Etaamb.openjustice.be
Wet van 11 december 1998
gepubliceerd op 03 februari 1999

Wet tot omzetting van de richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens

bron
ministerie van justitie
numac
1999009051
pub.
03/02/1999
prom.
11/12/1998
ELI
eli/wet/1998/12/11/1999009051/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 DECEMBER 1998. - Wet tot omzetting van de richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Artikel 1 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van deze wet wordt onder « persoonsgegevens » iedere informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon verstaan, hierna « betrokkene » genoemd; als identificeerbaar wordt beschouwd een persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificatienummer of van één of meer specifieke elementen die kenmerkend zijn voor zijn of haar fysieke, fysiologische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit. § 2. Onder « verwerking » wordt verstaan elke bewerking of elk geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd met behulp van geautomatiseerde procédés, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op enigerlei andere wijze ter beschikking stellen, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van persoonsgegevens. § 3. Onder « bestand » wordt verstaan elk gestructureerd geheel van persoonsgegevens die volgens bepaalde criteria toegankelijk zijn, ongeacht of dit geheel gecentraliseerd dan wel gedecentraliseerd is of verspreid op een functioneel of geografisch bepaalde wijze. § 4. Onder « verantwoordelijke voor de verwerking » wordt de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, de feitelijke vereniging of het openbaar bestuur verstaan die alleen of samen met anderen het doel en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens bepaalt.

Indien het doel en de middelen voor de verwerking door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie zijn bepaald, is de verantwoordelijke voor de verwerking de natuurlijke persoon, de rechtspersoon, de feitelijke vereniging of het openbaar bestuur die door of krachtens de wet, het decreet of de ordonnantie als de voor de verwerking verantwoordelijke wordt aangewezen. § 5. Onder « verwerker » wordt de natuurlijke persoon, de rechtspersoon, de feitelijke vereniging of het openbaar bestuur verstaan die ten behoeve van de voor de verwerking verantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt, met uitsluiting van de personen die onder rechtstreeks gezag van de verantwoordelijke voor de verwerking gemachtigd zijn om de gegevens te verwerken. § 6. Onder « derde » wordt de natuurlijke persoon, de rechtspersoon, de feitelijke vereniging of het openbaar bestuur verstaan, niet zijnde de betrokkene, noch de verantwoordelijke voor de verwerking, noch de verwerker, noch de personen die onder rechtstreeks gezag van de verantwoordelijke of de verwerker gemachtigd zijn om de gegevens te verwerken. § 7. Onder « ontvanger » wordt de natuurlijke persoon, de rechtspersoon, de feitelijke vereniging of het openbaar bestuur verstaan, aan wie de gegevens worden meegedeeld, ongeacht of het al dan niet een derde betreft; administratieve of gerechtelijke instanties aan wie gegevens kunnen worden meegedeeld in het kader van een bijzondere onderzoeksprocedure worden evenwel niet beschouwd als ontvangers. § 8. Onder « toestemming van de betrokkene », wordt elke vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting verstaan, waarmee de betrokkene of zijn wettelijke vertegenwoordiger aanvaardt dat persoonsgegevens betreffende de betrokkene worden verwerkt. »

Art. 3.Artikel 2 van dezelfde wet wordt als volgt vervangen : «

Art. 2.Iedere natuurlijke persoon heeft in verband met de verwerking van persoonsgegevens die op hem betrekking hebben, recht op bescherming van zijn fundamentele rechten en vrijheden, inzonderheid op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer. »

Art. 4.Artikel 3 van dezelfde wet wordt als volgt vervangen : «

Art. 3.§ 1. Deze wet is van toepassing op elke geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, alsmede op elke niet-geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of die bestemd zijn om daarin te worden opgenomen. § 2. Deze wet is niet van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens die door een natuurlijk persoon in activiteiten met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden wordt verricht. § 3. a) De artikelen 6, 7 en 8 zijn niet van toepassing op verwerkingen van persoonsgegevens voor uitsluitend journalistieke, artistieke of literaire doeleinden wanneer de verwerking betrekking heeft op persoonsgegevens die kennelijk publiek zijn gemaakt door de betrokken persoon of die in nauw verband staan met het publiek karakter van de betrokken persoon of van het feit waarin die persoon betrokken is. b) Artikel 9, § 1, is niet van toepassing op verwerkingen van persoonsgegevens voor uitsluitend journalistieke, artistieke of literaire doeleinden wanneer de toepassing ervan de verzameling van gegevens bij de betrokken persoon in het gedrang zou brengen. Artikel 9, § 2, is niet van toepassing op verwerkingen van persoonsgegevens voor uitsluitend journalistieke, artistieke of literaire doeleinden wanneer de toepassing ervan tot één of meer van de volgende gevolgen zou leiden : - door de toepassing wordt de verzameling van gegevens in het gedrang gebracht; - door de toepassing wordt een voorgenomen publicatie in het gedrang gebracht; - de toepassing zou aanwijzingen verschaffen over de bronnen van informatie. c) De artikelen 10 en 12 zijn niet van toepassing op verwerkingen van persoonsgegevens voor uitsluitend journalistieke, artistieke of literaire doeleinden in de mate dat de toepassing ervan een voorgenomen publicatie in het gedrang zou brengen of aanwijzingen zou verschaffen over de bronnen van informatie.d) De artikelen 17, § 3, 9° en 12°, § 4 en § 8, evenals de artikelen 18, 21 en 22 zijn niet van toepassing op verwerkingen van persoonsgegevens voor uitsluitend journalistieke, artistieke of literaire doeleinden. § 4. De artikelen 6 tot 10, 12, 14, 15, 17, 17bis, eerste lid, 18, 20 en 31, §§ 1 tot 3, zijn niet van toepassing op de verwerkingen van persoonsgegevens door de Veiligheid van de Staat, door de Algemene Dienst inlichting en veiligheid van de Krijgsmacht, door de Veiligheidsautoriteit, door de veiligheidsofficieren en door het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingendiensten en de Dienst Enquêtes ervan, indien die verwerkingen noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun opdrachten. § 5. De artikelen 9, 10, § 1, en 12 zijn niet van toepassing : 1° op de verwerkingen van persoonsgegevens beheerd door openbare overheden met het oog op de uitoefening van hun opdrachten van gerechtelijke politie;2° op de verwerkingen van persoonsgegevens beheerd door de politiediensten bedoeld in artikel 3 van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten, met het oog op de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke politie;3° op de verwerkingen van persoonsgegevens beheerd, met het oog op de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke politie, door andere openbare overheden die aangewezen zijn bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;4° op de verwerkingen van persoonsgegevens die noodzakelijk zijn geworden ten gevolge van de toepassing van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld;5° op de verwerking van persoonsgegevens beheerd door het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten en de Dienst Enquêtes ervan met het oog op de uitoefening van hun wettelijke opdrachten. § 6. De artikelen 6, 8, 9, 10, § 1, en 12 zijn niet van toepassing na een machtiging door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, op de verwerkingen beheerd door het Europees Centrum voor vermiste en seksueel uitgebuite kinderen, hierna genoemd « het Centrum », instelling van openbaar nut die is opgericht bij akte van 25 juni 1997 en erkend bij koninklijk besluit van 10 juli 1997 voor de ontvangst, de overzending aan de gerechtelijke overheid en de opvolging van gegevens betreffende personen die ervan verdacht worden in een bepaald dossier van vermissing of seksuele uitbuiting, een misdaad of wanbedrijf te hebben begaan. Dit besluit bepaalt de duur en de voorwaarden van de machtiging na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Het Centrum kan geen bestand houden betreffende personen die ervan verdacht worden een misdaad of wanbedrijf te hebben begaan of van veroordeelde personen.

