Etaamb.openjustice.be
Wet van 13 mei 2003
gepubliceerd op 29 oktober 2003

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van het Koninkrijk Noorwegen inzake het leggen van de « Norfra » gaspijpleiding op het Belgische continentaal plat, en de Bijlagen 1, 2 en 3, ondertekend te Brussel op 20 december 1996 (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2003015109
pub.
29/10/2003
prom.
13/05/2003
ELI
eli/wet/2003/05/13/2003015109/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 MEI 2003. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van het Koninkrijk Noorwegen inzake het leggen van de « Norfra » gaspijpleiding op het Belgische continentaal plat, en de Bijlagen 1, 2 en 3, ondertekend te Brussel op 20 december 1996 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van het Koninkrijk Noorwegen inzake het leggen van de « Norfra » gaspijpleiding op het Belgische continentaal plat, en de Bijlagen 1, 2 en 3, ondertekend te Brussel op 20 december 1996, zullen volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 13 mei 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Werkgelenheid, belast met Mobiliteit en Vervoer, Mevr. L. ONKELINX De Staatssecretaris voor Energie, en Duurzame Ontwikkeling, toegevoegd aan de Minister van Financiën, A. ZENNER Gezien en met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 2002-2003. Senaat.

Documenten.

Ontwerp van wet ingediend op 9 januari 2003, nr. 2-1417/1.

Verslag, nr. 2-1417/2.

Parlementaire Handelingen.

Bespreking, vergadering van 13 maart 2003.

Stemming, vergadering van 13 maart 2003.

Kamer Documenten Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-2372/1.

Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning te bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-2372/2.

Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 3 april 2003.

Stemming, vergadering van 3 april 2003. (2) Deze Overeenkomst is op 19 juli 2003 in werking getreden. Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van het Koninkrijk Noorwegen inzake het leggen van de « Norfra » gaspijpleiding op het Belgisch continentaal plat De Regering van het Koninkrijk België en de Regering van het Koninkrijk Noorwegen, Verwijzend naar de ontmoetingen die tussen vertegenwoordigers van beide Regeringen hebben plaatsgevonden met betrekking tot het leggen, het onderhoud en de exploitatie, namens de eigenaars, door Den norske stats oljeselskap a.s. (« Statoil ») van de « Norfra » gaspijpleiding op het Belgisch continentaal plat voorbij de territoriale zee, en met het oog op het verlenen aan « Statoil », namens de eigenaars, van de vereiste administratieve vergunningen door de Regering van het Koninkrijk België, voor het leggen van de « Norfra » pijpleiding op het bedoelde gedeelte van het continentaal plat;

In herinnering brengend dat in de artikelen 58, 79, 86, 87 en 297 van het Verdrag van de VN inzake het recht van de zee van 1982 (hierna « UNCLOS » genoemd) het wettelijk stelsel van onderzeese pijpleidingen in het kader van het Verdrag als geheel wordt bepaald en dat artikel 79 van bedoeld Verdrag de kern vormt van het bestaande stelsel betreffende pijpleidingen op het continentaal plat;

Bevestigend dat materies die niet tot het toepassingsgebied van het UNCLOS-Verdrag behoren, verder worden geregeld door de voorschriften en de beginselen van het algemeen volkenrecht;

Zijn het volgende overeengekomen : 1. Overeenkomstig de van toepassing zijnde bepalingen van het volkenrecht, en met name artikel 79 van het UNCLOS-Verdrag, stemt de Regering van het Koninkrijk België in met de voorlopige afbakening van het tracé van het op het Belgische continentaal plat gelegen stuk van de « Norfra » pijpleiding, als weergegeven in bijlage 1. 2. De Regering van het Koninkrijk België stemt ermee in dat de « Norfra » pijpleiding op het Belgisch continentaal plat namens de eigenaars wordt gelegd door Den norske stats oljeselskap a.s. (« Statoil ») en zal te dien einde de vereiste administratieve vergunningen verlenen, overeenkomstig de in bijlage 2 omschreven procedure betreffende de goedkeuring van de definitieve afbakening van het tracé van de pijpleiding, en overeenkomstig bijlage 3 die, inter alia, de redelijke maatregelen vermeldt welke conform artikel 79 (2) van het UNCLOS-Verdrag door het Koninkrijk België kunnen worden genomen. Het Koninkrijk België zal al het nodige doen om de voormelde administratieve vergunningen binnen 6 maanden af te leveren. Zijn bedoelde administratieve vergunningen negen maanden na het indienen van het verzoek om goedkeuring van de definitieve afbakening van de « Norfra » pijpleiding, als weergegeven in bijlage 2, niet verleend, dan wordt de Regering van het Koninkrijk België overeenkomstig artikel 79 (3) van het UNCLOS-Verdrag geacht te hebben ingestemd met de afbakening van het tracé van de pijpleiding als weergegeven in bijlage 1.3. Het op het Belgische continentaal plat gelegen stuk van de « Norfra » pijpleiding valt onder de Noorse rechtsmacht en behoort tot de bevoegdheid van de Noorse rechtbanken.Het is onderworpen aan de Noorse wetten en reglementen, met dien verstande dat het Koninkrijk België aan het artikel 79 (2) van het UNCLOS-Verdrag het recht ontleent om redelijke maatregelen te treffen. 4. Op grond van deze Overeenkomst zal een samenwerking tot stand worden gebracht tussen het voor energie bevoegde ministerie dat namens het Koninkrijk België optreedt en het « Norwegian Petroleum Directorate » dat namens het Koninkrijk Noorwegen als coördinerende overheid optreedt ten aanzien van de overheden van de kuststaten die bij de « Norfra » pijleiding betrokken zijn, wat de technische, veiligheids- en milieuaspecten betreft.5. Geschillen betreffende de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst die niet konden worden geregeld in het kader van de samenwerking waarin lid 4 voorziet, dan wel via diplomatieke kanalen, worden beslecht volgens de in Deel XV van het UNCLOS-Verdrag vastgelegde procedure (beslechting van geschillen).6. Elke Regering stelt de andere Regering er via diplomatieke kanalen schriftelijk van in kennis dat alle met het oog op de inwerkingtreding van deze Overeenkomst vereiste maatregelen, werden genomen.Deze Overeenkomst treedt in werking op de 30ste dag na ontvangst van de laatste kennisgeving. 7. Deze Overeenkomst is voorlopig van toepassing vanaf de datum van ondertekening.In afwachting van de inwerkingtreding van de Overeenkomst, zal de Regering van het Koninkrijk Noorwegen erop toezien dat « Statoil » al zijn verplichtingen conform de Overeenkomst nakomt.

Opgemaakt te Brussel in het Engels in tweevoud op 20 december 1996.

Bijlage 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bijlage 2 Procedure aangaande de goedkeuring door de regering van het Koninkrijk België van het ontwerp van definitief tracé van de NORFRA-leiding; zoals voorzien door artikel 79 van de overeenkomst van VN inzake het recht van de zee van 1982

Artikel 1.De aanvraag om goedkeuring door de regering van het Koninkrijk België van het ontwerp van definitief tracé van de « Norfra » gasleiding op het Belgisch Continentaal Plat, zoals voorzien door het artikel 79 van het Verdrag van de VN inzake het recht van de zee, moet aan de Belgische Minister gericht zijn die bevoegd is voor energie.

