Etaamb.openjustice.be
Wet van 13 juni 2010
gepubliceerd op 21 juni 2010

Wet tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2010011251
pub.
21/06/2010
prom.
13/06/2010
ELI
eli/wet/2010/06/13/2010011251/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

13 JUNI 2010. - Wet tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Zij zet de Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG om. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet

Art. 2.In artikel 1 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1992, 11 december 1998, 7 januari 2001, 24 maart 2003 en 10 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de bepaling onder 2° worden de woorden « die een verkoop op afbetaling of een financieringshuur aanbiedt of sluit » vervangen door de woorden « die een kredietovereenkomst aanbiedt of sluit »;b) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : « 3° de kredietbemiddelaar : een natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet optreedt als kredietgever en die in het raam van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten tegen een vergoeding in de vorm van geld of een ander overeengekomen economisch voordeel : a) aan consumenten kredietovereenkomsten voorstelt of aanbiedt;b) consumenten anderszins dan onder a) bedoeld, bijstaat bij de voorbereiding van het sluiten van kredietovereenkomsten;c) namens de kredietgever met consumenten kredietovereenkomsten sluit. Wordt hiermee gelijkgesteld de persoon die kredietovereenkomsten aanbiedt of toestaat wanneer deze overeenkomsten het voorwerp uitmaken van een onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling ten gunste van een andere erkende kredietgever aangewezen in de overeenkomst; »; c) de bepaling onder 5° wordt vervangen als volgt : « 5° de totale kosten van het krediet voor de consument » : alle kosten die de consument moet betalen in verband met de kredietovereenkomst en die de kredietgever bekend zijn, met uitzondering van de notariskosten.Zijn hierin onder meer begrepen : a) de debetrente;b) commissielonen en/of vergoedingen die de kredietbemiddelaar ontvangt voor zijn bemiddeling;c) belastingen;d) vergoedingen van welke aard ook, onder meer, onderzoekskosten, kosten voor het samenstellen van het dossier en het raadplegen van de bestanden, kosten van beheer, administratie en inning, alle kaartkosten behoudens hetgeen onder f) wordt bedoeld;e) de kosten betreffende nevendiensten die verbonden zijn aan de kredietovereenkomst, onder meer verzekeringspremies, indien het sluiten van deze dienstenovereenkomst verplicht is om het krediet zelf te verkrijgen of tegen de commerciële bedingen en voorwaarden waaronder het verhandeld wordt;f) de kosten voor het beheer van een betaalrekening verbonden aan een kredietovereenkomst waarop zowel betalingsverrichtingen als kredietopnemingen worden geboekt, de kosten voor het gebruik van een betaalinstrument waarmee zowel betalingen als kredietopnemingen kunnen worden verricht en de overige kosten voor deze betalingstransacties, tenzij de opening van de rekening facultatief is en de kosten voor deze rekening duidelijk en afzonderlijk in de kredietovereenkomst of een andere met de consument gesloten overeenkomst zijn vastgesteld. De totale kosten van het krediet voor de consument omvatten niet : a) kosten en vergoedingen die de consument moet betalen wegens niet naleving van een in de kredietovereenkomst opgenomen verbintenis;b) de andere kosten dan de aankoopprijs die de consument bij het verwerven van goederen of diensten in elk geval moet betalen, ook indien contant wordt betaald;»; d) de bepaling onder 6° wordt vervangen als volgt : « 6° het jaarlijkse kostenpercentage : het percentage dat de gelijkheid uitdrukt op jaarbasis, van de geactualiseerde waarden van het geheel van de verbintenissen van de kredietgever (kredietopnemingen) en de consument (aflossingen en totale kosten van het krediet voor de consument), bestaand of toekomstig, en die berekend wordt aan de hand van de elementen die de Koning aanduidt en op de wijze die Hij bepaalt;»; e) de bepaling onder 8° wordt vervangen als volgt : « 8° de debetrentevoet : de rentevoet, uitgedrukt op jaarbasis en toegepast in een vast of veranderlijk percentage op het gedeelte van het kapitaal dat is opgenomen en berekend aan de hand van de elementen die de Koning aanduidt en op de wijze die Hij bepaalt, desgevallend met inbegrip van de berekeningsmethode van de hieraan verbonden nalatigheidsinteresten;»; f) een 8°bis wordt ingevoegd, luidende : « 8°bis de vaste debetrentevoet : de debetrentevoet voorzien door een bepaling in de kredietovereenkomst waarbij de kredietgever en de consument voor de volledige duur van de kredietovereenkomst een enkele debetrentevoet of voor deeltermijnen verschillende debetrentevoeten overeenkomen waarvoor uitsluitend een vast specifiek percentage wordt gebruikt;»; g) de bepaling onder 9° wordt vervangen als volgt : « 9° de verkoop op afbetaling : elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, welke normaal leidt tot de verkrijging van lichamelijke roerende goederen of levering van diensten, verkocht door de kredietgever of de kredietbemiddelaar bedoeld in 3°, c), laatste zin, en waarvan de prijs betaald wordt door middel van periodieke stortingen;»; h) de bepaling onder 10° wordt aangevuld met de woorden : « , of de kredietbemiddelaar bedoeld in 3°, c), laatste zin »;i) een 12°ter en 12°quater worden ingevoegd, luidende : « 12°ter de geoorloofde debetstand op een rekening : een uitdrukkelijke kredietopening waarbij een kredietgever een consument de mogelijkheid biedt bedragen op te nemen die het beschikbare tegoed op zijn rekening te boven gaan; 12°quater de overschrijding : een stilzwijgend aanvaarde debetstand waarbij een kredietgever een consument de mogelijkheid biedt bedragen op te nemen die het beschikbare tegoed op zijn rekening of de overeengekomen geoorloofde debetstand op een rekening van de consument te boven gaan; »; j) in de bepaling onder 18°, tweede streepje, worden de woorden « kredietopeningen verbonden aan een rekening-courant » vervangen door de woorden « geoorloofde debetstanden op een rekening en de overschrijdingen »;k) de bepalingen onder 20° en 21° worden vervangen als volgt : « 20° de gelieerde kredietovereenkomst : een kredietovereenkomst waarbij geldt dat : a) het betreffende krediet uitsluitend dient ter financiering van een overeenkomst voor de levering van een bepaald goed of de verrichting van een bepaalde dienst, en b) die twee overeenkomsten objectief gezien een commerciële eenheid vormen.Een commerciële eenheid wordt geacht te bestaan indien de leverancier of de dienstenaanbieder zelf het krediet van de consument financiert of, in het geval van financiering door een derde, indien de kredietgever bij het voorbereiden of sluiten van de kredietovereenkomst gebruik maakt van de diensten van de leverancier of dienstenaanbieder, dan wel indien bepaalde goederen of de levering van een bepaalde dienst uitdrukkelijk worden vermeld in de kredietovereenkomst; 21° de duurzame drager : ieder hulpmiddel dat de consument in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie gemakkelijk toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt;»; l) het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 23°, 24°, 25° et 26°, luidende : « 23° het kredietbedrag : het plafond of de som van alle bedragen die op grond van een kredietovereenkomst beschikbaar worden gesteld;24° het totale door de consument te betalen bedrag : de som van het kredietbedrag en de totale kosten van het krediet voor de consument, met inbegrip van de te betalen residuele waarde van het goed bij het lichten van de koopoptie in geval van financieringshuur;25° de rekening : een rekening die de consument toelaat om inkomsten te ontvangen, geld af te halen en betalingen ten gunste van derden te verrichten;26° het leuren voor kredietovereenkomsten : het fysisch bezoeken van de consument door de kredietgever of de kredietbemiddelaar ter gelegenheid waarvan een kredietaanbod wordt geformuleerd of een kredietaanvraag, een kredietaanbod of een kredietcontract al dan niet ter ondertekening wordt voorgelegd.Voor de toepassing van deze wet wordt met het fysisch bezoeken van de consument gelijkgesteld, het benaderen van de consument door de kredietgever of de kredietbemiddelaar door communicatie via spraaktelefonie om de consument een bezoek voor te stellen. »

Art. 3.Artikel 2 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, wordt vervangen als volgt : « Deze wet is van toepassing op de kredietovereenkomsten gesloten met een consument die in België zijn gewone verblijfplaats heeft, op voorwaarde dat : 1° de kredietgever zijn commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in België, of 2° dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op België of op verscheidene landen, met inbegrip van België, en de overeenkomst onder die activiteiten valt. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid kunnen partijen overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) het recht kiezen dat van toepassing is op een overeenkomst die voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, lid 1 van deze Verordening. Deze keuze mag er evenwel niet toe leiden dat de consument de bescherming verliest welke hij geniet op grond van bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken volgens de toepasselijke Belgische regelgeving bij gebreke van rechtskeuze. »

