terugvordering ten laste van de andere dan in het vorig streepje bedoelde overheidswerkge-vers."; 6° in de bepaling onder D wordt het tweede lid vervangen als volgt : "Op de opbrengst die aan ieder sectoraal fonds en aan het Fonds Sociale Maribel bevoegd voor de werkgevers van de overheidssector toekomt, wordt 0,10 % van deze opbrengst door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gestort aan het globaal beheer van de sociale zekerheid.De sectorale fondsen en het Fonds Sociale Maribel bevoegd voor de werkgevers van de overheidssector zijn gemachtigd om maximum 1,20 % van de hun toegekende bedragen aan te wenden ter dekking van administratie- en personeelskosten."; 7° in de bepaling onder D, derde lid, worden de woorden "sectorale fondsen, alsook" vervangen door de woorden "sectorale fondsen en het Fonds Sociale Maribel bevoegd voor de werkgevers van de overheidssector" en worden de woorden "Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten" vervangen door de woorden "Rijksdienst voor Sociale Zekerheid";8° in de bepaling onder E, a), eerste lid, worden de woorden "en van het Fonds Sociale Maribel bevoegd voor de werkgevers van de overheidssector" ingevoegd tussen de woorden "elk sectoraal fonds Sociale Maribel" en de woorden "staat op 31 december"; 9° de bepaling onder I wordt vervangen als volgt : "De sectorale fondsen bedoeld in de bepaling onder C, 1°, evenals het Fonds Sociale Maribel bedoeld in C, 2°, a) worden, naast de taken die hen zijn toevertrouwd met toepassing van artikel 1 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid, belast met het beheer van de arbeidsplaatsen voor jongeren in het kader van globale projecten op federaal en deelentiteit niveau in de non-profitsector, die voortvloeien uit artikel 82, § 3, en 83 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact.".

Art. 35.In artikel 37quater, § 3, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006 en gewijzigd bij de wetten van 29 maart 2012 en 25 april 2014, worden de woorden "betaald aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten" vervangen door de woorden "betaald aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid".

Art. 36.In artikel 38, § 3, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 3°, vervangen bij de wet van 25 april 2014, worden de woorden "aangesloten bij de Rijksdienst voor sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten" opgeheven;2° de bepaling onder 5°, opgeheven bij de wet van 25 april 2014, wordt hersteld als volgt : "5° 0,17 % van het bedrag van het loon van de werknemer bestemd voor de regeling van de beroepsziekten in de overheidssector;deze bijdrage bedoeld bij artikel 56, 3°, van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970, is verschuldigd door elke werkgever bedoeld bij artikel 1, § 1, derde lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

De door het eerste lid bedoelde werkgeversbijdrage is niet verschuldigd voor de personen, bedoeld bij de artikelen 17 en 17bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.".

Art. 37.In artikel 39quater, § 2 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 12 januari 2006, worden het tweede tot het vierde lid opgeheven. HOOFDSTUK 3. - Wijzigende bepalingen inzake administratief beheer

Art. 38.In artikel 1 van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014, worden de woorden "De Dienst voor de bijzondere Socialezekerheidsstelsels " opgeheven.

Art. 39.In dezelfde wet wordt artikel 4ter, ingevoegd bij de wet van 21 december 1994 en gewijzigd bij de wet van 24 december 1999, vervangen als volgt : "

Art. 4ter.§ 1. Het in artikel 2 bedoelde beheerscomité van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is bevoegd voor de toepassing van de artikelen 5 tot 8/4 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de Sociale Zekerheid der werknemers, behoudens voor het uitvoeren van de opdracht bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de voormelde wet. § 2. Voor het uitvoeren van de opdracht bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de voormelde wet van 27 juni 1969 wordt een Beheerscomité van de Sociale Zekerheid ingesteld.

Dit Beheerscomité is samengesteld uit : 1° een voorzitter;2° een gelijk aantal vertegenwoordigers van de representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties, die stemgerechtigd zijn;3° zeven vertegenwoordigers van de overheid, waarvan één vertegenwoordiger van de minister van Begroting, die stemgerechtigd zijn;4° twee vertegenwoordigers van het Nationaal Intermutualistisch College, met raadgevende stem. De Koning benoemt de voorzitter, die de voorwaarden bedoeld in artikel 5 vervult, en de vertegenwoordigers van de overheid. Hij stelt na advies van de werkgevers- en werknemersorganisaties, die verzocht zijn kandidaten voor te dragen, het aantal leden vast, bedoeld in het tweede lid, 2°. De Koning benoemt ook op zijn voordracht de vertegenwoordigers van het Nationaal Intermutualistisch College.

De Koning kan voor alle leden, bedoeld in het tweede lid, plaatsvervangers benoemen.