Artikel 2.Deze aanvraag vermeldt de naam of de handelsnaam van de aanvrager, zijn adres, het voorwerp van de aanvraag, de lijst van de bijgevoegde plans en documenten en de datum van introductie; zij draagt de handtekening van de aanvrager of zijn gevolmachtigde.

De volgende documenten moeten de aanvraag vergezellen en afgeleverd worden, ofwel op papier van het formaat A4 volgens de norm NBN 18, d.w.z 210 x 297 mm, ofwel moeten ze geplooid zijn op dit formaat 1° een dieptekaart waarop de ligging is aangeduid van de voorziene transportinstallaties en een profiel van de zeebodem, op schaal 1/100.000.

Op deze kaart moeten in het bijzonder vermeld staan : a) het geplande tracé van de leiding conform de aanwijzingen van een tabel van conventionele tekens;b) de plaatsen waar er kruising of evenwijdigheid is van de geplande leiding, met telecommunicatielijnen, transportlijnen voor elektrische energie, bestaande of geplande leidingen voor gas- of petroleumproducten en in het algemeen met alle werken die door de aanvrager en de belanghebbenden in het tracé, bekend zijn na onderzoek; In de gevallen van evenwijdigheid zijn de onderaardse werken aangegeven indien ze zich op minder dan 100 m van de geplande leiding bevinden;

Elke kruising wordt aangeduid met een eigen volgnummer; c) de inrichtingen die geclasseerd staan voor van brand- of ontploffingsgevaar en die zich op minder dan 50 meter bevinden van de leidingen;d) de regio's die voor België van belang zijn voor de economie of het milieu.2° de dwarsdoorsneden die de ligging van de voorziene transportinstallaties aangeven, rekening houdend met de corridors voor de handelsscheepvaart.3° De aanduiding van de plaatsen waar een voeding of een levering overwogen wordt.4° Een beschrijvend memorandum met de volgende inlichtingen : a) de identiteit van de aanvrager; b) technische inlichtingen i.v.m de installaties, zoals de lengte, de uitwendige binnen- en buitenmiddellijnen van de buizen, de aard van de gebruikte grondstof, de aard van de dichtingen en van de beschermlagen, de systemen voorbescherming, de beknopte opsomming van de ontvangst- en leveringsstations, compressie- en drukreduceerstations en in het algemeen met alle inlichtingen met betrekking tot de onder bijlage 3 beoogde veiligheidsmaatregelen, die de maatregelen bepalen die moeten worden genomen bij het plaatsen en het uitbaten van de NORFRA-leiding en met de maatregelen die moeten worden getroffen bij het buitenwerking stellen van de leiding om schadelijke gevolgen te vermijden voor het milieu; c) de kwaliteit van het te vervoeren gas;5° Een schatting van de invloed op het milieu met het doel : - de componenten van het biotisch en het abiotisch milieu te identificeren, met inbegrip van de visindustrie die zal worden beïnvloed door de graafwerken, de aanleg en de uitbating van de leiding; - zo mogelijk de economische weerslag van deze gevolgen in cijfers weer te geven; - de aard en de draagwijdte van deze uitwerkingen te evalueren; - de opties en de maatregelen te herkennen met het doel de gevolgen voor het milieu te beperken; - de economische weerslag van deze opties en maatregelen te ramen, alsook oplossingen voor te stellen; 6° Alle nuttige aanwijzingen met betrekking tot de hoeveelheid, de kwaliteit of de aard van het vervoerde gas;7° Een noodplan dat rekening houdt met alle lekken, ontploffingen, ongevallen en voorvallen die de leiding en de inrichtingen in gevaar kunnen brengen en waarbij een benadering met kansrekening wordt gebruikt. Dit plan moet alle gegevens bevatten inzake : - de lijst met de verantwoordelijken en de procedures van communicatie; - de lijst met voorzienbare gevaren en schadegevallen; - de noodmaatregelen die moeten worden getroffen (maatregelen die dienen om de schade te beperken); - de lijst met de hulpmiddelen die beschikbaar zijn; - de beschrijving van de maatregelen die tot doel hebben acties in het werk te stellen; - de lijst met documenten van het noodplan; - de procedures inzake de opvolging en de updating van het noodplan. 8° Alle aanvullende inlichtingen die toelaten aan de Belgische autoriteiten om de maatregelen te specificeren die moeten worden genomen, in overeenstemming met het artikel 79 van het Verdrag van de VN inzake het recht van de zee van 1982, met het oog op het definitief tracé van de NORFRA-leiding. Deze documenten moeten in drievoud worden verstrekt en dit op zijn kosten.

De (Belgische) Minister die bevoegd is voor energie, of zijn afgevaardigde, kan aanvullende afschriften eisen van het geheel of van een deel van de documenten die hij noodzakelijk acht.

De aanvullende afschriften zullen geleverd worden door de aanvrager in de l0 dagen die volgen op de aanvraag van die afschriften.

De (Belgische) Minister die bevoegd is voor energie of zijn afgevaardigde levert aan de betrokkene een ontvangstbewijs af van zijn aanvraag en van zijn documenten.

Alle documenten worden overgemaakt door de aanvrager en op zijn kosten;

Artikel 3.Binnen 30 dagen na ontvangst van de onder artikel 2 voormelde documenten, zal de (Belgische) Minister die bevoegd is voor energie, aan alle openbare diensten en departementen die belangstelling hebben voor het tracé van de installaties, een afschrift van de plannen en documenten die hen aanbelangen, sturen.

De voornoemde autoriteiten en diensten delen binnen de acht dagen het aantal bijkomende exemplaren mee dat ze nodig hebben en ze verstrekken hun advies en aanbevelingen binnen een termijn van 60 dagen na ontvangst van de laatste documenten.

Indien deze adviezen en aanbevelingen niet werden ontvangen in de toegekende termijn, wordt doorgegaan.

De (Belgische) Minister die bevoegd is voor energie of zijn vertegenwoordiger, legt in de kortste termijnen de data van een eventuele vergadering ter plaatse, van de afgevaardigden van de overheid en de belanghebbende diensten, vast.

Bovendien wordt de aanvrager ontboden bij deze vergaderingen. Deze vergaderingen worden voorgezeten door een ambtenaar die aangeduid is door de (Belgische) Minister die bevoegd is voor energie.

Artikel 4.Een eensluidend verklaard afschrift van het definitief tracé wordt door de Minister die bevoegd is voor energie naar de aanvrager gestuurd binnen een termijn van acht dagen.

Een afschrift van deze documenten wordt gestuurd naar alle betrokken diensten en overheden.

Artikel 5.De Belgische Federale Minister die bevoegd is voor Economische Zaken, wordt belast met de uitvoering van deze procedure.

