Etaamb.openjustice.be
Wet van 15 mei 2007
gepubliceerd op 22 augustus 2007

Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek betreffende het deskundigenonderzoek en tot herstel van artikel 509quater van het Strafwetboek

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2007009537
pub.
22/08/2007
prom.
15/05/2007
ELI
eli/wet/2007/05/15/2007009537/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 MEI 2007. - Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek betreffende het deskundigenonderzoek en tot herstel van artikel 509quater van het Strafwetboek (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 2.In het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 875bis ingevoegd, luidende : «

Art. 875bis.De rechter beperkt de keuze van de onderzoeksmaatregel tot wat volstaat om het geschil op te lossen, waarbij de meest eenvoudige, snelle en goedkope maatregel de voorkeur geniet. »

Art. 3.In deel IV, boek II, titel III, hoofdstuk VIII, afdeling VI van hetzelfde Wetboek, wordt een onderafdeling 1 ingevoegd die artikel 962 omvat, waarvan het opschrift luidt als volgt : « Onderafdeling 1. Algemene bepaling. »

Art. 4.Artikel 962 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « Hij is niet verplicht het advies van de deskundigen te volgen, indien het strijdig is met zijn overtuiging. »

Art. 5.In hetzelfde Wetboek worden opgeheven : 1° de artikelen 963 en 964;2° artikel 965, gewijzigd bij de wet van 24 juni 1970.

Art. 6.In dezelfde afdeling van hetzelfde Wetboek wordt een onderafdeling 2 ingevoegd die de artikelen 966 tot 971 omvat, waarvan het opschrift luidt als volgt : « Onderafdeling 2. Wraking van de deskundigen. »

Art. 7.Artikel 969 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : « Na de installatievergadering, of, bij gebreke daarvan, na aanvang van de werkzaamheden van de deskundige, mag geen wraking meer worden voorgedragen tenzij de partij eerst nadien kennis heeft gekregen van de wrakingsgronden. »

Art. 8.In dezelfde afdeling van hetzelfde Wetboek wordt een onderafdeling 3 ingevoegd die de artikelen 972 tot 983 omvat, waarvan het opschrift luidt als volgt : « Onderafdeling 3. Verloop van het deskundigenonderzoek. »

Art. 9.Artikel 972 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : § 1. De beslissing waarbij het deskundigenonderzoek wordt bevolen, bevat minstens : - de vermelding van de omstandigheden die het deskundigenonderzoek, en de eventuele aanstelling van meerdere deskundigen noodzaken; - de vermelding van de identiteit van de aangestelde deskundige of deskundigen; - een nauwkeurig omschrijving van de opdracht van de deskundige; - de vermelding van de datum van de installatievergadering, tenzij de rechter ervan afziet met instemming van de partijen.

De kennisgeving van deze beslissing door de griffier gebeurt overeenkomstig artikel 973, § 2, derde lid.

Na deze kennisgeving beschikt de deskundige over acht dagen om : - desgewenst de opdracht met behoorlijk omklede redenen te weigeren; - indien geen installatievergadering is bepaald : de plaats, de dag en het uur mee te delen waarop hij zijn werkzaamheden zal aanvangen.

De deskundige geeft hiervan kennis bij een ter post aangetekende brief aan de partijen en bij gewone brief aan de rechter en de raadslieden. § 2. De installatievergadering vindt plaats in de raadkamer voor de rechter die, ofwel het deskundigenonderzoek heeft bevolen, ofwel met controle ervan belast is.

De partijen verschijnen voor de rechter. De deskundige kan telefonisch of via enig ander telecommunicatiemiddel worden bereikt, tenzij een van de partijen of de rechter vraagt dat hij persoonlijk voor deze verschijnt.