De regeringscommissarissen aangewezen door de minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Begroting, wonen de vergaderingen van het beheerscomité van de Sociale Zekerheid bij, met raadgevende stem.

Het secretariaat wordt waargenomen door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. § 3. Het beheerscomité bedoeld in artikel 35, § 5, C, 2°, a), tweede lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers is bevoegd voor de toepassing van de artikelen 8/5 tot 8/7 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maat-schappelijke zekerheid der arbeiders.".

Art. 40.In artikel 1, 3°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 maart 2016, worden de woorden "- de Dienst voor de bijzondere Socialezekerheidsstelsels;" opgeheven.

Art. 41.Artikel 2, 13°, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van Sociale Zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de Sociale Zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, gewijzigd bij de wetten van 12 mei 2014 en 18 maart 2016, wordt opgeheven.

Art. 42.Artikel 9 van de wet van 12 mei 2014 tot oprichting van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels wordt aangevuld met een lid, luidende : "De administrateur-generaal van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid wordt belast met het dagelijks beheer van de Dienst.". HOOFDSTUK IV. - Autonome bepalingen

Art. 43.In afwijking van artikel 10 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders staat de administrateur-generaal, bijgestaan door twee adjunct-administrateurs-generaal, vanaf 1 januari 2017 in voor het dagelijks beheer van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

De persoon die de functie van adjunct-administrateur-generaal van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels uitoefent, blijft, vanaf de ontbinding van deze Dienst, zijn huidige mandaat uitoefenen in de schoot van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Hij heeft de leiding van de algemene directie belast met de uitvoering van de taken bedoeld in afdeling 1bis van Hoofdstuk II van de voormelde wet van 27 juni 1969.

Hij behoudt de evaluaties die hem toegekend werden in toepassing van het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties alsook de aanduiding en de uitoefening van staffuncties en directiefuncties in de openbare instellingen van Sociale Zekerheid. Hij blijft dezelfde vergoeding krijgen zoals deze werd vastgesteld bij het begin van zijn mandaat en dit in afwijking van artikel 25, tweede lid van het voormelde koninklijk besluit van 30 november 2003.

Art. 44.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "personeelsleden" begrepen, de vastbenoemde ambtenaren, de stagiairs en de met een arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden.

Voor de toepassing van dit artikel worden de stagiairs beschouwd als houders van de klasse of de graad waarin ze aangeworven werden.

De met een arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden worden beschouwd als houders van de graad of de klasse die overeenstemt met de betrekking waarin ze aangeworven werden of, indien de arbeidsovereenkomst deze betrekking niet vermeldt, met de graad of de klasse waaraan de weddenschaal verbonden is waarin de bezoldiging is vastgesteld.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "ondersteunende diensten" begrepen, de diensten die niet hernomen worden als operationele diensten : de diensten van de Algemene Directie, voor het Budget en de Financiën, de Informatica, Human Resources en Facilities. § 2. De personeelsleden van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels die in dienst zijn van de operationele diensten van de directie "Overzeese Sociale Zekerheid", van de directie "Lokale Sociale Zekerheid" en van de directie "Inspectie" worden ambtshalve naar de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid overgedragen op 1 januari 2017 in een betrekking met dezelfde administratieve standplaats als waarin ze aangesteld waren bij de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels .

Hetzelfde geldt voor de personeelsleden die tijdelijk afwezig zijn en voor de personeelsleden die aangeworven worden vóór de datum van inwerkingtreding van dit artikel voor een indiensttreding na deze datum. § 3. De personeelsleden van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels die in dienst zijn bij de "Gemeenschappelijke sociale dienst van de provinciale en plaatselijke besturen" worden ambtshalve naar de Federale Pensioendienst overgedragen op 1 januari 2017 in een betrekking met dezelfde administratieve standplaats als waarin ze aangesteld waren bij de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels .

Hetzelfde geldt voor de personeelsleden die tijdelijk afwezig zijn en voor de personeelsleden die aangeworven worden vóór de datum van inwerkingtreding van dit artikel voor een indiensttreding na deze datum. § 4. De personeelsleden van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels die in dienst zijn bij de operationele diensten van de directie "Gezinsprestaties" worden ambtshalve naar het Federaal agentschap voor kinderbijslag overgedragen op 1 september 2016 in een betrekking met dezelfde administratieve standplaats als waarin ze aangesteld waren bij de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels .

Hetzelfde geldt voor de personeelsleden die, op de vooravond van de overdracht, tijdelijk afwezig zijn en voor de personeelsleden die aangeworven worden vóór de datum van inwerkingtreding van dit artikel voor een indiensttreding na deze datum. § 5. De personeelsleden van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels, die in dienst zijn of tijdelijk afwezig zijn, bij de ondersteunende diensten worden overgedragen op 1 januari 2017 naar de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, de Federale Pensioendienst en Federaal agentschap voor de kinderbijslag, naargelang het aantal leden van het operationeel personeel dat naar deze instellingen overgedragen wordt en binnen de budgettaire mogelijkheden.