Bijlage 3 Reglementering aangaande de NORFRA-leiding op het Belgisch continentaal plat Draagwijdte Deze reglementering is van toepassing op planning, techniek, constructie en exploitatie van de NORFRA-leiding op het Belgisch continentaal plat. HOOFDSTUK 1 Terminologie Voor de toepassing van deze reglementering wordt verstaan onder : 1. Minister : de federale Belgische Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort; 2. N.P.D. : de Norwegian Petroleum Directorate, Stavanger, Noorwegen; 3. Druk : de overdruk, d.w.z. de druk gemeten boven de atmosferische druk, wanneer de term "druk" niet nader bepaald is; 4. Hoogste bedrijfsdruk : de hoogste druk waaronder de leiding werkelijk wordt/zal worden geëxploiteerd;5. Hoogst toelaatbare bedrijfsdruk : de hoogste druk waaronder de leiding volgens de bepalingen van de vergunning mag worden geëxploiteerd;6. Ontwerpdruk : de hoogste bedrijfsdruk gebruikt in de berekeningsformule van wanddikte;7. Beproevingsdruk op de werf : de druk waaronder de diverse weerstands- en dikteproeven worden uitgevoerd;8. Beproevingsdruk in de fabriek : de druk waaronder de buizen en het toebehoren in de fabriek worden getest;9. Tangentiale spanning : de spanning volgens de raaklijn aan de buitenomtrek van de loodrecht op de hartlijn der leiding staande doorsnede en verwekt door de druk van het fluïdum in de leiding;10. Hoogst toelaatbare tangentiale spanning : de tangentiale spanning die toegelaten is voor de berekening van de eigenschappen van de leiding;11. Elasticiteitsgrens : de overeengekomen elasticiteitsgrens die bepaald is door de waarde van de belasting, berekend op de oorspronkelijke doorsnede van de proefstaaf en vereist om de proefstaaf met 0,5 pct.te rekken t.o.v. de oorspronkelijke lengte tussen de merktekens; voor de testmethodes moet het erkende controle-orgaan geraadpleegd worden; 12. Rek : de verlenging in de lengterichting van de trekstaaf, na breuk, uitgedrukt in percent van de oorspronkelijke lengte tussen de merktekens (zie erkende normen).13. Kerfslagwaarde : de buigingsweerstand tegen schokbelasting op een gekerfde proefstaaf;deze waarde stemt overeen met de Joule per vierkante centimeter van de oorspronkelijke doorsnede, die nodig is om een gekerfde proefstaaf, met bepaalde vorm en afmetingen, te breken. 14. Overgangstemperatuur(°C) : de temperatuur waarop een rekbare breuk in een brosheidsbreuk overgaat; 15. Erkende norm : leidraden, maatstaven e.d. die binnen een specifiek terrein of beroep, internationaal of nationaal, erkend zijn; 16. Verificatie : onderzoek om te bevestigen dat een activiteit, een product of een dienstverlening voldoet aan specifieke vereisten;17. Leiding : dat gedeelte van de NORFRA-leiding dat is ondergegraven in, rust op of gelegen is boven de zeebodem van het Belgisch continentaal plat, inclusief het beschermingssysteem tegen corrosie;18. Zone 1 : dat gedeelte van de leiding dat zich verder dan 500 m. van de installaties bevindt; 19. Zone 2 : dat gedeelte van de leiding dat zich binnen een afstand van 500 m.van de installaties bevindt; 20. Functionele belasting : belasting veroorzaakt door de leiding zelf en door de werking en het gebruik van het systeem;21. Belasting vanuit het milieu : belasting veroorzaakt door de toestand van het milieu;22. Toevallige belasting : belasting waaraan de leiding onderhevig kan zijn door de slechte werking, een technisch mankement of ongewenste externe invloeden. HOOFDSTUK II Technische en operationele bepalingen II- 1. Algemene Bepalingen 2.1.1. Algemene vereisten aangaande de werkzaamheden De werkzaamheden die vermeld zijn in de draagwijdte moeten worden uitgevoerd, enerzijds, volgens de vereisten bepaald door/conform deze reglementering en, anderzijds, volgens de normen die op dit gebied erkend zijn. 2.1.2. Algemene vereisten aangaande verificatie Voor de leiding en de stijgbeuzen, gebouwd en geëxploiteerd volgens deze reglementering, zullen o.a. de volgende items grondig geverifieerd worden : a) ontwerpbasis b) specificaties c) ontwerpresultaten d) las- en verbindingsmethodes e) testprocedures f) uitvoering lassen, verbinden en testen g) werkwijze bij afwijking van specifieke vereisten h) keuze van verbindingsmethode, constructie staal of type van de leiding, bouw- en aanlegmethode i) kwaliteitscontrole : methodes, uitvoering en uitrusting j) controle m.b.t. de gesteldheid 2.1.3. Algemene vereisten aangaande de technische documentatie Er zal een documentatiemap opgemaakt worden, die tijdens de diverse fases beschikbaar zal zijn. Op deze wijze zal men kunnen nagaan of de werkzaamheden volgens deze reglementering uitgevoerd worden.

Vereisten en criteria m.b.t. de uitrusting en onderdelen die belangrijk zijn voor de veiligheid moeten uitdrukkelijk vermeld worden.

De documentatiemap bevat een beschrijving van de proeven en onderhoudswerkzaamheden, die vereist zijn om een bepaald veiligheidsniveau te behouden. De ondernemer mag, in zijn eigen gedetailleerde beschrijving, verwijzen naar erkende normen. 2.1.4. Algemene vereisten aangaande de geschiktheid van het personeel De ondernemer moet ervoor zorgen dat het personeel dat zich toelegt op ontwerp, constructie en exploitatie van de leiding de nodige vakbekwaamheid heeft. Voor taken die belangrijk zijn voor de veiligheid moeten de vereisten inzake vakbekwaamheid uitdrukkelijk vermeld worden.

II-2. Ontwikkelingsconcept 2.2.1. Veiligheidsdoeleinden Naar de mate van het mogelijke moeten de constructie en het ontwerp van de leiding van die aard zijn dat, door geen enkele fout tijdens de exploitatie, mensenlevens in gevaar kunnen komen of onaanvaardbare schade kan ontstaan aan het materieel of het milieu.

Er moet een risico-analyse uitgevoerd worden, om te bepalen wat de gevolgen van één of meer fouten zijn voor de werkwijze van het systeem; zo kunnen noodzakelijke maatregelen genomen worden om dat te verhelpen. 2.2.2. Tracékeuze en toezicht Bij de keuze van het tracé dient men alle factoren, die belangrijk kunnen zijn voor de veiligheid tijdens de aanleg en de exploitatie van de leiding, in kaart te brengen, te overwegen en in aanmerking te nemen.

Er dient een nauwkeurig overzicht van het tracé te worden opgemaakt, met het oog op de nodige gegevens voor het ontwerp, de bouw en de aanleg.Dit overzicht heeft onder meer betrekking op de kenmerken van de zeebodem, de topografie, het milieu en de veiligheidsaspecten die verband houden met andere activiteiten langsheen het tracé van de leiding.

