Etaamb.openjustice.be
Wet van 16 maart 1999
gepubliceerd op 30 maart 1999

Wet tot wijziging van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
1999022192
pub.
30/03/1999
prom.
16/03/1999
ELI
eli/wet/1999/03/16/1999022192/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 MAART 1999. - Wet tot wijziging van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.In de Nederlandse tekst van artikel 34, § 2, 3° van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, worden de woorden « het in artikel 63, § 1, bedoelde bloedmonster » vervangen door de woorden « de bloedproef bedoeld in artikel 63, § 1, 1° en 2° ».

In de Franse tekst van artikel 34, § 2, 3°, van dezelfde wet, worden de woorden « l'article 63, § 1er » vervangen door de woorden « l'article 63, § 1er, 1° et 2° ».

Art. 3.In titel IV van dezelfde wet wordt een hoofdstuk Vbis ingevoegd, luidend als volgt : « Hoofdstuk Vbis - Andere stoffen die de rijvaardigheid beïnvloeden

Art. 37bis.- § 1. Met gevangenisstraf van vijftien dagen tot zes maanden, en met geldboete van 200 frank tot 2 000 frank of met een van die straffen alleen wordt gestraft : 1° hij die op een openbare plaats een voertuig of een rijdier bestuurt, of een bestuurder begeleidt met het oog op de scholing wanneer de analyse bedoeld in artikel 63, § 1, 3° of 4°, de aanwezigheid in het organisme aantoont van minstens één van volgende stoffen die de rijvaardigheid beïnvloeden : - THC; - amfetamine; - MDMA; - MDEA; - MBDB; - morfine; - cocaïne of benzoylecgonine en waarvan het gehalte gelijk is aan of hoger dan het gehalte bepaald in artikel 63, § 2; 2° hij die een persoon die duidelijke tekenen vertoont van invloed als gevolg van gebruik van één van de stoffen bedoeld in 1° van deze paragraaf, aanzet of uitdaagt tot het besturen van een voertuig of een rijdier of tot het begeleiden met het oog op de scholing;3° hij die aan een persoon die duidelijke tekenen vertoont van invloed als gevolg van gebruik van één van de stoffen bedoeld in 1° van deze paragraaf, een voertuig toevertrouwt om het te besturen of om te begeleiden met het oog op de scholing of een rijdier toevertrouwt;4° hij die op een openbare plaats een voertuig of een rijdier bestuurt of een bestuurder begeleidt met het oog op de scholing gedurende de tijd dat dit hem krachtens artikel 61ter, § 1 en § 2, verboden is;5° hij die, zonder wettige reden, geweigerd heeft : - zich te onderwerpen aan de test bedoeld in artikel 61bis, § 1, of - de bloedproef bedoeld in artikel 63, § 1, 3° en 4°, te laten nemen;6° hij die het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs waarvan hij houder is, in het geval bedoeld in artikel 61quater, niet heeft afgegeven, of het ingehouden voertuig of rijdier heeft bestuurd. § 2. Met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van 400 tot 5 000 frank of met een van die straffen alleen, wordt gestraft hij die, na een veroordeling met toepassing van een bepaling van § 1, deze bepaling binnen drie jaar opnieuw overtreedt. ».

Art. 4.A) In artikel 38, § 1, 1°, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1990 en van 4 augustus 1996, worden de woorden « of 62bis » vervangen door de woorden « , 37bis, § 1, 1°, 4° tot 6° of 62bis; ».

B) Hetzelfde artikel wordt aangevuld met een § 4, luidende : « § 4. De rechter moet het herstel in het recht tot sturen van de vervallenverklaarde uit hoofde van een veroordeling wegens overtreding vermeld in § 1, 1° van dit artikel, en die bovendien lijdt aan een lichaamsgebrek of een aandoening zoals bepaald door de Koning ter uitvoering van artikel 23, 3°, afhankelijk maken van het bewijs door de vervallenverklaarde dat hij dit lichaamsgebrek of deze aandoening niet meer vertoont.

Daartoe dient deze laatste een verzoek in bij een aan het openbaar ministerie gericht verzoekschrift voor het gerecht dat het verval heeft uitgesproken. Tegen de uitspraak van dit gerecht staat geen hoger beroep open.

Wordt het verzoek afgewezen dan kan geen nieuw verzoek worden ingediend vóór een termijn van zes maanden, te rekenen van de datum der afwijzing, is verstreken. ».

Art. 5.In artikel 44 van dezelfde wet, wordt het woord « dagvaarding » vervangen door het woord « verzoekschrift ».

Art. 6.Het artikel 55, 1° van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1990, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° in de gevallen bedoeld in de artikelen 60, §§ 3 en 4, en 61ter, § 1; ».