Art. 4.In artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 4 augustus 1992, 11 april 1999 en 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder paragraaf 1, 1°, wordt vervangen als volgt : « 1° de verzekeringsovereenkomsten alsook de overeenkomsten voor doorlopende dienstverlening en doorlopende levering van dezelfde goederen, waarbij de consument, zolang de diensten c.q. goederen worden geleverd, de kosten daarvan in termijnen betaalt; »; b) de bepaling onder paragraaf 1, 2°, wordt vervangen als volgt : « 2° de huurovereenkomsten waarbij noch in het contract zelf noch bij afzonderlijke overeenkomst een verplichting is voorzien om het goed te kopen.Dergelijke verplichting wordt geacht te bestaan indien de verhuurder hiertoe eenzijdig beslist; »; c) de bepaling onder paragraaf 1, 3°, wordt vervangen als volgt : « 3° de kredietovereenkomsten zonder interest waarbij het krediet binnen een termijn van twee maanden moet worden terugbetaald en de kredietgever kosten vraagt die lager zijn dan 50 euro per jaar.Deze drempel zal geïndexeerd worden op 1 januari van elk jaar op basis van de volgende formule : 50 euro vermenigvuldigd met de nieuwe index en gedeeld door de aanvangsindex. De nieuwe index is de index van de consumptieprijzen van de maand december van het vorige jaar en de aanvangsindex is de index van de consumptieprijzen van de maand december 2010. De Koning kan het bedrag van deze drempel wijzigen; »; d) de bepalingen onder paragraaf 1, 4° en 5° worden opgeheven;e) paragraaf 1 wordt aangevuld met de bepalingen onder 9° en 10°, luidende : « 9° de kredietovereenkomsten die voorzien in kosteloos uitstel van een bestaande schuld;10° de kredietovereenkomsten toegestaan door de bergen van barmhartigheid bedoeld door de wet van 30 april 1848 op de herinrichting der bergen van barmhartigheid.»; f) in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « de artikelen 2, 4 tot 11, 13, 21, 27bis tot 40, 47 en 48, 54 en 55, 57, 59 en 60, 62 tot 67, 74 tot 109 » vervangen door de woorden « de artikelen 1 tot 11ter, 13, 15, eerste lid, 16, 21, 27bis tot 39, 47, 54, 59, 62 tot 67, 74 tot 109; g) in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden » van meer dan 20.000 euro » vervangen door de woorden « van meer dan 75.000 euro » en de woorden « de artikelen 2, 4 tot 11, 13, 14, § 2, 1° tot 6°, 10° en 11°, en van de artikelen 15, 21, 27bis tot 40, 47 en 48, 54 en 55, 57, 59 en 60, 62 tot 109 » door de woorden « de artikelen 1 tot 11ter, 13, 14, § 2, 1° tot 6°, 8° tot 14°, 16°, 18°, 21° tot 23°, 15, 16, 21, 27bis tot 32bis, 33ter, § 2, 34 tot 39, 47, 54, 59, 62 tot 109 »; h) paragraaf 2, derde lid, wordt opgeheven;i) paragraaf 2 wordt aangevuld met vijf leden, luidende : « De geoorloofde debetstanden op een rekening die binnen een maand moeten worden afgelost, worden van het toepassingsgebied van deze wet uitgesloten, met uitzondering van de bepalingen bedoeld in de artikelen 1 tot 4, 11bis, § 3, 11ter, 21, 27bis, 28 tot 33, 37 en 38, 59, § 1, 60bis,, 62 tot 63, 65 tot 84, 86, eerste lid, 87, 90 en 91, 96, 101 tot 118. De geoorloofde debetstanden op een rekening terugbetaalbaar op verzoek van de kredietgever of binnen een termijn van drie maanden worden van het toepassingsgebied van deze wet uitgesloten, met uitzondering van de bepalingen van de artikelen 1 tot 4, 5, § 1, eerste lid, 1° tot 3° en § 2, 6 tot 10, 11bis tot 13, 14, §§ 1 en 3, 15 tot 17, 19 tot 38, 59, § 1, 60bis tot 118.

De overschrijdingen worden van het toepassingsgebied van deze wet uitgesloten, met uitzondering van de bepalingen van de artikelen 1 tot 4, 5, § 2, 6, 11bis, § 2, tweede lid, 5°, 21, 27bis, 28 tot 33, 37 en 38, 60ter, 62 tot 63, 65 tot 84, 86, eerste lid, 87, 90 en 91, 96, 101 tot 118.

De kredietovereenkomsten gesloten met een beleggingsonderneming bedoeld in de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten of met een kredietinstelling bedoeld in artikel 1, tweede lid, 1°, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut en het toezicht op de kredietinstellingen waarbij een belegger transacties kan verrichten op één of meer van de financiële instrumenten bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 2 augustus 2002 en waarbij de beleggingsonderneming of de kredietinstelling die het krediet verleent, bij deze transactie betrokken is worden van het toepassingsgebied van deze wet uitgesloten, met uitzondering van de bepalingen van de artikelen 1 tot 11ter, 14, 15, 21 tot 23, 25 tot 33ter, 63 tot 118.

De kredietovereenkomsten die erin voorzien dat de kredietgever en de consument regelingen voor uitstel of aflossing treffen als de consument zijn verplichtingen op grond van de oorspronkelijke kredietovereenkomst niet is nagekomen, en 1° met deze regelingen een rechtsvordering tot ingebrekestelling zou kunnen worden vermeden, en 2° de voorwaarden voor de consument daardoor niet ongunstiger worden dan de voorwaarden van de oorspronkelijke kredietovereenkomst, worden van het toepassingsgebied van deze wet uitgesloten, met uitzondering van de bepalingen bedoeld in de artikelen 1 tot 10, 11bis tot 13, 14 §§ 1 en 2, 1° tot 11°, 15 tot 17, 19 tot 23, 25 tot 60bis, 62 tot 118.Valt de kredietovereenkomst onder het vierde lid, dan zijn uitsluitend de bepalingen van dat lid van toepassing. De uitzondering bedoeld in dit lid kan slechts eenmalig worden toegepast. »; j) paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : « § 3 De Koning kan bepalen dat sommige artikelen van deze wet, die hij aanwijst, niet van toepassing zijn : 1° op kredietovereenkomsten waarbij het krediet als nevenactiviteit door een werkgever rentevrij of tegen een jaarlijks kostenpercentage dat lager is dan gebruikelijk op de markt, aan zijn werknemers wordt toegekend, en die niet aan het publiek in het algemeen worden aangeboden;2° op kredietovereenkomsten die door overheidsinstellingen of door particuliere instellingen die daartoe door de bevoegde overheid zijn erkend worden toegestaan, met een doelstelling van algemeen belang, aan een beperkt publiek worden toegekend tegen een lagere dan op de markt gebruikelijke rentevoet, dan wel rentevrij, of onder andere voorwaarden die voor de consument gunstiger zijn dan de op de markt gebruikelijke voorwaarden en tegen rentetarieven die niet hoger zijn dan de op de markt gebruikelijke.»

Art. 5.Artikel 5 van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt : «

Art. 5.§ 1. Alle reclame waarin een rentevoet of cijfers betreffende de kosten van het krediet voor de consument worden vermeld, bevat op een duidelijke, beknopte, opvallende en desgevallend hoorbare wijze aan de hand van een representatief voorbeeld de volgende standaardinformatie : 1° de debetrentevoet, vast en/of veranderlijk, alsook nadere informatie over eventuele kosten die in de totale kosten van het krediet voor de consument zijn opgenomen;2° het kredietbedrag;3° het jaarlijkse kostenpercentage;4° de duur van de kredietovereenkomst;5° in geval van een krediet in de vorm van uitstel van betaling voor een bepaald goed of een bepaalde dienst, de contante prijs en het bedrag van eventuele voorschotten, en 6° in voorkomend geval, het totale door de consument te betalen bedrag en het bedrag van de afbetalingstermijnen. De Koning bepaalt voor iedere reclame, wat ook de gebruikte drager is, de grootte van de lettertekens inzake informatie met betrekking tot de aard van de verrichting, haar duur, het jaarlijkse kostenpercentage en, indien het om een promotiepercentage gaat, de periode gedurende de welke dit percentage wordt toegepast, de vaste of veranderlijke aard van de debetrentevoet en het bedrag van de aflossingen.

Het kredietbedrag is gebaseerd op het gemiddelde kredietbedrag dat, naargelang het soort van kredietovereenkomst waarvoor reclame wordt gemaakt, representatief is voor de aanbiedingen van de kredietgever of de kredietbemiddelaar. Indien er meerdere soorten van kredietovereenkomsten tegelijkertijd worden aangeboden dient er voor iedere soort kredietovereenkomst een afzonderlijk representatief voorbeeld te worden gegeven. § 2. Behoudens wat de reclame betreft, bedoeld in § 1, vermeldt elke reclame de volgende boodschap : « Let op, geld lenen kost ook geld. ».

De Koning bepaalt, wat ook de gebruikte drager is, de grootte van de lettertekens van deze boodschap. § 3. Indien in verband met de kredietovereenkomst het sluiten van een contract voor een nevendienst, onder meer een verzekering, verplicht is om het krediet, in voorkomend geval op de geadverteerde voorwaarden, te verkrijgen, en de kosten van die dienst niet vooraf bepaald kunnen worden, moet de verplichting tot het sluiten van die overeenkomst ook op een duidelijke, beknopte, opvallende en hoorbare wijze, tezamen met het jaarlijkse kostenpercentage worden vermeld. »

Art. 6.In artikel 6 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.Verboden is elke reclame voor een kredietovereenkomst die specifiek gericht is op : 1° het aanzetten van de consument, die het hoofd niet kan bieden aan zijn schulden, tot het opnemen van krediet;2° het benadrukken van het gemak of de snelheid waarmee het krediet kan worden verkregen;3° het aansporen tot hergroepering of centralisatie van lopende kredieten of die tot uiting brengt dat lopende kredietovereenkomsten bij de beoordeling van een kredietaanvraag geen of een ondergeschikte rol spelen. Is eveneens verboden elke reclame voor een kredietovereenkomst die : 1° verwijst naar een erkenning, een registratie of een inschrijving in de zin van deze wet;2° door verwijzing naar het maximale jaarlijkse kostenpercentage of naar de wettelijkheid van de toegepaste kostenpercentages de indruk wekt dat deze de enige zijn die kunnen worden toegepast. Iedere verwijzing naar het wettelijk toegestane maximale jaarlijkse kostenpercentage en naar de wettelijk toegestane maximale debetrentevoet moet ondubbelzinnig, leesbaar en goed zichtbaar of, in voorkomend geval, hoorbaar worden voorgesteld en moet het wettelijk toegestane maximale jaarlijkse kostenpercentage nauwkeurig aanduiden; »; 3° aanduidt dat een kredietovereenkomst kan worden gesloten zonder informatie die zou toelaten de financiële toestand van de consument na te gaan; 4° een andere identiteit, adres of hoedanigheid vermeldt dan door de adverteerder opgegeven bij de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, in het raam van de erkenning, registratie of inschrijving; 5° om een kredietsoort aan te duiden enkel een benaming hanteert die verschilt van degene die door deze wet worden aangewend;6° voordeeltarieven vermeldt zonder opgave van de bijzondere of beperkende voorwaarden waaraan de toekenning van deze tarieven is onderworpen;7° aanduidt met bewoordingen, tekenen of symbolen dat het kredietbedrag ter beschikking wordt gesteld in baar geld of contant. »; 2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : « § 4.Wanneer reclame tegelijk betrekking heeft op kredietovereenkomsten die zowel binnen als buiten het toepassingsgebied van deze wet vallen en de reclameboodschap niet op een duidelijke, opvallende en desgevallend hoorbare wijze aanduidt welke informatie betrekking heeft op welke kredietovereenkomst dan is dit artikel van toepassing op de ganse reclame. »

Art. 7.Artikel 6bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 24 maart 2003, wordt opgeheven.