De raad van beheer van het Centrum wijst onder de personeelsleden van het Centrum een aangestelde voor de gegevensverwerking aan die kennis heeft van het beheer en de bescherming van persoonsgegevens. De uitoefening van zijn taken mag voor de aangestelde geen nadelen ten gevolge hebben. Hij mag in het bijzonder, niet ontslagen of als aangestelde vervangen worden wegens de uitoefening van de taken die hem zijn toevertrouwd. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer de taken van de aangestelde en de wijze waarop deze worden uitgevoerd, alsmede de wijze waarop het Centrum verslag dient uit te brengen aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer over de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de verleende machtiging.

De personeelsleden en degenen die voor het Centrum persoonsgegevens verwerken, zijn tot geheimhouding verplicht.

Elke schending van die geheimhoudingsplicht wordt gestraft overeenkomstig het bepaalde in artikel 458 van het Strafwetboek.

In het raam van zijn ondersteunende taken inzake de opsporing van de als vermist of ontvoerd opgegeven kinderen, kan het Centrum alleen telefoongesprekken opnemen wanneer de oproeper hierover geïnformeerd wordt en voor zover hij zich daartegen niet heeft verzet.

Art. 5.In dezelfde wet wordt een artikel 3bis ingevoegd dat als volgt luidt : «

Art. 3bis.Deze wet is van toepassing : 1° op de verwerking van persoonsgegevens die wordt verricht in het kader van de effectieve en daadwerkelijke activiteiten van een vaste vestiging van de verantwoordelijke voor de verwerking op het Belgisch grondgebied of op een plaats waar de Belgische wet uit hoofde van het internationaal publiekrecht van toepassing is;2° op de verwerking van persoonsgegevens door een verantwoordelijke die geen vaste vestiging op het grondgebied van de Europese Gemeenschap heeft, indien voor de verwerking van persoonsgegevens gebruik gemaakt wordt van al dan niet geautomatiseerde middelen die zich op het Belgisch grondgebied bevinden, andere dan degene die uitsluitend aangewend worden voor de doorvoer van de persoonsgegevens over het Belgisch grondgebied. In de in het vorige lid onder 2° bedoelde omstandigheden moet de verantwoordelijke voor de verwerking een op het Belgisch grondgebied gevestigde vertegenwoordiger aanwijzen, onverminderd rechtsvorderingen die tegen de verantwoordelijke zelf kunnen worden ingesteld. »

Art. 6.Het opschrift van hoofdstuk II van dezelfde wet wordt als volgt vervangen : « Algemene voorwaarden voor de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens ».

Art. 7.Artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993, wordt als volgt vervangen : «

Art. 4.§ 1. Persoonsgegevens dienen : 1° eerlijk en rechtmatig te worden verwerkt;2° voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden te worden verkregen en niet verder te worden verwerkt op een wijze die, rekening houdend met alle relevante factoren, met name met de redelijke verwachtingen van de betrokkene en met de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen, onverenigbaar is met die doeleinden.Onder de voorwaarden vastgesteld door de Koning na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, wordt verdere verwerking van de gegevens voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden niet als onverenigbaar beschouwd; 3° toereikend, terzake dienend en niet overmatig te zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of waarvoor zij verder worden verwerkt;4° nauwkeurig te zijn en, zo nodig, te worden bijgewerkt;alle redelijke maatregelen dienen te worden getroffen om de gegevens die, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of waarvoor zij verder worden verwerkt, onnauwkeurig of onvolledig zijn, uit te wissen of te verbeteren; 5° in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen te identificeren, niet langer te worden bewaard dan voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of verder worden verwerkt, noodzakelijk is.De Koning voorziet, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, in passende waarborgen voor persoonsgegevens die, langer dan hiervoor bepaald, voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden worden bewaard. § 2. Op de verantwoordelijke voor de verwerking rust de plicht om voor de naleving van het bepaalde in § 1 zorg te dragen. »

Art. 8.Artikel 5 van dezelfde wet wordt als volgt vervangen : «

Art. 5.Persoonsgegevens mogen slechts verwerkt worden in één van de volgende gevallen : a) wanneer de betrokkene daarvoor zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend;b) wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is of voor de uitvoering van maatregelen die aan het sluiten van die overeenkomst voorafgaan en die op verzoek van de betrokkene zijn genomen;c) wanneer de verwerking noodzakelijk is om een verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke voor de verwerking is onderworpen door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie;d) wanneer de verwerking noodzakelijk is ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene;e) wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van openbaar belang of die deel uitmaakt van de uitoefening van het openbaar gezag, die is opgedragen aan de verantwoordelijke voor de verwerking of aan de derde aan wie de gegevens worden verstrekt;f) wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke voor de verwerking of van de derde aan wie de gegevens worden verstrekt, mits het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene die aanspraak maakt op bescherming uit hoofde van deze wet, niet zwaarder doorwegen. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, nader bepalen in welke gevallen de onder f) bedoelde voorwaarde niet geacht wordt te zijn vervuld. »

Art. 9.Artikel 6 van dezelfde wet wordt als volgt vervangen : «

Art. 6.§ 1. De verwerking van persoonsgegevens waaruit de raciale of etnische afkomst, de politieke opvattingen, de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging of het lidmaatschap van een vakvereniging blijken, alsook de verwerking van persoonsgegevens die het seksuele leven betreffen, is verboden. § 2. Het verbod om de in § 1 van dit artikel bedoelde persoonsgegevens te verwerken, is niet van toepassing in een van de volgende gevallen : a) wanneer de betrokkene schriftelijk heeft toegestemd in een dergelijke verwerking met dien verstande dat deze toestemming te allen tijde door de betrokkene kan worden ingetrokken;de Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bepalen in welke gevallen het verbod om de in dit artikel bedoelde gegevens te verwerken niet door de schriftelijke toestemming van de betrokkene ongedaan kan worden gemaakt; b) wanneer de verwerking noodzakelijk is met het oog op de uitvoering van de specifieke verplichtingen en rechten van de verantwoordelijke voor de verwerking met betrekking tot het arbeidsrecht;c) wanneer de verwerking noodzakelijk is ter verdediging van de vitale belangen van de betrokkene of van een andere persoon indien de betrokkene fysiek of juridisch niet in staat is zijn instemming te getuigen;d) wanneer de verwerking wordt verricht door een stichting, een vereniging of enige andere instantie zonder winstoogmerk die op politiek, levensbeschouwelijk, godsdienstig, mutualistisch of vakbondsgebied werkzaam is, in het kader van haar gerechtvaardigde activiteiten, mits de verwerking uitsluitend betrekking heeft op de leden van de stichting, de vereniging of de instantie of op de personen die in verband met haar streefdoelen regelmatige contacten met haar onderhouden, en de gegevens niet zonder de toestemming van de betrokkenen aan derden worden doorgegeven;e) wanneer de verwerking betrekking heeft op gegevens die duidelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt;f) wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte;g) wanneer de verwerking noodzakelijk is voor het wetenschappelijk onderzoek en verricht wordt onder de voorwaarden vastgesteld door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;h) wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de verwezenlijking van een doelstelling vastgesteld door of krachtens de wet met het oog op de toepassing van de sociale zekerheid;i) wanneer de verwerking wordt verricht in uitvoering van de wet van 4 juli 1962 betreffende de openbare statistiek;j) wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de doeleinden van preventieve geneeskunde of medische diagnose, het verstrekken van zorg of behandelingen aan de betrokkene of een verwant, of het beheer van gezondheidsdiensten handelend in het belang van de betrokkene en de gegevens worden verwerkt onder het toezicht van een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg;k) wanneer de verwerking door verenigingen met rechtspersoonlijkheid of instellingen van openbaar nut die als hoofddoel de verdediging van de rechten van de mens en van de fundamentele vrijheden hebben, verricht wordt voor de verwezenlijking van dat doel, op voorwaarde dat voor de verwerking een machtiging is verleend door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;l) wanneer de verwerking van de persoonsgegevens bedoeld in § 1 om een andere belangrijke reden van publiek belang door een wet, een decreet of een ordonnantie wordt toegelaten. In het geval bedoeld onder j) zijn de beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg en zijn aangestelden of gemachtigden tot geheimhouding verplicht. § 3. Onverminderd de toepassing van de artikelen 7 en 8 van deze wet is de verwerking van persoonsgegevens die het seksuele leven betreffen, toegestaan wanneer de verwerking wordt verricht door een vereniging met rechtspersoonlijkheid of door een instelling van openbaar nut met als statutair hoofddoel de evaluatie, de begeleiding en de behandeling van personen van wie het seksueel gedrag gekwalificeerd kan worden als een misdrijf en die voor de verwezenlijking van dat doel door de bevoegde overheid worden erkend en gesubsidieerd; voor dergelijke verwerkingen, waarvan de bedoeling moet bestaan in de evaluatie, begeleiding en behandeling van de in deze paragraaf bedoelde personen en de verwerking uitsluitend persoonsgegevens betreft die, wanneer ze het seksueel leven betreffen, enkel betrekking hebben op laatstgenoemde personen, moet door de Koning bij een in een Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, een bijzondere, individuele machtiging worden verleend.

