Etaamb.openjustice.be
Wet van 12 mei 2003
gepubliceerd op 26 mei 2003

Wet betreffende de juridische bescherming van diensten van de informatiemaatschappij gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2003011275
pub.
26/05/2003
prom.
12/05/2003
ELI
eli/wet/2003/05/12/2003011275/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 MEI 2003. - Wet betreffende de juridische bescherming van diensten van de informatiemaatschappij gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Definities

Art. 2.Voor de toepassing van deze wet moet worden verstaan onder : 1° dienst van de informatiemaatschappij : elke dienst die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van een afnemer van diensten verricht wordt.In deze definitie wordt verstaan onder : a) op afstand : een dienst die geleverd wordt zonder dat de partijen gelijktijdig aanwezig zijn;b) langs elektronische weg : een dienst die verzonden en ontvangen wordt via elektronische apparatuur voor de verwerking (met inbegrip van digitale compressie) en de opslag van gegevens, en die geheel via draden, radio, optische middelen of andere elektronische middelen wordt verzonden, doorgeleid en ontvangen;c) op individueel verzoek van een afnemer van diensten : een dienst die op individueel verzoek via de transmissie van gegevens wordt geleverd. Een indicatieve lijst van niet onder deze definitie vallende diensten staat in bijlage; 2° beschermde dienst : één van de diensten van de informatiemaatschappij, voorzover deze tegen betaling en op basis van voorwaardelijke toegang worden verricht, of de verschaffing, beschouwd als een op zichzelf staande dienst, van voorwaardelijke toegang tot deze diensten;3° voorwaardelijke toegang : elke technische maatregel en/of regeling die de toegang tot de beschermde dienst in een begrijpelijke vorm afhankelijk maakt van voorafgaande, individuele toestemming;4° uitrusting voor voorwaardelijke toegang : elke uitrusting of programmatuur die is ontworpen of aangepast om toegang te verschaffen tot een beschermde dienst in een begrijpelijke vorm;5° reclame : elke vorm van communicatie bestemd voor het direct of indirect promoten van uitrustingen voor voorwaardelijke toegang;6° illegale uitrusting : elke uitrusting of programmatuur die is ontworpen of aangepast om zonder toestemming van de dienstverrichter in een begrijpelijke vorm toegang te verschaffen tot een beschermde dienst. HOOFDSTUK III. - Illegale activiteiten

Art. 3.Het is verboden : 1° illegale uitrusting te vervaardigen, in te voeren, te verspreiden, te verkopen, te verhuren of in bezit te hebben voor commerciële doeleinden;2° illegale uitrusting te installeren, te onderhouden of te vervangen voor commerciële doeleinden;3° gebruik te maken van reclame om illegale uitrusting aan te prijzen. HOOFDSTUK IV. - Sancties Afdeling 1. - Vordering tot staking

Art. 4.De voorzitter van de rechtbank van koophandel stelt het bestaan vast en beveelt de staking van een zelfs onder het strafrecht vallende daad die een inbreuk op de bepalingen van deze wet uitmaakt.

Hij kan de reclame bedoeld in artikel 3, 3°, verbieden wanneer zij nog niet onder het publiek is gebracht, doch de publicatie ervan op het punt staat te gebeuren.

Art. 5.De vordering gegrond op artikel 4 wordt ingesteld op verzoek van : 1° de belanghebbenden;2° de minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren;3° een beroeps- of interprofessionele vereniging met rechtspersoonlijkheid;4° een vereniging ter verdediging van consumentenbelangen die rechtspersoonlijkheid bezit, voorzover zij voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 98, § 1, 4, van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument. In afwijking van de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek, kunnen de verenigingen bedoeld in het eerste lid, 3 en 4, in rechte optreden voor de verdediging van hun statutair omschreven collectieve belangen.