Art. 8.Artikel 11, van dezelfde wet, aangevuld door de wet van 24 maart 2003, wordt vervangen als volgt : «

Art. 11.§ 1. Te gelegener tijd voordat de consument door een kredietovereenkomst en/of een aanbod wordt gebonden, verstrekt de kredietgever en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar, op basis van de door de kredietgever aangeboden kredietvoorwaarden en de eventueel door de consument kenbaar gemaakte voorkeur en verstrekte informatie, de consument de nodige informatie om verschillende aanbiedingen te kunnen vergelijken en zo een geïnformeerd besluit te kunnen nemen over het sluiten van een kredietovereenkomst. Die informatie wordt, op papier of op een andere duurzame drager, verstrekt overeenkomstig het formulier « Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet » in bijlage 1 bij deze wet. De kredietgever wordt geacht te hebben voldaan aan de voorschriften van deze paragraaf en van artikel 50 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming wanneer hij de Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet heeft verstrekt.

Deze informatie heeft betrekking op : 1° het soort krediet;2° de identiteit, met inbegrip van het ondernemingsnummer, van de kredietgever en desgevallend van de betrokken kredietbemiddelaar evenals hun geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument;3° het kredietbedrag en de voorwaarden voor kredietopneming;4° de duur van de kredietovereenkomst;5° in geval van een krediet in de vorm van uitstel van betaling voor een goed of een dienst en gelieerde kredietovereenkomsten, het goed of de dienst en de contante prijs daarvan;6° de debetrentevoet, de voorwaarden die de toepassing van deze rentevoet regelen en, voor zover beschikbaar, indices of referentierentevoeten die betrekking hebben op de aanvankelijke debetrentevoet en de termijnen, de voorwaarden en de procedure voor wijziging daarvan.Indien naargelang van de verschillende omstandigheden verschillende debetrentevoeten worden toegepast, wordt deze informatie met betrekking tot alle toepasselijke debetrentevoeten verstrekt; 7° het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag, aan de hand van een representatief voorbeeld en met vermelding van alle voor de berekening van dit percentage gebruikte veronderstellingen.Indien de consument de kredietgever in kennis heeft gesteld van één of meer elementen van het krediet waarnaar zijn voorkeur uitgaat, zoals de duur van de kredietovereenkomst en het kredietbedrag, houdt de kredietgever met deze elementen rekening.

Indien een kredietovereenkomst verschillende mogelijkheden van kredietopneming met verschillende kosten of debetrentevoeten biedt en de kredietgever gebruikmaakt van een hypothese te bepalen door de Koning die dit geval weerspiegelt, geeft hij aan dat andere kredietopnemingsmechanismen voor dat soort kredietovereenkomst hogere jaarlijkse kostenpercentages tot gevolg kunnen hebben; 8° het bedrag, het aantal en de frequentie van de door de consument te verrichten betalingen en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de betalingen aan de verschillende openstaande saldi tegen verschillende debetrentevoeten worden toegerekend met het oog op aflossing;9° de eventuele kosten voor het aanhouden van een of meer rekeningen indien dat vereist is voor de boeking van zowel betalingen als kredietopnemingen, tenzij het openen van de rekening facultatief is, tezamen met de kosten voor het gebruik van een betaalmiddel voor zowel betalingen als kredietopnemingen, andere uit de kredietovereenkomst voortvloeiende kosten, alsmede de voorwaarden waaronder die kosten kunnen worden gewijzigd overeenkomstig artikel 30;10° in voorkomend geval, het bestaan van kosten die door de consument bij het sluiten van de kredietovereenkomst aan een notaris moeten worden betaald;11° de eventuele verplichting tot het sluiten van een overeenkomst voor nevendiensten in verband met de kredietovereenkomst, onder meer een verzekering, indien het sluiten van dergelijke overeenkomst voor deze dienst verplicht is om het krediet, in voorkomend geval op de geadverteerde voorwaarden, te verkrijgen;12° de geldende rentevoet ingeval van betalingsachterstand alsmede de wijzigingsmodaliteiten ervan en, in voorkomend geval, de kosten van niet-nakoming van de kredietovereenkomst;13° een waarschuwing betreffende de gevolgen van wanbetaling;14° in voorkomend geval, de gevraagde zekerheden;15° het al dan niet bestaan van een herroepingsrecht;16° het recht van vervroegde terugbetaling en, in voorkomend geval, informatie over het recht van de kredietgever op een vergoeding en de wijze waarop deze wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 23;17° het recht van de consument om, overeenkomstig artikel 12, onverwijld en kosteloos geïnformeerd te worden over het resultaat van de raadpleging van een gegevensbestand ter beoordeling van zijn kredietwaardigheid;18° het recht van de consument om op verzoek een kosteloos exemplaar van de ontwerpkredietovereenkomst te ontvangen.Deze bepaling is niet van toepassing indien de kredietgever ten tijde van het verzoek niet voornemens is de overeenkomst met de consument aan te gaan; 19° in voorkomend geval, de periode gedurende welke de kredietgever door de precontractuele informatie gebonden is. Alle aanvullende informatie die de kredietgever aan de consument geeft, wordt verstrekt in een afzonderlijk document, dat aan het formulier « Europese standaardinformatie » kan worden gehecht. § 2. Bij communicatie via spraaktelefonie, als bedoeld in artikel 51 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming omvat de beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de financiële dienst bedoeld in artikel 51, tweede lid, b) van die wet ten minste de informatie bedoeld in § 1, tweede lid, 3° tot 6° en 8°, alsmede het jaarlijkse kostenpercentage weergegeven aan de hand van een representatief voorbeeld en het totale door de consument te betalen bedrag. § 3. Indien de overeenkomst op verzoek van de consument gesloten is met gebruikmaking van een middel voor communicatie op afstand dat informatieverstrekking overeenkomstig § 1 niet mogelijk maakt, onder meer in het in § 2 bedoelde geval, verstrekt de kredietgever de volledige precontractuele informatie door middel van het formulier voor « Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet » onmiddellijk na het sluiten van de kredietovereenkomst. § 4. De kredietgevers en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaars verstrekken de consument een passende toelichting om hem in staat te stellen te beoordelen of de voorgestelde kredietovereenkomst aan zijn behoeften en financiële situatie beantwoordt, zo nodig door de ingevolge § 1 te verstrekken precontractuele informatie, de voornaamste kenmerken van de voorgestelde producten en de specifieke gevolgen hiervan voor de consument toe te lichten, met inbegrip van de gevolgen indien de consument niet betaalt.

Indien een kredietopening wordt aangeboden op een verkooppunt buiten de onderneming van de kredietgever of op afstand wordt een passende toelichting verstrekt door de kredietgever of desgevallend door de kredietbemiddelaar met betrekking tot de voor - en nadelen tussen deze kredietsoort en de verkoop - of lening op afbetaling aangegaan voor hetzelfde kredietbedrag, indien deze kredietsoorten worden aangeboden door de kredietgever of de kredietbemiddelaar. Deze toelichting heeft onder meer betrekking op de aflossing van het kapitaal, de aanrekening van interesten, de maximale jaarlijkse kostenpercentages, de nulstellingstermijn en de eisbaarheid van het verschuldigd saldo in geval van eenzijdige opzegging bedoeld in artikel 33ter, § 1, tweede lid. § 5. Aan de consument wordt, op verzoek en kosteloos, behalve de « Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet », een exemplaar van de ontwerpkredietovereenkomst verstrekt. Deze bepaling is niet van toepassing indien de kredietgever ten tijde van het verzoek niet voornemens is de kredietovereenkomst met de consument aan te gaan. »

Art. 9.In dezelfde wet wordt een artikel 11bis ingevoegd, luidende : «

Art. 11bis.§ 1. Dit artikel is van toepassing op : 1° de geoorloofde debetstanden op een rekening terugbetaalbaar op verzoek van de kredietgever of binnen een termijn van drie maanden;2° de geoorloofde debetstanden op een rekening die binnen een maand moeten worden afgelost voor wat betreft § 3;3° de overschrijdingen voor wat betreft § 2, tweede lid, 5°;4° de kredietovereenkomsten gesloten met een beleggingsonderneming bedoeld in artikel 3, § 2, zesde lid;5° de kredietovereenkomsten die een regeling voor uitstel voorzien bedoeld in artikel 3, § 2, zevende lid. § 2. In afwijking van artikel 11, § 1, ter gelegener tijd en voordat de consument door een kredietovereenkomst of een aanbod wordt gebonden, verstrekt de kredietgever en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar, op basis van de door de kredietgever aangeboden kredietvoorwaarden en de eventueel door de consument kenbaar gemaakte voorkeur en verstrekte informatie, de consument de nodige informatie om verschillende aanbiedingen te kunnen vergelijken en zo een geïnformeerd besluit te kunnen nemen over het sluiten van een kredietovereenkomst. Die informatie wordt op papier of op een andere duurzame drager verstrekt overeenkomstig het formulier « Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet » in bijlage 2 bij deze wet. De kredietgever wordt geacht te hebben voldaan aan de voorschriften van deze paragraaf en van artikel 50 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming wanneer hij de « Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet » heeft verstrekt.

Deze informatie heeft betrekking op : 1° het soort krediet;2° de identiteit, met inbegrip van het ondernemingsnummer, van de kredietgever en desgevallend van de betrokken kredietbemiddelaar evenals hun geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument;3° het kredietbedrag;4° de duur van de kredietovereenkomst;5° de debetrentevoet, de voorwaarden die de toepassing van deze rentevoet regelen, en indices of referentierentevoeten die betrekking hebben op de aanvankelijke debetrentevoet, de vanaf het sluiten van de kredietovereenkomst in rekening te brengen kosten, alsmede in voorkomend geval de voorwaarden waaronder deze gewijzigd kunnen worden;6° het jaarlijkse kostenpercentage, aan de hand van een representatief voorbeeld en met vermelding van alle voor de berekening van dit percentage gebruikte hypothesen;7° de voorwaarden en de procedure voor beëindiging van de kredietovereenkomst;8° in voorkomend geval, de vermelding dat de consument te allen tijde gevraagd kan worden het kredietbedrag volledig terug te betalen;9° de geldende rentevoet ingeval van laattijdige betaling alsmede de wijzigingsmodaliteiten ervan en, in voorkomend geval, de kosten van niet-nakoming van de kredietovereenkomst;10° het recht van de consument om overeenkomstig artikel 12, onverwijld en gratis geïnformeerd te worden over het resultaat van de raadpleging van een gegevensbestand ter beoordeling van zijn kredietwaardigheid;11° de informatie over de vanaf het sluiten van de kredietovereenkomst in rekening te brengen kosten en de voorwaarden waaronder deze kosten kunnen worden gewijzigd overeenkomstig artikel 30;12° in voorkomend geval, de periode gedurende welke de kredietgever door de precontractuele informatie gebonden is. § 3. In afwijking van artikel 11, § 2, bij communicatie via spraaktelefonie, als bedoeld in artikel 51 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming en indien de consument verzoekt de geoorloofde debetstand op de rekening met onmiddellijke ingang beschikbaar te stellen, omvat de beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de financiële dienst, bedoeld in artikel 51 tweede lid, b) van die wet ten minste de informatie bedoeld in § 1, tweede lid, 3°, 5°, 6° en 8°. § 4. Op verzoek wordt aan de consument, behalve de « Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet », een kosteloos exemplaar van de ontwerpkredietovereenkomst verstrekt. Deze bepaling is niet van toepassing indien de kredietgever ten tijde van het verzoek niet voornemens is de kredietovereenkomst met de consument aan te gaan. § 5. Indien de overeenkomst op verzoek van de consument gesloten is met gebruikmaking van een middel voor communicatie op afstand dat informatieverstrekking overeenkomstig § 2 niet mogelijk maakt, met inbegrip van de in § 4 bedoelde gevallen, komt de kredietgever onmiddellijk na het sluiten van de kredietovereenkomst zijn verplichtingen uit hoofde van § 2 na door de contractuele informatie overeenkomstig artikel 14 te verstrekken, voor zover dat artikel van toepassing is. »