Het in deze paragraaf bedoelde besluit preciseert de duur van de machtiging, de modaliteiten voor de controle van de gemachtigde vereniging of instelling door de bevoegde overheid en de wijze waarop door deze overheid aan de Commissie voor de persoonlijke levenssfeer verslag moet worden uitgebracht over de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de verleende machtiging. § 4. De Koning legt bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer de bijzondere voorwaarden op waaraan de verwerking van de in dit artikel bedoelde persoonsgegevens moet voldoen. »

Art. 10.Artikel 7 van dezelfde wet wordt als volgt vervangen : «

Art. 7.§ 1. De verwerking van persoonsgegevens die de gezondheid betreffen, is verboden. § 2. Het verbod om de in § 1 bedoelde persoonsgegevens te verwerken, is niet van toepassing in de volgende gevallen : a) wanneer de betrokkene schriftelijk heeft toegestemd in een dergelijke verwerking met dien verstande dat deze toestemming te allen tijde door de betrokkene kan worden ingetrokken;de Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bepalen in welke gevallen het verbod om gegevens betreffende de gezondheid te verwerken niet door de schriftelijke toestemming van de betrokkene ongedaan kan worden gemaakt; b) wanneer de verwerking noodzakelijk is met het oog op de uitvoering van de specifieke verplichtingen en rechten van de verantwoordelijke voor de verwerking met betrekking tot het arbeidsrecht;c) wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de verwezenlijking van een doelstelling vastgesteld door of krachtens de wet met het oog op de toepassing van de sociale zekerheid;d) wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de bevordering en de bescherming van de volksgezondheid met inbegrip van bevolkingsonderzoek;e) wanneer de verwerking om redenen van zwaarwegend algemeen belang verplicht wordt door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie;f) wanneer de verwerking noodzakelijk is ter verdediging van vitale belangen van de betrokkene of van een andere persoon indien de betrokkene fysiek of juridisch niet in staat is om zijn toestemming te geven;g) wanneer de verwerking noodzakelijk is voor het voorkomen van een concreet gevaar of voor de beteugeling van een bepaalde strafrechtelijke inbreuk;h) wanneer de verwerking betrekking heeft op gegevens die duidelijk door de betrokkene zijn openbaar gemaakt;i) wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte;j) wanneer de verwerking noodzakelijk is voor doeleinden van preventieve geneeskunde of medische diagnose, het verstrekken van zorg of behandelingen aan de betrokkene of een verwant, of het beheer van de gezondheidsdiensten handelend in het belang van de betrokkene en de gegevens worden verwerkt onder het toezicht van een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg;k) wanneer de verwerking noodzakelijk is voor het wetenschappelijk onderzoek en verricht wordt onder de voorwaarden vastgesteld door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. § 3. De Koning legt, bij een in Ministerraad overlegd besluit en na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bijzondere voorwaarden vast waaraan de verwerking van de in dit artikel bedoelde persoonsgegevens moet voldoen. § 4. Persoonsgegevens betreffende de gezondheid mogen, behoudens schriftelijke toestemming van de betrokkene of wanneer de verwerking noodzakelijk is voor het voorkomen van een dringend gevaar of voor de beteugeling van een bepaalde strafrechtelijke inbreuk, enkel worden verwerkt onder de verantwoordelijkheid van een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg.

De Koning kan, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en bij een in Ministerraad overlegd besluit, bepalen welke categorieën van personen als beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg in de zin van deze wet worden beschouwd.

Bij de verwerking van de in dit artikel bedoelde persoonsgegevens zijn de beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg en zijn aangestelden of gemachtigden, tot geheimhouding verplicht. § 5. Persoonsgegevens betreffende de gezondheid moeten worden ingezameld bij de betrokkene.

Zij kunnen slechts via andere bronnen worden ingezameld op voor waarde dat dit in overeenstemming is met de paragrafen 3 en 4 van dit artikel en dat dit noodzakelijk is voor de doeleinden van de verwerking of de betrokkene niet in staat is om de gegevens te bezorgen. »

Art. 11.Artikel 8 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 8.§ 1. De verwerking van persoonsgegevens inzake geschillen voorgelegd aan hoven en rechtbanken alsook aan administratieve gerechten, inzake verdenkingen, vervolgingen of veroordelingen met betrekking tot misdrijven, of inzake administratieve sancties of veiligheidsmaatregelen, is verboden. § 2. Het verbod om de in § 1 bedoelde persoonsgegevens te verwerken, is niet van toepassing op verwerkingen : a) onder toezicht van een openbare overheid of van een ministeriële ambtenaar in de zin van het Gerechtelijk Wetboek, indien de verwerking noodzakelijk is voor de uitoefening van hun taken;b) door andere personen, indien de verwerking noodzakelijk is voor de verwezenlijking van doeleinden die door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie zijn vastgesteld;c) door natuurlijke personen of door privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersonen inzoverre dat noodzakelijk is voor het beheer van hun eigen geschillen;d) door advocaten of andere juridische raadgevers inzoverre de verwerking noodzakelijk is voor de verdediging van de belangen van de cliënten;e) die noodzakelijk zijn voor het wetenschappelijk onderzoek en verricht worden onder de voorwaarden vastgesteld door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. § 3. De personen die krachtens § 2 gemachtigd zijn om de in § 1 bedoelde persoonsgegevens te verwerken, zijn tot geheimhouding verplicht. § 4. De Koning legt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bijzondere voorwaarden vast waaraan de verwerking van de in § 1 bedoelde persoonsgegevens moet voldoen. »

Art. 12.Het opschrift van hoofdstuk III van dezelfde wet wordt als volgt vervangen : « Rechten van de betrokkene ».