De resultaten van het overzicht moeten voorgelegd worden aan de minister en het NPD. 2.2.3. Veiligheidssystemen De leiding moet uitgerust worden met veiligheids- en afsluitsystemen.

De veiligheidssystemen moeten ongewone voorvallen of ongewone bedrijfstoestanden aan het licht brengen en de mogelijke schadelijke effecten ervan voorkomen of beperken.

De afsluitventielen voor noodgevallen moeten zo geplaatst worden dat de gevolgen van een lek tot een minimum beperkt worden. 2.2.4. Ontwerp De leiding, de stijgbuizen, de afsluitsystemen voor noodgevallen, de zenders en ontvangers voor intern onderhoud en inspectie moeten dusdanig geplaatst en beschermd worden dat de risico's voor personen, milieu en installaties tot een minimum beperkt worden.

De leiding moet zodanig ontworpen worden dat zij op een veilige en afdoende wijze gecontroleerd en onderhouden kan worden.

Normaal moet de binnendiameter van de leiding gelijk blijven. 2.2.5. Keuze van de gebruikte materialen Voor de keuze van de materialen, de onderdelen en de types van buizen dient men rekening te houden met het vermoedelijke gebruik tijdens de volledige operationele fase. 2.2.6. Beveiligingssystemen De leiding moet uitgerust worden met beveiligingssystemen die bescherming bieden tegen corrosie, erosie en andere vormen van beschadiging tijdens de opslag, de aanleg en de exploitatie.

Gedeeltes van de leiding die moeilijk toegankelijk zijn voor toezicht en onderhoud krijgen bijzondere aandacht, wat de keuze van het beveiligingssysteem betreft.

In verband met de interne beveiliging dient men rekening te houden met de keuze van de materialen, de corrosieve eigenschappen van het vervoerde medium en erosie. Mogelijke veranderingen, na verloop van tijd, dienen in overweging en in aanmerking te worden genomen. 2.2.7. Systemen voor het opsporen van corrosie De leiding zal, zo nodig, uitgerust worden met systemen voor het opsporen van corrosie.

Er zal bijzondere aandacht besteed worden aan het ontwerp van die gedeeltes van de leiding die moeilijk geïnspecteerd en onderhouden kunnen worden.

II-3. Berekeningen m.b.t. de leiding 2.3.1. Belasting en de gevolgen ervan 2.3.1.1. Indeling van de vormen van belasting Bij het ontwerpen van de leiding moeten parameters die van belang zijn voor de veiligheid van het systeem en het milieu, getoetst worden aan de verwachte belasting.

De diverse vormen van belasting moeten als volgt ingedeeld worden : a) functionele belasting b) milieu-belasting c) toevallige belasting Men gaat ervan uit dat de diverse vormen van belasting de inherente reactiekrachten omvatten. 2.3.1.1. Soorten van belasting Functionele belasting In het geval van een constante functionele belasting geldt de verwachte waarde van de belasting.

In het geval van een variabele functionele belasting geldt de vermelde hoogste of laagste waarde.

In het geval van een functionele belasting, veroorzaakt door vervorming, geldt de geraamde extreme waarde.

Bij de evaluatie van functionele en toevallige belastingen samen dient ook rekening gehouden te worden met milieubelasting.

De gevolgen van een functionele, door vervormingen veroorzaakte belasting komen enkel in aanmerking, voor zover de leiding hierdoor minder bestand is tegen andere vormen van belasting.

De term "functionele belasting" omvat o.a. : a) gewicht van de leiding met bekleding en zeeflora b) gewicht van de inhoud c) drijfvermogen d) binnendruk en debiet e) hydrostatische buitendruk f) vervorming door temperatuur, verplaatsingen/verzakkingen en spaneffecten g) belasting door het gebruik en het slepen van visserij-uitrusting, enz...

Belasting door het milieu : De belasting door het milieu moet bepaald worden door kenmerkende parameters, die steunen op waarnemingen in de onmiddellijke omgeving van de plaats en ook op de algemene milieukennis m.b.t. het gebied.

Wanneer er geen accurate methodes bestaan, dient men ervan uit te gaan dat de minst gunstige wind, stroming en golven tegelijkertijd voorkomen. In het geval van een storm mag aangenomen worden dat er geen onderling verband bestaat tussen de sterkste windkracht en de sterkste golven.

De term "belasting door het milieu" omvat o.a. belasting veroorzaakt door : a) golven b) stroming c) getij d) wind e) sneeuw f) ijs g) aardbeving. Met de volgende vormen van belasting zou eveneens rekening gehouden moeten worden : a) zwaardere belasting door ijsvorming en zeeflora.b) vervorming van de draagconstructie of de zeebodem, veroorzaakt door belasting vanuit het milieu.c) belastingseffecten van "free spans", als gevolg van door de stroming veroorzaakte draaikolken. Toevallige belasting : De frequentie en omvang van een toevallige belasting moet geraamd worden d.m.v. risico-analyses, waarbij nauwgezet rekening gehouden wordt met factoren zoals operationele procedures, de plaatsing van de installatie, de tracékeuze en beperkingen inzake maritieme werkzaamheden, veiligheidssystemen, controlemaatregelen, enz...

De term "toevallige belasting" houdt onder meer in : a) vasthaken van visserij-uitrustingen of van ankers van schepen.b) aanvaring met een boot of ronddobberende voorwerpen.c) explosies.d) brand.e) vallende voorwerpen.f) daling of stijging van bedrijfsdruk en hun gevolgen voor de temperatuur. 2.3.1.3. Ontwerp gevolgen belasting De gevolgen van de belasting moeten bepaald worden door middel van erkende normen. Men dient nauwgezet rekening te houden met de verandering van de belasting in tijd en ruimte, met belastingeffecten die verband houden met de leiding en haar fundering en met de toestand van de omgeving en de bodem. Vereenvoudigde methodes mogen toegepast worden, wanneer er voldoende documentatie bestaat om aan te tonen dat zij nauwkeurige resultaten opleveren.

Gevolgen van hydrodynamische belasting : De gevolgen van hydrodynamische belasting moeten bepaald worden door middel van methodes die de best mogelijke beschrijving geven van de kinematica van het water en de interactie tussen vloeistof, leiding en bodem.

Wanneer niet-lineaire gevolgen van belang kunnen zijn vanwege belastingen, belastingeffecten of reactie-eigenschappen van de bodem, zal er bijzondere aandacht aan geschonken worden.

Vereenvoudigde deterministische analyses mogen toegepast worden, wanneer ze gebaseerd zijn op erkende hydrodynamische coëfficiënten.

Aardbevingen : De belastingeffecten van aardbevingen moeten steunen op kenmerkende waarden van reactiespectra of op overzichten m.b.t. antecedenten.

Belastingeffecten van de draagconstructie worden besproken in de analyse m.b.t. de stijgbeuzen.

