Etaamb.openjustice.be
Wet van 12 december 2007
gepubliceerd op 20 december 2007

Financiewet voor het begrotingsjaar 2008

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2007003542
pub.
20/12/2007
prom.
12/12/2007
ELI
eli/wet/2007/12/12/2007003542/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 DECEMBER 2007. - Financiewet voor het begrotingsjaar 2008 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 74, 3°, van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Voorlopige kredieten

Art. 2.§ 1. Voorlopige gesplitste en niet-gesplitste kredieten, welke in mindering komen van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2008, worden geopend voor de maanden januari, februari en maart ter grootte van de bedragen vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel. § 2. De uitgaven ten laste van de variabele kredieten van de organieke fondsen worden voor de eerste drie maanden van het begrotingsjaar 2008 geraamd op de bedragen vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel.

Art. 3.§ 1. Voor de eerste drie maanden van het begrotingsjaar 2008 worden vastleggingsmachtigingen verleend tot beloop van : BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING - Belgisch Overlevingsfonds : . . . . . 8.750.000 euro LANDSVERDEDIGING - Fonds voor wedergebruik van de ontvangsten voortvloeiend uit de vervreemding van overtollig geworden materieel, waren en munitie die deel uitmaken van het aan het beheer van de minister van Landsverdediging toevertrouwde patrimonium : . . . . . 17.800.000 euro - Fonds voor wedergebruik van de ontvangsten voortvloeiend uit de vervreemding van onroerende goederen die deel uitmaken van het aan het beheer van de Minister van Landsverdediging toevertrouwde patrimonium : . . . . . 14.750.000 euro MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE, ARMOEDEBESTRIJDING EN SOCIALE ECONOMIE - Federaal Europees Sociaal Fonds - Programmatie 2007-2013 : . . . . . 6.000.000 euro - Europees Sociaal Fonds : . . . . . 1.751.000 euro - Fonds voor Sociale Economie : . . . . . 82.000 euro § 2. In afwijking van artikel 45, § 4, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, worden deze drie laatste organieke fondsen gemachtigd een debetpositie in ordonnanceringen te vertonen, welke de volgende bedragen niet mag overschrijden : - Federaal Europees Sociaal Fonds - programmatie 2007-2013 : . . . . . 1.337.000 euro - Europees Sociaal Fonds : . . . . . 7.823.000 euro - Fonds voor Sociale Economie : . . . . . 6.130.000 euro

Art. 4.Facultatieve toelagen kunnen worden verleend op basis van de in de algemene uitgavenbegroting evenals van de aangepaste algemene uitgavenbegroting voor 2007 opgenomen speciale bepalingen.

Art. 5.In afwijking van het artikel 15 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen de basisallocaties met betrekking tot de bezoldigingen en allerhande toelagen "11.03 - Vast en stagedoend statutair personeel" en "11.04 - Ander dan statutair personeel", binnen éénzelfde sectie van de begroting onder en uitsluitend onder elkaar herverdeeld worden.

Art. 6.In afwijking van artikel 40 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, gebeurt de betaling van de geboortetoelagen en van de vergoedingen voor begrafeniskosten overeenkomstig de regelen bepaald in artikel 41, 1ste lid, van dezelfde wetten.

Art. 7.Ten behoeve van de bestellingen die worden gedaan via de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie, mogen provisionele stortingen worden uitgevoerd ten bate van het speciaal Fonds opgericht bij deze overheidsdienst, door middel van ordonnanties van betaling door overschrijving in de schrifturen van de Thesaurie.

Art. 8.Machtiging wordt verleend provisies toe te staan aan advocaten, experten en gerechtsdeurwaarders die voor rekening van de Staat optreden.

Art. 9.§ 1. In afwijking van artikel 7, 1°, van het koninklijk besluit van 1 juli 1964 tot vaststelling van de regels van aanrekening van de budgettaire ontvangsten en uitgaven van de diensten van algemeen bestuur van de Staat kunnen de uitgaven wegens verbintenissen, ten laste van de Staat ontstaan tijdens de jaren vóór het begrotingsjaar 2007, en regelmatig vastgelegd ten bezware van een niet-gesplitst krediet dat niet meer kan worden overgedragen, worden aangerekend ten laste van de bij onderhavige wet geopende voorlopige kredieten. § 2. De ordonnancerende ministers of hun afgevaardigden delen driemaandelijks aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, aan het Rekenhof, alsook aan de Minister van Begroting, de gedane aanwending mee van de afwijking bedoeld in § 1.

Art. 10.In afwijking van artikel 12, derde lid, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, kunnen toelagen worden toegekend in toepassing van artikel 43 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen en ten laste van het Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel.