De na afloop van de installatievergadering genomen beslissing vermeldt : - de eventuele aanpassing van de opdracht; - de plaats, de dag, en het uur van de verdere werkzaamheden van de deskundige; - de noodzaak voor de deskundige om al dan niet een beroep te doen op technische raadgevers; - de raming van de algemene kostprijs van het deskundigenonderzoek, of tenminste de manier waarop de kosten en het ereloon van de deskundige en de eventuele technische raadgevers zullen berekend worden; - het bedrag van het voorschot; - het redelijk deel van het voorschot dat kan worden vrijgegeven aan de deskundige; - de termijn waarbinnen de partijen hun opmerkingen kunnen laten gelden aangaande het voorlopig advies van de deskundige; - de termijn voor het neerleggen van het eindverslag.

Bij gebreke van installatievergadering kan de rechter bovenstaande vermeldingen opnemen in de beslissing waarbij het deskundigenonderzoek wordt bevolen.

De kennisgeving van deze beslissing door de griffier gebeurt overeenkomstig artikel 973, § 2, derde lid. »

Art. 10.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 972bis ingevoegd, luidende als volgt : «

Art. 972bis.§ 1. De partijen zijn verplicht mee te werken aan het deskundigenonderzoek. Bij gebreke daarvan kan de rechter daaruit de conclusies trekken die hij geraden acht.

De partijen overhandigen ten laatste op de installatievergadering en, bij gebreke daarvan, bij de aanvang van de werkzaamheden, een geïnventariseerd dossier met alle relevante stukken aan de deskundige. § 2. De oproeping voor verdere werkzaamheden gebeurt overeenkomstig artikel 972, § 1, laatste lid, tenzij de deskundige van de partijen en de raadslieden toestemming heeft gekregen om gebruik te maken van een andere oproepingswijze.

Indien alle partijen of hun raadslieden om uitstel verzoeken, dan moet de deskundige dit toestaan. In alle andere gevallen kan hij het uitstel weigeren of toestaan en geeft hij de rechter bij gewone brief kennis van zijn beslissing.

De deskundige stelt een verslag op van de vergaderingen die hij organiseert. Hij stuurt bij gewone brief een afschrift ervan aan de rechter, de partijen en de raadslieden, en, in voorkomend geval, bij een ter post aangetekende brief aan de partijen die verstek hebben laten gaan. »

Art. 11.Artikel 973 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :

Art. 973.§ 1. De rechter die het deskundigenonderzoek heeft bevolen of de daartoe aangewezen rechter volgt het verloop van het onderzoek op en ziet er met name op toe dat de termijnen worden nageleefd en dat de tegenspraak in acht wordt genomen.

De rechter kan om redenen van hoogdringendheid de in deze onderafdeling bepaalde termijnen inkorten of de deskundigen ontslaan van bepaalde oproepingswijzen.

De deskundigen vervullen hun opdracht onder toezicht van de rechter, die te allen tijde ambtshalve of op verzoek van de partijen de werkzaamheden kan bijwonen. De griffier verwittigt hiervan bij gewone brief de deskundigen, de partijen en de raadslieden en in voorkomend geval, bij gerechtsbrief, de partijen die verstek hebben laten gaan. § 2. Alle betwistingen die in de loop van het deskundigenonderzoek met betrekking tot dit onderzoek ontstaan tussen de partijen of tussen de partijen en de deskundigen, met inbegrip van het verzoek tot vervanging van de deskundigen en van elke betwisting aangaande de uitbreiding of de verlenging van de opdracht, worden door de rechter beslecht.

De partijen en de deskundigen kunnen zich daartoe bij gewone brief, met vermelding van de redenen, tot de rechter wenden. De rechter gelast onmiddellijk de oproeping van de partijen en de deskundigen.

De griffier geeft hiervan binnen vijf dagen bij gewone brief kennis aan de partijen en raadslieden en bij gerechtsbrief aan de deskundige en, in voorkomend geval, bij gerechtsbrief aan de partijen die verstek hebben laten gaan.

De verschijning in raadkamer vindt plaats binnen een maand na de oproeping. De rechter doet binnen acht dagen uitspraak bij met redenen omklede beslissing.