Het nemen van monsters en opmetingen ter plaatse : Het nemen van monsters of opmetingen kunnen vereist zijn, wanneer de belastingwaarden, gevolgen van de belasting of nadelige effecten niet met de nodige nauwkeurigheid kunnen bepaald worden. 2.3.1.4. Belastingwaarden Belastingwaarden worden bepaald volgens tabel 1. BELASTING Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.3.1.5. Belastingcombinaties Belastingcombinaties moeten bepaald worden volgens tabel 2, BELASTINGCOMBINATIES ONDER DE DIVERSE VOORWAARDEN. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.3.2. Ontwerpvereisten en -principes 2.3.2.1. Ontwerpvereisten De leiding moet zo ontworpen worden dat ze : a) goed kan functioneren tijdens de normale werking, o.a. met betrekking tot verplaatsingen, verzakkingen, trillingen, interne en externe corrosie, ouderdom, slijtage en andere schadelijke effecten. b) bestand is tegen elke belasting, alle belastingcombinaties en vervormingen, met voldoende beveiliging tegen barsten die te wijten zijn aan uitrekking, knikken of vermoeidheid.c) op afdoende wijze bestand is tegen breuken die zich kunnen voordoen en zich kunnen uitbreiden.d) voldoende stabiel zijn/blijven op of in de zeebodem. Verder zal de leiding, naar de mate van het mogelijke, zo ontworpen worden dat zij bestand is tegen mechanische beschadiging veroorzaakt door andere activiteiten. 2.3.2.2. Ontwerpfases De functionele belasting, de milieubelasting en de toevallige belasting moeten gecombineerd worden, om er zeker van te zijn dat de constructie van de leiding in orde blijft tijdens : a) de aanleg;b) de normale exploitatie;c) de exploitatie bij overschrijding van de ramingen of bij beschadigingen. 2.3.2.3. Ontwerp van de stalen leiding en stijgbeuzen Het ontwerp van de stalen leiding moet steunen op erkende normen, o.a. met betrekking tot de statische en dynamische belasting, de sterkte van het materiaal en de geotechnische omstandigheden.

De volgende gebruiksfactoren zullen gehanteerd worden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.3.2.4. Ontwerpcriteria De verhouding tussen de ontwerpdruk en de wanddikte wordt door de volgende formule weergegeven : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld In de formule betekent : Pi = ontwerpdruk in bar Pe = externe ontwerpdruk in bar E = laagste elasticiteitsgrens in N/mm2, zoals door de technische gegevens bepaald De = nominale buitenmiddellijn van de buizen in mm DDe = toelaatbare speling in de buitenmiddellijn van de buizen in mm e min = minimale wanddikte van de buis in mm e = nominale wanddikte van de buis in mm De = negatieve toelaatbare speling in de wanddikte e min = e- De F = berekeningscoëfficiënt waarvan de waarde 0,72 is.

Het toezicht op de goede staat van de leiding vindt eveneens plaats volgens criteria die zijn opgesteld om o.a. het volgende te vermijden : a) ontoelaatbaar uitrekken van het materiaal b) knikken c) vermoeidheid d) brosheidsbreuk e) grote beschadiging van de beschermende bekleding f) ontoelaatbare verticale of horizontale verplaatsing g) een zich verspreidende rekbare breuk. Elasticiteit In de huidige industriële praktijk gaat men ervan uit dat, wanneer het ontwerp uitgevoerd is volgens de methode voor toelaatbare spanning, de spanning in de leidingwand getoetst moet worden aan de vermelde minimale elasticiteitskracht, verminderd met in tabel 3 opgenomen factoren. Volgens deze praktijk moet op zijn minst rekening gehouden worden met tangentiale spanning en de equivalente spanning volgens von Mises.

Bij de bepaling van het spanningsniveau moet het gebruik van de nominale of minimale wanddikte, volgens de huidige industriële ervaring, zodanig zijn dat het maximale belastingseffect of spanningsniveau berekend wordt.

Indien blijvende vervormingen in de leiding toegelaten zijn, moet die na de vervorming, volgens de gangbare industriële praktijk, een aanvaardbaar niveau van breukbestendigheid bereiken.

Buigen en plaatselijk knikken Volgens de paragrafen 2.3.2.1. en 2.3.2.4. moet de leiding zodanig ontworpen worden dat externe druk, toegevoerde buigbelasting of een combinatie hiervan geen plaatselijke knikken of instortingen kunnen veroorzaken. Doorbuiging van de leiding is toegelaten, indien uit documentatie blijkt dat dit geen plaatselijke beschadiging veroorzaakt en dat de leiding in goede staat blijft.

Vermoeidheid Conform de paragrafen 2.3.2.1. en 2.3.2.4. moet de vermoeidheidsgrens van de leiding verder reiken dan de verwachte duur van de exploitatie.

Bij de evaluatie van de vermoeidheidsgrens van het metaal dient men o.a. rekening te houden met onzekere factoren die verband houden met de eigenschappen van het materiaal, de ontwerpmethode en de mogelijkheden tot controle op de toestand van het materiaal.

Alle spanningscycli, waaraan de leiding blootstaat tijdens de aanleg en de exploitatie, moeten in aanmerking genomen worden.

Stabiliteit Conform de paragrafen 2.3.2.1. en 2.3.2.4. moet de leiding zodanig ontworpen worden dat zich normaal geen ontoelaatbare verschuivingen in het horizontale of verticale vlak kunnen voordoen.

II-4. Bepalingen aangaande de gebruikte materialen 2.4.1. Algemeenheden Er moeten stalen buizen gebruikt worden. 2.4.2. Specificaties voor de levering van de materialen 2.4.2.1. De buizen zijn óf naadloos óf in de langsrichting of schroeflijnvormig gelast. De lasweerstand moet overeenstemmen met die van het metaal van de volle buis. 2.4.2.2. 1° De buizen zijn het voorwerp van technische specificaties met de volgende beschrijving : de kwaliteit en de eigenschappen van het basismateriaal;het productieproces; de afmetingsafwijkingen; de toelaatbare fouten; de tests, controles en proeven m.b.t. de basismaterialen, de producten tijdens de fabricage en de afgewerkte producten; de leverings-, merk- en nummeringsvoorwaarden. 2° In de technische specificaties moeten de relatieve rek, de elasticiteitsgrens, de treksterkte en de kerfslagwaarde opgenomen worden. 2.4.2.3. De verhouding elasticiteitsgrens - treksterkte van het staal mag, in transversale richting, ten hoogste 0,85 bedragen. 2.4.2.4. De scheikundige samenstelling van het metaal en de vervaardigingswijze van de buizen moeten zodanig zijn, dat zij aan de buizen een goede lasbaarheid alsook de nodige ductiliteit en kerfslagwaarde geven; de criteria voor deze laatste zijn de waarden van de rek en van de overgangstemperatuur.

De overgangstemperatuur van het metaal moet lager zijn dan de laagste temperatuur waaraan de leiding, bij de aanleg of gedurende de exploitatie, blootgesteld kan zijn.