De artikelen 99 en 100 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument zijn van toepassing op de vordering tot staking bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Afdeling 2. - Strafbepalingen

Art. 6.§ 1. Met gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 25 tot 25 000 euro of met een van deze straffen alleen worden gestraft, zij die de bepalingen van artikel 3 van deze wet overtreden. § 2. Wanneer de feiten voorgelegd aan de rechtbank, het voorwerp zijn van een vordering tot staking kan er niet beslist worden over de strafvordering dan nadat een in kracht van gewijsde gegane beslissing is genomen betreffende de vordering tot staking. § 3. Onverminderd de toepassing van de gewone regelen inzake herhaling, worden de bij § 1 bepaalde straffen verdubbeld wanneer een in artikel 3 van deze wet bedoelde inbreuk zich voordoet binnen vijf jaar na een kracht van gewijsde gegane veroordeling wegens een overtreding op voormeld artikel. § 4. De rechtbank kan de aanplakking van het vonnis of van de door haar opgestelde samenvatting ervan bevelen gedurende de door haar bepaalde termijn zowel buiten als binnen de inrichtingen van de overtreder, evenals de bekendmaking van het vonnis of van de samenvatting ervan door middel van kranten of op enige andere wijze, en dit alles op kosten van de overtreder; zij kan bovendien de verbeurdverklaring bevelen van de ongeoorloofde winsten die met behulp van de inbreuk werden gemaakt. § 5. De vennootschappen en verenigingen met rechtspersoonlijkheid zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de veroordelingen tot schadevergoeding, geldboeten, kosten, verbeurdverklaringen, teruggave en geldelijke sancties van welke aard ook, die wegens inbreuk op de bepalingen van deze wet tegen hun organen of aangestelden zijn uitgesproken.

Dit geldt eveneens voor de leden van alle handelsverenigingen die geen rechtspersoonlijkheid bezitten, wanneer de inbreuk door een vennoot, zaakvoerder of aangestelde is gepleegd ter gelegenheid van een tot de werkzaamheid van de vereniging behorende verrichting. Evenwel is de burgerrechtelijk aansprakelijke vennoot persoonlijk niet verder gehouden dan tot de sommen of waarden die de verrichting hem opgebracht heeft.

Deze vennootschappen, verenigingen en leden kunnen rechtstreeks voor de strafrechter gedagvaard worden door het openbaar ministerie of door de burgerlijke partij. § 6. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85, zijn van toepassing op de inbreuken bedoeld in deze wet.

In afwijking van artikel 43 van het Strafwetboek, oordeelt de rechtbank, zo deze een veroordeling uitspreekt naar aanleiding van een van de inbreuken bedoeld in deze wet, of de bijzondere verbeurdverklaring bevolen moet worden. Deze bepaling is niet van toepassing in het geval van herhaling als bedoeld in § 3.

Na het verstrijken van een termijn van tien dagen na de uitspraak, is de griffier van de rechtbank of van het hof ertoe gehouden de minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, elk vonnis of arrest betreffende een inbreuk bedoeld in deze wet ter kennis te brengen bij een gewone brief.

De griffier is eveneens verplicht de minister onverwijld in te lichten over elke voorziening tegen een dergelijke uitspraak. Afdeling 3. - Waarschuwingsprocedure

Art. 7.Wanneer een inbreuk op artikel 3 wordt vastgesteld, kan de minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, of de door hem aangestelde ambtenaar met toepassing van artikel 8, een waarschuwing richten tot de overtreder, waarbij die tot stopzetting van deze handeling wordt aangemaand.

De overtreder wordt, binnen drie weken vanaf de vaststelling van de feiten, in kennis gesteld van deze waarschuwing, per aangetekende brief met ontvangstbewijs, of door overhandiging van een kopie van het proces-verbaal van de vastelling van de feiten.