Art. 10.In dezelfde wet wordt een artikel 11ter ingevoegd, luidende : « 11ter. De artikelen 11, 11bis en 15, eerste lid, zijn niet van toepassing op leveranciers van goederen of aanbieders van diensten die bij wijze van nevenactiviteit als kredietbemiddelaar optreden. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de verplichting van de kredietgever ervoor te zorgen dat de consument de in die artikelen bedoelde precontractuele informatie daadwerkelijk ontvangt.

Oefent geen nevenactiviteit uit, de kredietbemiddelaar die tegelijkertijd een kredietovereenkomst en een betaalinstrument aanbiedt dat kan aangewend worden buiten zijn onderneming of een kredietovereenkomst aanbiedt die geheel of gedeeltelijk bestemd is voor de aankoop van goederen of diensten die niet door hem worden aangeboden. »

Art. 11.In artikel 12 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « onverwijld en kosteloos het resultaat van de raadpleging evenals » worden ingevoegd tussen de woorden « aan de consument » en de woorden « de identiteit »;2° het artikel wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « De mededeling bedoeld in het eerste lid is niet vereist wanneer artikel 12 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme of andere toepasselijke wetgeving die de openbare orde of de openbare veiligheid raakt dit verbiedt.»

Art. 12.Artikel 14, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003 en het koninklijk besluit van 4 april 2004, wordt vervangen als volgt : « 14. § 1. De kredietovereenkomst wordt gesloten door de ondertekening van alle contracterende partijen en wordt opgesteld op papier of een andere duurzame drager. Elke overeenkomstsluitende partij die een onderscheiden belang heeft evenals de kredietbemiddelaar krijgt een exemplaar van de kredietovereenkomst.

Behalve voor de kredietopening is geen enkele kredietovereenkomst van bepaalde duur met aflossing van kapitaal voltrokken zolang er geen aflossingstabel, bedoeld in § 2, 11° van dit artikel, werd overhandigd aan iedere overeenkomstsluitende partij met een onderscheiden belang.

Bij een kredietopening moet de consument zijn handtekening laten voorafgaan door de vermelding van het kredietbedrag : « Gelezen en goedgekeurd voor... euro op krediet. ». Bij alle overige kredietovereenkomsten moet de consument zijn handtekening laten voorafgaan door de vermelding van het totale door de consument terug te betalen bedrag : « Gelezen en goedgekeurd voor... euro terug te betalen. ». In beide gevallen moet de consument er de vermelding van de datum en van het precieze adres van de ondertekening van het contract op aanbrengen. § 2. Behalve voor de kredietovereenkomsten bedoeld in § 3 wordt in de kredietovereenkomst op beknopte en duidelijke wijze vermeld : 1° het soort krediet;2° de naam, voornaam, geboorteplaats en - datum alsook de woonplaats van de consument en, desgevallend, de personen die een zekerheid stellen; 3° de identiteit van de kredietgever met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 4° desgevallend, de identiteit van de kredietbemiddelaar met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 5° de duur van de kredietovereenkomst;6° het kredietbedrag en de voorwaarden voor kredietopneming.Indien over het krediet door middel van een betaalinstrument kan worden beschikt, de regelen toepasselijk krachtens de wetgeving op de betalingsdiensten in geval van verlies, diefstal of onrechtmatig gebruik van de kaart of titel, evenals, desgevallend, het maximum bedrag ten belope waarvan de consument het risico draagt voortvloeiend uit onrechtmatig gebruik ervan door een derde; 7° in geval van een krediet in de vorm van uitstel van betaling voor een goed of een dienst of van gelieerde kredietovereenkomsten, het goed of de dienst en de contante prijs daarvan;8° de debetrentevoet, de voorwaarden die de toepassing van deze rentevoet regelen en, voor zover beschikbaar, indices of referentierentevoeten die betrekking hebben op de aanvankelijke debetrentevoet, en de termijnen, voorwaarden en procedures voor wijziging ervan.Indien naargelang van de verschillende omstandigheden verschillende debetrentevoeten worden toegepast, wordt deze informatie met betrekking tot alle toepasselijke rentevoeten verstrekt; 9° het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag, berekend bij het sluiten van de kredietovereenkomst. Alle bij de berekening van dit percentage gebruikte hypothesen worden vermeld; 10° het bedrag, het aantal en de frequentie van de door de consument te verrichten betalingen, met inbegrip van een eventueel voorschot en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de betalingen aan de verschillende openstaande saldi tegen verschillende debetrentevoeten worden toegerekend met het oog op aflossing;11° in geval van aflossing van het kapitaal van een kredietovereenkomst met bepaalde duur, het recht van de consument om gratis en op verzoek op elk ogenblik tijdens de loop van de kredietovereenkomst een overzicht van de rekening in de vorm van een aflossingstabel te ontvangen.Deze geeft aan : a) de te betalen bedragen en de betalingstermijnen en voorwaarden;b) elke periodieke betaling uitgesplitst in afgelost kapitaal, op basis van de debetrentevoet berekende rente en, in voorkomend geval, bijkomende kosten;c) indien krachtens de kredietovereenkomst de debetrentevoet niet vast is, een duidelijke en beknopte vermelding dat de gegevens van de tabel alleen gelden tot de wijziging van de debetrentevoet of van de bijkomende kosten overeenkomstig de kredietovereenkomst;12° indien kosten en interesten worden betaald zonder aflossing van het kapitaal, een overzicht van de betalingstermijnen en -voorwaarden voor de betaling van de rente en terugkerende en niet-terugkerende kosten;13° de eventuele kosten voor het aanhouden van een of meer rekeningen voor de boeking van zowel betalingen als kredietopnemingen, tenzij het openen van een rekening facultatief is, tezamen met de kosten voor het gebruik van een betaalmiddel voor zowel betalingen als kredietopnemingen, andere uit de kredietovereenkomst voortvloeiende kosten, alsmede de voorwaarden waaronder die kosten kunnen worden gewijzigd overeenkomstig artikel 30;14° de op het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst geldende nalatigheidsintrestvoet ingeval van betalingsachterstand, de wijzigingsmodaliteiten van deze rentevoet en, in voorkomend geval, de kosten van niet-nakoming;15° een waarschuwing betreffende de gevolgen van wanbetaling;16° desgevallend, dat notariskosten in rekening worden gebracht;17° desgevallend, de gevraagde zekerheden en verzekeringen;18° het al dan niet bestaan van een herroepingsrecht en de termijn voor de uitoefening daarvan, alsmede andere uitoefeningsvoorwaarden, zoals informatie over de verplichting voor de consument om overeenkomstig artikel 18, het opgenomen kapitaal en de rente terug te betalen en het bedrag van de rente per dag;19° informatie over de uit artikel 24 voortvloeiende rechten en de voorwaarden voor de uitoefening daarvan;20° het recht op vervroegde terugbetaling, de te volgen procedure alsmede, in voorkomend geval, informatie over het recht van de kredietgever op een vergoeding en de wijze waarop deze vergoeding wordt bepaald;21° de te volgen procedure om een einde te stellen aan de kredietovereenkomst;22° of voor de consument buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures openstaan en zo ja, hoe hij die procedures kan inleiden;23° in voorkomend geval, de overige bedingen en contractvoorwaarden. § 3. Voor de geoorloofde debetstanden op een rekening terugbetaalbaar op verzoek van de kredietgever of binnen een termijn van drie maanden, worden op duidelijke en beknopte wijze vermeld : 1° het soort krediet;2° de naam, voornaam, geboorteplaats en - datum alsook de woonplaats van de consument en, desgevallend, de persoon die een zekerheid stelt; 3° de naam, voornaam of de vennootschapsnaam, de woonplaats of de maatschappelijke zetel van de kredietgever en zijn ondernemingsnummer evenals de benaming en adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 4° desgevallend, de naam, voornaam of de vennootschapsnaam, de woonplaats of de maatschappelijke zetel van de kredietbemiddelaar en zijn ondernemingsnummer evenals de benaming en adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 5° de duur van de kredietovereenkomst;6° het kredietbedrag en de voorwaarden voor kredietopneming;7° de debetrentevoet, de voorwaarden die de toepassing van deze rentevoet regelen en, voor zover beschikbaar, indices of referentierentevoeten die betrekking hebben op de aanvankelijke debetrentevoet, en de termijnen, voorwaarden en procedures voor wijziging ervan.Indien naargelang van de verschillende omstandigheden verschillende debetrentevoeten worden toegepast, wordt deze informatie met betrekking tot alle toepasselijke rentevoeten verstrekt; 8° het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag, berekend bij het sluiten van de kredietovereenkomst. Alle bij de berekening van dit percentage gebruikte hypothesen bepaald door de Koning worden vermeld; 9° in voorkomend geval, de vermelding dat de consument te allen tijde gevraagd kan worden het kredietbedrag volledig terug te betalen;10° de procedure voor de uitoefening van het recht van beëindiging van de kredietovereenkomst;11° de informatie over de vanaf het sluiten van de kredietovereenkomst verschuldigde kosten en de voorwaarden waaronder deze kosten kunnen gewijzigd worden overeenkomstig artikel 30.»

