Etaamb.openjustice.be
Wet van 11 april 2012
gepubliceerd op 07 mei 2012

Wet tot regularisatie van de adoptieprocedures die in het buitenland zijn gevoerd door personen die hun gewone verblijfplaats in België hebben

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2012009195
pub.
07/05/2012
prom.
11/04/2012
ELI
eli/wet/2012/04/11/2012009195/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

11 APRIL 2012. - Wet tot regularisatie van de adoptieprocedures die in het buitenland zijn gevoerd door personen die hun gewone verblijfplaats in België hebben (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het Burgerlijk Wetboek

Art. 2.In boek I, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling 3, van het Burgerlijk Wetboek wordt een nieuwe § 2/1 ingevoegd, die het artikel 365-6 bevat, luidende : « § 2/1. Afwijkende bepaling inzake erkenning van de adopties in het hoger belang van het kind.

Art. 365-6. § 1. Wanneer de adoptie van een kind dat zijn gewone verblijfplaats in een andere Staat heeft, tot stand is gekomen vooraleer de adoptant of de adoptanten met gewone verblijfplaats in België de door de bevoegde gemeenschap georganiseerde voorbereiding gevolgd hebben en een vonnis hebben verkregen waaruit blijkt dat zij bekwaam en geschikt zijn om een interlandelijke adoptie aan te gaan overeenkomstig artikel 361-1, onderzoekt de federale centrale autoriteit het dossier. § 2. Bij wijze van afwijking en in zeer uitzonderlijke gevallen geeft de federale centrale autoriteit de adoptant of de adoptanten de toestemming om de in artikel 361-1 bedoelde procedure op te starten indien de volgende vijf voorwaarden cumulatief vervuld zijn : 1° de adoptie is niet tot stand gekomen met het oog op het ontduiken van de wet;2° het kind is tot in de vierde graad verwant met de adoptant, met zijn echtgenoot of met de persoon met wie hij samenwoont, zelfs overleden, of het kind heeft het dagelijkse leven op duurzame wijze gedeeld met de adoptant of de adoptanten met een relatie zoals geldt voor ouders alvorens de adoptant of de adoptanten enige stappen met het oog op de adoptie hebben ondernomen;3° behalve indien het gaat om een kind van de echtgenoot of de persoon met wie de adoptant samenwoont, heeft het kind geen andere duurzame oplossing van familiale opvang dan de interlandelijke adoptie, rekening houdend met zijn hoger belang en de rechten die hem zijn toegekend op grond van het internationale recht;4° de in de artikelen 364-1 tot 365-5 bedoelde erkenningsvoorwaarden kunnen in acht worden genomen;5° de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap geeft een met redenen omkleed advies in het licht van de artikelen 361-3 en 361-4 en omtrent de situatie van het kind. § 3. De artikelen 367-1 en 367-3, § 1 en § 3, eerste lid, zijn van toepassing. § 4. De centrale autoriteiten wisselen de verzamelde gegevens onderling uit. § 5. Wanneer de federale centrale autoriteit het afschrift van het vonnis ontvangt waaruit blijkt dat de adoptant(en) bekwaam en geschikt zijn om een interlandelijke adoptie aan te gaan, spreekt ze zich uit over het verzoek tot erkenning van de vreemde beslissing houdende adoptie overeenkomstig de artikelen 364-1 tot 365-4. » HOOFDSTUK 3. - Overgangsbepaling

Art. 3.§ 1. Wanneer de federale centrale autoriteit is overgegaan tot een niet-erkenning van de adoptie vóór de inwerkingtreding van deze wet, gemotiveerd op grond van de niet-naleving van artikel 361-1 van het Burgerlijk Wetboek en in voorkomend geval op grond van andere weigeringsgronden bepaald in de artikelen 364-1 tot 365-4 van het Burgerlijk Wetboek, kunnen de adoptant of de adoptanten de zaak aanhangig maken bij de federale centrale autoriteit teneinde de toepassing te vragen van artikel 365-6 van het Burgerlijk Wetboek.

Ingeval de adoptant of de adoptanten de in artikel 365-6 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde toestemming en een vonnis waaruit blijkt dat zij bekwaam en geschikt zijn om een interlandelijke adoptie aan te gaan, verkrijgen, kan de federale centrale autoriteit zich nogmaals uitspreken over de erkenning van de akte of de beslissing waarbij de adoptie wordt uitgesproken. § 2. De adoptant of de adoptanten die zich bevinden in een geval bedoeld in artikel 365-6, § 1, van het Burgerlijk Wetboek, en die de in de artikelen 361-1 tot 361-4 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde procedure hebben aangevat vóór de inwerkingtreding van deze wet, kunnen de zaak aanhangig maken bij de federale centrale autoriteit teneinde de toepassing te vragen van artikel 365-6 van het Burgerlijk Wetboek.

Ingeval de in de artikelen 361-1 tot 361-4 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde procedure afgelopen is vóór de inwerkingtreding van deze wet, wordt de zaak aanhangig gemaakt bij de federale centrale autoriteit overeenkomstig de artikelen 364-2, 365-3 en 365-4 van het Burgerlijk Wetboek. De federale centrale autoriteit spreekt zich uit over de erkenning met inachtneming van de in artikel 365-6, § 2, van het Burgerlijk Wetboek bedoelde voorwaarden.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 11 april 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Zitting 2010-2011. Kamer van volksvertegenwoordigers Stukken. - Wetsvoorstel ingediend door Mevr. Fonck, nr. 53-1730/1.

Zitting 2011-2012 Kamer van volksvertegenwoordigers Stukken. - Addendum, nr. 53-1730/2. - Verslag, nr. 53-1730/3. - Tekst verbeterd door de commissie, nr. 53-1730/4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 53-1730/5.

Zie ook : Integraal verslag : 1 maart 2012.

Senaat Stuk. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, nr. 5-1511/1.

^