Art. 13.Artikel 9 van dezelfde wet wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Art. 9.§ 1. Indien persoonsgegevens betreffende de betrokkene bij hemzelf worden verkregen, moet de verantwoordelijke voor de verwerking of diens vertegenwoordiger uiterlijk op het moment dat de gegevens worden verkregen aan de betrokkene ten minste de hierna volgende informatie verstrekken, behalve indien hij daarvan reeds op de hoogte is : a) de naam en het adres van de verantwoordelijke voor de verwerking en, in voorkomend geval, van diens vertegenwoordiger;b) de doeleinden van de verwerking;c) het bestaan van een recht om zich op verzoek en kosteloos tegen de voorgenomen verwerking van hem betreffende persoonsgegevens te verzetten, indien de verwerking verricht wordt met het oog op direct marketing;d) andere bijkomende informatie, met name : - de ontvangers of de categorieën ontvangers van de gegevens, - het al dan niet verplichte karakter van het antwoord en de eventuele gevolgen van niet-beantwoording, - het bestaan van een recht op toegang en op verbetering van de persoonsgegevens die op hem betrekking hebben; behalve indien die verdere informatie, met inachtneming van de specifieke omstandigheden waaronder de persoonsgegevens verkregen worden, niet nodig is om tegenover de betrokkene een eerlijke verwerking te waarborgen; e) andere informatie afhankelijk van de specifieke aard van de verwerking, die wordt opgelegd door de Koning na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. § 2. Indien de persoonsgegevens niet bij de betrokkene zijn verkregen, moet de verantwoordelijke voor de verwerking of zijn vertegenwoordiger, op het moment van de registratie van de gegevens of wanneer mededeling van de gegevens aan een derde wordt overwogen, uiterlijk op het moment van de eerste mededeling van de gegevens, ten minste de volgende informatie verstrekken, tenzij de betrokkene daarvan reeds op de hoogte is : a) de naam en het adres van de verantwoordelijke voor de verwerking en, in voorkomend geval, van diens vertegenwoordiger;b) de doeleinden van de verwerking;c) het bestaan van een recht om zich op verzoek en kosteloos tegen de voorgenomen verwerking van hem betreffende persoonsgegevens te verzetten, indien de verwerking verricht wordt met het oog op direct marketing;in dit geval dient de betrokkene in kennis te worden gesteld vooraleer de persoonsgegevens voor de eerste keer aan een derde worden verstrekt of voor rekening van derden worden gebruikt voor direct marketing; d) andere bijkomende informatie, met name : - de betrokken gegevenscategorieën; - de ontvangers of de categorieën ontvangers; - het bestaan van een recht op toegang en op verbetering van de persoonsgegevens die op hem betrekking hebben; behalve indien die verdere informatie, met inachtneming van de specifieke omstandigheden waaronder de gegevens verwerkt worden, niet nodig is om tegenover de betrokkene een eerlijke verwerking te waarborgen; e) andere informatie afhankelijk van de specifieke aard van de verwerking, die wordt opgelegd door de Koning na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De verantwoordelijke voor de verwerking wordt van de in deze paragraaf bedoelde kennisgeving vrijgesteld : a) wanneer, met name voor statistische doeleinden of voor historisch of wetenschappelijk onderzoek of voor bevolkingsonderzoek met het oog op de bescherming en de bevordering van de volksgezondheid, de kennisgeving aan de betrokkene onmogelijk blijkt of onevenredig veel moeite kost;b) wanneer de registratie of de verstrekking van de persoonsgegevens verricht wordt met het oog op de toepassing van een bepaling voorgeschreven door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer de voorwaarden voor de toepassing van het vorige lid.

Indien de eerste mededeling van de gegevens geschiedde vóór de inwerkingtreding van deze bepaling, moet de mededeling van de informatie, in afwijking van het eerste lid, uiterlijk geschieden binnen een termijn van 3 jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze bepaling. De informatie moet evenwel niet worden meegedeeld indien de verantwoordelijke voor de verwerking was vrijgesteld van de verplichting om de betrokkene in kennis te stellen van de registratie van de gegevens krachtens de wettelijke en reglementaire bepalingen van toepassing op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze bepaling. »

Art. 14.Artikel 10 van dezelfde wet wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Art. 10.§ 1. De betrokkene die zijn identiteit bewijst, heeft het recht om vanwege de verantwoordelijke voor de verwerking te verkrijgen : a) kennis van het al dan niet bestaan van verwerkingen van hem betreffende gegevens alsmede ten minste informatie over de doeleinden van deze verwerkingen, van de categorieën gegevens waarop deze verwerkingen betrekking hebben en van de categorieën ontvangers aan wie de gegevens worden verstrekt;b) verstrekking in begrijpelijke vorm van de gegevens zelf die worden verwerkt, alsmede alle beschikbare informatie over de oorsprong van die gegevens;c) mededeling van de logica die aan een geautomatiseerde verwerking van hem betreffende gegevens ten grondslag ligt in geval van geautomatiseerde besluitvorming in de zin van artikel 12bis;d) kennis van de mogelijkheid om de in de artikelen 12 en 14 bedoelde beroepen in te stellen en eventueel inzage te nemen van het in artikel 18 bedoelde openbaar register. Daartoe richt de betrokkene een gedagtekend en ondertekend verzoek aan de verantwoordelijke voor de verwerking of aan iedere andere persoon die de Koning aanwijst.

De inlichtingen worden onverwijld en ten laatste binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van het verzoek meegedeeld.

De Koning kan nadere regelen voor de uitoefening van het in het eerste lid bedoelde recht bepalen. § 2. Elke persoon heeft het recht om, hetzij op rechtstreekse wijze, hetzij met behulp van een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg, kennis te krijgen van de persoonsgegevens die betreffende zijn gezondheid worden verwerkt.

Op verzoek van de verantwoordelijke van de verwerking of op verzoek van de betrokkene kan de mededeling gebeuren door tussenkomst van een door de betrokkene gekozen beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg.

Indien er duidelijk geen gevaar is voor inbreuken op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene en de gegevens niet gebruikt worden om maatregelen en besluiten te nemen ten aanzien van een individuele betrokkene, kan de kennisgeving ook worden uitgesteld indien de gezondheidsgegevens verwerkt worden voor medisch-wetenschappelijk onderzoek, doch slechts in de mate dat de kennisgeving het onderzoek op ernstige wijze zou schaden en uiterlijk tot op het moment van de beëindiging van het onderzoek.

In dat geval moet de betrokkene aan de verantwoordelijke voor de verwerking vooraf zijn schriftelijke toestemming hebben gegeven dat de hem betreffende persoonsgegevens voor medisch-wetenschappelijke doeleinden kunnen worden verwerkt en dat kennisgeving van deze persoonsgegevens om die reden kan worden uitgesteld. § 3. Aan een aanvraag bedoeld in § 1 en § 2 moet geen gevolg worden gegeven dan na verloop van een redelijke termijn, te rekenen van de dagtekening van een vroegere aanvraag van dezelfde persoon waarop is geantwoord of te rekenen van de dagtekening waarop de gegevens hem ambtshalve zijn meegedeeld.

Art. 15.Artikel 11 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993, wordt opgeheven.

Art. 16.In artikel 12 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden tussen het eerste en het tweede lid de volgende leden ingevoegd : « Eenieder is bovendien gerechtigd om wegens zwaarwegende en gerechtvaardigde redenen die verband houden met zijn bijzondere situatie, zich ertegen te verzetten dat hem betreffende gegevens het voorwerp van een verwerking vormen, behalve wanneer de rechtmatigheid van de verwerking gesteund is op de in artikel 5, b) en c), bedoelde redenen. Indien de persoonsgegevens verkregen worden met het oog op direct marketing mag de betrokkene zich kosteloos en zonder enige motivering tegen de voorgenomen verwerking van hem betreffende persoonsgegevens verzetten.