Art. 11.De bijzondere bepalingen van de wet van 28 december 2006 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2007 en van de wet van 3 juni 2007 houdende tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2007, mogen mutatis mutandis worden toegepast voor de uitvoering van deze wet.

Art. 12.De Schatkist is gemachtigd voorschotten toe te staan indien de verrichtingen in verband met de rekening 87.07.01.25.B van de sectie « Thesaurieverrichtingen voor orde » - Rekening-courant van de betalings- en terugbetalingsverrichtingen van bezoldigingen voor rekening van andere departementen of diensten, van buitenlandse of internationale instellingen, of van andere derden - een debetstand van 55.000.000 euro op deze rekening niet overschrijden.

Art. 13.De Minister bevoegd voor de Regie der Gebouwen wordt ertoe gemachtigd buiten het bedrag van de limitatieve vastleggingskredieten van de investeringsprogramma's, ingeschreven op de artikels 533.01, 533.03, 533.04, 533.11, 533.12, 533.13, 533.14, 533.16, 536.02 en 536.11 van de begroting van de Regie der Gebouwen, verbintenissen tot huurkoop en analoge verrichtingen aan te gaan (met inbegrip van investeringen verricht door derden in het kader van privé-financieringsinitiatieven of huurcontracten op lange termijn met de bedoeling onroerende goederen ter beschikking te stellen van de overheid).

De boekhoudkundige vastlegging van deze verrichtingen wordt in 2008 beperkt tot 77.089.600 euro, als volgt verdeeld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 14.De Regie der Gebouwen wordt gemachtigd om eerste installatiewerken in de gehuurde gebouwen WTC2 en WTC3 beide te Brussel, te financieren door middel van een lening op de financiële markt, voor een maximaal bedrag van : - WTC2 : . . . . . 19.000.000,00 euro - WTC3 : . . . . . 22.000.000,00 euro Met inachtneming van de beslissing van de Ministerraad van 6 februari 2004 waarbij het algemeen principe van de verdeling van de eerste installatiekosten in gehuurde gebouwen tussen de Regie der Gebouwen en de gehuisveste diensten werd goedgekeurd, zal het gedeelte van deze leningen dat mogelijk betrekking heeft op installatiewerken ten laste van de bezetters, inclusief de intresten op dat gedeelte, door deze bezetters aan de Regie der Gebouwen ter beschikking worden gesteld. HOOFDSTUK III. - Financiële bepalingen

Art. 15.De op 31 december 2007 bestaande directe en indirecte belastingen, in hoofdsom en opdeciemen ten behoeve van de Staat, worden tijdens het jaar 2008 ingevorderd volgens de wetten, besluiten en tarieven waarbij de zetting en invordering ervan worden geregeld, met inbegrip van de wetten, besluiten en tarieven die slechts een tijdelijk of voorlopig karakter hebben.

Art. 16.De toepassing van de artikels 3 en 4, § 1, van de wet van 28 december 1954 houdende de Rijksmiddelenbegroting voor het dienstjaar 1955, wordt verlengd tot 31 december 2008.

Art. 17.De Koning kan, binnen de perken en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, vrijstelling van belasting verlenen voor de inkomsten van leningen die in 2008 door de federale Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de agglomeraties, de gemeenten en de openbare instellingen of organismen, voornamelijk in het buitenland zouden worden uitgegeven of geplaatst, en in het bijzonder de Schatkistbons in vreemde munt.

Wat de inkomsten van de effecten betreft van deze leningen die zouden gehouden worden door Belgische verblijfhouders, kunnen de fiscale vrijstellingen echter alleen worden verleend aan de financiële instellingen of de hiermee gelijkgestelde ondernemingen en de beroepsbeleggers bedoeld in artikel 105, 1° en 3°, van het KB/WIB 92, alsmede, onverminderd de toepassing van artikel 262, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, aan de rechtspersonen bedoeld in artikel 220 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

