Etaamb.openjustice.be
Wet van 13 februari 2009
gepubliceerd op 10 februari 2012

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Democratische Republiek Congo tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontduiken en het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en met het Protocol, ondertekend te Brussel op 23 mei 2007

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2009015029
pub.
10/02/2012
prom.
13/02/2009
ELI
eli/wet/2009/02/13/2009015029/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

13 FEBRUARI 2009. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Democratische Republiek Congo tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontduiken en het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en met het Protocol, ondertekend te Brussel op 23 mei 2007 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Democratische Republiek Congo tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontduiken en het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en het Protocol, ondertekend te Brussel op 23 mei 2007, zullen volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt Gegeven te Brussel, 13 februari 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK _______ Nota's (1) Zitting 2007-2008 en 2008-2009 : Senaat. Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 7 oktober 2008, nr. 4-946/1. - Verslag, nr. 4-946/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 11 december 2008. Stemming, vergadering van 11 december 2008. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 52-1673/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 52-1673/3. Verslag, nr. 52-1673/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming : vergadering van 29 januari 2009. (2) Deze Overeenkomst is in werking getreden op 24 december 2011, overeenkomstig haar artikel 28. OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELGI" EN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN TOT HET VOORKOMEN VAN HET ONTDUIKEN EN HET ONTGAAN VAN BELASTING INZAKE BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN EN NAAR HET VERMOGEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE EN DE REGERING VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO, wensende een Overeenkomst te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontduiken en het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, zijn het volgende overeengekomen : HOOFDSTUK I. - Werkingssfeer van de Overeenkomst Artikel 1 Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.

Artikel 2 Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is 1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een overeenkomstsluitende Staat of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd de belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen naar het totale bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn : (a) in de Democratische Republiek Congo : (i) de belasting op huurinkomsten; (ii) de belasting op roerende inkomsten; (iii) de belasting op ondernemingswinst; (iv) de belasting op baten van vrije beroepen; (v) de belasting op beloningen van werknemers in dienstverband; (vi) de uitzonderlijke belasting op beloningen betaald door de werkgevers aan hun buitenlands personeel; en (vii) de grondbelasting op gebouwde eigendommen; met inbegrip van de bijkomende boetes op die belastingen, (hierna te noemen « Congolese belasting »); en (b) in het Koninkrijk België : (i) de personenbelasting; (ii) de vennootschapsbelasting; (iii) de rechtspersonenbelasting; (iv) de belasting van niet-inwoners; (v) de aanvullende crisisbijdrage; met inbegrip van de voorheffingen en de opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, (hierna te noemen « Belgische belasting »). 4. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven.De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar elke belangrijke wijziging die in hun belastingwetten is aangebracht, mede. HOOFDSTUK II. - Définities Artikel 3 Algemene bepalingen 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist : (a) (i) betekent de uitdrukking « Democratische Republiek Congo » het grondgebied van de Democratische Republiek Congo en de gebieden grenzend aan de territoriale wateren, alsook de maritieme zones en luchtgebieden waarover de Democratische Republiek Congo, in overeenstemming met het internationaal recht, rechten uitoefent inzake luchtgebieden, de zeebodem en zijn ondergrond en hun natuurlijke rijkdommen; (ii) betekent de uitdrukking « België » het Koninkrijk België; in aardrijkskundig verband gebruikt, betekent zij het grondgebied van het Koninkrijk België, daaronder begrepen de territoriale zee en de maritieme zones en luchtgebieden waarover het Koninkrijk België, in overeenstemming met het internationaal recht, soevereine rechten of zijn rechtsmacht uitoefent; (b) betekenen de uitdrukkingen « een overeenkomstsluitende Staat » en « de andere overeenkomstsluitende Staat », de Democratische Republiek Congo of België, al naar het zinsverband vereist;(c) omvat de uitdrukking « bedrijf » het uitoefenen van een vrij beroep en het uitoefenen van andere werkzaamheden van zelfstandige aard;(d) betekent de uitdrukking « vennootschap » elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing in de overeenkomstsluitende Staat waarvan zij inwoner is als een rechtspersoon wordt behandeld;(e) is de uitdrukking « onderneming » van toepassing op het uitoefenen van eender welk bedrijf;(f) betekent de uitdrukking « bevoegde autoriteit » : (i) in de Democratische Republiek Congo, de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger; (ii) in België, de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger; (g) betekenen de uitdrukkingen « onderneming van een overeenkomstsluitende Staat » en « onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat » onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;(h) betekent de uitdrukking « internationaal verkeer » elk vervoer door een schip of luchtvaartuig dat wordt geëxploiteerd door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat, behalve indien het schip of luchtvaartuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd;(i) betekent de uitdrukking « onderdaan » met betrekking tot een overeenkomstsluitende Staat : (i) elke natuurlijke persoon die de nationaliteit of het staatsburgerschap van een overeenkomstsluitende Staat bezit; (ii) elke rechtspersoon of vereniging opgericht overeenkomstig de wetgeving die in die overeenkomstsluitende Staat van kracht is; (j) omvat de uitdrukking « persoon » een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen.2. Voor de toepassing van de bepalingen van de Overeenkomst op enig tijdstip door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet erin omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking op dat tijdstip heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.Elke betekenis overeenkomstig de toepasselijke belastingwetgeving van die Staat heeft voorrang op de betekenis welke die uitdrukking heeft overeenkomstig de andere wetten van die Staat.