De waarschuwing vermeldt : 1° de ten laste gelegde feiten en de geschonden wetsbepaling of -bepalingen;2° de termijn waarbinnen zij dienen te worden stopgezet;3° dat, indien aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven, de met toepassing van artikel 8 aangestelde ambtenaren de procureur des Konings kunnen inlichten of een minnelijke regeling zoals bepaald in artikel 9 voorstellen. Afdeling 4. - Opsporing en vastelling van de inbreuken

Art. 8.§ 1. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van de gerechtelijke politie, zijn de door de minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren aangestelde ambtenaren bevoegd om de in artikel 6 vermelde inbreuken op te sporen en vast te stellen. De processen-verbaal welke door die ambtenaren worden opgesteld, hebben bewijskracht tot het tegendeel is bewezen. Een afschrift ervan wordt bij een ter post aangetekende brief met ontvangstmelding binnen dertig dagen na de datum van vaststellingen, aan de overtreder toegezonden. § 2. In de uitoefening van hun ambt mogen de in § 1 bedoelde ambtenaren : 1° binnentreden tijdens de gewone openings- of werkuren in de lokalen en vertrekken waar zij voor het vervullen van hun opdracht toegang moeten hebben;2° alle dienstige vastellingen doen, zich op eerste vordering en ter plaatse de documenten, stukken of boeken die zij voor hun opsporingen en vastellingen nodig hebben, doen voorleggen en daarvan afschrift nemen;3° tegen ontvangstbewijs beslag leggen op documenten, stukken of boeken noodzakelijk voor het bewijs van een inbreuk of om de mededaders of medeplichtigen van de overtreders op te sporen;het beslag is van rechtswege opgeheven, bij ontstentenis van een bevestiging door het openbaar ministerie binnen de vijftien dagen; 4° indien zij redenen hebben te geloven aan het bestaan van een inbreuk, in bewoonde lokalen binnentreden met voorafgaande machtiging van de rechter bij de politierechtbank.De bezoeken in de bewoonde lokalen moeten tussen acht en achttien uur en door minstens twee ambtenaren gezamenlijk geschieden. § 3. In de uitoefening van hun ambt kunnen de in § 1 bedoelde ambtenaren de bijstand van de politie vorderen. § 4. Onverminderd hun ondergeschiktheid aan hun meerderen in het bestuur, oefenen de gemachtigde ambtenaren de hun door dit artikel verleende bevoegdheden uit onder het toezicht van de procureur-generaal voor wat de taken betreft inzake de opsporing en de vaststelling van de inbreuken omschreven in deze wet. § 5. In geval van toepassing van artikel 7, wordt het in § 1 bedoeld proces-verbaal pas toegezonden aan de procureur des Konings, wanneer aan de waarschuwing geen gevolg is gegeven.

In geval van toepassing van artikel 9, wordt het proces-verbaal pas toegezonden aan de procureur des Konings, wanneer de overtreder niet is ingegaan op het voorstel tot minnelijke schikking.

Art. 9.De daartoe door de minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren aangestelde ambtenaren kunnen, na inzage van de processen-verbaal waarbij een inbreuk wordt vastgesteld op de bepalingen bedoeld in artikel 6, en opgesteld door de in artikel 8 bedoelde ambtenaren, aan de overtreders de betaling voorstellen van een som die de strafvordering doet vervallen.

De Koning stelt de tarieven alsook de modaliteiten van betaling en inning vast.

Het in het eerste lid bedoelde bedrag mag niet meer belopen dan het maximum van bij artikel 6 van deze wet bepaalde geldboete, verhoogd met de opdeciemen.

De binnen de aangegeven termijn uitgevoerde betaling doet de strafvordering vervallen, behalve indien tevoren een klacht gericht werd aan de procureur des Konings, de onderzoeksrechter verzocht werd een onderzoek in te stellen of indien het feit bij de rechtbank aanhangig gemaakt werd. In deze gevallen worden de betaalde bedragen aan de overtreder teruggestort. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 10.Artikel 589 van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 11 april 1999 en gewijzigd bij de wetten van 11 april 1999, 26 mei 2002, 17 juli 2002, 2 augustus 2002 en 20 december 2002 wordt aangevuld als volgt : « 13° in artikel 4 van de wet van 12 mei 2003 betreffende de juridische bescherming van diensten van de informatiemaatschappij gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang; ».