Art. 18.§ 1. Om het tekort van de ontvangsten in verhouding tot de uitgaven voor het jaar 2008 te dekken, met inbegrip van de terugbetalingen van leningen en de eventuele uitgaven als gevolg van de financiële beheersverrichtingen bedoeld in § 3, 1°, hierna, of om de tijdelijke schatkistonevenwichten in de loop van het begrotingsjaar te dekken : 1° wordt de Koning gemachtigd om openbare leningen uit te geven. Wanneer de Koning een algemeen uitgiftekader voor leningen heeft bepaald dat de grenzen van de bevoegdheden vastlegt die kunnen worden gedelegeerd, kan de Minister van Financiën gemachtigd worden om, tijdens het begrotingsjaar, de leningen die binnen dit kader vallen uit te geven. 2° wordt de Minister van Financiën gemachtigd om Schatkistcertificaten, Schatkistbons of om het even welk rentedragend financieringsinstrument verschillend van de openbare leningen uit te geven. De leningen bedoeld in 1° en 2° hierboven kunnen zowel in België als in het buitenland worden uitgegeven, en zowel in euro als in vreemde munt. § 2. Het beheer van de overheidsschuld heeft als voornaamste doel de financiële kost van de federale Staatsschuld te verminderen in het kader van een beheer van de marktrisico's en van de operationele risico's rekening gehouden met de algemene doelstellingen van het begrotings- en het monetair beleid.

Het beheer van de overheidsschuld heeft eveneens als doel de financiële kost te verminderen van de schuld van de openbare entiteiten, te onderscheiden van de eigenlijke federale Staat, van de centrale overheid.

Daarom stelt de Minister van Financiën, op voorstel van het strategisch Comité van de schuld dat werkt binnen de algemene administratie van de Thesaurie, de algemene richtlijnen vast die van toepassing zijn op het beheer van de federale Staatsschuld; deze richtlijnen hebben in het bijzonder betrekking op de structuur van de portefeuille van de schuld en op het niveau van de risico's die daaraan kunnen verbonden zijn.

Het strategisch Comité van de schuld neemt de uitvoeringsmaatregelen voor deze algemene richtlijnen.

Deze laatste omlijnen de uitvoering van de eigenlijke financiële verrichtingen door het Agentschap van de schuld opgericht binnen de FOD Financiën, algemene administratie van de Thesaurie. § 3. De Minister van Financiën wordt gemachtigd : 1° om iedere financiële beheersverrichting af te sluiten binnen de grenzen gesteld in § 2 hiervoor. Onder financiële beheersverrichting wordt verstaan : a) de dagelijkse beheersverrichtingen van de Schatkist, meer bepaald de financiële verrichtingen die noodzakelijk zijn om het dagelijks kasevenwicht te waarborgen;b) de omruilingen van effecten;c) de aanpassing van de contractuele voorwaarden of van de terugbetalingstermijnen van bestaande leningen, gedaan in overleg met de geldschieters en conform de marktvoorwaarden;d) alle soorten beleggingen, met inbegrip van deze die noodzakelijk zijn voor de continuïteit van de financiering van de Schatkist;e) de interestswaps en de deviezenswaps, de opties, de termijncontracten en elk ander instrument van het financieel, budgettair en kredietrisicobeheer dat verband houdt met de federale Staatsschuld en die toegelaten zijn door de Minister van Financiën in toepassing van § 2 hiervoor;f) de aankoop van effecten van de federale Staatsschuld op de secundaire markten;g) de tijdelijke terbeschikkingstelling via cessie-retrocessieverrichtingen of andere verrichtingen met een gelijkaardig economisch effect, van schatkistcertificaten, van lineaire obligaties, van gesplitste effecten en van Staatsbons aan de primary dealers en recognized dealers in een elektronisch effectenverhandelingssysteem. Op voorstel van het Strategisch Comité van de Schuld, kunnen de tijdelijke terbeschikkingsstellingen, bedoeld in het eerste lid, uitgebreid worden tot de instellingen die in een elektronisch effectenverhandelingssysteem onderworpen zijn aan een noteringsverplichting voor schatkistwaarden van het Koninkrijk België, en die niet behoren tot de primary dealers en recognized dealers bedoeld in het eerste lid. h) de financiële verrichtingen van de Schatkist met de organismen die behoren tot de sector « overheid » overeenkomstig het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 95).2° naast de omruiling van effecten van bestaande leningen tegen nieuwe lineaire obligaties, de gelopen intresten van de effecten in omloop te betalen aan de rechthebbenden door middel van lineaire obligaties;3° zoals bepaald in de overeenkomst van 5 januari 1994 afgesloten met de Nationale Bank van België, gedematerialiseerde effecten ter vertegenwoordiging van de Staatsschuld te creëren, die dezelfde eigenschappen hebben als deze van de in omloop zijnde effecten, met het oog op het uitlenen van deze effecten op korte termijn aan de Nationale Bank van België in functie van de behoeften van haar effectenvereffeningsstelsel;4° over te gaan tot de uitgifte van schatkistcertificaten en lineaire obligaties, in te schrijven op een rekening van de Schatkist binnen het vereffeningssysteem van de Nationale Bank van België teneinde de verrichtingen voorzien in 1°, g), mogelijk te maken. § 4. In afwijking van artikel 4 van de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit, worden de opbrengsten van de financieringsinstrumenten op korte termijn (Schatkistcertificaten, Schatkistbons en gelijkaardige instrumenten) evenals de opbrengsten voortvloeiend uit de verrichtingen bedoeld in § 3, 1°, g), gestort op thesaurierekeningen of orderekeningen van de Thesaurie.