Artikel 4 Inwoner 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking « inwoner van een overeenkomstsluitende Staat » iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid, en omvat ze eveneens die Staat en elk staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan.Die uitdrukking omvat echter niet personen die in die Staat alleen ter zake van inkomsten uit in die Staat gelegen bronnen of ter zake van aldaar gelegen vermogen aan belasting zijn onderworpen. 2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand op de volgende wijze geregeld : (a) hij wordt geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft;indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen); (b) indien de verblijfplaats van die persoon niet kan worden bepaald op grond van lid (a), wordt hij geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;(c) indien hij gewoonlijk verblijft in beide Staten of in geen van beide, wordt hij geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;(d) indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen. Artikel 5 Vaste inrichting 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking « vaste inrichting » een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.2. De uitdrukking « vaste inrichting » omvat in het bijzonder : (a) een plaats waar leiding wordt gegeven;(b) een filiaal;(c) een kantoor;(d) een fabriek;(e) een werkplaats;en (f) een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.3. De plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden is slechts dan een vaste inrichting indien de duur daarvan 6 maanden overschrijdt.4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een « vaste inrichting » niet aanwezig geacht indien : (a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of levering van aan de onderneming toebehorende goederen;(b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor opslag, uitstalling of levering;(c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;(d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;(e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming andere werkzaamheden te verrichten, die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben; en (f) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om verscheidene van de in de subparagrafen (a) tot (e) vermelde werkzaamheden te verrichten, op voorwaarde dat het geheel van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheden heeft.5. Indien een persoon - niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie paragraaf 6 van toepassing is - voor een onderneming werkzaam is en in een overeenkomstsluitende Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, geacht een vaste inrichting in die Staat te hebben voor alle werkzaamheden welke deze persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de in paragraaf 4 vermelde werkzaamheden die, indien zij met behulp van een vaste bedrijfsinrichting zouden worden verricht, die vaste bedrijfsinrichting niet tot een vaste inrichting zouden stempelen ingevolge de bepalingen van die paragraaf.6. Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.7. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt één van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere. HOOFDSTUK III. - Belastingheffing naar het inkomen Artikel 6 Onroerende inkomsten 1. Inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen, inkomsten uit landbouw- of bosbedrijven daaronder begrepen, mogen in die andere Staat worden belast.2. De uitdrukking « onroerende goederen » heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen.De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen. Schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd. 3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreekse genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming. Artikel 7 Ondernemingswinst 1. Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat is slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting.Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mag de winst van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij kan worden toegerekend aan die vaste inrichting. 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 3 wordt, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winst toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen indien zij een onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk zou handelen met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is.3. Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders. Geen aftrek wordt evenwel toegelaten ter zake van bedragen die in voorkomend geval door de vaste inrichting (anders dan tot terugbetaling van werkelijke kosten) worden betaald aan de hoofdzetel van de onderneming of aan een van haar zetels, in de vorm van royalty's, honoraria of andere soortgelijke betalingen voor het gebruik van octrooien of andere rechten, of in de vorm van commissie voor het verstrekken van specifieke diensten of voor het geven van leiding, of, behalve in het geval van een bankonderneming, in de vorm van interest van aan de vaste inrichting geleend geld.

Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting wordt evenmin rekening gehouden met bedragen die door de vaste inrichting (anders dan tot terugbetaling van werkelijke kosten) ten laste worden gelegd van de hoofdzetel van de onderneming of van een van haar andere zetels, in de vorm van royalty's, honoraria of andere soortgelijke betalingen voor het gebruik van octrooien of andere rechten, of in de vorm van commissie voor het verstrekken van specifieke diensten of voor het geven van leiding, of, behalve in het geval van een bankonderneming, in de vorm van interest van aan de hoofdzetel van de onderneming of aan een van haar andere zetels geleend geld. 4. (a) Voor zover het in een overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen winst te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet paragraaf 2 die overeenkomstsluitende Staat niet de te belasten winst te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling;de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen. (b) Bij gebrek aan een regelmatige boekhouding of andere afdoende gegevens die het mogelijk maken het bedrag te bepalen van de winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat die aan haar in de andere Staat gelegen vaste inrichting kan worden toegerekend, mag de aan die inrichting toe te rekenen winst in die andere Staat worden bepaald volgens diens wetgeving, meer bepaald met inachtneming van de normale winst van soortgelijke ondernemingen van diezelfde Staat die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden.Indien deze methode echter tot dubbele belasting van dezelfde winst leidt, plegen de bevoegde autoriteiten van beide Staten overleg om die dubbele belasting te vermijden. 5. Geen winst wordt aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen wordt de aan de vaste inrichting toe te rekenen winst van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.7. Indien in de winst inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel. Artikel 8 Zeevaart en luchtvaart 1. Winst die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat behaalt uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer is slechts in die Staat belastbaar.2. Voor de toepassing van dit artikel omvat winst verkregen uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer met name : (a) winst verkregen uit het verhuren door de onderneming van schepen of luchtvaartuigen met volledige uitrusting, bemanning en voorraden;(b) winst verkregen uit het verhuren van onbemande schepen of luchtvaartuigen, geëxploiteerd in internationaal verkeer, wanneer die verhuring voor het internationaal vervoerbedrijf een bijkomstige bron van inkomsten is;(c) winst verkregen uit het gebruik of de verhuring van laadkisten (daaronder begrepen opleggers, rijnaken en het daarbij behorende gerei voor het vervoer van laadkisten) gebruikt voor het vervoer van goederen in internationaal verkeer, wanneer dat gebruik of die verhuring een bijkomstige werkzaamheid is voor het bedrijf dat actief is in het internationaal vervoer of rechtstreeks verband houdt met die activiteit.3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn ook van toepassing op winst verkregen uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam. Artikel 9 Afhankelijke ondernemingen 1. Indien (a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of (b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, en, in het ene of in het andere geval, tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag winst die één van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.2. Indien een overeenkomstsluitende Staat in de winst van een onderneming van die Staat winst opneemt - en dienovereenkomstig belast - ter zake waarvan een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat in die andere Staat is belast, en de aldus opgenomen winst winst is die de onderneming van de eerstbedoelde Staat zou hebben behaald indien tussen de twee ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, herziet de andere Staat op de wijze welke die Staat passend acht het bedrag aan belasting dat aldaar over die winst is geheven. Bij deze herziening wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van deze Overeenkomst en plegen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten, indien nodig, overleg met elkaar.