In geval van gerechtvaardigd verzet mag de door de verantwoordelijke voor de verwerking verrichte verwerking niet langer op deze persoonsgegevens betrekking hebben. »; 2° in paragraaf 2 worden de woorden « dat recht » vervangen door de woorden « de in § 1 bedoelde rechten »;3° in dezelfde paragraaf 2 worden de woorden « houder van het bestand » vervangen door de woorden « verantwoordelijke voor de verwerking »;4° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : « Binnen een maand te rekenen van het tijdstip van indiening van het verzoek op grond van § 2, deelt de verantwoordelijke voor de verwerking de verbeteringen of verwijderingen van gegevens, gedaan op grond van § 1, mee aan de betrokkene zelf, alsmede aan de personen aan wie de onjuiste, onvolledige of niet ter zake dienende gegevens zijn meegedeeld, voor zover hij nog kennis heeft van de bestemmelingen van de mededeling en de kennisgeving aan deze bestemmelingen niet onmogelijk blijkt of onevenredig veel moeite kost. Indien de betrokkene zich tegen de verwerking of de voorgenomen verwerking van hem betreffende persoonsgegevens verzet in toepassing van § 1, tweede en derde lid, deelt de verantwoordelijke voor de verwerking aan de betrokkene binnen dezelfde termijn mee welk gevolg hij aan het verzoek heeft gegeven. »; 5° paragraaf 4 wordt opgeheven.

Art. 17.In dezelfde wet wordt een artikel 12bis ingevoegd dat als volgt luidt : «

Art. 12bis.Een besluit waaraan voor een persoon rechtsgevolgen verbonden zijn of dat hem in aanmerkelijke mate treft, mag niet louter worden genomen op grond van een geautomatiseerde gegevensverwerking die bestemd is om bepaalde aspecten van zijn persoonlijkheid te evalueren.

Het in het eerste lid vastgestelde verbod geldt niet indien het besluit wordt genomen in het kader van een overeenkomst of zijn grondslag vindt in een bepaling voorgeschreven door of krachtens een wet, decreet of ordonnantie. In die overeenkomst of in die bepaling moeten passende maatregelen zijn genomen ter bescherming van de gerechtvaardigde belangen van de betrokkene. Minstens moet hem de mogelijkheid geboden worden om op nuttige wijze zijn standpunt naar voor te brengen. »

Art. 18.In artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt door het volgende lid vervangen : « Eenieder die zijn identiteit bewijst, is gerechtigd zich kosteloos tot de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer te wenden, teneinde de in de artikelen 10 en 12 bedoelde rechten uit te oefenen ten aanzien van de verwerkingen van persoonsgegevens bedoeld in artikel 3, paragrafen 4, 5 en 6.»; 2° dit artikel wordt aangevuld met het volgende lid : « Evenwel bepaalt de Koning, na advies van de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bij een in Ministerraad overlegd besluit, welke informatie de commissie aan de betrokkene mag meedelen indien het verzoek van de betrokkene een verwerking van persoonsgegevens betreft door politiediensten met het oog op identiteitscontrole.».

Art. 19.In artikel 14 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, in fine, worden de woorden « , tegen de verwerking waarvan de betrokkene zich heeft verzet » ingevoegd tussen de woorden « verboden is » en de woorden « of die langer bewaard werden »;2° in paragraaf 2 worden de woorden « houder van het bestand » vervangen door de woorden « verantwoordelijke voor de verwerking »;3° in paragraaf 5 worden de woorden « binnen vijfenveertig dagen » vervangen door de woorden « naargelang het geval, binnen de door artikel 10, § 1, tweede lid dan wel door artikel 12, § 3, eerste lid, voorgeschreven termijn »;4° in paragraaf 6 worden de woorden « houder van het bestand » vervangen door de woorden « verantwoordelijke voor de verwerking ».

Art. 20.In artikel 15 van dezelfde wet worden de woorden « houder van het bestand » vervangen door de woorden « verantwoordelijke voor de verwerking ».

Art. 21.In dezelfde wet wordt een artikel 15bis ingevoegd luidend als volgt : «

Art. 15bis.Indien een betrokkene schade lijdt doordat ten opzichte van hem in strijd wordt gehandeld met de bij of krachtens deze wet bepaalde voorschriften, zijn het hiernavolgende tweede en derde lid van toepassing, onverminderd de aanspraken op grond van andere wettelijke regels.

De verantwoordelijke voor de verwerking is aansprakelijk voor de schade die voortvloeit uit een handeling in strijd met de bij of krachtens deze wet bepaalde voorschriften.

Hij is van deze aansprakelijkheid ontheven indien hij bewijst dat het feit dat de schade heeft veroorzaakt hem niet kan worden toegerekend. »

Art. 22.Het opschrift van hoofdstuk IV van dezelfde wet wordt als volgt vervangen : « Vertrouwelijkheid en beveiliging van de verwerking ».

Art. 23.In artikel 16 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : A. de paragrafen 1 en 2 worden door de volgende bepalingen vervangen : « § 1. Indien de verwerking wordt toevertrouwd aan een verwerker, moet de verantwoordelijke voor de verwerking, en in voorkomend geval zijn vertegenwoordiger in België : 1° een verwerker kiezen die voldoende waarborgen biedt ten aanzien van de technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de te verrichten verwerking;2° toezien op de naleving van die maatregelen, met name door ze vast te leggen in contractuele bepalingen;3° de aansprakelijkheid van de verwerker ten aanzien van de verantwoordelijke voor de verwerking vaststellen in de overeenkomst;4° met de verwerker overeenkomen dat de verwerker slechts handelt in opdracht van de verantwoordelijke voor de verwerking en dat de verwerker is gebonden door dezelfde verplichtingen als deze die waartoe de verantwoordelijke in toepassing van paragraaf 3 is gehouden;5° in een geschrift of op een elektronische drager de elementen van de overeenkomst met betrekking tot de bescherming van de gegevens en de eisen met betrekking tot de maatregelen bedoeld in paragraaf 3 vaststellen. § 2. De verantwoordelijke voor de verwerking of, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger in België moet : 1° er nauwlettend over waken dat de gegevens worden bijgewerkt, dat de onjuiste, onvolledige en niet terzake dienende gegevens, alsmede die welke zijn verkregen of verder verwerkt in strijd met de artikelen 4 tot 8, worden verbeterd of verwijderd;2° ervoor zorgen dat voor de personen die onder zijn gezag handelen, de toegang tot de gegevens en de verwerkingsmogelijkheden, beperkt blijven tot hetgeen die personen nodig hebben voor de uitoefening van hun taken of tot hetgeen noodzakelijk is voor de behoeften van de dienst;3° alle personen die onder zijn gezag handelen, kennisgeven van de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, alsmede van alle relevante voorschriften inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer die bij het verwerken van persoonsgegevens gelden;4° zich ervan vergewissen of programma's voor de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming zijn met de vermeldingen van de aangifte waarvan sprake is in artikel 17 en dat er geen wederrechtelijk gebruik van wordt gemaakt. § 3. Eenieder die handelt onder het gezag van de verantwoordelijke voor de verwerking of van de verwerker alsmede de verwerker zelf, die toegang heeft tot persoonsgegevens, mag deze slechts in opdracht van de verantwoordelijke voor de verwerking verwerken, behoudens op grond van een verplichting door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie. »;

B. in paragraaf 3, die paragraaf 4 wordt, worden de woorden « moet de houder van het bestand, of in voorkomend geval zijn vertegenwoordiger in België, de gepaste technische en organisatorische maatregelen treffen, die nodig zijn voor de bescherming van de bestanden » vervangen door de woorden « moeten de verantwoordelijke voor de verwerking, en in voorkomend geval zijn vertegenwoordiger in België, alsmede de verwerker, de gepaste technische en organisatorische maatregelen treffen die nodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens ».