De kennisgeving van deze beslissing door de griffier gebeurt overeenkomstig het derde lid. In geval van een verzoek tot vervanging, gebeurt de kennisgeving naargelang van het geval aan de deskundige wiens taak is bevestigd of aan de deskundige die van zijn taak is ontheven en de nieuw aangestelde deskundige. »

Art. 12.Artikel 974 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 974.§ 1. Indien de termijn voor het indienen van het eindverslag op meer dan zes maanden is bepaald, bezorgt de deskundige om de zes maanden een tussentijds verslag over de stand van zaken aan de rechter, de partijen en de raadslieden. Deze stand van zaken vermeldt : - de reeds uitgevoerde werkzaamheden; - de werkzaamheden die uitgevoerd zijn sinds het laatste tussentijds verslag; - de nog uit te voeren werkzaamheden. § 2. Alleen de rechter mag de termijn voor de indiening van het eindverslag verlengen. De deskundige kan zich daartoe tot de rechter wenden met opgave van de reden waarom de termijn zou moeten worden verlengd.

De rechter weigert de verlenging wanneer hij van oordeel is dat die niet redelijk verantwoord is. Hij motiveert deze beslissing. § 3. Bij overschrijding van de vooropgestelde termijn en bij gebreke van tijdig ontvangen verzoek tot verlenging gelast de rechter ambtshalve de oproeping overeenkomstig artikel 973, § 2. »

Art. 13.Artikel 975 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 14.Artikel 976 van hetzelfde Wetboek, wordt vervangen als volgt : «

Art. 976.Na afloop van zijn werkzaamheden stuurt de deskundige ter lezing zijn bevindingen waarbij hij reeds een voorlopig advies voegt, aan de rechter, de partijen en hun raadslieden. Bij gebreke van een installatievergadering bepaalt de deskundige, rekening houdende met de aard van het geschil, een redelijke termijn waarbinnen de partijen hun opmerkingen moeten maken.

De deskundige ontvangt de opmerkingen van de partijen en van hun technische raadgevers voor het verstrijken van deze termijn. De deskundige houdt geen rekening met de opmerkingen die hij laattijdig ontvangt. De rechter kan deze ambtshalve uit de debatten weren. »

Art. 15.Artikel 977 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 977.§ 1. De deskundige poogt de partijen te verzoenen.

Als de partijen zich verzoenen, stelt de deskundige vast dat zijn onderzoek doelloos is geworden. De partijen kunnen handelen overeenkomstig artikel 1043. § 2. De vaststelling van verzoening, de stukken en nota's van de partijen en een gedetailleerde staat van de kosten en het ereloon van de deskundige, worden ter griffie neergelegd.

Op de dag van de neerlegging van de vaststelling van verzoening zendt de deskundige bij een ter post aangetekende brief een afschrift van de vaststelling van verzoening en een gedetailleerde staat van de kosten en het ereloon aan de partijen, en bij gewone brief aan hun raadslieden. »

Art. 16.Artikel 978 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 978.§ 1. Het eindverslag wordt gedagtekend en vermeldt de tegenwoordigheid van de partijen bij de werkzaamheden, hun mondelinge verklaringen en hun vorderingen. Het bevat bovendien een opgave van de stukken en nota's die de partijen aan de deskundigen hebben overhandigd; het mag de tekst ervan slechts overnemen in zoverre dat nodig is voor de bespreking.

Het verslag wordt op straffe van nietigheid door de deskundige ondertekend.

De handtekening van de deskundige wordt, op straffe van nietigheid, voorafgegaan door de volgende eed : « Ik zweer dat ik mijn opdracht in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk vervuld heb. »; of « Je jure avoir rempli ma mission en honneur et conscience, avec exactitude et probité. »; of « Ich schwöre, dass ich den mir erteilten Auftrag auf Ehre und Gewissen, genau und erlich erfüllt habe. » § 2. De minuut van het verslag, de stukken en nota's van de partijen en een gedetailleerde staat van de kosten en het ereloon van de deskundige, worden ter griffie neergelegd.