Artikel 10 Dividenden 1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.2. Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan : (a) in de Democratische Republiek Congo : (i) 15 % van het brutobedrag van de dividenden die zijn betaald door een vennootschap waarvan de winst is vrijgesteld van Congolese belasting bij toepassing van het Wetboek van investeringen of van een bijzondere wet tot regeling van de investeringen in de door artikel 3 van dat Wetboek beoogde bedrijfstakken, indien de uiteindelijk gerechtigde een vennootschap is die onmiddellijk ten minste 25 % bezit van het kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt; (ii) 10 % van het brutobedrag van de dividenden in alle andere gevallen; (b) in België : (i) 5 % van het brutobedrag van de dividenden indien de uiteindelijk gerechtigde een vennootschap is die onmiddellijk ten minste 25 % bezit van het kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt; (ii) 10 % van het brutobedrag van de dividenden in alle andere gevallen.

Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald. 3. De uitdrukking « dividenden », zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten - zelfs indien zij worden toegekend in de vorm van interest - die volgens de belastingwetgeving van de Staat waarvan de betalende vennootschap inwoner is op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken.4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat, waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald met die vaste inrichting wezenlijk is verbonden.In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing. 5. Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat winst of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op dividenden die door de vennootschap worden betaald, behalve voor zover die dividenden aan een inwoner van die andere Staat worden betaald of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in die andere Staat gelegen vaste inrichting, noch de niet uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op niet uitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn. Artikel 11 Interest 1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mag in die andere Staat worden belast.2. Deze interest mag echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 % van het brutobedrag van de interest.3. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2 is interest in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is vrijgesteld indien het gaat om : (a) interest van handelsschuldvorderingen - met inbegrip van vorderingen vertegenwoordigd door handelspapier - wegens termijnbetaling voor leveringen van koopwaar, goederen of diensten door een onderneming;(b) interest van niet door effecten aan toonder vertegenwoordigde schuldvorderingen of leningen van welke aard ook, betaald aan bankondernemingen;(c) interest betaald aan de andere overeenkomstsluitende Staat of aan een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan of aan de centrale bank van de andere overeenkomstsluitende Staat of aan enige openbare entiteit van die Staat of van een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan.4. De uitdrukking « interest », zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek of al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, daaronder begrepen premies en loten op die effecten.Boeten voor laattijdige betaling alsmede interest die overeenkomstig artikel 10, paragraaf 3, als dividenden wordt behandeld, worden voor de toepassing van dit artikel niet als interest beschouwd. 5. De bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting uitoefent en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd met die vaste inrichting wezenlijk is verbonden.In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing. 6. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar een inwoner van die Staat is.Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald is aangegaan en de interest ten laste komt van die vaste inrichting, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd. 7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing.In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

Artikel 12 Royalty's 1. Royalty's afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mogen in die andere Staat worden belast.2. Deze royalty's mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 % van het brutobedrag van de royalty's.3. De uitdrukking « royalty's », zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen software, bioscoopfilms of films, banden of platen voor radio- of televisieuitzendingen, van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening of een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, alsmede voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, nijverheids- of handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting en voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting uitoefent en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn met die vaste inrichting wezenlijk is verbonden.In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing. 5. Royalty's worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar een inwoner van die Staat is. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft waarvoor de verbintenis, uit hoofde waarvan de royalty's worden betaald is aangegaan en die de last van de royalty's draagt, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd. 6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty's, gelet op de prestatie waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing.In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