De personeelsleden van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels die in dienst zijn of tijdelijk afwezig zijn bij de ondersteunende diensten worden verzocht door toedoen van een dienstorder om per aangetekend schrijven en binnen 30 kalenderdagen te laten weten of ze wensen te worden overgeplaatst in één of meerdere van de betrekkingen opgesomd in voormeld dienstorder. Het dienstorder bevat minstens evenveel betrekkingen als er personeelsleden zijn die moeten overgedragen worden.

De in het tweede lid bedoelde personeelsleden kunnen enkel solliciteren voor betrekkingen die overeenstemmen met hun klasse en hun graad, en moeten hun voorkeursvolgorde vermelden bij sollicitatie voor meerdere betrekkingen.

Voor elke betrekking, worden de aanvragen gerangschikt in deze volgorde : 1° de personeelsleden die de vereiste kwalificatie bezitten en die in het kader van hun evaluatiecyclus, in toepassing van het koninklijk besluit van 24 september 2013 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt, een functiebeschrijving kregen die gelijkloopt met de functie die in het dienstorder vermeld is. De rangschikking van de personeelsleden met dezelfde functiebeschrijving wordt als volgt opgemaakt : 1° de vastbenoemde ambtenaren;2° de stagiairs;3° de met een arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden;4° de personeelsleden tewerkgesteld in het kader van een startbaanovereenkomst, beoogd in artikel 31 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid. De rangschikking van de personeelsleden met dezelfde hoedanigheid wordt als volgt opgemaakt : 1° het personeelslid met de grootste graad- of klasseanciënniteit;2° bij gelijke graad- of klasseanciënniteit, het personeelslid met de grootste dienstanciënniteit;3° bij gelijke dienstanciënniteit, het oudste personeelslid. Het criterium van de graad- of klasseanciënniteit is niet van toepassing voor het personeelslid dat niet de hoedanigheid van ambtenaar heeft.

De dienstanciënniteit van het personeelslid dat niet de hoedanigheid van ambtenaar heeft, omvat de tijd tijdens dewelke hij, in om het even welke hoedanigheid en zonder vrijwillige onderbreking, deel heeft uitgemaakt van een instelling van het federaal administratief openbaar ambt, zoals bepaald in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken. 2° de personeelsleden die de vereiste kwalificatie bezitten en die hun activiteiten uitoefenen in een dienst, analoog aan die die in de betekening vermeld wordt.De rangschikking van de personeelsleden die hun activiteiten in een analoge dienst uitoefenen, wordt als volgt opgemaakt : 1° de vastbenoemde ambtenaren;2° de stagiairs;3° de met een arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden;4° de personeelsleden tewerkgesteld in het kader van een startbaanovereenkomst, beoogd in artikel 31 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid. De rangschikking van de personeelsleden met dezelfde hoedanigheid wordt als volgt opgemaakt : 1° het personeelslid met de grootste graad- of klasseanciënniteit;2° bij gelijke graad- of klasseanciënniteit, het personeelslid met de grootste dienstanciënniteit;3° bij gelijke dienstanciënniteit, het oudste personeelslid. Het criterium van de graad- of klasseanciënniteit is niet van toepassing voor het personeelslid dat niet de hoedanigheid van ambtenaar heeft. De dienstanciënniteit van het personeelslid dat niet de hoedanigheid van ambtenaar heeft, omvat de tijd tijdens dewelke hij, in om het even welke hoedanigheid en zonder vrijwillige onderbreking, deel heeft uitgemaakt van een instelling van het federaal administratief openbaar ambt, zoals bepaald in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.

Elke betrekking als bedoeld in de in het vorige lid bedoelde dienstorde wordt in één taalrol opengesteld. § 6. In afwijking van paragraaf 2 worden zes personeelsleden van de directie "Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke besturen" die werken voor de opdracht "Pensioenen", overgedragen naar de Federale Pensioendienst op 1 januari 2017 in een betrekking met dezelfde administratieve standplaats als waarin ze aangesteld waren bij de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels.

De personeelsleden van de directie "Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke besturen" worden verzocht door toedoen van een dienstorder om per aangetekend schrijven en binnen de 30 kalenderdagen te laten weten of ze wensen te worden overgeplaatst in één of meerdere van de betrekkingen opgesomd in voormeld dienstorder.

Ze kunnen enkel solliciteren voor betrekkingen die overeenstemmen met hun klasse en hun graad, en moeten hun voor-keursvolgorde vermelden bij sollicitatie voor meerdere betrekkingen.