Art. 11.Artikel 1, 14, van de wet van 30 maart 1995 betreffende de netten voor distributie voor omroepuitzendingen en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, gewijzigd bij de wet van 8 juli 2001, wordt vervangen als volgt : « 14. Beschermde dienst : één van de diensten van de radio-omroep of televisieomroep, voorzover deze tegen betaling en op basis van voorwaardelijke toegang worden verricht, of de verschaffing, beschouwd als een op zichzelf staande dienst, van voorwaardelijke toegang tot deze diensten; ».

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 12 mei 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN. Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Gewone zitting 2002-2003. Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire stukken. - Nr. 50-2153/1 : Wetsontwerp. - Nr. 50-2153/2 : Erratum. - Nr. 50-2153/3 : Bijlage. - Nr. 50-2153/4 : Amendementen. - Nr. 50-2153/5 : Verslag. - Nr. 50-2153/6 : Tekst aangenomen door de Commissie. - Nr. 50-2153/7 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Handelingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Integraal verslag : 27 maart 2003.

Senaat : Parlementaire stukken. - Nr. 2-1565/1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat. - Nr. 2-1565/2 : Verslag.

Bijlage Indicatieve lijst van diensten die niet onder de definitie vallen van « diensten van de informatiemaatschappij » bedoeld bij artikel 2, 1°. 1. Diensten die niet « op afstand » worden geleverd: diensten die in de fysieke aanwezigheid van de verrichter en de afnemer worden verricht, ook wanneer daarbij elektronische apparatuur wordt gebruikt : a) onderzoek of behandeling in de speekkamer van een arts met behulp van elektronische apparatuur, in de fysieke aanwezigheid van de patiënt;b) raadpleging van een elektronische catalogus in een winkel, in de fysieke aanwezigheid van de klant;c) reservering van een vliegtuigticket via een computernetwerk in een reisagentschap, in de fysieke aanwezigheid van de klant;d) beschikbaarstelling van elektronische spelletjes in een speelhal in de fysieke aanwezigheid van de gebruiker.2. Diensten die niet « langs elektronische weg » worden geleverd : a) Diensten met een materiële inhoud, ook wanneer daarbij elektronische apparatuur wordt gebruikt: - Automatische biljettenverdeling (bankbiljetten, treinkaartjes); - Toegang tot wegennetten, parkeerplaatsen, enz. waarvoor betaald moet worden, ook wanneer de toegang en/of de correcte betaling wordt gecontroleerd door middel van elektronische apparatuur aan de ingang en/of de uitgang. b) « Off line »-diensten : verspreiding van CD-ROM's of software op diskettes.c) Diensten die niet via elektronische systemen voor de opslag en verwerking van gegevens worden geleverd: - spraaktelefoniediensten; - fax/telexdiensten; - diensten die via spraaktelefonie of fax worden verricht; - raadpleging van een arts via telefoon/fax; - raadpleging van een advocaat via telefoon/fax; - direct marketing via telefoon/fax. 3. Diensten die niet « op individueel verzoek van een afnemer van diensten » worden geleverd : diensten die via de verzending van gegevens zonder individueel oproep worden verricht en bestemd zijn voor gelijktijdige ontvangst door een onbeperkt aantal ontvangers (point-to-multipoint-transmissie) : a) televisieomroepdiensten (waaronder « near-video-on-demand ») : het oorspronkelijke uitzenden via de kabel of draadloos, via de ether of via satelliet, in al dan niet gecodeerde vorm van voor ontvangst door het publiek bestemde televisieprogramma's.Hieronder is mede begrepen het overdragen van programma's tussen ondernemingen met het oog op doorgifte daarvan aan het publiek. Hieronder zijn niet begrepen communicatiediensten die informatieve gegevens of andere prestaties op individueel verzoek verstrekken zoals telekopiediensten, elektronische databanken en ander soortgelijke diensten; b) radio-omroepdiensten;c) teletekst (via televisie). Gezien om te worden gevoegd bij Onze wet van 12 mei 2003 betreffende de juridische bescherming van diensten van de informatiemaatschappij gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^