Artikel 13 Vermogenswinst 1. Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6, die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mogen in die andere Staat worden belast.2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming), mogen in die andere Staat worden belast.3. Voordelen die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, zijn slechts in die Staat belastbaar.4. Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van aandelen van een vennootschap waarvan meer dan 50 % van de waarde bestaat uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen, mogen in die andere overeenkomstsluitende Staat worden belast.Deze paragraaf is echter niet van toepassing op voordelen die zijn verkregen uit de vervreemding : (a) van aandelen die genoteerd zijn op een erkende beurs van één van beide overeenkomstsluitende Staten;of (b) van aandelen die worden vervreemd of ingewisseld in het kader van een reorganisatie van de vennootschap, een fusie, een splitsing of een gelijksoortige handeling;of (c) van aandelen waarvan meer dan 50 % van de waarde bestaat uit onroerende goederen waarin de vennootschap haar bedrijf uitoefent;of (d) van aandelen die in het bezit zijn van een persoon die onmiddellijk of middellijk minder dan 25 % bezit van het kapitaal van de vennootschap waarvan de aandelen worden vervreemd.5. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de voorgaande paragrafen zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is. Artikel 14 Inkomsten uit niet zelfstandige beroepen 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 15, 17 en 18 zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen, verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend.Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mogen de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat worden belast. 2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien : (a) de verkrijger in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in enig tijdperk van twaalf maanden dat aanvangt of eindigt in het betrokken belastbaar tijdperk een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en (b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is, en (c) de beloningen niet ten laste komen van een vaste inrichting die de werkgever in de andere Staat heeft.3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mogen beloningen, verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, in die Staat worden belast. Artikel 15 Vennootschapsleiding 1. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 10, mogen tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen, verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur of van toezicht of van een gelijkaardig orgaan van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, in die andere Staat worden belast.2. Beloningen die een persoon op wie paragraaf 1 van toepassing is verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van leidinggevende of technische, commerciële of financiële aard alsook beloningen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt ter zake van zijn dagelijkse werkzaamheid als vennoot in een vennootschap - niet zijnde een vennootschap op aandelen - die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, mogen worden belast overeenkomstig de bepalingen van artikel 14, alsof het ging om beloningen die een werknemer ter zake van een dienstbetrekking verkrijgt en alsof de werkgever de vennootschap was. Artikel 16 Artiesten en sportbeoefenaars 1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7 en 14 mogen inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film-, radio- of televisieartiest, of musicus, of in de hoedanigheid van sportbeoefenaar, in die andere Staat worden belast.2. Indien inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7 en 14, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht. Artikel 17 Pensioenen en lijfrenten 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 18, paragraaf 2, mogen pensioenen en andere soortgelijke beloningen alsook lijfrenten, afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, in eerstgenoemde Staat worden belast.2. De uitdrukking « lijfrente » betekent een vaste som, periodiek betaalbaar op vaste tijdstippen, hetzij gedurende het leven, hetzij gedurende een vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak, ingevolge een verbintenis tot het doen van betalingen, welke tegenover een voldoende en volledige tegenprestatie in geld of geldswaarde staat.3. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1, zijn pensioenen en andere bedragen die worden betaald overeenkomstig de sociale zekerheidswetgeving van een overeenkomstsluitende Staat alleen in die Staat belastbaar. Artikel 18 Overheidsfuncties 1. (a) Lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon, ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.(b) Die lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon een inwoner van die Staat is, die : (i) onderdaan is van die Staat;of (ii) niet uitsluitend met het oog op het bewijzen van de diensten inwoner van die Staat is geworden. 2. (a) Pensioenen en andere soortgelijke beloningen die door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, worden betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat, aan dat onderdeel of aan die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.(b) Die pensioenen en andere soortgelijke beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.3. De bepalingen van de artikelen 14, 15, 16 en 17 zijn van toepassing op lonen, salarissen, pensioenen en andere soortgelijke beloningen, betaald ter zake van diensten bewezen in het kader van een nijverheids- of handelsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan.4. De bepalingen van paragraaf 1 zijn eveneens van toepassing op lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen die door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan of door een publiekrechtelijk lichaam zijn betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van een activiteit die in de andere overeenkomstsluitende Staat werd uitgeoefend in het kader van een samenwerkingsakkoord of een bijstandsovereenkomst. Artikel 19 Studenten, leerlingen en stagiairs Een student, een leerling of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in een overeenkomstsluitende Staat verblijft en die inwoner is, of onmiddellijk vóór zijn bezoek aan die overeenkomstsluitende Staat inwoner was van de andere overeenkomstsluitende Staat, is in de eerstbedoelde Staat vrijgesteld van belasting ter zake van bedragen die hij ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, op voorwaarde dat die bedragen afkomstig zijn uit bronnen buiten die Staat.

Artikel 20 Andere inkomsten 1. Ongeacht de afkomst ervan, zijn bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, slechts in die Staat belastbaar.2. De bepalingen van paragraaf 1 zijn niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, indien de verkrijger van die inkomsten, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting uitoefent en het recht of het goed dat de inkomsten oplevert met die vaste inrichting wezenlijk is verbonden.In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing. 3. Niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 mogen bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van de Overeenkomst worden behandeld en die uit de andere overeenkomstsluitende Staat afkomstig zijn, ook in die andere Staat worden belast indien die bestanddelen niet in de eerstbedoelde Staat zijn belast. HOOFDSTUK IV. - Belastingheffing naar het vermogen Artikel 21 Vermogen 1. Vermogen bestaande uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat bezit en die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mag in die andere Staat worden belast.2. Vermogen bestaande uit roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, mag in die andere Staat worden belast.3. Vermogen bestaande uit schepen en luchtvaartuigen die toebehoren aan een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en door deze onderneming in internationaal verkeer worden geëxploiteerd, alsmede uit roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, is slechts in die overeenkomstsluitende Staat belastbaar.4. Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar. HOOFDSTUK V. - Wjze waarop dubbele belasting wordt vermeden Artikel 22 Dubbele belasting wordt op de volgende wijze vermeden : 1. In de Democratische Republiek Congo, (a) onder voorbehoud van de bepalingen van de Congolese wetgeving betreffende de verrekening met de belasting van de Democratische Republiek Congo van belasting die verschuldigd is in enig ander land dan de Democratische Republiek Congo (en van de wijzigingen die het algemeen beginsel van die wetgeving niet aantasten) mag de Belgische belasting die werd betaald door een inwoner van de Democratische Republiek Congo : (i) op inkomsten die krachtens de bepalingen van deze Overeenkomst in België mogen worden belast, in mindering gebracht worden van de belasting die op grond van de belastingwetgeving van de Democratische Republiek Congo verschuldigd is; (ii) op bestanddelen van het vermogen die krachtens de bepalingen van deze Overeenkomst in België mogen worden belast, in mindering gebracht worden van de belasting die op grond van de belastingwetgeving van de Democratische Republiek Congo verschuldigd is.