Art. 7.In de Nederlandse tekst van artikel 59, § 1, 3°, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1990, worden de woorden « aanstalten maakt » vervangen door de woorden « op het punt staat ».

Art. 8.In de Nederlandse tekst van Hoofdstuk IX van Titel IV van dezelfde wet en van artikel 61, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 9 juli 1976, worden de woorden « verbod tot sturen » vervangen door het woord « rijverbod ».

Art. 9.In Titel IV van dezelfde wet wordt een Hoofdstuk IXbis ingevoegd, luidend als volgt : « Hoofdstuk IXbis. - Andere stoffen die de rijvaardigheid beïnvloeden : test en tijdelijk rijverbod

Art. 61bis.- § 1. De in artikel 59, § 1 bedoelde overheidspersonen kunnen de test bepaald in § 2 van dit artikel opleggen : 1° aan de vermoedelijke dader van een verkeersongeval of aan ieder die het mede heeft kunnen veroorzaken, zelfs indien hij het slachtoffer ervan is;2° aan ieder die op een openbare plaats een voertuig of een rijdier bestuurt of een bestuurder begeleidt met het oog op de scholing;3° aan ieder die op het punt staat om op een openbare plaats een voertuig of een rijdier te besturen. § 2. De test bedoeld in § 1 van dit artikel bestaat uit : 1° eerst het vaststellen, door middel van een gestandaardiseerde testbatterij, van uiterlijke tekenen van vermoeden van invloed van één van de stoffen hierna bepaald, op de rijvaardigheid, en, 2° vervolgens, in de veronderstelling dat de tests bedoeld in 1° de uiterlijke tekenen bevestigen, het afnemen van een urinemonster waarop een kwalitatieve immunoassay wordt uitgevoerd voor het vaststellen van de aanwezigheid in het organisme van minstens één van de hierna bepaalde stoffen;beneden het overeenstemmende gehalte wordt het resultaat van de immunoassay niet in aanmerking genomen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De in artikel 59, § 1 bedoelde overheidspersonen treffen de nodige maatregelen inzake de materiële organisatie voor het afnemen van de test en de nodige voorzorgen inzake discretie en hygiëne zodanig dat het privé-leven en de persoonlijke levenssfeer worden geëerbiedigd. § 3. Het verzamelen van de gegevens van de test moet zich beperken tot de gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de overtredingen van deze wet, die op een openbare plaats zijn begaan.

Deze gegevens mogen slechts worden gebruikt voor gerechtelijke doeleinden in verband met de bestraffing van deze overtredingen. § 4. De kosten van de test zijn ten laste van de onderzochte persoon indien de overtreding bepaald in artikel 37bis, § 1, 1°, bewezen is.

De kosten voor de tussenkomst van een geneesheer zijn eveneens ten laste van de onderzochte persoon indien de weigering bedoeld in artikel 61ter, § 1, 3°, niet gewettigd is.

Art. 61ter.- § 1. Het besturen op een openbare plaats van een voertuig of van een rijdier of het begeleiden met het oog op de scholing is verboden aan iedere persoon die een voertuig of een rijdier bestuurde, op het punt stond te besturen of een bestuurder begeleidde met het oog op de scholing, gedurende twaalf uur vanaf de vaststelling : 1° wanneer de test de aanwezigheid in het organisme aantoont van minstens één van de stoffen bepaald in artikel 61bis, § 2;2° wanneer tijdens de test het urinemonster niet kan worden afgenomen of het immunoassay niet kan worden uitgevoerd en de gestandaardiseerde testbatterij bepaald in artikel 61bis, § 2, eerste lid, uiterlijke tekenen van vermoeden van invloed aantoont van één van de stoffen bepaald in hetzelfde artikel;3° in geva1 van weigering van de test zonder wettige reden. Indien de persoon een wettige reden voor de weigering aanvoert, vorderen de in artikel 59, § 1 bedoelde overheidspersonen een geneesheer om het ingeroepen motief te beoordelen. De inhoud van de wettige reden mag door de geneesheer niet worden onthuld als ze door het medisch geheim wordt gedekt.

Indien de persoon desondanks uiterlijke tekenen vertoont van vermoeden van invloed van één van de stoffen bepaald in artikel 61bis, § 2, 2°, op de rijvaardigheid, dan is het rijverbod van twaalf uur wel van toepassing. § 2. Vooraleer aan de persoon wordt toegestaan om opnieuw een voertuig of een rijdier op een openbare plaats te besturen of de bestuurder te begeleiden met het oog op de scholing, wordt hem een nieuwe test, bedoeld in artikel 61bis, § 1, opgelegd.