Ten einde de continuïteit van de financiering van de Schatkist te verzekeren, zijn de machtigingen bedoeld in § 1, 1° en 2°, eveneens van toepassing op de leningen waarvan de voorwaarden worden vastgelegd in de loop van de voorgaande begrotingsjaren en waarvan de opbrengst wordt gestort in de loop van het jaar 2008.

De Minister van Financiën wordt ertoe gemachtigd een thesaurie in vreemde munt te beheren om elke weerslag op het voeren van een monetair beleid van de verrichtingen in vreemde munt uitgevoerd in het kader van het financieel beleid van de Schatkist, te vermijden.

In het kader van de financiële beheersverrichtingen voorzien in § 3, 1°, hiervoor, wordt de Minister van Financiën gemachtigd om effecten aan te houden : 1° bij het effectenvereffeningsstelsel van de Nationale Bank van België;2° bij de internationale effectenvereffeningsstelsels alsook bij de internationale effectenbewaringstelsels;3° bij bepaalde financiële instellingen die door de op hen toepasselijke wetgeving gemachtigd zijn om effecten te bewaren voor rekening van derden. § 5. De Minister van Financiën kan aan de ambtenaren-generaal van de FOD Financiën, algemene administratie van de Thesaurie, evenals aan de leden van het personeel van het Agentschap van de schuld opgericht binnen de algemene administratie van de Thesaurie die hij aanwijst voor de door hem voorziene specifieke taken het volgende delegeren : a) de machtiging om binnen de grenzen voorzien door de Koning, in functie van de schatkistbehoeften, het bedrag en de financiële voorwaarden van de uitgiftes van openbare leningen bepaald bij § 1, 1°, alsook de nodige machtigingen voor een goede afhandeling van deze uitgiftes, vast te stellen;b) de machtigingen bepaald bij § 1, 2°;§ 3 en § 4, derde en vierde lid.

Art. 19.§ 1. De Minister van Financiën wordt ertoe gemachtigd om de intrestontvangsten of - uitgaven die voortkomen uit de beheersverrichtingen van de overheidsschuld in mindering te brengen respectievelijk ten laste te leggen van de intrestkredieten van de sectie « Rijksschuld » van de algemene uitgavenbegroting. § 2. Hij wordt er tevens toe gemachtigd om de kapitaalontvangsten of -uitgaven die voortkomen uit de beheersverrichtingen van de overheidsschuld, verbonden met de vervaldagen van terugbetalingen van leningen, in mindering te brengen respectievelijk ten laste te leggen van de aflossingskredieten van de sectie « Rijksschuld » van de algemene uitgavenbegroting. § 3. De bepalingen van § 2 zijn niet toepasselijk op premies gestort naar aanleiding van de verkoop of aankoop van opties.

Art. 20.In afwijking van artikel 17 van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van de wijzigingen daarin, krachtens de wet van 31 juli 1934, zal de rentevoet van de in 2008 uit te keren interesten voor de bij de Deposito- en Consignatiekas in bewaring gegeven consignaties, vrijwillige deposito's en borgtochten van alle categorieën, door de Minister van Financiën worden vastgesteld.

Art. 21.Met het oog op de uitvoering van artikel 5, § 1, van de verordening (E.E.G.) nr. 1941/81 betreffende een geïntegreerd ontwikkelingsprogramma voor de achtergebleven gebieden van België, worden de financiële middelen voor de projecten die onder hun bevoegdheid vallen, gestort op de begrotingen van de Gewesten.

Deze financiële middelen worden voorafgenomen op de terugbetalingen aan de Belgische Schatkist, waartoe de Europese Gemeenschappen ten titel van inningskosten gehouden zijn luidens artikel 3, 1°, vijfde lid, van het besluit van 21 april 1970 van de Raad van Ministers van de Europese Gemeenschappen betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lidstaten door eigen middelen van de Europese Gemeenschappen, goedgekeurd door de wet van 23 december 1970.

De over te hevelen bedragen worden bepaald door de Minister van Financiën, zoals beslist of voorzien door de E.E.G.-Commissie.