Bepaling van de overgangstemperatuur : Gelaste verbindingen moeten getest worden, opdat de sterkte van de kerfslagwaarde van het gelaste metaal en de door hitte getroffen zone duidelijk vastgesteld kunnen worden. Tijdens het testen van de kerfslagwaarde van het basismateriaal moeten er in de transversale richting monsters genomen worden waar dit praktisch mogelijk is.

De dimensies en het testen van monsters van de kerfslagwaarde mogen in overeenstemming zijn met de ISO 148 of een gelijkaardige erkende norm.

De vereisten m.b.t. de sterkte van de kerfslagwaarde moeten vermeld worden. De gemiddelde waarde (van drie tests) voor de sterkte van de kerfslagwaarde (in Joule), genoteerd in de transversale richting van walsen, smeden of extruderen (KVT), moet op zijn minst 10 % bedragen van de numerieke waarde van de minimale gespecificeerde rekkracht (in MPa). De gespecificeerde minimumwaarde moet evenwel minstens 28 Joule bedragen.

Vereisten m.b.t. monsters van het basismateriaal, die eventueel genomen worden in de longitudinale richting van walsen, smeden of extruderen (KVL), zouden 50 % hoger moeten liggen dan die van de transversale waarden.

Geen enkele waarde zou minder mogen bedragen dan 70 % van de vereiste die voor de gemiddelde waarde geldt.

De testtemperatuur moet bepaald worden op basis van de laagste ontwerptemperatuur voor de leiding min 20 % (TD - 20 °C). 2.4.2.5. De richting van de leiding mag gewijzigd worden hetzij door middel van bochten, op de arbeidsplaats gevormd met koudbuiging zonder plooivorming en met een kromtestraal die tot 40 maal groter is dan de buitenmiddellijn van de buis, hetzij door in de fabriek vervaardigde bochten hetzij door bochten die verkregen zijn door het lassen van rechte stukken.

De in de fabriek vervaardigde bochten zijn het voorwerp van technische specificaties, waarin een beschrijving gegeven wordt van de hoedanigheid en de eigenschappen van het materiaal, van de spelingen in de afmetingen en van de toelaatbare mankementen.

De richting van de leiding mag ook gewijzigd worden door middel van de buigzaamheid van de leiding, met een kromtestraal die hoger ligt dan 1 200 keer de buitenmiddellijn van de buis. 2.4.3. Tests en controles in de fabriek Elke buis ondergaat een hydraulische test gedurende ten minste 15 seconden en onder een dusdanige druk dat de hierdoor ontstane tangentiale spanningen, gelet op de wanddikte-afwijkingen naar onderen zoals die bepaald zijn in de technische specificaties van artikel 2.4.2.2., begrepen zijn tussen 95 pct. en 100 pct. van de voorgeschreven laagste elasticiteitsgrens.

De laagste en hoogste niveaus van beproevingsdruk in de fabriek, die met deze grensspanningen overeenstemmen, worden bepaald volgens deze formules : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld In deze formules betekent : E = de laagste elasticiteitsgrens voor metaal, in N/mm2 D = de nominale buitenmiddellijn van de buis in mm e = de wanddikte van de buis in mm x = de speling naar onderen van de wanddikte, in percent van e De door de technische specificaties voorgeschreven controles op de buizen, in de fabriek, hebben onder meer betrekking op : * de niet-destructieve controle (bv. ultrasoon onderzoek) op wals- en inwendige defecten van het metaal en op fouten bij het lassen die de veiligheid in het gedrang kunnen brengen; * de radiologische controles op de uiteinden van elke buis, om fouten op te sporen die de veiligheid in het gedrang kunnen brengen.

II-5 Aanleg 2.5.1. Specificaties voor activiteiten op de arbeidsplaats 2.5.1.1. Het toezicht op de tests, controles en proeven, opgelegd door deze reglementering, moet uitgeoefend worden door een Belgisch controle-orgaan (B.C.O.) dat hiervoor erkend en aangesteld is door de Minister en de eigenaar van de leiding. De tests, controles en proeven, door deze reglementering opgelegd, worden uitgevoerd op verzoek en op kosten van de eigenaar van de leiding. 2.5.1.2. De goede staat van de buizen en het toebehoren wordt na vervoer en opslag nagegaan. 2.5.1.3. De buizen, de verbindingsstukken en het toebehoren van de leiding moeten geassembleerd worden door elektrisch stomp-lassen.

De mechanische eigenschappen van de lasnaden moeten ten minste gelijk zijn aan die van het metaal van de buizen.

De laswerkwijze, het type en de diameter van de elektrode, het aantal laslagen en de stroomsterkte worden in elk geval, na specifieke tests, bepaald.

De lassers moeten voldaan hebben aan de toelatingstests voor één of meer lasmethodes die door het B.C.O. en het N.P.D. erkend zijn. 2.5.1.4. Er wordt een lijst opgemaakt, enerzijds, van de door het B.C.O. en het N.P.D. aanvaarde laswerkwijzen voor de constructie van de leiding en, anderzijds, van de lassers die voor elke werkwijze erkend zijn. De lijst van de lassers bevat ook aanvullende inlichtingen zoals : lasser voor de eerste laag, lasser voor de vullingslagen en lasser voor de sluitlaag.

Er wordt een register gehouden van de voor elke las verantwoordelijke lassers. 2.5.2. Inspectie van de lasnaden op de arbeidsplaats De lasnaden van de verbindingen worden, bij de aanvang van elke nieuwe werf, over hun gehele lengte onderzocht door middel van radiografie of radioactieve isotopen.

De verhouding mag alleen met toestemming van het B.C.O. en het N.P.D. geleidelijk verminderd worden tot op een waarde die niet lager mag zijn dan 10 pct. Er wordt een register bijgehouden met de vermelding van de gecontroleerde lasnaden. 2.5.3. Het leggen van de buizen 2.5.3.1. Installatie Tijdens de installatie moet vastgesteld worden dat de belastingen, waaraan de leiding onderhevig is, binnen de vooropgestelde waarden van het ontwerp vallen.

Zo nodig moet, tijdens de installatie, continu naar knikken gezocht worden.

Opdat de leiding, tijdens de installatie, niet bloot zou staan aan een buitensporige belasting, dienen parameters vastgelegd te worden voor de aanduiding van toelaatbare schommelingen. De typische parameters die vastgesteld en gecheckt moeten worden, zijn onder meer : a) belasting vanuit het milieu;b) bewegingen van een vaartuig of een obstakel;c) spanning. Het kruisen van andere leidingen en kabels moet telkens gebeuren volgens een specifieke procedure, die de eigenaars van de leidingen in elk afzonderlijk geval afspreken. 2.5.3.2. Bagger- en toedekkingswerkzaamheden De bagger- en toedekkingsmethodes moeten zodanig gekozen worden dat de gevolgen voor het milieu en het gevaar voor beschadiging van de leiding en de visserij-uitrusting tot een minimum beperkt blijven.

Vóór en na het toedekken wordt de leiding visueel geïnspecteerd.