Op de dag van de neerlegging van het verslag zendt de deskundige bij een ter post aangetekende brief een afschrift van het verslag en een gedetailleerde staat van de kosten en het ereloon aan de partijen, en bij gewone brief aan hun raadslieden. »

Art. 17.Artikel 979 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 27 mei 1974 en 3 augustus 1992, wordt vervangen als volgt : «

Art. 979.§ 1. Indien een partij hierom verzoekt, kan de rechter de deskundige die zijn opdracht niet naar behoren vervult, vervangen.

Indien de partijen hier gezamenlijk om verzoeken, moet de rechter de deskundige vervangen.

Indien geen van de partijen hierom verzoekt, kan de rechter ambtshalve in artikel 973, § 2, bedoelde oproeping gelasten.

De rechter motiveert de beslissing tot vervanging en gaat onmiddellijk over tot de aanstelling van een nieuwe deskundige. § 2. De vervangen deskundige legt binnen vijftien dagen ter griffie de stukken en nota's van de partijen en een gedetailleerde staat van de kosten en het ereloon neer.

Op de dag van de neerlegging zendt de deskundige bij een ter post aangetekende brief een afschrift van de gedetailleerde staat van de kosten en het ereloon aan de partijen, en bij gewone brief aan hun raadslieden. »

Art. 18.Artikel 980 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 980.Wanneer het deskundigenonderzoek is bevolen bij verstek ten aanzien van een of meer partijen, kunnen deze zonder verdere formaliteiten deel hebben aan elke stand van het deskundigenonderzoek, hetzij door er bij aanwezig te zijn of zich te laten vertegenwoordigen, hetzij door schriftelijke opmerkingen te laten kennen.

In dat geval verlopen ten aanzien van die partijen het onderzoek en de verdere rechtspleging op tegenspraak en kunnen die partijen tegen de voorgaande beslissingen en handelingen geen verzet aantekenen. »

Art. 19.Artikel 981 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 981.Het deskundigenonderzoek kan niet tegengeworpen worden aan de partij die gedwongen tussenkomt nadat de deskundige zijn voorlopig advies heeft verstuurd, tenzij zij van het middel van de niet-tegenwerpbaarheid afziet.

De derde die tussenkomst kan niet eisen dat reeds gedane werkzaamheden in zijn bijzijn worden overgedaan, tenzij hij aantoont daar belang bij te hebben. ».

Art. 20.Artikel 982 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 26 juni 1992, wordt vervangen als volgt : «

Art. 982.De rechter stelt slechts één deskundige aan, tenzij het nodig acht om meerdere deskundigen aan te stellen.

De deskundigen maken één enkel verslag op, zij geven één enkel advies bij meerderheid van stemmen. Bij verschil van mening vermelden zij de onderscheiden meningen met de gronden ervan. Het verslag wordt door alle deskundigen ondertekend.

Voor verscheidene deskundigen in een zelfde zaak wordt een gedetailleeerde gezamenlijke staat vna de kosten en het ereloon opgemaakt, met een duidelijke opgave van ieders aandeel. »

Art. 21.Artikel 983 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 21 april 1982, wordt vervangen als volgt : «

Art. 983.De griffier stuurt bij gewone brief een afschrift van het eindvonnis naar de deskundige. »

Art. 22.In dezelfde afdeling van hetzelfde Wetboek wordt een onderafdeling 4 ingevoegd die de artikelen 984 tot 986 omvat, waarvan het opschrift luidt als volgt : « Onderafdeling 4. Beperkte tussenkomst van de deskundigen. »

Art. 23.Artikel 984 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 984.Indien de rechter in het verslag niet voldoende opheldering vindt, kan hij een aanvullend onderzoek door dezelfde deskundige ofwel een nieuw onderzoek door een andere deskundige bevelen.

De nieuwe deskundige mag aan de vroeger benoemde deskundige de inlichtingen vragen die hij dienstig acht. »

Art. 24.Artikel 985 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 27 mei 1974, wordt vervangen als volgt : «

Art. 985.De rechter kan de deskundige ter zitting horen. De deskundige mag zich bij het verhoor van stukken bedienen.