Art. 22.Met het oog op de uitvoering van artikel 11 en artikel 18, § 2, van verordening (EG, EURATOM) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000, houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen, worden de vastgestelde niet geboekte rechten, die tijdens controles aan het licht komen, vermeerderd met de rente, ter beschikking gesteld van de Europese Commissie.

Deze vastgestelde rechten vermeerderd met de rente worden in afwijking van artikel 3 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, voorafgenomen op de terugbetalingen aan de Belgische Schatkist, waartoe de Europese Gemeenschappen ten titel van inningskosten gehouden zijn luidens artikel 3, 1°, vijfde lid, van het besluit van 21 april 1970 van de raad van Ministers van de Europese Gemeenschappen betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lidstaten door eigen middelen van de Europese Gemeenschappen, goedgekeurd door de wet van 23 december 1970.

Art. 23.Overeenkomstig artikel 53, 1°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, en rekening houdend met : - de in artikel 4, § 5, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde toewijzing van nalatigheidsinteresten, last van verwijlinteresten, forfaitaire en proportionele fiscale boeten op de artikel 3 van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke belastingen; - de in artikel 5, § 3, tweede lid bedoelde toestand waarbij het Vlaamse Gewest met ingang van het aanslagjaar 1999 instaat voor de dienst van de in artikel 3, 5°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde onroerende voorheffing; worden de in artikel 3 van dezelfde bijzondere wet bedoelde overdrachten inzake gewestelijke belastingen, verhoogd met voormelde interesten en boeten, voor het begrotingsjaar 2008 geraamd op 4.515.087.000 euro voor het Vlaamse Gewest, op 2.107.433.000 euro voor het Waalse Gewest en op 1.201.876.000 euro voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 24.Overeenkomstig artikel 53, 2°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, en rekening houdend met de wet van 23 mei 2000 tot bepaling van de criteria bedoeld in artikel 39, § 2, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, worden de in artikel 36 van dezelfde bijzondere wet bedoelde overdrachten voor het begrotingsjaar 2008, met inbegrip van : - het definitief saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2006 - het verschil tussen de initiële raming en de vermoedelijke raming van het begrotingsjaar 2007 geraamd op 11.668.869.657 euro voor de Vlaamse Gemeenschap en op 7.754.532.939 euro voor de Franse Gemeenschap.

Overeenkomstig artikel 59 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap wordt de in artikel 58nonies van dezelfde wet bedoelde overdracht voor het begrotingsjaar 2008, met inbegrip van : - het definitief saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2006; - het verschil tussen de initiële raming en de vermoedelijke raming van het begrotingsjaar 2007; geraamd op 5.510.449 EUR voor de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 25.Overeenkomstig de artikelen 53, 3°, en 35octies van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, worden de in de artikelen 34 en 35ter tot 35septies bedoelde overdrachten voor het begrotingsjaar 2008, met inbegrip van : - het definitief saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2006; - het verschil tussen de initiële raming en de vermoedelijke raming van het begrotingsjaar 2007; geraamd op 5.575.139.058 euro voor het Vlaamse Gewest, op 3.345.258.587 euro voor het Waalse Gewest en op 839.731.246 EUR voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 26.De overdracht bedoeld in artikel 65bis van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, wordt voor het begrotingsjaar 2008, met inbegrip van : - het definitief saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2006; - het verschil tussen de initiële raming en de vermoedelijke raming van het begrotingsjaar 2007; geraamd op 25.193.287 EUR voor de Franse Gemeenschapscommissie en 6.298.322 EUR voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

Art. 27.De overdracht bedoeld in artikel 46bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, laatst gewijzigd door de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, wordt voor het begrotingsjaar 2008, met inbegrip van : - het definitief saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2006; - het verschil tussen de initiële raming en de vermoedelijke raming van het begrotingsjaar 2007; geraamd op 31.491.608 EUR.

Art. 28.De overdrachten ten voordele van de gemeenschappen en de gewesten worden naargelang het geval, gestort hetzij op een toewijzingsfonds voorzien in de Algemene Uitgavenbegroting, hetzij op een rekening van de Ordeverrichtingen van de Thesaurie. HOOFDSTUK IV. - Slotbepaling

Art. 29.Deze wet treedt in werking op 1 januari 2008.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 12 december 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Financiën, D. REYNDERS De minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Zitting 2007-2008. Kamer van Volksvertegenwoordigers.

Documenten. - Wetsontwerp, 52K0326/001. - Errata, 52K0326/002.

Rapport, 52K0326/003. - Aangenomen tekst, 52K0326/004.

Bespreking en aanneming. - Vergadering van 29 november 2007.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^