Per betrekking worden de aanvragen geklasseerd volgens de volgorde bepaald in paragraaf 5. § 7. Indien, nadat aan de aanvragen beoogd in paragraaf 5 of 6, een gunstig gevolg werd verleend, er nog personeelsleden zijn van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels aan wie geen betrekking werd toegekend, worden deze ambtshalve geaffecteerd in de betrekkingen volgens dienstvolgorde en vacantverklaring, en in de volgorde die bepaald is in paragraaf 5. § 8. De met een arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden die op 1 januari 2017 bij de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels in dienst zijn, genieten louter door de ondertekening van een aanhangsel aan hun arbeidsovereenkomst, dezelfde arbeidsovereenkomst bij de instelling waarnaar ze overgedragen worden. § 9. De personeelsleden die ambtshalve of op verzoek overgedragen worden, worden bij koninklijk besluit aangesteld.

Deze overdrachten zijn geen nieuwe benoemingen. Ze kunnen niet worden beschouwd als overplaatsingen volgens het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel. § 10. De overgedragen personeelsleden behouden hun hoedanigheid, graad of klasse, hun administratieve en geldelijke anciënniteit, en ook hun bezoldiging.

Ze behouden ook de toelagen, vergoedingen of premies die ze bij de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels genoten overeenkomstig de reglementering die op hen van toepassing was en dit vanaf de datum waarop het recht werd verworven.

Ze behouden echter enkel de voordelen verbonden aan een functie voor zover de voorwaarden voor de toekenning in de instelling waarnaar ze overgedragen worden blijven bestaan. § 11. De overgedragen personeelsleden behouden de laatste evaluaties die hen toegekend werden in toepassing van het koninklijk besluit van 24 september 2013 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt. § 12. De personeelsleden worden overgedragen bij koninklijk besluit.

Art. 45.§ 1. De Koning bepaalt, op basis van de activiteiten en het overgedragen personeel in toepassing van artikel 44, de goederen, de wettelijke en contractuele rechten en verplichtingen van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels die respectievelijk worden overgedragen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, FAMIFED en de Federale Pensioendienst.

Wat FAMIFED betreft, wordt onder "goederen" enkel de roerende goederen verstaan. § 2. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de Federale Pensioendienst dragen bij in de lasten van de gebouwen van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels tot aan de ontbinding van deze Dienst overeenkomstig artikel 46.

FAMIFED draagt bij in de lasten van de gebouwen van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels tot en met 31 december 2016. HOOFDSTUK 5. - Opheffings- en slotbepalingen

Art. 46.De Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels wordt ontbonden door de Koning op de datum waarop de volgende voorwaarden zijn vervuld : 1° ) de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid neemt wettelijk de opdrachten op zich bedoeld in afdeling 1bis van hoofdstuk II van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;2° ) FAMIFED neemt wettelijk de opdrachten "kinderbijslag" van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels op zich;3° ) de Federale Pensioendienst neemt wettelijk de activiteiten in verband met pensioenen van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels op zich;4° ) de personeelsoverdrachten voorzien bij artikel 42 worden uitgevoerd.

Art. 47.In de algemene kinderbijslagwet van 19 december 1939 wordt een artikel 32sexies ingevoegd, luidende : "

Artikel 32sexies.Alle opdrachten die door of krachtens de artikelen 32 tot 32quinquies worden uitgeoefend door het bijzonder kinderbijslagfonds bedoeld in artikel 32, worden vanaf 1 september 2016 uitgeoefend door FAMIFED, met uitzondering van de taken aangaande de nieuwe aanvragen die vanaf 1 juli 2016 door FAMIFED worden uitgeoefend.".

Art. 48.De artikelen 10 en 11 van de wet van 12 mei 2014 tot oprichting van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels, worden opgeheven, rekening houdend met de bepalingen van paragraaf 1.

Art. 49.De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de bestaande wettelijke bepalingen wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen om de tekst ervan in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de artikelen 5, 6, 35, 36 en 37. HOOFDSTUK 6. - Inwerkingtreding

Art. 50.Deze wet treedt in werking op 1 januari 2017 met uitzondering van deze artikelen : 1° de artikelen 5 en 37 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2016;2° artikel 42 treedt in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt;3° de artikelen 44 en 45 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2016;4° artikel 47 treedt in werking op 30 juni 2016;5° dit artikel treedt in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 10 juli 2016.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS De Minister van Sociale zaken, M. DE BLOCK De Minister van Binnenlandse zaken, J. JAMBON De Minister van Pensioenen, D. BACQUELAINE De Minister van Ambtenarenzaken, S. VANDEPUT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Zitting 2015-2016. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Stukken. - Doc 54-1809.

^