Deze aftrek mag evenwel niet meer bedragen dan het gedeelte van de totale verschuldigde belasting van de Democratische Republiek Congo dat overeenstemt met het inkomen of vermogensbestanddeel dat verhoudingsgewijs tot het geheel van de inkomsten of van het vermogen in aanmerking wordt genomen. (b) Indien ingevolge enige bepaling van deze Overeenkomst het inkomen dat een inwoner van de Democratische Republiek Congo verkrijgt, of het vermogen dat hij bezit, in die Staat vrijgesteld is van belasting, mag de Democratische Republiek Congo niettemin, om het bedrag van de belasting op het overige inkomen of het overige vermogen van die inwoner te berekenen, rekening houden met het vrijgestelde inkomen of het vrijgestelde vermogen.2. In België, (a) indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt, niet zijnde dividenden, interest of royalty's, of vermogensbestanddelen bezit die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst in de Democratische Republiek Congo zijn belast, stelt België deze inkomsten of deze vermogensbestanddelen vrij van belasting, maar om het bedrag van zijn belasting op het overige inkomen of het overige vermogen van die inwoner te berekenen, mag België het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten of die vermogensbestanddelen niet waren vrijgesteld.Niettegenstaande de bepalingen van deze subparagraaf en van elke andere bepaling van de Overeenkomst houdt België, voor het berekenen van de opcentiemen die worden geheven door de Belgische gemeenten en agglomeraties, rekening met de beroepsinkomsten die in België overeenkomstig voorgaande zin vrijgesteld zijn van belasting. Die opcentiemen worden berekend op de belasting die in België verschuldigd zou zijn indien de desbetreffende beroepsinkomsten uit Belgische bronnen waren behaald. (b) Dividenden die een vennootschap die inwoner is van België verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van de Democratische Republiek Congo, worden in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald. Niettegenstaande de voorwaarde van belastingheffing waarin de Belgische wetgeving voorziet, worden ook die dividenden in België vrijgesteld van vennootschapsbelasting die zijn beoogd door artikel 10, paragraaf 2, (a), (i), die een vennootschap die inwoner is van België ontvangt van een vennootschap die inwoner is van de Democratische Republiek Congo en die zijn betaald uit winst die voortkomt uit een in de Democratische Republiek Congo uitgeoefend nijverheids- of handelsbedrijf die de Democratische Republiek Congo tijdelijk vrijstelt van belasting op ondernemingswinst bij toepassing van het Wetboek van Investeringen of van een bijzondere wet tot regeling van de investeringen in de door artikel 3 van dat Wetboek beoogde bedrijfstakken. België stelt die dividenden vrij gedurende een tijdperk van tien jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst en conform de andere grenzen en voorwaarden waarin de Belgische wetgeving voorziet. Dat tijdperk van tien jaar wordt hernieuwd voor een nieuw tienjarig tijdperk, behalve indien de bevoegde autoriteit van België vóór afloop van dat eerste tijdperk van tien jaar aan de bevoegde autoriteit van de Democratische Republiek Congo schriftelijk laat weten dat de maatregel niet zal verlengd worden. (c) Onder voorbehoud van de bepalingen van de Belgische wetgeving betreffende de verrekening van in het buitenland betaalde belastingen met de Belgische belasting wordt, indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen en die bestaan uit interest of royalty's, de belasting die in de Democratische Republiek Congo op die inkomsten werd geheven in mindering gebracht van de Belgische belasting die betrekking heeft op die inkomsten.(d) Indien verliezen die zijn geleden door een onderneming die door een inwoner van België wordt gedreven met behulp van een in de Democratische Republiek Congo gelegen vaste inrichting, voor de belastingheffing van die onderneming in België conform de Belgische wetgeving werkelijk in mindering van de winst van die onderneming zijn gebracht, is de vrijstelling ingevolge subparagraaf (a) in België niet van toepassing op de winst van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kan worden toegerekend, in zoverre als deze winst ook in de Democratische Republiek Congo door de verrekening van die verliezen van belasting is vrijgesteld. HOOFDSTUK VI. - Bijzondere bepalingen Artikel 23 Non-discriminatie 1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden, inzonderheid met betrekking tot de woonplaats, zijn of kunnen worden onderworpen.Niettegenstaande de bepalingen van artikel 1 is deze bepaling ook van toepassing op personen die geen inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten. 2. Staatlozen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat, worden noch in de ene noch in de andere overeenkomstsluitende Staat onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van de desbetreffende Staat onder gelijke omstandigheden, inzonderheid met betrekking tot de woonplaats, zijn of kunnen worden onderworpen.3. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen.Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de gezinstoestand of gezinslasten te verlenen die hij aan zijn eigen inwoners verleent. 4. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, paragraaf 1, artikel 11, paragraaf 7, of artikel 12, paragraaf 6, van toepassing zijn, worden interest, royalty's en andere uitgaven die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald.Schulden van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat tegenover een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden bij het bepalen van het belastbaar vermogen van die onderneming eveneens op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht alsof die schulden tegenover een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn aangegaan. 5. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van of wordt beheerst door één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen die anders of zwaarder is dan de belastingheffing of daarmede verband houdende verplichtingen waaraan andere, soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.6. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 2 zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing op belastingen van elke soort en benaming. Artikel 24 Regeling voor onderling overleg 1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin het interne recht van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of indien zijn geval onder artikel 23, paragraaf 1, ressorteert, aan die van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij de nationaliteit bezit.Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht. 2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, teneinde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst te vermijden.De overeengekomen regeling wordt uitgevoerd, ongeacht de termijnen waarin het interne recht van de overeenkomstsluitende Staten voorziet. 3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van de Overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen.4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de Overeenkomst nodig zijn en met name omtrent de bewijsstukken die de inwoners van elke overeenkomstsluitende Staat moeten overleggen om in de andere Staat de bij de Overeenkomst bepaalde belastingvrijstellingen of -verminderingen te verkrijgen.5. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkander in verbinding stellen - ook in de schoot van een gemengde commissie bestaande uit die autoriteiten of uit hun vertegenwoordigers - om tot een regeling te komen zoals aangegeven in de voorgaande paragrafen. Artikel 25 Uitwisseling van inlichtingen 1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst of aan die van de nationale wetgeving met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met de Overeenkomst.De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1. De uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot de belastingen die niet worden beoogd door artikel 2, kan worden geregeld door bijzondere akkoorden. 2. De inlichtingen die een overeenkomstsluitende Staat krachtens paragraaf 1 verkrijgt, worden op dezelfde wijze geheim gehouden als de inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of invordering van de in paragraaf 1 vermelde belastingen, bij de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van die belastingen, bij de beslissing in beroepszaken die betrekking hebben op die belastingen, of bij het toezicht op het voorafgaande.Deze personen of autoriteiten gebruiken deze inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen. 3. In geen geval mogen de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen : (a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;(b) inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;(c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.4. Op vraag van de andere overeenkomstsluitende Staat deelt een overeenkomstsluitende Staat inlichtingen mee die in het bezit zijn van een bank, een financiële instelling, een gevolmachtigde of een persoon die optreedt als tussenpersoon of als fiduciaire.Deze bepaling is evenwel niet van toepassing wanneer de interne wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat niet toestaat om die inlichtingen te verkrijgen. 5. Wanneer een overeenkomstsluitende Staat inlichtingen vraagt conform dit artikel maakt de andere overeenkomstsluitende Staat gebruik van de macht waarover hij beschikt om de gevraagde inlichtingen te verkrijgen, ook al heeft hij die inlichtingen zelf niet nodig voor zijn eigen fiscale doeleinden.De in de vorige zin opgenomen verplichting is onderworpen aan de beperkingen waarin paragrafen 3 en 4 voorzien, behalve indien die beperkingen van die aard zijn dat ze een overeenkomstsluitende Staat zouden kunnen beletten om inlichtingen mede te delen enkel en alleen omdat die inlichtingen voor die Staat niet van belang zijn op nationaal vlak.