Art. 13.In artikel 15 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° voor het eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende : « De kredietgever en de kredietbemiddelaar zijn verplicht om voor de kredietovereenkomsten die zij gewoonlijk aanbieden of waarvoor zij gewoonlijk bemiddelen, het krediet te zoeken dat qua soort en bedrag het best is aangepast, rekening houdend met de financiële toestand van de consument op het ogenblik van het sluiten van de kredietovereenkomst en met het doel van het krediet.»; 2° het artikel wordt aangevuld met twee leden, luidende : « De Koning bepaalt op welke wijze de kredietgever het bewijs levert van de raadpleging van de Centrale evenals de termijn gedurende welke dit bewijs dient bewaard te worden. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid houdt iedere wijziging van het kredietbedrag het sluiten van een nieuwe kredietovereenkomst in. »

Art. 14.Artikel 16 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, wordt vervangen als volgt : «

Art. 16.§ 1. Zolang de kredietovereenkomst niet door alle partijen is ondertekend, mag geen betaling worden gedaan, noch door de kredietgever aan de consument of voor diens rekening, noch door de consument aan de kredietgever.

Behoudens andersluidend beding in de kredietovereenkomst stelt de kredietgever het kredietbedrag met een overschrijving onmiddellijk ter beschikking op de rekening van de consument of op de rekening van een door de consument aangewezen derde of met een cheque.

De terbeschikkingstelling van het kredietbedrag in baar geld of contant kan slechts geschieden in de gevallen aangeduid door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, rekeninghoudend met het kredietbedrag, het soort krediet, het oogmerk en het tijdstip van het sluiten de kredietovereenkomst. § 2. Voor de gelden die de kredietgever aan de kredietbemiddelaar heeft overgemaakt ter uitvoering van de kredietovereenkomst, blijft hij instaan tot deze volledig zijn ter beschikking gesteld van de consument of aan een door de consument aangewezen derde. »

Art. 15.In artikel 17, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen door de wet van 24 maart 2003, wordt het woord « persoonlijke » opgeheven.

Art. 16.Artikel 18 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 24 maart 2003 en 24 augustus 2005, wordt vervangen als volgt : «

Art. 18.§ 1. De consument heeft het recht om, zonder opgave van redenen, de kredietovereenkomst te herroepen binnen een termijn van veertien dagen. De termijn van dit herroepingsrecht gaat in : 1° op de dag van het sluiten van de kredietovereenkomst, of 2° op de dag waarop de consument de contractuele voorwaarden en informatie bedoeld in artikel 14 ontvangt, als die dag later valt dan de onder het 1° van dit lid bedoelde datum. § 2. Wanneer de consument van zijn herroepingsrecht gebruik maakt, 1° stelt hij de kredietgever, bij een ter post aangetekende brief of op een andere door de kredietgever overeenkomstig artikel 14, § 2, 18° aanvaarde drager hiervan in kennis.De termijn wordt geacht te zijn nageleefd indien die kennisgeving vóór het verstrijken ervan is verzonden, en 2° geeft hij in geval van een verkoop op afbetaling, een financieringshuur of een kredietopening waarbij krachtens deze overeenkomst lichamelijke roerende goederen ter beschikking worden gesteld van de consument, na het versturen van de kennisgeving onmiddellijk de ontvangen goederen terug en betaalt hij aan de kredietgever de voor de kredietopnemingsperiode verschuldigde rente;3° betaalt hij voor de overige kredietovereenkomsten onverwijld en uiterlijk binnen dertig dagen nadat hij de kennisgeving van de herroeping aan de kredietgever heeft gestuurd, het kapitaal terug aan de kredietgever en de op dit kapitaal lopende rente vanaf de datum waarop het krediet is opgenomen tot de datum waarop het kapitaal wordt terugbetaald. De verschuldigde rente wordt berekend aan de hand van de overeengekomen debetrentevoet. De kredietgever heeft geen recht op een andere vergoeding van de consument, met uitzondering van de vergoeding voor niet voor terugbetaling in aanmerking komende kosten die de kredietgever aan een overheidsinstelling heeft betaald. De betalingen die werden verricht na het sluiten van de kredietovereenkomst worden teruggestort aan de consument binnen de dertig dagen volgend op de herroeping. § 3. De herroeping van de kredietovereenkomst brengt van rechtswege de ontbinding van de aangehechte overeenkomsten met zich mee. § 4. Indien de consument het herroepingsrecht inroept bedoeld in dit artikel, zijn de artikelen 53, 54 en 61 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming niet van toepassing. § 5. Dit artikel is niet van toepassing op kredietovereenkomsten die volgens de wet door tussenkomst van een notaris moeten worden gesloten, mits de notaris verklaart dat de consument de rechten bedoeld in de artikelen 11 en 14 geniet. »

Art. 17.In artikel 19 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met de volgende woorden : « , tenzij de consument zelf het kredietbedrag ontvangt en de identiteit van de verkoper of de dienstverlener niet gekend is door de kredietgever.»; 2° in het tweede lid worden de woorden « Het bedrag van de kredietovereenkomst » vervangen door de woorden « Het kredietbedrag »;3° in het derde lid worden de woorden « moet gebeuren door een geschrift » vervangen door de woorden « gebeurt op papier of op een andere duurzame drager ».

Art. 18.In artikel 20bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 24 maart 2003 en gewijzigd bij de wet van 24 augustus 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden « Onverminderd artikel 45, § 2, is de kredietovereenkomst op afstand » vervangen door de woorden « De kredietovereenkomst op afstand is »;2° het derde lid wordt opgeheven.

Art. 19.In artikel 22 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 worden de woorden « De kredietovereenkomsten » vervangen door de woorden « De kredietopeningen ».De woorden « die niet in de periodieke terugbetaling van kapitaal voorzien, » worden opgeheven; 2° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden « Indien de kredietovereenkomst, met toepassing van artikel 30, § 2, toestaat dat het jaarlijkse kostenpercentage wordt aangepast, bepaalt de kredietovereenkomst dat bij aanpassing » vervangen door de woorden « Indien een kredietovereenkomst, met uitzondering van de kredietopening, de veranderlijkheid van de debetrentevoet toelaat, bepaalt de kredietovereenkomst dat bij aanpassing ».

Art. 20.In artikel 23 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden « In dat geval heeft hij recht op een verlaging van de totale kosten van het krediet die overeenstemmen met de interesten en de kosten verschuldigd voor de resterende duur van de overeenkomst.» ingevoegd tussen de woorden « terug te betalen. » en de woorden « Hij brengt de kredietgever »; 2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : « De kredietgever heeft in geval van een vervroegde aflossing recht op een billijke en objectief gegronde vergoeding voor eventuele kosten die rechtstreeks verband houden met de vervroegde aflossing, mits de vervroegde aflossing valt in een termijn waarvoor een vaste debetrentevoet geldt. Indien de termijn tussen de vervroegde aflossing en het overeengekomen einde van de overeenkomst meer dan één jaar bedraagt, mag dergelijke vergoeding niet hoger zijn dan 1 pct. van het bedrag in kapitaal dat vervroegd werd afgelost. Indien de termijn niet meer dan één jaar bedraagt, mag de vergoeding ten hoogste 0,5 pct. bedragen van het bedrag in kapitaal dat vervroegd werd afgelost.

De kredietgever deelt aan de consument de gevraagde vergoeding mee, op een duurzame drager, binnen de tien dagen vanaf de ontvangst van de brief bedoeld in § 1 of vanaf de ontvangst van de sommen teruggestort door de consument; Deze mededeling omvat onder meer de berekening van de vergoeding. »; 3° paragraaf 3 wordt aangevuld met de volgende leden : « 3° in geval van een kredietopening;4° indien de aflossing valt in een termijn waarvoor geen vaste debetrentevoet geldt.»; 4° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 4 luidende als volgt : « § 4.Een vergoeding mag niet hoger zijn dan het rentebedrag dat de consument zou hebben betaald gedurende de termijn tussen de vervroegde aflossing en de overeengekomen datum waarop de kredietovereenkomst eindigt. »

Art. 21.In artikel 24 van dezelfde wet worden het eerste en tweede lid vervangen als volgt : «

Art. 24.Indien de consument een contract voor de levering van een goed of de verrichting van een dienst heeft herroepen, is hij niet langer gebonden aan de daarmee gelieerde kredietovereenkomst.

Indien de onder de gelieerde kredietovereenkomst vallende goederen of diensten niet of slechts gedeeltelijk geleverd, respectievelijk verricht worden of niet met de voorwaarden van het contract voor de levering van een goed of het verrichten van een dienst in overeenstemming zijn, heeft de consument het recht om verhaal uit te oefenen bij de kredietgever, indien hij niet de genoegdoening heeft gekregen waarop hij overeenkomstig de wet of het contract voor de levering van een goed of het verrichten van een dienst recht heeft, na zijn rechten te hebben doen gelden jegens de leverancier, respectievelijk de dienstverrichter. »

Art. 22.In artikel 25 van dezelfde wet worden de woorden « het Herdisconterings en Waarborginstituut, de kredietverzekeraars, de collectieve beleggingsinstellingen zoals die zijn gedefinieerd in Boek III van de wet van 4 december 1990 op de financiële verrichtingen en financiële markten » vervangen door de woorden « het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten, de kredietverzekeraars, de instellingen voor collectieve beleggingen zoals bedoeld in de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles ».

Art. 23.In artikel 26 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Deze kennisgeving is niet verplicht wanneer de oorspronkelijke kredietgever, in overleg met de nieuwe houder van de schuldvordering, tegenover de consument het krediet verder beheert.»; 2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 24.In artikel 27bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 7 januari 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden « overeenkomstig artikel 58, § 3, » vervangen door de woorden « overeenkomstig artikel 33ter, § 1, tweede lid, »;2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.De overeengekomen nalatigheidsinterestvoet mag niet meer bedragen dan de debetrentevoet laatst toegepast op het betreffende bedrag of de betreffende deeltermijn, verhoogd met een coëfficiënt van hoogstens 10 pct. »

Art. 25.In artikel 29 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 7 januari 2001 en 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de bepaling onder het eerste lid, 2° worden de woorden « , in overeenstemming met artikel 14, § 3, 4°, » opgeheven;b) het artikel wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « Onverminderd de toepassing van artikel 33ter is elk beding dat voorziet dat de kredietgever op elk ogenblik de terugbetaling van het opgenomen kredietbedrag kan eisen verboden en wordt dit als niet geschreven beschouwd.»