Alvorens hij wordt gehoord, legt de deskundige mondeling de eed af in de volgende bewoordingen : « Ik zweer dat ik in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk verslag zal doen. »; of « Je jure de faire mon rapport en honneur et conscience, avec exactitude et probité. »; of « Ich schwöre mein Gutachten auf Ehre und Gewissen, genau und ehrlich abzugeben. » De verklaringen van de deskundige worden vermeld in een proces-verbaal dat de rechter, de griffier en hijzelf ondertekenen na lezing en eventuele opmerkingen.

Op verzoek van de partijen kan de rechter hun technische raadgevers horen.

Het ereloon en de kosten van de deskundige worden door de rechter onmiddellijk begroot onderaan het proces-verbaal met bevel tot tenuitvoerlegging ten laste van de partij of partijen die hij aanwijst en in de verhouding die hij bepaalt. Deze bedragen zullen in de eindbeslissing als gerechtskosten worden begroot. »

Art. 25.Artikel 986 van hetzelfde Wetboek, wordt vervangen als volgt : «

Art. 986.De rechter kan een deskundige aanwijzen die aanwezig moet zijn bij een onderzoeksmaatregel die hij heeft bevolen om technische toelichting te verstrekken of om mondeling verslag te doen op de daartoe vastgestelde zitting. De rechter kan die deskundige ook gelasten tijdens zijn verhoor stukken over te leggen die dienstig zijn voor de oplossing van het geschil.

De deskundige mag zich van stukken bedienen.

De deskundige legt mondeling de eed af in de volgende bewoordingen : « Ik zweer dat ik alle gevraagde toelichting in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk zal verstrekken. »; of : « Je jure de donner toutes les explications qui me seront demandées, en honneur et conscience, avec exactitude et probité. »; of : « Ich schwöre, alle geforderten Erläuterungen auf Ehre und Gewissen, genau und ehrlich zu geben. » Van de verklaring van de deskundige wordt procesverbaal opgemaakt.

Het ereloon en de kosten van de deskundige worden door de rechter onmiddellijk begroot onderaan het proces-verbaal met bevel tot tenuitvoerlegging ten laste van de partij of partijen die hij aanwijst en in de verhouding die hij bepaalt. Deze bedragen zullen in de eindbeslissing als gerechtskosten worden begroot. ».

Art. 26.In dezelfde afdeling van hetzelfde Wetboek wordt een onderafdeling 5 ingevoegd die de artikelen 987 tot 991bis omvat, waarvan het opschrift luidt als volgt : « Onderafdeling 5. Kosten en erelonen van deskundigen. »

Art. 27.Artikel 987 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 27 mei 1984, wordt vervangen als volgt : «

Art. 987.De rechter kan het voorschot bepalen dat elke partij moet consigneren ter griffie of bij de kredietinstelling die de partijen gezamenlijk hebben gekozen, en de termijn waarbinnen zij aan deze verplichting moet voldoen. De rechter kan deze verplichting niet opleggen aan de partij die overeenkomstig artikel 1017 niet in de kosten kan worden verwezen.

De rechter kan het redelijk deel van het voorschot bepalen dat wordt vrijgegeven teneinde de kosten van de deskundige te dekken.

Zodra het voorschot in consignatie werd gegeven, brengt de griffie of de kredietinstelling de deskundige hiervan op de hoogte bij gewone brief.

In voorkomend geval stort de griffie het vrijgegeven deel door naar de deskundige. »

Art. 28.Artikel 988 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 988.Indien de deskundige meent dat het voorschot of het vrijgegeven deel daarvan niet volstaat, kan hij de rechter om de consignatie van een bijkomend voorschot of verdere vrijgave verzoeken.

Verdere vrijgave is ook mogelijk om een redelijk deel van het ereloon voor reeds uitgevoerde werkzaamheden te dekken.