Artikel 26 Invorderingsbijstand 1. De overeenkomstsluitende Staten verlenen elkaar bijstand voor de betekening en de invordering van hun belastingvorderingen.Die bijstand wordt niet beperkt door artikel 1. De bijstand inzake de invordering van niet door artikel 2 beoogde belastingen kan worden geregeld door bijzondere akkoorden. 2. De uitdrukking « belastingvordering » zoals gebruikt in dit artikel, betekent een bedrag dat verschuldigd is ter zake van belastingen die door deze Overeenkomst worden beoogd, voor zover de daarmee overeenstemmende belastingheffing niet strijdig is met de Overeenkomst, alsmede de interest, de administratieve boetes en de kosten die voortvloeien uit de conservatoire maatregelen of uit de maatregelen tot invordering die op die belastingen betrekking hebben.3. Wanneer een overeenkomstsluitende Staat een belastingvordering heeft die invorderbaar is op grond van de wetgeving van die Staat en die verschuldigd is door een persoon die op die datum en op grond van die wetgeving de invordering ervan niet kan beletten, wordt die belastingvordering op verzoek van de bevoegde autoriteiten van die Staat door de bevoegde autoriteiten van de andere overeenkomstsluitende Staat aanvaard met het oog op de invordering ervan.Die belastingvordering wordt door die andere Staat ingevorderd overeenkomstig de bepalingen van zijn wetgeving die geldt voor de invordering van zijn eigen belastingen alsof de vordering in kwestie een belastingvordering van die andere Staat was. 4. Wanneer een belastingvordering van een overeenkomstsluitende Staat een vordering is ten opzichte waarvan die Staat op grond van zijn wetgeving conservatoire maatregelen mag nemen om de invordering ervan te verzekeren, moet die vordering op verzoek van de bevoegde autoriteiten van die Staat aanvaard worden opdat de bevoegde autoriteiten van de andere overeenkomstsluitende Staat conservatoire maatregelen zouden kunnen nemen.Die andere Staat moet ten opzichte van die belastingvordering conservatoire maatregelen nemen overeenkomstig de bepalingen van zijn wetgeving, alsof het om een belastingvordering van die andere Staat zelf ging, zelfs indien de belastingvordering op het tijdstip waarop die maatregelen worden gebruikt niet invorderbaar is in eerstbedoelde Staat, of wanneer ze verschuldigd is door een persoon die het recht heeft de invordering ervan te beletten. 5. Niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 3 en 4 zijn de verjaringstermijnen en de voorrangregeling die krachtens de wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat van toepassing zijn op een belastingvordering wegens de aard ervan, als dusdanig niet van toepassing op een belastingvordering die door die Staat werd aanvaard voor de toepassing van paragraaf 3 of 4.Bovendien geniet een belastingvordering die door een overeenkomstsluitende Staat werd aanvaard voor de toepassing van paragraaf 3 of 4 in die Staat geen enkele voorrang die krachtens de wetgeving van de andere overeenkomstsluitende Staat aan die belastingvordering wordt verleend. 6. De procedures met betrekking tot het bestaan, de geldigheid of het bedrag van een belastingvordering van een overeenkomstsluitende Staat worden niet voorgelegd aan de rechterlijke instanties of administratieve lichamen van de andere overeenkomstsluitende Staat.7. Wanneer op enig tijdstip nadat door een overeenkomstsluitende Staat een verzoek werd ingediend overeenkomstig paragraaf 3 of 4 en voordat de andere Staat het bedrag van de betrokken belastingvordering heeft ingevorderd en overgemaakt aan de eerstbedoelde Staat, is die belastingvordering niet langer (a) in het geval een verzoek overeenkomstig paragraaf 3 werd ingediend, een belastingvordering van de eerstbedoelde Staat die invorderbaar is krachtens de wetgeving van die Staat en die verschuldigd is door een persoon die op dat tijdstip en krachtens de wetgeving van die Staat de invordering ervan niet kan beletten, of (b) in het geval een verzoek overeenkomstig paragraaf 4 werd ingediend, een belastingvordering van de eerstbedoelde Staat waarvoor die Staat krachtens zijn wetgeving conservatoire maatregelen mag nemen om de invordering ervan te verzekeren. De bevoegde autoriteit van de eerstbedoelde Staat stelt de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk in kennis van dit feit en de eerstbedoelde Staat schort zijn verzoek op of trekt het in, afhankelijk van de keuze van de andere Staat. 8. In geen geval mogen de bepalingen van dit artikel aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen : (a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;(b) maatregelen te nemen die in strijd zouden zijn met de openbare orde;(c) bijstand te verlenen wanneer de andere overeenkomstsluitende Staat niet alle redelijke conservatoire maatregelen of maatregelen tot invordering heeft genomen, al naar gelang het geval, waarover die Staat op grond van zijn wetgeving of van zijn administratieve praktijk kan beschikken;(d) bijstand te verlenen wanneer de administratieve last die dit voor die Staat meebrengt duidelijk niet in verhouding is met de voordelen die de andere overeenkomstsluitende Staat eruit behaalt. Artikel 27 Leden van diplomatieke zendingen en van consulaire posten 1. De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke zendingen of van consulaire posten ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere overeenkomsten.2. De Overeenkomst is niet van toepassing op internationale organisaties, hun organen of hun ambtenaren, noch op personen die lid zijn van diplomatieke zendingen of van consulaire posten van een derde Staat, indien deze in een overeenkomstsluitende Staat verblijven en inzake belastingen naar het inkomen of naar het vermogen in de ene of de andere overeenkomstsluitende Staat niet als inwoners worden behandeld. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen Artikel 28 Inwerkingtreding 1. Elk van de overeenkomstsluitende Staten stelt de andere Staat langs diplomatieke weg in kennis van de voltooiing van de procedures die door zijn wetgeving voor de bekrachtiging van deze Overeenkomst zijn vereist.De Overeenkomst zal in werking treden met ingang van de dag waarop de laatste van deze kennisgevingen wordt ontvangen. 2. De bepalingen van de Overeenkomst zullen van toepassing zijn : (a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op het jaar waarin de Overeenkomst in werking is getreden;(b) op de andere belastingen, geheven of gevestigd naar inkomsten van belastbare tijdperken die aanvangen op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op het jaar waarin de Overeenkomst in werking is getreden;(c) op belastingen naar het vermogen, geheven of gevestigd naar bestanddelen van het vermogen die bestaan op 1 januari van elk jaar dat volgt op het jaar waarin de Overeenkomst in werking is getreden. Artikel 29 Wijzigingen 1. Mits wederzijdse toestemming kunnen de overeenkomstsluitende Staten deze Overeenkomst ten allen tijde, schriftelijk en langs diplomatieke weg, wijzigen.2. Wijzigingen aan de Overeenkomst zullen worden bekrachtigd volgens de procedures die door de interne wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat zijn vereist.3. De overeenkomstsluitende Staten stellen elkaar langs diplomatieke weg in kennis van de voltooiing van die procedures. Artikel 30 Beëindiging 1. Deze Overeenkomst blijft van kracht totdat zij door één van de overeenkomstsluitende Staten is opgezegd.Elk van de overeenkomstsluitende Staten kan vóór 30 juni van elk jaar dat aanvangt na het vijfde jaar dat volgt op het jaar waarin de Overeenkomst in werking is getreden, aan de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging doen toekomen. 2. In dat geval houdt de Overeenkomst op van toepassing te zijn : (a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat van de opzegging;(b) op de andere belastingen, geheven of gevestigd naar inkomsten van belastbare tijdperken die aanvangen op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat van de opzegging;(b) (c) op belastingen naar het vermogen, geheven of gevestigd naar bestanddelen van het vermogen die bestaan op 1 januari van elk jaar dat volgt op dat van de opzegging. Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd door hun respectieve Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan in tweevoud te Brussel, op 23 mei 2007, in de Franse en Nederlandse taal, zijnde de twee teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil tussen de teksten is de Franse tekst beslissend.