Art. 26.Artikel 30 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, wordt vervangen als volgt : «

Art. 30.§ 1. Behoudens de uitzonderingen bedoeld in dit artikel met betrekking tot de veranderlijkheid van de debetrentevoet en de kosten van opnemen van contanten via een geldautomaat en, onverminderd de toepassing van artikel 3, § 2, zevende lid, wordt elk beding dat er toe strekt de voorwaarden van de kredietovereenkomst te wijzigen voor niet geschreven gehouden. § 2. De kredietovereenkomst kan bepalen dat de debetrentevoet wordt gewijzigd binnen de perken van de artikelen 14, § 3, 7° en 21.

Onverminderd het bepaalde in artikel 21, §§ 1 en 3, kunnen de kredietovereenkomsten, met uitzondering van de kredietopening zonder hypotheekstelling, slechts de veranderlijkheid van de debetrentevoet voorzien in de gevallen en volgens de regelen gesteld in en krachtens artikel 9, §§ 1 tot 3 en § 5 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet. Het in dat artikel 9 vermelde begrip « vestigingsakte » moet dan worden gelezen als « kredietovereenkomst ».

De kredietopening kan bepalen dat de kosten verbonden aan diensten bestaande uit het opnemen van contanten via een geldautomaat, wanneer zij niet worden opgenomen in het jaarlijkse kostenpercentage, eenzijdig worden gewijzigd. In geval van wijziging van deze kosten heeft de consument het recht om de kredietopening kosteloos op te zeggen binnen een termijn van twee maand vanaf de kennisgeving van de wijziging. De bepalingen van artikel 16, § 1, van de wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten zijn overeenkomstig van toepassing. Deze wijziging kan gedurende de looptijd van de kredietopening slechts eenmaal geschieden en de initieel voorziene kosten kunnen maximaal met 25 pct. worden verhoogd. De Koning kan voor deze kosten een berekeningsmethode en een maximum bepalen. § 3. In voorkomend geval wordt de consument op papier of op een andere duurzame drager in kennis gesteld van een wijziging van de debetrentevoet voordat de wijziging van kracht wordt. Daarbij wordt ook, desgevallend, het bedrag van de na de inwerkingtreding van de nieuwe debetrentevoet te verrichten betalingen vermeld evenals bijzonderheden betreffende een eventuele verandering in het aantal of de frequentie van de betalingen.

De partijen kunnen echter in de kredietovereenkomst overeenkomen dat de in het vorige lid bedoelde informatie periodiek aan de consument wordt verstrekt indien de wijziging van de debetrentevoet het gevolg is van een wijziging van een referentierentevoet en het publiek via passende middelen kennis kan nemen van de nieuwe referentierentevoet en de informatie over de nieuwe referentierentevoet ook beschikbaar is in de gebouwen van de kredietgever. § 4. Wanneer, bij een kredietopening zonder hypotheekstelling, de wijziging van de debetrentevoet meer dan 25 pct. bedraagt van de aanvankelijk of voorheen overeengekomen rentevoet en in het geval van overeenkomsten gesloten voor een termijn van meer dan een jaar, dan heeft de consument de mogelijkheid de overeenkomst op te zeggen overeenkomstig de regels vermeld in artikel 33ter binnen een termijn van drie maanden vanaf de kennisgeving Elk hiermee strijdig beding in de overeenkomst is nietig. § 5. Indien niet alle debetrentevoeten in de kredietovereenkomst worden gespecificeerd, wordt de debetrentevoet alleen geacht vast te zijn voor die deeltermijnen waarvoor de debetrentevoeten, bij het sluiten van de kredietovereenkomst overeengekomen, uitsluitend aan de hand van een vast specifiek percentage zijn vastgesteld. »

Art. 27.In artikel 31 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden « , onverminderd de toepassing van § 4, » opgeheven;2° paragraaf 4 wordt opgeheven.

Art. 28.Artikel 32 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Voor niet geschreven wordt gehouden elk beding in de kredietovereenkomst dat de kredietgever toelaat om een vergoeding te vragen aan de consument wanneer hij het toegestane kredietbedrag niet geheel of gedeeltelijk heeft opgenomen. »

Art. 29.In hoofdstuk 3, afdeling 2, van dezelfde wet, wordt een onderafdeling 5bis ingevoegd, luidende : « Kredietovereenkomst van onbepaalde duur en het recht op schorsing van kredietopnemingen ».

Art. 30.In onderafdeling 5bis, ingevoegd bij artikel 29, wordt een artikel 33ter ingevoegd, luidende : «

Art. 33ter.§ 1. De consument kan een kredietovereenkomst van onbepaalde duur met onbepaalde looptijd te allen tijde kosteloos beëindigen, tenzij de partijen een opzeggingstermijn zijn overeengekomen. Deze termijn mag niet langer zijn dan één maand.

Wanneer de consument zijn recht uitoefent stelt hij de kredietgever hiervan in kennis bij een ter post aangetekende brief of op een andere door de kredietgever aanvaarde drager.

Indien zulks in de kredietovereenkomst is overeengekomen, kan de kredietgever een kredietovereenkomst van onbepaalde duur beëindigen door de consument op papier of op een andere duurzame drager een opzegging met ten minste twee maanden te doen toekomen. Wanneer de kredietgever zijn recht uitoefent stelt hij de consument hiervan in kennis, bij een ter post aangetekende brief of op een andere door de consument aanvaarde drager. § 2. Indien dit in de kredietovereenkomst is overeengekomen, kan de kredietgever op objectieve gronden, onder meer wanneer de kredietgever over inlichtingen beschikt waaruit hij kan afleiden dat de consument niet langer in staat zal zijn zijn verbintenissen na te komen, het recht van de consument om krediet op te nemen op grond van een kredietovereenkomst op te schorten. De kredietgever stelt de consument, op papier of op een andere duurzame drager, indien mogelijk van tevoren en uiterlijk onmiddellijk na de opschorting, van die opschorting in kennis, alsook van de gronden hiervoor, tenzij het verstrekken van dergelijke informatie op grond van andere wetgeving is verboden of indruist tegen doelstellingen van openbare orde of openbare veiligheid. »

Art. 31.In artikel 34, eerste en tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, wordt het woord « persoonlijke » telkens opgeheven.

Art. 32.In artikel 35 van dezelfde wet wordt het woord « persoonlijke » opgeheven.

Art. 33.In artikel 36 van dezelfde wet wordt het woord « persoonlijke » opgeheven.

Art. 34.In artikel 38, §§ 2 en 3, van dezelfde wet wordt het woord « persoonlijke » telkens opgeheven.

Art. 35.De artikelen 40, 41, 45 en 48, van dezelfde wet worden opgeheven.

Art. 36.In artikel 49 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden « het kredietbedrag bedoeld in artikel 14, § 2, 4° » vervangen door de woorden « het kredietbedrag bedoeld in artikel 1, 20° »;2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.Onverminderd de bepalingen van artikel 14, vermeldt de overeenkomst van financieringshuur : 1° indien de koopoptie op verschillende tijdstippen kan worden gelicht, het totale door de consument te betalen bedrag op het ogenblik dat de optie de eerste en de laatste maal wordt gelicht. Indien bij het sluiten van de kredietovereenkomst de residuele waarde slechts kan worden bepaald met behulp van parameters, moet de kredietovereenkomst, enerzijds, het totale bedrag van de betalingen vermelden en, anderzijds, de minimale en maximale residuele waarde berekend op basis van deze parameters die de consument moet betalen bij het lichten van de koopoptie; 2° in voorkomend geval, het bedrag van de zekerheid en de verplichting vanwege de kredietgever om de financiële opbrengst van het tot zekerheid gestelde deposito ter beschikking van de consument te stellen.»

Art. 37.De artikelen 55 tot 58 van dezelfde wet worden opgeheven.

Art. 38.Artikel 59 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 24 maart 2003 en 10 december 2009, wordt vervangen als volgt : « § 1. Bij iedere kredietopening wordt de consument regelmatig op de hoogte gebracht met een rekeningafschrift op papier of op een andere duurzame drager van de volgende informatie : 1° de juiste periode waarop het rekeningafschrift betrekking heeft;2° de opgenomen bedragen en de datum van opneming;3° het totaal verschuldigd blijvend bedrag en de datum van het vorige afschrift;4° het nieuwe totaal verschuldigd blijvend bedrag;5° de datum en het bedrag van de door de consument verrichte betalingen;6° de toegepaste debetrentevoet(en);7° de afzonderlijke bedragen van de eventueel toegepaste kosten;8° in voorkomend geval, het te betalen minimumbedrag en intresten. § 2. Bij de kredietopeningen, behoudens de geoorloofde debetstanden op een rekening, wordt bijkomend de volgende informatie verstrekt : 1° in voorkomend geval, het verschuldigd blijvend saldo van het voorgaand overzicht;2° in voorkomend geval, de onderscheiden data van de verschuldigde kosten;3° de datum en het bedrag van de verschuldigde interesten per toegepaste debetrentevoet evenals een aanduiding van de wijze waarop deze interesten worden berekend op het verschuldigd blijvend saldo aan de hand van de debetrentevoet.»

Art. 39.Artikel 60 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, wordt opgeheven.

Art. 40.Artikel 60bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 24 maart 2003, wordt vervangen als volgt : «

Art. 60bis.§ 1. Wanneer een debetstand zich voordoet in het raam van een kredietopening terwijl de kredietgever iedere debetstand die het toegestane kredietbedrag te boven gaat uitdrukkelijk verboden heeft, moet de kredietgever de kredietopnemingen opschorten en de terugstorting van het bedrag in niet geoorloofde debetstand binnen een termijn van maximaal vijfenveertig dagen te rekenen vanaf de dag van de niet geoorloofde debetstand eisen.

In dat geval kunnen slechts de uitdrukkelijk overeengekomen en door deze wet geoorloofde verwijlinteresten en kosten worden gevraagd. De verwijlinteresten worden berekend op het bedrag van de niet geoorloofde debetstand.

De kredietgever brengt onverwijld de consument, op papier of op een andere duurzame drager, op de hoogte van : a) de niet geoorloofde debetstand;b) het bedrag van de niet geoorloofde debetstand;c) de eventuele boetes, kosten of verwijlinteresten toepasselijk op het bedrag van de niet geoorloofde debetstand. § 2. In geval de consument de verplichtingen die voortvloeien uit de vorige paragraaf niet nakomt, stelt de kredietgever een einde aan de overeenkomst binnen de perken van artikel 29, 3°, of sluit bij wege van schuldvernieuwing een nieuwe overeenkomst met een verhoogd kredietbedrag en dit met eerbiediging van alle bepalingen van de wet. ».