Wanneer de leiding in de nabijheid van andere installaties aangelegd wordt, moet tussen de dichtst bijzijnde delen van de twee installaties een afstand gelaten worden van ten minste 0,20 m op de kruispunten en van 0,40 m bij evenwijdige loop. Overal waar het mogelijk is worden deze afstanden vergroot, om voor beide installaties de risico's te beperken die inherent zijn aan de uitvoering van werkzaamheden in de ene of de andere installatie.

Wanneer de in dit artikel bepaalde minimumafstanden niet nageleefd kunnen worden of wanneer de aard van de producten, vervoerd in de andere installaties, het vereist, worden bijzondere voorzorgsmaatregelen getroffen om de leiding te beschermen.

Na het aanleggen van de leiding en vóór de opleveringsproeven wordt de leiding van binnen zorgvuldig gereinigd en worden alle vreemde voorwerpen eruit verwijderd.

II-6. Opleveringsproeven voor de voltooide leiding 2.6.1. Vóór de leiding in bedrijf genomen wordt, wordt die over haar gehele lengte onderworpen aan een hydrostatische test.

De nodige voorzorgsmaatregelen moeten getroffen worden, opdat tijdens de hydraulische test, op alle hooggelegen plaatsen, de minimale testdruk bereikt wordt.

Voor de hydrostatische test moet de minimale druk ten minste 25 % boven de maximale toegestane bedrijfsdruk, bij normaal waterpeil, liggen.

Tijdens de tests zou de equivalente druk in de leiding niet meer mogen bedragen dan de beproevingsdruk uit de fabriek.

Een vrij stabiele testdruk moet 24 uur lang aangehouden worden en, voor alle mogelijke variaties, moet er documentatie beschikbaar zijn. 2.6.2. De gecombineerde weerstands- en dichtheidstest wordt uitgevoerd, nadat alle voorzorgsmaatregelen getroffen zijn om de veiligheid te waarborgen van het personeel dat aan de tests deelneemt en van de bevolking.

Wanneer voor deze tests lucht of gas gebruikt wordt, moeten deze voorzorgsmaatregelen worden verscherpt. 2.6.3. Er wordt een register bijgehouden met de gegevens van de gecombineerde weerstands-/dichtheidstest en met de resultaten van deze test. Dit rapport wordt bewaard in het archief van de eigenaar van de leiding. 2.6.4. Het ontluchten van de leidingen gebeurt zodanig dat er geen lucht-gasmengsel gevormd wordt.

Telkens als het mogelijk is, wordt het gas van de lucht gescheiden, door een stop van inert gas of door een afblaaszuiger. Indien geen van beide methodes toegepast kunnen worden, wordt het gas langs één uiteinde van de leiding met een dusdanige snelheid ingebracht dat het gevaar voor de vorming van een lucht-gasmengsel in de contactzone tot een minimum beperkt blijft.

II-7. Bescherming en inspectie van de leiding 2.7.1. De leidingen moeten tegen uitwendige corrosie beschermd worden door een ononderbroken bekleding met voldoende eigenschappen op het gebied van weerstandsvermogen, hechting, plasticiteit en mechanische weerstand, voor de temperatuur waaraan zij bij de aanleg en tijdens de exploitatie blootgesteld zijn. 2.7.2. De kathodebescherming van de leiding wordt uitgevoerd, indien zulks noodzakelijk is. De bedoeling is, op elk ogenblik en op elk punt van de leiding, een negatieve spanning te verzekeren van ten minste 0,85 V ten opzichte van het milieu. 2.7.3. De goede staat van de bekleding moet gecontroleerd worden, waar dat mogelijk is. 2.7.4. Bij de aanleg wordt de leiding gecontroleerd op plaatselijke vervormingen, beschadigingen of andere mankementen die spanningsverhogingen kunnen veroorzaken. HOOFDSTUK III 3.1. Exploitatievoorwaarden 3.1.1. De leiding wordt uitgerust met toestellen, die beletten dat de druk meer gaat bedragen dan de hoogst toelaatbare bedrijfsdruk. 3.1.2. Toestellen worden geplaatst om de gasdruk in elk leverings- of bevoorradingspunt te meten. 3.1.3. De eigenaar van de leiding stelt plans op en werkt ze bij gedurende de hele exploitatieperiode. Op deze plans komen voor : het tracé, de hoogtegetallen van het terrein, de ingravingsdiepte van de leiding, de middellijn, de wanddikte en het materiaal van de leiding, de aard van de bekleding, de toestellen voor kathodebescherming en de plaats van de door de paragrafen 3.1.1. en 3.1.2. vereiste werktuigen en toestellen.

De eigenaar van de leiding bewaart in zijn archief de door het B.C.O. en N.P.D. getekende stukken of fotokopieën, waarin de resultaten van de opleveringsproeven vermeld zijn. 3.1.4. De werkzaamheden worden volgens professionele normen uitgevoerd, zodanig dat de veiligheid van het publiek gewaarborgd is. 3.1.5. De uitvoering van een werk voor de aanleg, het onderhoud, de herstelling, de vernieuwing of de opruiming van de leiding mag alleen gebeuren na de verzending door de eigenaar van een aangetekend schrijven of van een tegen ontvangstbewijs afgegeven bericht, waarbij de Minister en het N.P.D. ten minste dertig dagen vooraf verwittigd worden van de datum waarop de werkzaamheden worden aangevat.

Er wordt pas met de werkzaamheden begonnen, nadat het N.P.D. zijn instemming heeft gegeven.

Dringende herstellingswerkzaamheden mogen aangevat worden, mits het N.P.D. hiervan telefonisch op de hoogte is gebracht. De Minister en het N.P.D. krijgen binnen vierentwintig uur bevestiging van dit bericht, per aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs.

De kennisgeving van een werk, dat schade kan berokkenen aan of storingen kan veroorzaken in televerbindingslijnen van algemeen belang, geschiedt via een aangetekend schrijven of een tegen ontvangstbewijs afgegeven bericht, waarbij aan de eigenaar van de televerbindingslijn ten minste acht dagen vooraf meegedeeld wordt wanneer de werkzaamheden zullen aanvangen. 3.1.6. Een gepland werk moet zo snel mogelijk aangevat en uitgevoerd worden; in een noodsituatie kan dat zelfs op eenvoudig schriftelijk verzoek van de Minister aan het adres van het N.P.D. De werkzaamheden worden zodanig uitgevoerd dat de schade aan het milieu of de hinder voor het verkeer, de scheepvaart en de watertoevoer tot een minimum beperkt blijven en dat de normale werkwijze van de openbare diensten niet belemmerd wordt. 3.1.7. Herstellingswerkzaamheden of veranderingen aan de leiding die zich tijdens de exploitatie opdringen moeten gepland, ontworpen, geconstrueerd, getest en geïnspecteerd worden volgens deze regelgeving. Lasnaden moeten over hun gehele lengte gecontroleerd worden d.m.v. radiografische stralen of radioactieve isotopen en/of ultrasonisch onderzoek. 3.1.8. De eigenaar van de leiding moet de kwaliteit van het gas, de bedrijfsdruk in de leidingen en de dichtheid van deze leidingen controleren.