De rechter weigert de bijkomende consignatie of verdere vrijgave van het voorschot wanneer hij van oordeel is dat die niet redelijk verantwoord is. Deze beslissing wordt met redenen omkleedt. »

Art. 29.Artikel 989 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : « Art. 989 Indien een partij niet binnen de termijn consigneert, kan de rechter daaruit de conclusies trekken die hij geraden acht. »

Art. 30.Artikel 990 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 24 juni 1970, wordt vervangen als volgt : «

Art. 990.De gedetailleerde staat van de kosten en het ereloon van het deskundigenonderzoek vermeldt afzonderlijk : - het uurloon; - de verplaatsingskosten; de verblijfkosten; - de algemene kosten; - de bedragen die aan derden zijn betaald; de verrekening van vrijgegeven bedragen.

Indien de deskundige nalaat zijn staat van kosten en ereloon in te dienen, kunnen de partijen de rechter verzoeken deze te begroten. »

Art. 31.Artikel 991 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 991.§ 1. Indien de partijen binnen vijftien dagen na de neerlegging ter griffie van de gedetailleerde staat schriftelijk aan de rechter hebben medegedeeld dat zij het eens zijn met het bedrag van het ereloon en de kosten die door de deskundigen worden aangerekend, worden deze door de rechter begroot onderaan op de minuut van de staat en wordt daarvan een bevel tot tenuitvoerlegging gegeven, overeenkomstig het akkoord dat de partijen gesloten hebben of tegen de partij of partijen, zoals bepaald voor de consignatie van het voorschot. § 2. Indien de partijen niet binnen de in § 1 bedoelde termijn hun instemming hebben betuigd, kunnen de deskundige of de partijen overeenkomstig artikel 973, § 2, beroep doen op de rechter teneinde de kosten en het ereloon te laten begroten.

De rechter stelt het bedrag vast van de kosten en het ereloon onverminderd eventuele schadevergoeding en intresten.

Hij houdt hoofdzakelijk rekening met de zorgvuldigheid waarmee het werk werd uitgevoerd, de nakoming van de vooropgestelde termijnen en de kwaliteit van het geleverde werk.

De rechter verklaart het vonnis uitvoerbaar tegen de partij of partijen zoals bepaald voor de consignatie van het voorschot. § 3. Deze bedragen zullen in de eindbeslissing als gerechtskosten worden begroot. »

Art. 32.In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 991 bis ingevoegd, luidende als volgt : «

Art. 991bis.Na definitieve begroting nemen de deskundigen het voorschot op ten belope van de hun verschuldigde som. Het eventuele saldo wordt door de griffier ambtshalve aan de partijen terugbetaald in verhouding tot de bedragen die zij in consignatie moesten geven en die zij ook werkelijk hebben geconsigneerd.

De deskundigen mogen slechts een rechtstreekse betaling in ontvangst nemen nadat hun staat van kosten en ereloon definitief is begroot en voor zover het geconsigneerde voorschot ontoereikend is. » HOOFDSTUK III. - Wijziging van het Strafwetboek

Art. 33.Artikel 509quater van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 9 maart 1989 en opgeheven bij de wet van 4 december 1990, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 509quater.Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van tweehonderd euro tot vijftienhonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft de deskundige die, wetende dat een rechtstreekse betaling niet toegelaten is, deze toch aanvaardt van een partij in het geding. » HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen

Art. 34.Deze wet is van toepassing op deskundigenonderzoeken die bevolen worden na de inwerkingtreding van deze wet.

Volgende bepalingen zijn evenwel reeds van toepassing op deskundigenonderzoeken die aanhangig zijn bij de inwerkingtreding van deze wet : - het nieuwe artikel 875bis ; - het nieuwe artikel 972bis, § 1, eerste lid; - het nieuwe artikel 973, § 1; - het nieuwe artikel 974, § 1; - het nieuwe artikel 991, § 2, tweede en derde lid.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 15 mei 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Zitting 2005-2006. Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire stukken : 51-2540 : Nr. 1 : Wetsvoorstel.

Nr. 2 : Amendementen.

Nr. 3 : Advies van de Raad van State.

Nrs. 4 tot 6 : Amendementen.

Nr. 7 : Verslag.

Nr. 8 : Tekst aangenomen door de commissie.

Nr. 9 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de senaat.

Integraal verslag : 12 april 2007.

Senaat : Parlementaire stukken : 3-2390 : Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.

^