Art. 24.In artikel 17 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : A. paragraaf 1 wordt door de volgende paragraaf vervangen : « § 1. Voordat wordt overgegaan tot één of meer volledig of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerkingen van gegevens die voor de verwezenlijking van een doeleinde of van verscheidene samenhangende doeleinden bestemd zijn, doet de verantwoordelijke voor de verwerking of, in voorkomend geval, diens vertegenwoordiger, daarvan aangifte bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Het vorige lid is niet van toepassing op verwerkingen die alleen tot doel hebben een register bij te houden dat door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie bedoeld is om het publiek voor te lichten en door eenieder dan wel door ieder persoon die zich op een gerechtvaardigd belang kan beroepen, kan worden geraadpleegd. »;

B. in paragraaf 3 wordt het 3° opgeheven;

C. in dezelfde paragraaf 3 wordt het 5° vervangen als volgt : « 5° het doel of het geheel van samenhangende doeleinden van de geautomatiseerde verwerking »;

D. in dezelfde paragraaf 3 worden 7° en 8° vervangen als volgt : « 7° de categorieën van ontvangers aan wie de gegevens kunnen worden verstrekt; 8° de waarborgen die aan de mededeling van gegevens aan derden verbonden moeten zijn.»;

E. in dezelfde paragraaf 3 worden een 11° en een 12° toegevoegd, luidend als volgt : « 11° een algemene beschrijving om op voorhand te kunnen beoordelen of de veiligheidsmaatregelen die in toepassing van artikel 16 van deze wet genomen zijn, afdoende zijn; 12° de redenen waarop de verantwoordelijke voor de verwerking in voorkomend geval de toepassing van artikel 3, § 3, van deze wet steunt.»;

F. in dezelfde paragraaf 3 worden de woorden « houder van het bestand » vervangen door de woorden « verantwoordelijke voor de verwerking »;

G. paragraaf 5 wordt vervangen als volgt : « § 5. Voor elk doeleinde of geheel van samenhangende doeleinden waarvoor tot een of meer volledig of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerkingen wordt overgegaan, is een aangifte vereist.

De Commissie stelt de aard en de structuur van de aangifte vast. »;

H. paragraaf 6, tweede lid, wordt opgeheven;

I. paragraaf 7 wordt vervangen als volgt : « § 7. Ingeval aan een geautomatiseerde verwerking een einde wordt gemaakt of enige informatie vermeld in de § 3 wijzigt, moet daarvan eveneens aangifte worden gedaan. »;

J. paragraaf 8 wordt vervangen als volgt : « § 8. De Koning kan na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bepaalde categorieën vrijstellen van de in dit artikel bedoelde aangifte wanneer, rekening houdend met de verwerkte gegevens, er kennelijk geen gevaar is voor inbreuken op de rechten en vrijheden van de betrokkenen, en de doeleinden van de verwerking, de categorieën van verwerkte gegevens, de categorieën betrokkenen, de categorieën ontvangers en de periode gedurende welke de gegevens worden bewaard, gepreciseerd worden.

Indien voor geautomatiseerde verwerkingen in toepassing van het vorige lid een vrijstelling van de aanmeldingsplicht wordt verleend, moeten de inlichtingen vermeld in de §§ 3 en 6 door de verantwoordelijke voor de verwerking meegedeeld worden aan iedereen die daarom verzoekt. »;

K. in paragraaf 9 worden de woorden « houder van het bestand » vervangen door de woorden « verantwoordelijke voor de verwerking »;

L. in dezelfde paragraaf 9 worden de woorden « op grond van de aard van de aangifte en van de belangrijkheid van de opgegeven verwerking » weggelaten.

Art. 25.In dezelfde wet wordt een artikel 17bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 17bis.De Koning stelt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer de categorieën van verwerkingen vast die specifieke risico's inhouden voor de persoonlijke rechten en vrijheden van de betrokkenen en stelt voor deze verwerkingen, eveneens op voorstel van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bijzondere voorwaarden vast om de rechten en de vrijheden van de betrokkenen te waarborgen.

In het bijzonder kan Hij bepalen dat de verantwoordelijke voor de verwerking, alleen of samen met andere verantwoordelijken, een aangestelde voor de gegevensbescherming aanwijst die op onafhankelijke wijze zorgt voor de toepassing van deze wet en van haar uitvoeringsmaatregelen.

De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het statuut van de aangestelde voor de gegevensbescherming. »

Art. 26.Artikel 18, vierde lid, van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 27.In artikel 19 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « manueel bestand » worden vervangen door de woorden « niet-geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of bestemd zijn om daarin te worden opgenomen »;2° de woorden « houder van het bestand » worden vervangen door de woorden « verantwoordelijke voor de verwerking ».

Art. 28.Het opschrift van hoofdstuk VI van dezelfde wet wordt als volgt vervangen : « Doorgifte van persoonsgegevens naar landen buiten de Europese Gemeenschap ».

Art. 29.Artikel 21 van dezelfde wet wordt als volgt vervangen : «

Art. 21.§ 1. Persoonsgegevens die aan een verwerking worden onderworpen na doorgifte ervan naar een land buiten de Europese Gemeenschap, mogen slechts worden doorgegeven indien dat land een passend beschermingsniveau waarborgt en de andere bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan worden nageleefd.

De vraag of het beschermingsniveau passend is, wordt beoordeeld met inachtneming van alle omstandigheden die op de doorgifte van gegevens of op een categorie gegevensdoorgiften van invloed zijn; in het bijzonder wordt rekening gehouden met de aard van de gegevens, met het doeleinde en met de duur van de voorgenomen verwerking of verwerkingen, het land van herkomst en het land van eindbestemming, de algemene en sectoriële rechtsregels die in het betrokken land gelden, alsmede de beroepscodes en de veiligheidsmaatregelen die in die landen worden nageleefd. § 2. De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en conform artikel 25 van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens, voor welke categorieën van verwerkingen van persoonsgegevens en in welke omstandigheden de doorgifte van persoonsgegevens aan landen buiten de Europese Unie niet is toegestaan. »

Art. 30.Artikel 22 van dezelfde wet wordt als volgt vervangen : «

Art. 22.§ 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 21 mag een doorgifte of categorie doorgiften van persoonsgegevens naar een land buiten de Europese Gemeenschap dat geen waarborgen biedt voor een adequaat beschermingsniveau, plaatsvinden in één van de volgende gevallen : 1° de betrokkene heeft daarvoor zijn ondubbelzinnige toestemming gegeven;2° de doorgifte is noodzakelijk voor de uitvoering van een overeenkomst tussen de betrokkene en de verantwoordelijke voor de verwerking of voor de uitvoering van op verzoek van de betrokkene genomen precontractuele maatregelen;3° de doorgifte is noodzakelijk voor de sluiting of de uitvoering van een in het belang van de betrokkene tussen de verantwoordelijke voor de verwerking en een derde gesloten of te sluiten overeenkomst;4° de doorgifte is noodzakelijk of wettelijk verplicht vanwege een zwaarwegend algemeen belang of voor de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte;5° de doorgifte is noodzakelijk ter vrijwaring van het vitaal belang van de betrokkene;6° de doorgifte geschiedt vanuit een openbaar register dat krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen bedoeld is om het publiek voor te lichten en dat door eenieder dan wel door iedere persoon die zich op een gerechtvaardigd belang kan beroepen, kan worden geraadpleegd, voor zover in het betrokken geval is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor raadpleging. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid kan de Koning, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, machtiging verlenen voor een doorgifte of een categorie doorgiften van persoonsgegevens naar een land buiten de Europese Gemeenschap dat geen waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt, indien de verantwoordelijke voor de verwerking voldoende waarborgen biedt ten aanzien van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de fundamentele rechten en vrijheden van personen, alsmede ten aanzien van de uitoefening van de daaraan verbonden rechten; deze waarborgen kunnen met name voortvloeien uit passende contractuele bepalingen. »

Art. 31.In artikel 23 van dezelfde wet worden de woorden « uit leden van rechtswege, aangewezen door bij bijzondere wetten ingestelde toezichtscomités, en » weggelaten.