Het rijverbod wordt telkens hernieuwd voor een periode van zes uur wanneer de test de aanwezigheid in het organisme aantoont van één van de stoffen bepaald in artikel 61bis, § 2, of wanneer, in het geva1 van § 1, 2°, van dit artikel, uiterlijke tekenen worden vastgesteld van vermoeden van invloed van één van deze stoffen op de rijvaardigheid. § 3. De overheidspersonen bedoeld in artikel 59, § 1, zijn belast met de toepassing van dit artikel.

Art. 61quater.- Iedere persoon aan wie een rijverbod, bedoeld in artikel 61ter, is opgelegd, moet op verzoek van de politie of de rijkswacht het rijbewijs, of het als zodanig geldend bewijs waarvan hij houder is, afgeven voor de duur van het rijverbod.

Wanneer de afgifte niet dadelijk kan gebeuren of wanneer de persoon aan wie het verbod is opgelegd niet verplicht is houder te zijn van een rijbewijs of van een als zodanig geldend bewijs, wordt het voertuig of het rijdier dat hij bestuurde of op het punt stond te besturen, op zijn kosten en risico, ingehouden.

Na het verstrijken van de verbodstermijn wordt het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs niet teruggegeven indien artikel 55 wordt toegepast. ».

Art. 10.In de Nederlandse tekst van dezelfde wet wordt in het artikel 62, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996, en in het artikel 63, § 1, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1990, het woord « overheidsagenten » vervangen door het woord « overheidspersonen ».

Art. 11.In artikel 63 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1990 worden volgende wijzigingen aangebracht : A) in de Nederlandse tekst van § 1 worden de woorden « verplichten een bloedmonster te laten nemen » vervangen door de woorden « een bloedproef laten ondergaan »;

B) § 1 wordt aangevuld met de volgende bepalingen : « 3° in het geval de test bedoeld in artikel 61bis § 2, 2°, de aanwezigheid in het organisme aantoont van minstens één van de stoffen die er zijn bepaald; 4° in het geval de test bedoeld in artikel 61bis, § 1, hetzij niet kon worden uitgevoerd hetzij geweigerd werd om wettige redenen en de persoon uiterlijke tekenen vertoont van vermoeden van invloed van één van de stoffen bepaald in § 2 van hetzelfde artikel op de rijvaardigheid of zich bevindt in de aan dronkenschap soortgelijke staat bedoeld in artikel 35.»;

C) de §§ 2 en 3 worden vervangen als volgt : « § 2. In het geval van § 1, 3° en 4°, van dit artikel bestaat de bloedanalyse uit een kwantitatieve bepaling op plasma door middel van gaschromatografie - massaspectrometrie met gebruik van gedeutereerde interne standaarden voor één of meerdere van de navolgende stoffen; beneden het overeenstemmende gehalte wordt de analyse niet in aanmerking genomen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 3. De in artikel 59, § 1 bedoelde overheidspersonen moeten op verzoek van de personen bedoeld in 1° en 2° van dezelfde paragraaf en bij wijze van tegenexpertise deze personen een bloedproef laten ondergaan door een daartoe opgevorderde geneesheer : - indien de ademanalyse, bekomen na toepassing van artikel 59, § 3, een alcoholconcentratie van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet; - in de gevallen vernoemd in § 1, 3° en 4° van dit artikel. § 4. De kosten van het nemen van de proef en van de bloedanalyse komen ten laste van de onderzochte persoon : - indien de overtreding bepaald in artikel 34, § 2, 1°, bewezen is, of - indien de overtreding bepaald in artikel 37bis, § 1, 1°, bewezen is. § 5. Het inzamelen van de gegevens van de bloedproef bedoeld in § 1, 3° en 4°, van dit artikel beperkt zich tot deze die strikt noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de overtredingen van deze wet, die op een openbare plaats zijn begaan.Deze gegevens mogen slechts worden gebruikt voor gerechtelijke doeleinden in verband met de bestraffing van deze overtredingen. ».

Art. 12.In artikel 68 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1990, worden de woorden « en 35 » vervangen door de woorden « , 35 en 37bis, § 1, 1° en 4° tot 6°. ».

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 16 maart 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Justitie, T. VAN PARYS De Staatssecretaris voor Veiligheid, J. PEETERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Gedr.St. van de Kamer van volksvertegensvoordigers : - 1840 - 98/99 : Nr. 1 : Wetsontwerp. - Nr. 2 : Verslag. - Nr. 3 : Amendement. - Nr. 4 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Handelingen van de Kamer : 21 januari 1999.

Gedr. St. van de Senaat : 1-1241 - 1998/1999 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers. - Nr. 2 : Verslag. - Nr. 3 : Tekst aangenomen door de commissie.

Handelingen van de Senaat : 3 en 4 maart 1999.

^