Art. 41.Artikel 60ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 24 maart 2003, wordt vervangen als volgt : «

Art. 60ter.Wanneer een overschrijding minstens 1.250 euro bedraagt en langer dan een maand aanhoudt brengt de kredietgever onverwijld de consument, op papier of op een andere duurzame drager, op de hoogte van : a) de overschrijding;b) het overschreden bedrag;c) van de debetrentevoet, de eventuele toepasselijke boetes en kosten toepasselijk op het overschreden bedrag. De Koning kan dit bedrag wijzigen. Tot zolang de informatie bedoeld in het voorgaande lid niet wordt verstrekt kan de kredietgever op het overschreden bedrag slechts de laatst toegepaste debetrentevoet toepassen, met uitsluiting van iedere boete, vergoeding of verwijlinterest.

Indien de overschrijding bij het verstrijken van een termijn van drie maand vanaf haar ontstaan niet is aangezuiverd, schort de kredietgever de kredietopnemingen op en stelt hij een einde aan de overeenkomst binnen de perken van artikel 29, eerste lid, 3°, of sluit hij bij wege van schuldvernieuwing een nieuwe overeenkomst met een verhoogd kredietbedrag en dit met eerbiediging van alle bepalingen van de wet. »

Art. 42.Artikel 63, § 3, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, wordt vervangen als volgt : « § 3. De kredietbemiddelaar mag enkel bemiddelen voor kredietovereenkomsten met erkende of geregistreerde kredietgevers. »

Art. 43.Artikel 66 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 44.In artikel 69 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1992, 4 augustus 1992, 5 juli 1998, 11 december 1998, 10 augustus 2001 en 22 december 2003 en bij koninklijk besluit van 4 april 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1 worden de woorden « of van de zekerheidssteller » ingevoegd tussen de woorden « van de consument » en de woorden « te beoordelen »;b) in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden « of van de zekerheidssteller » ingevoegd tussen de woorden « van de consument » en de woorden « , het bedrag »;c) in paragraaf 3, derde lid, 1°, worden de woorden « consument zijn uitgesproken, mogen worden verwerkt voor zover deze daarvan voorafgaandelijk en schriftelijk is kennis gegeven » vervangen door de woorden « consument of de zekerheidssteller zijn uitgesproken, mogen worden verwerkt voor zover zij daarvan voorafgaandelijk en schriftelijk zijn kennis gegeven »;d) in paragraaf 4, eerste lid, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : « 1° de met toepassing van deze wet erkende of geregistreerde kredietgevers;»; e) in paragraaf 4, eerste lid, 4°, worden de woorden « Bank- en Financiewezen » vervangen door de woorden « Bank- Financie- en Assurantiewezen »;f) paragraaf 4, eerste lid, 5° wordt vervangen als volgt : « 5° de betalingsdienstaanbieders bedoeld in de wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten, in de mate dat deze personen hun gegevens inzake betalingsdiensten op basis van regelen inzake wederkerigheid aan het bestand bedoeld in artikel 68 mededelen »;g) in paragraaf 4, eerste lid, 6°, in fine, worden de woorden » bedoeld in artikel 72 van deze wet » opgeheven;h) in paragraaf 4, eerste lid, 9°, worden de woorden « 72, paragraaf 15, » opgeheven; i) paragraaf 4, eerste lid, wordt aangevuld met de bepalingen onder 10° en 11°, luidende : « 10° de personen die een activiteit van minnelijke invordering van schulden van de consument uitoefenen en die hiertoe, overeenkomstig artikel 4, § 1, van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, zijn ingeschreven bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; »; 11° de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer binnen de uitvoering van haar opdracht.»; j) in paragraaf 4, tweede lid, worden de woorden « betalingsmiddelen » vervangen door de woorden « betalingsdiensten bedoeld in de wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten en wordt het lid aangevuld met de volgende zin : « Deze inlichtingen mogen niet worden gebruikt voor commerciële prospectiedoeleinden.»; k) in paragraaf 4, derde lid, worden de woorden « en aan de personen die door de Koning, met toepassing van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, werden gemachtigd om kredietverzekeringsverrichtingen te bedrijven » opgeheven;l) in paragraaf 4, vierde lid, worden de woorden « Commissie voor het Bank- en Financiewezen » vervangen door de woorden « Commissie voor het Bank- Financie- en Assurantiewezen, de ambtenaren bedoeld in het eerste lid, 9°, en de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer ».

Art. 45.In artikel 70 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 11 december 1998, 10 augustus 2001 en 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden « of een zekerheidssteller » ingevoegd tussen de woorden « een consument » en de woorden « voor de eerste maal »;2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « of zekerheidssteller » ingevoegd tussen de woorden « Elke consument » en de woorden « heeft met betrekking »;3° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden « De consument kan » vervangen door de woorden « De consument en de zekerheidssteller kunnen ».

Art. 46.Artikel 72 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 47.In artikel 73 van dezelfde wet worden de woorden « van het Toezichtscomité en, desgevallend, » opgeheven.

Art. 48.In artikel 81 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, 2°, worden de woorden « hetzij binnen een door hen te bepalen termijn, » ingevoegd tussen de woorden « op eerste vordering » en de woorden « en ter plaatse »;2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.In de uitoefening van hun ambt kunnen de in § 1 bedoelde ambtenaren de bijstand van de politiediensten vorderen. »

Art. 49.In artikel 82, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, worden de woorden « door de Minister van Economische Zaken » vervangen door de woorden « of het voorwerp kunnen zijn van een vordering tot staking op initiatief van de Ministers tot wiens bevoegdheden Economie of Consumentenzaken behoort ».

Art. 50.In artikel 86 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, verklaart de rechter de overeenkomst nietig of vermindert de verplichtingen van de consument en dit hoogstens tot de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag, wanneer de kredietgever de in artikel 14, § 1, tweede lid, § 2, 5° tot 14°, 18°, 20° tot 22° bedoelde vermeldingen niet naleeft.De rechter kan een gelijkaardige maatregel nemen wanneer de kredietgever de in artikel 14, § 2, 1° tot 4°, 15° tot 17°, 19° en 23°, bedoelde vermeldingen niet naleeft. »; 2° in het tweede en het derde lid wordt het woord « persoonlijke » opgeheven.

Art. 51.In artikel 89 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de woorden « in artikel 16 » vervangen door de woorden « in artikel 16, § 1, eerste lid ».

Art. 52.In artikel 91, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de woorden « de artikelen 27bis, § 4, 30, § 2, en 59, §§ 1 en 2 vervangen door de woorden « de artikelen 27bis, § 4, 30, §§ 2 tot 4 en 59, §§ 1 en 2 ».

Art. 53.In artikel 92, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de bepaling onder 1° worden de woorden « de artikelen 10, eerste lid, 11 en 15 » vervangen door de woorden « de artikelen 10, eerste lid, 11, 11bis, 11ter en 15 »;b) in de bepaling onder 2° worden de woorden « de artikelen 10, eerste lid, 11, 63, §§ 1, 2, 3, tweede lid, 4 en 5, en 64, § 1 » vervangen door de woorden « de artikelen 10, eerste lid, 11, 11bis, 15, eerste lid, 63, §§ 1, 2, 4 en 5 en 64, § 1 ».

Art. 54.In artikel 97 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, wordt het woord « persoonlijke » opgeheven.

Art. 55.Artikel 100 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, wordt opgeheven.

Art. 56.In artikel 101, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 11 november 1994, 11 december 1998, 10 augustus 2001, 20 december 2002, 24 maart 2003 en 24 augustus 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de bepaling onder 1°, a) worden de woorden « door de Minister van Economische Zaken » opgeheven;b) in de bepaling onder 1°, b), worden de woorden « door de Minister van Economische Zaken » opgeheven;c) in de bepaling onder 13° worden de woorden « in de artikelen 72 en 81 » vervangen door de woorden « in artikel 81 »;d) de bepaling onder 15° wordt opgeheven;e) de bepaling onder 16° wordt vervangen als volgt : « 16° hij die de bepalingen van de artikelen 5 en 6 overtreedt;»; f) het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 20°, 21°, 22° en 23° luidende : « 20° degene die, in strijd met de bepalingen van artikel 10, in het raam van een kredietovereenkomst als kredietgever of kredietbemiddelaar wetens en willens aan de consument ongeoorloofde, onjuiste of onvolledige informatie vraagt;21° degene die, als kredietgever of kredietbemiddelaar aan de consument niet de Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet bedoeld in de artikelen 11, § 1, eerste lid en 11bis, § 2, eerste lid, verstrekt of die in strijd met de artikelen 11, § 4, en 15, eerste lid, wetens en willens niet de meest aangepaste informatie verstrekt of niet het best aangepaste krediet zoekt;22° degene die als kredietgever de bepalingen van de artikelen 14 en 49 overtreedt;23° degene die, in strijd met de bepalingen van artikel 15, tweede lid, als kredietgever wetens en willens een kredietovereenkomst sluit waarvan men redelijkerwijze moet aannemen dat de consument niet in staat zal zijn de verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst na te leven.».

Art. 57.In artikel 106 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « de Minister van Economische Zaken » worden vervangen door de woorden « de Minister die de Economie onder zijn bevoegdheid heeft, of zijn gemachtigde »;2° de woorden « de Commissie voor het Bank- en Financiewezen » worden telkens vervangen door de woorden « de Commissie voor het Bank- Financie- en Assurantiewezen ».

Art. 58.In artikel 107 van dezelfde wet worden de woorden « de Minister van Economische Zaken » vervangen door de woorden « de Minister die de Economie onder zijn bevoegdheid heeft of zijn gemachtigde ».

Art. 59.Artikel 108 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 24 maart 2003, wordt hersteld als volgt : «

Art. 108.In afwijking van de artikelen 75bis, 106 en 107 en onverminderd de toepassing van het tweede lid, kan de Minister die de Economie onder zijn bevoegdheid heeft of zijn gemachtigde, bij beslissing die met een ter post aangetekende brief ter kennis wordt gebracht, ambtshalve de erkenning intrekken van de kredietgever of de inschrijving doorhalen van de kredietbemiddelaar, die hun activiteit niet binnen de twaalf maanden na het verlenen van de erkenning hebben aangevat, afstand doen van hun erkenning of inschrijving, failliet zijn verklaard of hun bedrijf hebben stopgezet.