Art. 32.Artikel 24 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 24.§ 1. De Commissie bestaat uit acht vaste leden, onder wie een magistraat die het voorzitterschap waarneemt, en acht plaatsvervangende leden, onder wie een magistraat. § 2. De Commissie bestaat uit een gelijk aantal Nederlandstalige en Franstalige leden. § 3. De leden van de Commissie worden om beurten door de Kamer van volksvertegenwoordigers en door de Senaat aangewezen. § 4. De leden van de Commissie worden gekozen voor een hernieuwbare termijn van 6 jaar op door de Ministerraad voorgedragen lijsten die voor ieder te bekleden mandaat twee kandidaten bevatten. Zij kunnen door de Kamer die hen heeft aangewezen, van hun opdracht worden ontheven wegens tekortkomingen in hun taken of wegens inbreuk op de waardigheid van hun ambt.

De leden moeten alle waarborgen bieden met het oog op een onafhankelijke uitoefening van hun opdracht alsmede volledig bevoegd zijn op het stuk van de informatica-systemen.

De Commissie is op zodanige wijze samengesteld dat in haar midden een evenwicht bestaat tussen de verschillende sociaal-economische groepen.

Benevens de voorzitter, bevat de Commissie onder haar vaste leden en onder haar plaatsvervangende leden, ten minste een jurist, een informaticus, een persoon die beroepservaring kan voorleggen in het beheer van persoonsgegevens afhangende van de private sector en een persoon die beroepservaring kan voorleggen in het beheer van persoonsgegevens afhangende van de openbare sector. § 5. Om tot vast dan wel plaatsvervangend lid van de Commissie te worden benoemd en het te blijven, moeten de kandidaten aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° Belg zijn;2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;3° geen lid zijn van het Europees Parlement of van de Wetgevende Kamers, noch van een Gemeenschaps- of Gewestraad. § 6. Binnen de perken van hun bevoegdheden krijgen de leden van de Commissie van niemand onderrichtingen. Zij kunnen niet van hun mandaat worden ontheven voor meningen die zij uiten of daden die zij stellen bij het vervullen van hun functie. § 7. Het is de leden van de Commissie verboden aanwezig te zijn bij een beraadslaging over zaken waarbij zij een persoonlijk belang hebben of waarbij hun bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk belang hebben. ».

Art. 33.In artikel 30, paragraaf 2, van dezelfde wet worden de woorden « houder van het bestand » vervangen door de woorden « verantwoordelijke voor de verwerking ».

Art. 34.In artikel 31 van dezelfde wet worden in de §§ 3 en 5, eerste lid, de woorden « houder van het bestand » vervangen door de woorden « verantwoordelijke voor de verwerking ».

Art. 35.In artikel 32 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het tweede lid door het volgende lid vervangen : « De leden van de Commissie hebben in dit geval de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings.»; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een derde lid, luidend als volgt : « Dit verslag, dat openbaar is, bevat naast de algemene informatie over de toepassing van deze wet en over de activiteiten van de Commissie, specifieke informatie over de toepassing van de artikelen 3, §§ 3 en 6,13,17 en 18.»

Art. 36.Een artikel 32bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Art. 32bis.§ 1. Met het oog op de toepassing van internationale verdragen, kan de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer aanwijzen om, krachtens deze verdragen, opdrachten uit te voeren die identiek zijn aan die welke deze wet aan de Commissie toekent. § 2. Met het oog op de toepassing van internationale verdragen, is de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gemachtigd om bepaalde van haar leden of personeelsleden aan te wijzen in de hoedanigheid van vertegenwoordigers bij internationale autoriteiten, belast met opdrachten die identiek zijn aan die welke deze wet aan de Commissie toekent.

De Koning bepaalt de nadere regels van de vertegenwoordiging na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. »

Art. 37.In artikel 38 van dezelfde wet worden de woorden « houder van het bestand » vervangen door de woorden « verantwoordelijke voor de verwerking ».

Art. 38.In artikel 39 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : A. het 1° tot 4° wordt vervangen door het volgende : « 1° de verantwoordelijke, zijn vertegenwoordiger in België, zijn aangestelde of gemachtigde die persoonsgegevens verwerkt met overtreding van de voorwaarden die in artikel 4, § 1, worden opgelegd; 2° de verantwoordelijke voor de verwerking, zijn vertegenwoordiger in België, zijn aangestelde of gemachtigde die persoonsgegevens verwerkt buiten de door artikel 5 toegelaten gevallen;3° de verantwoordelijke voor de verwerking, zijn vertegenwoordiger in België, zijn aangestelde of gemachtigde die persoonsgegevens verwerkt in overtreding van de artikelen 6, 7 of 8;4° de verantwoordelijke voor de verwerking, zijn vertegenwoordiger in België, zijn aangestelde of gemachtigde die de verplichtingen bepaald in artikel 9 niet heeft nageleefd;»;

B. in 5°, 7°, 8° en 10° worden de woorden « houder van het bestand » vervangen door de woorden « verantwoordelijke voor de verwerking »;

C. het 9° wordt opgeheven;

D. het 10° wordt vervangen als volgt : « 10° de verantwoordelijke voor de verwerking, zijn vertegenwoordiger in België, zijn aangestelde of gemachtigde die, in overtreding van artikel 19, weigert om aan de Commissie de informatie mee te delen met betrekking tot een niet-geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of bestemd zijn om daarin te worden opgenomen; »;

E. het 11° wordt opgeheven;

F. het 12° wordt vervangen als volgt : « 12° hij die persoonsgegevens doorgeeft, doet of laat doorgeven naar een land buiten de Europese Gemeenschap dat is opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 21, § 2, met miskenning van de vereisten van artikel 22; ».

Art. 39.In artikel 42 van dezelfde wet worden de woorden « houder van het bestand » vervangen door de woorden « verantwoordelijke voor de verwerking ».

Art. 40.In artikel 44 van dezelfde wet wordt een tweede en een derde lid toegevoegd, luidend als volgt : « Beroepsverenigingen en andere organisaties die categorieën van verantwoordelijken voor de verwerking vertegenwoordigen, die ontwerpen van gedragscodes hebben opgesteld of voornemens zijn bestaande gedragscodes te wijzigen of te verlengen, kunnen deze voorleggen aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De Commissie vergewist er zich in het bijzonder van dat de haar voorgelegde ontwerpen in overeenstemming zijn met deze wet en met haar uitvoeringsbesluiten, en onderzoekt, voor zover dat mogelijk is, de standpunten van de betrokkenen of van hun vertegenwoordigers. »

Art. 41.In artikel 25 van de op 16 maart 1968 gecoördineerde wet betreffende de politie over het wegverkeer, opgeheven bij de wet van 9 juli 1976, opnieuw ingevoerd bij de wet van 18 juli 1990 en gewijzigd door de wet van 8 december 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt opgeheven;2° in paragrafen 3, eerste lid, en 4, eerste en tweede lid, 1°, worden de woorden « houder van het bestand » vervangen door de woorden « verantwoordelijke voor de verwerking ».