PROTOCOL Bij de ondertekening van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Democratische Republiek Congo tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontduiken en het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, zijn de ondergetekenden de volgende bepalingen overeengekomen die een integrerend deel van de Overeenkomst vormen. 1. Met betrekking tot artikel 3, paragraaf 2 : De bepalingen van de Overeenkomst, die zijn opgesteld volgens de overeenstemmende bepalingen van het OESO-modelverdrag inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, worden in de regel geacht dezelfde betekenis te hebben als die welke eraan gegeven wordt in de OESO-commentaar.Hetgeen in de voorgaande zin is overeengekomen geldt niet voor : (a) elk voorbehoud of opmerking die door de ene of de andere overeenkomstsluitende Staat wordt gemaakt bij het OESO-model of de Commentaar daarbij;(b) elke andersluidende interpretatie in dit Protocol;(c) elke andersluidende interpretatie in een openbaar gemaakte toelichting die, voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Overeenkomst, door een van de overeenkomstsluitende Staten wordt bezorgd aan de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat;(d) elke andersluidende interpretatie die na de inwerkingtreding van de Overeenkomst is overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten. De OESO-commentaar - zoals die van tijd tot tijd kan worden herzien - vormt een interpretatiemiddel in de zin van het Verdrag van Wenen van 23 mei 1969 inzake het Verdragsrecht. 2. Met betrekking tot de artikelen 10, 11 en 12 : Indien de Democratische Republiek Congo in een dubbelbelastingverdrag gesloten na de datum van ondertekening van deze Overeenkomst tussen de Democratische Republiek Congo en een derde Staat die lid is van de Europese Unie, zijn bronbelasting op dividenden, op interest of op royalty's vermindert tot een lager tarief, met inbegrip van vrijstelling, dan het tarief waarin respectievelijk wordt voorzien door artikel 10, paragraaf 2, door artikel 11, paragraaf 2 en door artikel 12, paragraaf 2, van deze Overeenkomst, dan zijn die lagere tarieven of die vrijstelling waarin het betrokken dubbelbelastingverdrag voorziet, automatisch van toepassing op deze Overeenkomst vanaf de dag waarop het genoemde dubbelbelastingverdrag in werking is getreden.3. Met betrekking tot artikel 14, paragraaf 1 : Er is overeengekomen dat een dienstbetrekking in een overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend wanneer de activiteit ter zake waarvan de lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen worden betaald daadwerkelijk in die Staat wordt uitgeoefend, dit wil zeggen wanneer de werknemer fysiek aanwezig is in die Staat voor het uitoefenen van die activiteit.4. Met betrekking tot artikel 22, paragraaf 2, (b) : Paragraaf 2, (b), tweede lid, is niet van toepassing op een inwoner van België wiens werkzaamheden of investeringen in de Democratische Republiek Congo voornamelijk als doel hebben om onrechtmatig voordeel te halen uit de bepalingen van voornoemde paragraaf, dit wil zeggen wanneer vaststaat dat de werkzaamheden of investeringen niet beantwoorden aan rechtmatige financiële of economische behoeften.Dit is in het bijzonder het geval wanneer - vóór het einde van de periode of na het verstrijken van de periode tijdens dewelke de in dit lid bedoelde vrijstelling van Congolese belasting wordt verleend aan een vennootschap die inwoner is van de Democratische Republiek Congo - een onderneming die in de zin van artikel 9 verbonden is, naar het geval, met voornoemde inwoner van de Democratische Republiek Congo of met die inwoner van België, de werkzaamheden van de eerstbedoelde vennootschap overneemt ten einde in de Democratische Republiek Congo een nieuwe periode van vrijstelling te verkrijgen ter zake van de winst die uit die werkzaamheden werd behaald. 5. De bepalingen van deze Overeenkomst hebben voorrang op elke voorafgaande bijzondere bepaling die tussen de twee Staten werd overeengekomen. Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd door hun respectieve Regeringen, dit Protocol hebben ondertekend.

Gedaan in tweevoud te Brussel, op 23 mei 2007, in de Franse en Nederlandse taal, zijnde de twee teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil tussen de teksten is de Franse tekst beslissend.

^