Wanneer een kredietgever onderworpen aan de registratie zijn activiteit in België niet binnen de twaalf maanden na het verlenen van de registratie heeft aangevat, afstand doet van zijn registratie, falliet is verklaard of zijn bedrijf heeft stopgezet in België, kan de Minister of zijn gemachtigde, mits in achtneming van de procedure bedoeld in artikel 75bis, § 3, verklaren dat de registratie zijn uitwerking verliest. »

Art. 60.In artikel 109, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de woorden « van de artikelen 5 tot 9, 14, 29 tot 31, 33, 33bis, 40, 41, 48, 49, 55 tot 58, 63 tot 65, van deze wet, » vervangen door de woorden « van de artikelen 5 tot 9, 14, 29 tot 31, 33 tot 33ter, 63 tot 65, van deze wet, ».

Art. 61.Artikel 110 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : « § 4. De Koning kan de bepalingen van deze wet coördineren met de bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht tot het tijdstip van de coördinatie.

Te dien einde kan Hij : 1° de te coördineren bepalingen anders inrichten, inzonderheid opnieuw ordenen en vernummeren;2° de verwijzingen in de te coördineren bepalingen dienovereenkomstig vernummeren;3° de te coördineren bepalingen met het oog op onderlinge overeenstemming en eenheid van terminologie herschrijven, zonder te raken aan de erin neergelegde beginselen. De coördinaties zullen het opschrift dragen bepaald door de Koning. ».

Art. 62.In artikel 115 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de woorden « 3, 5, 14, 21, 22, 65, § 3, en 110 van deze wet worden door de Minister van Economische Zaken » vervangen door de woorden « 3, 5, 16, § 1, derde lid, 21, 22, 30, § 2, tweede lid, 60ter, 65, § 3, en 110 van deze wet worden door de Minister die de Economie onder zijn bevoegdheid heeft ».

Art. 63.In artikel 116 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001 worden de woorden « artikelen 3, § 1, 4°, en § 3, 5, 21, 22, 23, 69 en 70 » vervangen door de woorden « artikelen 3, § 1, 3°, en § 3, 5, 16, § 1, derde lid, 21, 22, 23, 30, § 2, tweede lid, 60ter, 69 en 70 ». HOOFDSTUK 3. - Wijzigingsbepalingen

Art. 64.In artikel 19, § 2, in fine, van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen, gewijzigd bij de wet van 13 december 2005, worden de woorden « identificatienummer van het Rijksregister, » ingevoegd tussen de woorden « aan de hand van hun » en de woorden « naam, voornaam en geboortedatum ».

Art. 65.In artikel 2 van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : « 3° de consumentenkredietovereenkomst : de overeenkomst die geheel of gedeeltelijk onderworpen is aan de toepassing van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, met uitsluiting van de overeenkomsten bedoeld in artikel 3, § 2, eerste en derde lid van die wet;»; b) de bepaling onder 4° wordt aangevuld met de woorden : « en die wordt toegekend aan een natuurlijke persoon die hoofdzakelijk handelt met een oogmerk dat geacht kan worden vreemd te zijn aan zijn handelsberoeps- of ambachtelijke activiteiten;»; c) in de bepaling onder 6° wordt het woord « uitsluitend » vervangen door het woord « hoofdzakelijk »;d) het artikel wordt aangevuld met de bepaling onder 7° luidende : « 7° de zekerheidssteller : de persoon, anders dan de kredietnemer, die in het raam van een consumentenkredietovereenkomst of een hypothecaire kredietovereenkomst een zekerheid stelt.»

Art. 66.In artikel 3 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 1° aangevuld met de woorden « met uitzondering van de overschrijdingen bedoeld door de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;»; b) in paragraaf 2 wordt de bepaling onder 1° aangevuld met de woorden « en de zekerheidssteller »;c) in paragraaf 2 wordt de bepaling onder 6 ° aangevuld met de woorden « aan de kredietnemer ».

Art. 67.In artikel 5, eerste lid, van dezelfde wet, worden de woorden « en de zekerheidsstellers » ingevoegd tussen de woorden « van de kredietnemers » en de woorden « , gebruiken de kredietgevers ».

Art. 68.In artikel 6 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid luidende : « Elke overeenkomst tot zekerheidsstelling, waarvan de zekerheidssteller wordt geregistreerd overeenkomstig artikel 3, § 2, 1°, moet vermelden : 1° de clausule : « De kredietovereenkomst waarvoor u deze zekerheid hebt gesteld maakt het voorwerp uit van een registratie bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren waarbij u overeenkomstig artikel 3, § 2, 1° van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren, wordt geregistreerd als zekerheidssteller.»; 2° de inlichtingen bedoeld in het eerste lid, 2° tot 4°; 2° paragraaf 2, tweede lid, wordt aangevuld met een bepaling onder 5°, luidende : « 5° de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer. »

Art. 69.In artikel 7 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « en elke zekerheidssteller » worden ingevoegd tussen de woorden « elke kredietnemer » en de woorden « kosteloos toegang »;2° de woorden « en die de kredietnemer aanduidt » worden vervangen door de woorden « en die de geregistreerde persoon aanduidt ».

Art. 70.In artikel 8, § 1, van dezelfde wet wordt het eerste lid vervangen als volgt : « Volgens de regels die de Koning bepaalt, mag de Bank de inlichtingen slechts meedelen aan : 1° de personen bedoeld in artikel 69, § 4, eerste lid, 1° tot 4°, 7° tot 9° en 11° van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;2° de personen bedoeld in artikel 69, § 4, eerste lid, 5°, van dezelfde wet, in de mate dat deze personen ook beschikken over een erkenning als kredietgever;3° de personen bedoeld in artikel 69, § 4, eerste lid 10°, van dezelfde wet, maar enkel met betrekking tot de gegevens van de kredietovereenkomsten die zij op grond van hun activiteit van minnelijke invordering van schulden daadwerkelijk hebben overgenomen. »

Art. 71.In artikel 9, van dezelfde wet, worden de woorden « , behoudens in het geval van een overschrijding bedoeld door de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, » ingevoegd tussen de woorden « vooraleer zij » en de woorden « een consumentenkredietovereenkomst sluiten ». HOOFDSTUK 4. - Opheffingsbepalingen

Art. 72.Opgeheven worden : 1° de wet van 14 juli 1998 houdende verplichting om informatie te verstrekken over de debetrente op de bij kredietinstellingen of andere rechtspersonen geopende rekeningen;2° de wet van 14 mei 2001 tot regeling van de debetrente op zichtrekeningen;3° het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot vaststelling van de raadplegingsmodaliteiten en de voorwaarden waaraan de rechtspersonen die betaalkaarten ter beschikking stellen van de consument moeten voldoen om mededeling van persoonsgegevens te ontvangen;4° het koninklijk besluit van 11 januari 2006 tot bepaling van de financiële gegevens die in de prospectus, bedoeld in artikel 5, § 3, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet dienen vermeld te worden. HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepalingen

Art. 73.Deze wet is van toepassing op de lopende overeenkomsten, behalve de artikelen 3, 5 tot 18, 20 en 21, 25, a), 31, 35 tot 37, 60 en 64.

Wat de toepassing op de lopende kredietovereenkomsten van de artikelen 27bis, 29 en 33ter, §§ 1, eerste lid, en 2 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet betreft, worden de bedingen in de lopende overeenkomsten die, omwille van redenen van openbare orde of dwingend recht, strijdig zijn met de voormelde artikelen van rechtswege teruggebracht tot de bedingen die toegelaten worden door deze artikelen.

Met het oog op de toepassing van artikel 19, 1° op de lopende overeenkomsten, neemt de termijn van nulstelling een aanvang vanaf de eerste debetstand na 1 januari 2011.

Art. 74.De bestaande erkenningen en registraties blijven rechtsgeldig tot aan hun verlenging overeenkomstig artikel 79 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. De bestaande inschrijvingen blijven rechtsgeldig tot aan hun verlenging overeenkomstig artikel 79 van dezelfde wet en uiterlijk tot 31 december 2015.

Art. 75.§ 1. Zowel de lopende kredietovereenkomsten als de kredietovereenkomsten gesloten na de inwerkingtreding van deze wet die ingevolge de uitbreiding van het toepassingsgebied van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet vatbaar zijn voor registratie bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren worden overeenkomstig de wet van 10 augustus 2001 geregistreerd bij deze Centrale op de datum aangewezen door de Koning en uiterlijk op 1 januari 2012.

De registratie van de zekerheidsstellers bedoeld in artikel 66, b), en de vermeldingen in de overeenkomst tot zekerheidsstelling bedoeld in artikel 68, 1°, zijn slechts vereist voor de nieuwe overeenkomsten gesloten vanaf de datum door de Koning te bepalen in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad na advies van het Begeleidingscomité bij de Centrale voor Kredieten van Particulieren. § 2. Voor de lopende kredietovereenkomsten bedoeld in § 1 gebeurt de kennisgeving bedoeld in artikel 6, § 1, van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren uiterlijk op 1 januari 2012 in de vorm van een niet-nominatief bericht in het Belgisch Staatsblad, uitgaande van de Minister tot wiens bevoegdheid Economie behoort.

De personen bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren zijn slechts gehouden tot de mededeling van de gegevens bedoeld in artikel 3, § 1, 1° en 3°, van deze kredietovereenkomsten op de datum die de Koning aanwijst en uiterlijk op 1 januari 2012, Voor de kredietovereenkomsten waarvan de resterende looptijd gelijk of korter is dan zes maanden bij het verstrijken van deze datum is geen mededeling meer vereist.

Het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen moet evenwel niet aan de Centrale worden medegedeeld indien de kredietgever niet over dit nummer beschikt. HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen

Art. 76.Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de zesde maand na die waarin zij in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 19, 1°, dat in werking treedt op 1 januari 2013.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 13 juni 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE De Minister belast met Consumentenzaken, P. MAGNETTE De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Justitie, S. DECLERCK Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK _______ Nota Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 52-2468 - 2009/2010 : Nr. 1 : Wetsontwerp.

Nrs. 2 en 3 : Amendementen.

Nr. 4 :Verslag.

Nr. 5 : Tekst aangenomen door de commissie.

Nr. 6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal Verslag : 29 april 2010.

Stukken van de Senaat : 4-1765 - 2009/2010 : Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senat.

Nr. 2 : Verslag.

Nr. 3 : Beslissing om niet te amenderen.

Handelingen van de Senaat : 6 mei 2010.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij de wet van 13 juni 2010 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.

De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE De Minister belast met Consumentenzaken, P. MAGNETTE De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Justitie, S. DECLERCK Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij de wet van 13 juni 2010 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.

De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE De Minister belast met Consumentenzaken, P. MAGNETTE De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Justitie, S. DECLERCK

^