Voor de dichtheidscontrole dient toezicht gehouden te worden op de installaties voor het gasvervoer, met de bedoeling lekken op te sporen.

De uitslag van dit toezicht wordt vastgelegd in verslagen, die in het archief van de eigenaar van de leiding bewaard worden. Speciale verslagen, opgemaakt telkens als een gaslek wordt geconstateerd, vermelden de oorzaken alsook de reparatiemethodes. 3.2. Controle op en evaluatie van de goede staat 3.2.1. Benevens de inspectie d.m.v. systemen voor het opsporen van corrosie en de analyse van de getransporteerde producten zou een jaarlijkse controle het volgende moeten omvatten : a) inspectie van de leiding d.m.v. de te allen tijde meest geschikte methodes, waarbij vooral rekening gehouden wordt met het type leiding en de ligging. De methodes moeten bruikbare gegevens opleveren voor de inkaartbrenging van de ingraving, de situering van "free spans", mechanische beschadiging, corrosie, enz. b) potentiaalopmetingen om vast te stellen dat het kathodische beveiligingssysteem naar behoren werkt. Wanneer een intern onderzoek onmogelijk is vanwege het ontwerp of het soort van materiaal waaruit de leiding bestaat, mogen alternatieve methodes gebruikt worden voor de kwaliteitscontrole, zodat een evaluatie alsnog mogelijk is.

Nadat de leiding in bedrijf genomen is, zou het eerste onderzoek zo snel mogelijk moeten plaatsvinden, opdat de nodige referentiewaarden vastgesteld zouden kunnen worden.

De Minister mag, indien de omstandigheden zulks vereisen, de specifieke onderzoekingen, als bedoeld sub a) en b), opleggen.

Zo'n onderzoek moet meer bepaald overwogen worden in verband met verankeringen en andere activiteiten boven of in de buurt van de leiding.

De resultaten van zo'n onderzoekingen moeten aan de Minister voorgelegd worden. 3.2.2. Het B.C.O. en het N.P.D. moeten elkaar volledig op de hoogte houden van alle zaken die van belang zijn voor de veilige exploitatie van dat gedeelte van de NORFRA-leiding dat gelegen is op het Belgisch continentaal plat.

Vóór elke inspectie op dat gedeelte van de NORFRA-leiding dat gelegen is op het Belgisch Continentaal Plat, moeten het B.C.O. en het N.P.D. elkaar hiervan volledig op de hoogte brengen, opdat de andere partij gezamenlijke inspectie-activiteiten zou kunnen voorstellen.

Een gedetailleerde Akte van Verstandhouding moet opgemaakt worden tussen het B.C.O. en het N.P.D., opdat dit punt 3.2.2. verder uitgewerkt zou kunnen worden. 3.2.3. Met het oog op de veiligheid van de exploitatie, moet de eigenaar van de leiding een onderhoudsdienst oprichten om bij een stoornis onmiddellijk te kunnen optreden en de herstellingswerkzaamheden zo spoedig mogelijk te kunnen uitvoeren. 3.2.4. De eigenaar van de leiding moet de Minister en het N.P.D. ten spoedigste inlichten over elke stoornis of beschadiging in het gedeelte van de NORFRA-leiding dat gelegen is op het Belgisch continentaal plat.

De eigenaar vermeldt nauwkeurig de plaats van de stoornis/het ongeluk en de aard van de door hem vastgestelde schade.

Agreement between the Government of the Kingdom of Belgium and the Government of the Kingdom of Norway concerning the laying of the gas transportation pipeline « Norfra » on the Belgian continental shelf The Government of the Kingdom of Belgium and the Government of the Kingdom of Norway, Referring to contacts between representatives of the two Governments concerning the laying, maintenance and operation by Den norske stats oljeselskap a.s. (« Statoil »),on behalf of the owners, of the gas transportation pipeline « Norfra » on the Belgian continental shelf beyond the territorial sea and in order to issue to « Statoil », on behalf of the owners, the necessary administrative authorizations from the Government of the Kingdom of Belgium to the laying of the « Norfra » pipeline on that part of the continental shelf;

Recalling that articles 58, 79, 86, 87 and 297 of the UN Convention on the Law of the Sea of 1982 (hereafter called « UNCLOS ») define the legal regime of submarine pipelines in the context of that Convention as a whole, and that article 79 of that Convention is at the core of the existing regime concerning pipelines on the continental shelf;

Reaffirming that matters not regulated by the UNCLOS continue to be governed by rules and principles of general international law; have agreed as follows : 1. In accordance with the applicable provisions of international law and in particular article 79 of the UNCLOS, the Government of the Kingdom of Belgium agrees to the tentative delineation of the course of the part of the « Norfra » pipeline located on the Belgian continental shelf, reproduced in annex 1. 2. The Government of the Kingdom of Belgium consents to the laying of the « Norfra » pipeline on the Belgian continental shelf by Den norske stats oljeselskap a.s. (« Statoil ») on behalf of the owners, and will issue the necessary administrative authorizations to this effect, in accordance with the procedure described in annex 2, concerning the approval of the definitive delineation of the course of the pipeline, and in accordance with annex 3,which, inter alia, comprises the reasonable measures the Kingdom of Belgium has the right to take in accordance with the UNCLOS article 79 (2).The Kingdom of Belgium shall endeavour to issue the above mentioned administrative authorisations within 6 months. If such administrative authorizations are not issued within 9 months after the introduction of the application for approval of the definitive delineation of the « Norfra » pipeline, as described in annex 2, the Government of the Kingdom of Belgium shall be considered to have given its consent in accordance with article 79 (3) of the UNCLOS to the delineation of the course of the pipeline as reproduced in annex 1. 3. The part of the « Norfra » pipeline located on the Belgian continental shelf is under Norwegian jurisdiction and under the competence of Norwegian courts, and shall be governed by the applicable Norwegian laws and regulations, subject to the right of the Kingdom of Belgium to take reasonable measures in accordance with article 79 (2) of the UNCLOS.4. A co-operation on the basis of this Agreement will be established between the Ministry competent for energy on behalf of the Kingdom of Belgium and the Norwegian Petroleum Directorate on behalf of the Kingdom of Norway, which is the coordinating authority for all coastal state autorities involved along the « Norfra » pipeline with regard to technical, safety and environmental matters.5. Any dispute concerning the interpretation or application of this Agreement,which it has not been possible to settle within the framework of the co-operation provided for in paragraph 4, or through diplomatic channels, shall be settled on the basis of the procedure provided in Part XV (settlement of disputes) of the UNCLOS.6. Each Government shall notify the other Government in writing through diplomatic channels of the completion of all measures necessary for the entry into force of this Agreement.This Agreement shall enter into force on the 30th day after reception of the latter of the said notification. 7. This Agreement shall be applied provisionally from the date of its signature.Pending its entry into force, the Government of the Kingdom of Norway shall ensure that « Statoil » fulfils its obligations in accordance with this Agreement.

Done at Brussels on 1996 in duplicate in the English language.

For the Government of the Kingdom of Belgium : For the Government of the Kingdom of Norway :

^