Art. 42.Artikel 10 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen wordt opgeheven.

Art. 43.Artikel 1, 14°, 15° en 16°, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, gewijzigd door de wet van 6 juli 1992, wordt als volgt vervangen : « 14° de verwerking van gegevens : de verwerking van persoonsgegevens omschreven in artikel 1, § 2, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens; 15° het bestand : het bestand, omschreven in artikel 1, § 3, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;16° de verantwoordelijke voor de verwerking : de verantwoordelijke voor de verwerking omschreven in artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;».

Art. 44.Artikel 68 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 68.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de al dan niet geautomatiseerde verwerkingen van persoonsgegevens die bestemd zijn om door derden te worden geraadpleegd. »

Art. 45.In artikel 69 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1992 en de wet van 4 augustus 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) paragraaf 2 wordt opgeheven;b) in de paragrafen 3, eerste lid, 4, derde lid, en 6, eerste, derde en vierde lid, worden de woorden « houder van het bestand » vervangen door de woorden « verantwoordelijke voor de verwerking »;c) paragraaf 4, eerste lid, wordt aangevuld als volgt : « 8° de ambtenaren bevoegd om op te treden in het kader van de artikelen 72, paragraaf 15, 75, paragraaf 3, 5°, 81 en 82 van deze wet;».

Art. 46.In artikel 70 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1992 en 8 december 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « Wanneer een consument voor de eerste maal in een bestand wordt geregistreerd wegens wanbetaling met betrekking tot kredietovereenkomsten in de zin van deze wet, moet hem daarvan onverwijld door de verantwoordelijke voor de verwerking, rechtstreeks of onrechtstreeks, kennis worden gegeven.»; 2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.Elke consument heeft met betrekking tot de in de bestanden geregistreerde gegevens die zijn persoon of zijn patrimonium betreffen, de in de artikelen 10 en 12 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens, bedoelde rechten.

Deze rechten worden kosteloos uitgeoefend.

Wanneer in het bestand wanbetalingen verwerkt worden, kan de consument eisen dat de reden van de wanbetaling die hij mededeelt samen met de wanbetaling, wordt vermeld.

De Koning kan de nadere regelen voor de uitoefening van de in deze paragraaf bedoelde rechten vaststellen. »; 3° de paragrafen 3 en 4 worden opgeheven.

Art. 47.In artikel 72 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 8 december 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt : « § 5.Naast de in § 2 van dit artikel bedoelde leden, is een lid van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van rechtswege lid van het Toezichtscomité. Hij wordt vervangen door een plaatsvervanger indien hij verhinderd of afwezig is, niet kan deelnemen aan de besluitvorming in het Comité wegens een belangenconflict of in afwachting van zijn vervanging.

Het in het eerste lid bedoelde lid heeft dezelfde taken en bevoegdheden als de andere leden van het Toezichtscomité maar zorgt bovendien voor de coördinatie tussen de werkzaamheden van het Comité en die van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Indien het in het eerste lid bedoelde lid het met het oog op de coördinatie nuttig acht, kan het aan het Toezichtscomité vragen een advies, beslissing of aanbeveling uit te stellen en de kwestie eerst aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer voor te leggen.

Bij een dergelijk verzoek wordt de bespreking in het Toezichtscomité opgeschort en het dossier onverwijld aan de Commissie meegedeeld.

De Commissie beschikt over een termijn van dertig vrije dagen te rekenen vanaf de ontvangst van het dossier om haar advies aan het Toezichtscomité mee te delen.

Indien die termijn niet wordt nageleefd, kan het Comité zijn advies, beslissing of aanbeveling verlenen zonder het advies van de Commissie af te wachten.

Het standpunt van de Commissie wordt uitdrukkelijk in het advies, de beslissing of de aanbeveling van het Toezichtscomité opgenomen.

Het Toezichtscomité deelt systematisch al zijn adviezen, beslissingen en aanbevelingen aan de Commissie mee. »; 2° paragraaf 18 wordt opgeheven.

Art. 48.In artikel 101, § 4, van dezelfde wet, worden de woorden « artikel 70, § 2 tot 4, » vervangen door de woorden « artikel 70, § 2, ».

Art. 49.In het koninklijk besluit nr. 141 van 30 december 1982 tot oprichting van een databank betreffende de personeelsleden van de overheidssector worden opgeheven : 1° artikel 4, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993;2° de artikelen 5 en 7.

Art. 50.Artikel 44 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, gewijzigd bij de wetten van 8 december 1992 en 29 april 1996, wordt vervangen als volgt : «

Art. 44.Naast de in artikel 37 van deze wet bedoelde leden, is een lid van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van rechtswege lid van het Toezichtscomité.

Hij wordt vervangen door een plaatsvervanger indien hij verhinderd of afwezig is, niet kan deelnemen aan de besluitvorming in het Comité wegens een belangenconflict of in afwachting van zijn vervanging.

Dit lid heeft dezelfde taken en bevoegdheden als de andere leden van het Toezichtscomité maar zorgt bovendien voor de coördinatie tussen de werkzaamheden van het Comité en die van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Indien het bedoelde lid het met het oog op de hem opgedragen coördinatie nuttig acht, kan het aan het Toezichtscomité vragen een advies, beslissing of aanbeveling uit te stellen en de kwestie eerst aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer voor te leggen.

Bij een dergelijk verzoek wordt de bespreking van het dossier in het Toezichtscomité opgeschort en het dossier onverwijld aan de Commissie meegedeeld.

De Commissie beschikt over een termijn van dertig vrije dagen te rekenen vanaf de ontvangst van het dossier om haar advies aan het Toezichtscomité mee te delen. Indien die termijn niet wordt nageleefd, kan het Comité zijn advies, beslissing of aanbeveling verlenen zonder het advies van de Commissie af te wachten.

Het standpunt van de Commissie wordt uitdrukkelijk in het advies, de beslissing of de aanbeveling van het Toezichtscomité opgenomen.

Het Toezichtscomité deelt systematisch al zijn adviezen, beslissingen en aanbevelingen aan de Commissie mee. »

Art. 51.In artikel 45, tweede lid, van dezelfde wet, wordt de laatste zin opgeheven.

Art. 52.Iedere bepaling van deze wet treedt in werking op de datum bepaald door de Koning. De Koning bepaalt de termijn binnen welke de verantwoordelijke voor de verwerking zich naar de bepalingen van deze wet dient te schikken voor de verwerkingen die op het ogenblik van hun inwerkingtreding bestaan.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 12 december 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Zitting 1997-1998. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire bescheiden. - Wetsontwerp, 1566/1-nr. 1. - Bijlagen, 1566/1-nr. 2. - Amendementen, 1566/1-nr. 3. - Amendementen, 1566/1-nr. 4. - Amendementen, 1566/1-nr.5. - Amendementen, 1566/1-nr. 6. - Amendementen, 1566/1-nr. 7. - Amendementen, 1566/1-nr. 8. - Amendementen, 1566/1-nr. 9. - Verslag namens de Commissie voor Justitie, 1566/1-nr. 10. - Tekst aangenomen door de Commissie voor Justitie, 1566/1-nr. 11. - Amendementen, 1566/1-nr. 12. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 1566/1-nr. 13.

Parlementaire bescheiden. - Wetsontwerp, 1568-nr. 1. - Amendementen, 1568-nr. 2. - Amendementen, 1568-nr. 3. - Verslag namens Justitie (verwijzend), 1568-nr. 4.

Parlementaire handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 12 november 1998.

^